HOOFDSTUK XIV

Kennedy raapte zijn vijfhonderd dollars op en overhandigde ze aan de jongen. Toen zei hij: «Wat was ik ook weer, zei je?» «Een onsportieve schijtlaars,» antwoordde Angel Ray met een flauw glimlachje. «Ik wilde het graag nog eens horen, dan wist ik het zeker,» zei Kennedy.

«Een onsportieve schijtlaars heb ik gezegd,» zei Angel Ray minzaam. «Nu weet je het tenminste heel zeker.»

«Zo is dat,» antwoordde Kennedy. «Maar misschien kunnen we samen een eindje om lopen om dit uit te praten.»

« Dat kun je hebben, ouwe jongen,» zei Angel Ray rustig, «je zegt maar waarheen.»

«Rustig nou, jongens,» mengde Stew Malone zich in het gesprek. «Jullie weten dat Doc niet van die geintjes houdt. Daar kun je het grootste gelazer mee krijgen.»

«Ja, dat weet ik,» zei Angel Ray, «maar die grote lummel treitert me al een maand lang en nou kan hij zijn zin krijgen, dat doodbiddersbakkes!»

«Je weet wat Doc zegt,» zei Stew Malone plechtig.

«Ik heb maling aan Doc,» explodeerde Kennedy.«Ik zal dit klein stuk ongeluk met zijn meisjessmoelwerk zijn streken eens goed afleren en...»

«Kennedy!» klonk een stem uit de deuropening van de hut. Alle hoofden wendden zich als op commando in die richting. En Jackson zag een man van gemiddelde lengte in de deuropening staan, nogal gedrongen van bouw met een groot hoofd op zijn schouders en een echt veldheersgezicht, intelligent en resoluut. Hij wist zonder het te vragen dat dit Doc Hayman moest zijn. Onverschillig de moraal van de man maakte de geestelijke kracht die uit zijn gezicht en uit zijn ogen sprak, hem tot onbetwist leider van deze schare.

«Ja, Doc?» zei Kennedy, instinctief in de houding springend als een soldaat.

Maar Jackson vermoedde dat die strakke rug van hem eerder te wijten was aan de kilte die door zijn ruggestreng liep. Iets van die kilte voelde Jackson ook in zijn eigen rug.

«Hoor eens, jongens,» zei Hayman niet onvriendelijk, «ik heb jullie vaak genoeg gewaarschuwd dat er hier onderling niet gebakkeleid mag worden. Onderlinge vriendschap is de kurk waarop een organisatie als de onze drijft en bij onderlinge twist zouden we alleen de sheriffs en marshals maar in de kaart spelen. Daarom waarschuw ik jullie nu voor de laatste keer: als er hier gevochten wordt, reken ik persoonlijk met de overlevende af.» Hij kwam een stap naar voren uit de deuropening en voegde eraan toe:

«Jullie zijn het jongste en meest waardeloze stel van de hele ploeg. En jullie hebben het gewaagd me in mijn slaap te storen met dat helse lawaai. Als ik niet zo weekhartig van aard was, zou ik geen stuk van jullie heel laten. En ik ben nog niet met mezelf eens of ik het niet zal doen.»

Opnieuw deed hij een stap naar voren. Hoewel doodsbleek week Angel Ray niet terug, maar Dick Kennedy deinsde een stap achteruit en wierp een gejaagde blik opzij als op zoek naar een vluchtweg.

Het kwam Jackson voor alsof er hypnotische kracht uitging van de zwarte brandende ogen van Doc. Hij was blij dat ze niet op hem gericht waren. En hij begon zich schrap te zetten voor de onvermijdelijke confrontatie.

Doc deed nog een stap naar voren. Hij wuifde de beide boosdoeners met een armgebaar van zich af.

«Maak dat je onder mijn ogen uit komt, jullie, en laat je de eerste vierentwintig uur niet meer zien. Is dat begrepen?» Als bange rekruten maakten ze rechtsomkeert. Alleen Angel Ray keerde zich nog eens om bij de hoek van het huis. Een revolver was al als bij toverslag in de hand van Doc verschenen, maar hij vuurde niet. Angel Ray had alleen nog maar iets te zeggen. «Ik laat me niet commanderen als een hond,» zei de jonge Ray.

Doc gaf geen antwoord. Hij keek alleen maar en Ray verdween haastig rond de hoek.

Toen hij verdwenen was, toverde Doc Hayman zijn revolver weg met een snelheid die zelfs Jackson versteld deed staan.

Toen wendde Hayman zich tot Doublé Deck Joe.

«Ik heb je toch gezegd nooit een nieuwe man mee hierheen te brengen voordat ik zelf zijn gezicht bekeken heb,» zei hij.

Doublé Deck kwam met knikkende knieën overeind.

«Deze knaap hier vormt een uitzondering, Doc,» zei hij.

«Ik duld geen uitzonderingen,» zei Doc. «Ik stel de regels hier vast en die worden gehoorzaamd. En als er uitzonderingen gemaakt worden, dan is het door mij.»

Hij wendde zich tot Jackson.

Deze laatste zat nog steeds in kleermakershouding op de grond. Hij hief het hoofd een eindje op en keek Hayman recht in de ogen.

Het waren ogen donker als de nacht met heel in de diepte een licht erin als een weerspiegeling op water in de verte. Jackson voelde de verlammende hypnotische macht die de ogen uitstraalden. En Jackson voelde het koude zweet op zijn voorhoofd parelen. «Sta op,» zei de Dokter. Jackson bleef zitten waar hij zat. «Sta op,» herhaalde Hayman kil.

Eensklaps had Jackson een gevoel alsof de lucht om hem heen als met elektriciteit was geladen. Het leek wel alsof hij de woorden uit zijn tenen moest halen, maar hij was trots op de standvastigheid van zijn stem toen hij zei: «We zijn hier niet in een schoollokaal, Hayman.» Jackson zag het vuur opvlammen en uitdoven in de ogen van de andere man. Hayman knikte, bijna goedkeurend.

«Je hebt gelijk, Doublé Deck,» zei hij. «Ik neem je dit niet kwalijk. Dit is inderdaad een uitzondering. Hoe heet hij?»

« Manhattan Jesse.»

«En hoe nog meer?» snauwde Hayman Jackson toe.

«De rest is voor de burgerlijke stand,» zei Jackson. Een flauw glimlachje verscheen en verdween op Doc Haymans lippen. «Wil je even mee naar binnen komen, Manhattan?» zei hij. En zich omkerend stapte hij de hut weer in. Jackson stond op en volgde, al zijn zenuwen tot het uiterste gespannen. Maar toen hij in het halfdonker van de hut tegenover de ander stond, begreep hij dat dit verkeerd van hem was - die nerveuze geladenheid, terwijl Hayman volkomen ontspannen bleef. Jackson dwong zich tot iets meer kalmte. Hayman zei:

«Je transpireert, Manhattan.»

«Ja,» gaf Jackson zonder omwegen toe. «Je bent een hard man om te ontmoeten, Hayman, en je bent een hard man om tegen in te gaan. Dat is de zuivere waarheid.»

«Dat is de zuivere waarheid,» echode Hayman. «Ik ben een hard man om tegenin te gaan. Er zijn er een paar die het geprobeerd hebben, maar veel plezier hebben ze er niet van gehad. Ben je gekomen om je bij me aan te sluiten?»

«Ik kom eerst eens een kijkje nemen,» zei Jackson. «Een kijkje nemen? Dat is hier echt de gewoonte niet, Manhattan. Het is hier of het een of het ander.» Hij maakte een duimgebaar omlaag om te kennen te geven wat hij met dat ander bedoelde. «Je hebt mijn mannen in het gezicht gekeken. Dat houdt in dat we je niet meer kunnen laten gaan.»

«Wat ik heb gezien,» zei Jackson, «was met mijn ogen en mijn ogen hebben niets met mijn tong te maken. Maar zoals ik al zei, ik kwam eens een kijkje nemen om te zien of ik hier aard zou kunnen krijgen.»

Hayman produceerde weer zijn flauwe glimlachje.

«Jij bent wel een ijskoude, Manhattan,» zei hij. «Maar laten we terzake komen. Je ziet dat ik nog bereid ben om te praten... zolang als het duurt!»

«Ik ben bereid de tweede viool bij je te spelen,» zei Jackson. «Maar bij niemand anders. Orders accepteer ik niet, maar adviesen ben ik graag bereid te luisteren. Lijkt je dat een redelijk voorstel? Zo niet, dan pak ik mijn paard en stap weer eens op.»

«Nee,» zei Doc Hayman, «het lijkt me geen redelijk voorstel. Maar jij pakt je paard niet en je stapt niet op!»

Nu het ultimatum eenmaal was gevallen, wachtte Jackson bijna lijdzaam af. Hij had weinig keus. Zelfs als hij een schietijzerduel met Doc Hayman zou kunnen winnen, zou hij kansloos zijn tegen de rest daarbuiten. Er zat niets anders op dan af te wachten.

«Ik hoop dat je mijn positie begrijpt, Manhattan, even aangenomen dat je zo heet,» zei Hayman. «De man die me dood of levend uitlevert aan de wet kan zo vijftigduizend dollars opstrijken voor zijn moeite. Dat is een bedrag groot genoeg om zelfs een man van jouw kaliber verlekkerd te maken, Manhattan. Maar dat terzijde. Ik zie dat ik in jou te maken heb met een kerel met moed, een kerel met wilskracht en een kerel met hersens. Je bent materiaal dat ik zou kunnen gebruiken tot wederkerig welzijn. Maar als je voor me werkt, dan is het onder dezelfde voorwaarden als de stomste krachtpatser die ik onder me heb staan.»

Hij sprak zonder enige aanstellerij of bravour. En Jackson wist dat de ander nooit op zijn voorstel zou ingaan. Doc Hayman was de geboren veldheer, de generaal. Zij die zich bij hem aansloten, waren zijn ondergeschikten, zijn pionnen, niet zijn strijdmakkers.

En Jackson knikte. Hij wees naar de tafel. Daarop lag een groot combinatieslot omringd door fijne stalen instrumentjes alsof iemand had getracht het slot uit elkaar te halen.

«Je weet, Hayman,» zei hij, «dat alles een prijs heeft?»

«Dat is waar,» beaamde Hayman. «Welke prijs ben jij bereid te betalen?»

«Ik ben bereid de gedachten van dat combinatieslot voor je te lezen.» '

Hayman veerde op.

«Ken jij dat slot dan?»

«Ik heb het nog nooit eerder gezien.»

«Hoeveel tijd vraag je dan om het te lezen?»

«Een half uur.»

De ander dacht even na. Toen zei hij:

«Ga maar even terug naar de jongens buiten. Ik zal de combinatie instellen. Dan zal ik je naar binnen roepen en je een half uur hier alleen laten om de combinatie te vinden. Als het je lukt... dan ben je me zelfs de onafhankelijkheid waard, waarom je vraagt. Dan zal ik je tot mijn adjudant maken. Maar als het je niet lukt...»

Hij maakte een handgebaar alsof hij iets uiteen wuifde en Jackson wist dat daarmee zijn leven bedoeld werd.

En dus verliet hij de hut en terwijl hij dat deed, hoorde hij Hayman achter zich zeggen:

«Malone, houden jij en de anderen Manhattan even voor me in de gaten? Houd hem hier maar bij de hand recht voor de hut.»

«Zeker, chef,» zei Malone en zonder enige haast trok hij een revolver en richtte die op Jackson, die er zich van bewust was dat Bud Maker hetzelfde had gedaan achter zijn rug.

Toen viel de deur dicht en Jackson wist dat Doc het slot op de gecompliceerdste combinatie zou instellen die hij maar zou kunnen vinden. En die gedachte baarde hem niet weinig zorg. Om zijn plan met de bende ten uitvoer te kunnen brengen, moest hij natuurlijk over een bepaald gezag beschikken en wel zo snel mogelijk. Dat daarvoor enig risico genomen moest worden, was natuurlijk onvermijdelijk, maar hij had het onprettige gevoel nu veel te veel hooi op zijn vork geladen te hebben.

«Sorry,» hoorde hij Stew Malone zeggen, «maar je weet hoe het is met de Doc. Als hij een order geeft, hebben wij die maar te gehoorzamen. Als je dus zo goed wilt zijn, Manhattan, om daar te gaan zitten en je handen machtig stil te houden, krijgen we geen abuizen en hoeft er niet met schietijzers gewerkt te worden.»

Jackson gaf volgaarne gehoor aan het verzoek. En terwijl hij plaats nam, zag hij een jongeman op een fraai zwart paard, nu dik onder het stof en schuimbedekt de open plek op komen rijden. Hij wuifde het groepje toe en verdween achter het huis.

Het was Jack Tucker en hij was alles wat die foto van hem had beloofd - lang, kaarsrecht, breedgeschouderd, het echte type van de stoere ruiter van het Wilde Westen. Zijn kin sprak van moed, zijn oogopslag van gevaar. Hij kwam even later terug van de corral met het zware zadel losjes over zijn schouder.

«Hoe is het gegaan, Jack? » zei Stew Malone.

Alvorens antwoord te geven, bekeek Jack Turner Jackson van hoofd tot voeten met de onbeschaamde blik van de jonge braniemaker die nog nooit op zijn nummer is gezet.

«Wie is dat?» vroeg hij.

«Manhattan Jesse,» zei Stew Malone. «Doublé Deck Joe is met hem aan komen rijden en Doc is iets voor hem aan het bekokstoven binnen, denk ik. Wat heb je gezien, Jack?»

«Ze schijnen ergens lucht van gekregen te hebben,» zei Jack, zijn zadel neergooiend. «Ze hebben een nieuwe nachtwaker aangenomen. Ik heb de oude gesproken en hij zegt dat ze hem goed in de gaten houden. Hij zegt dat we beter een poos kunnen wachten tot alles wat rustiger is.»

«Doc is anders geen man om te wachten,» merkte Stew Malone op.

«Ik hoop dat hij niet zal wachten ook,» zei Tucker. «Ik heb dat gehucht eens goed bekeken. Een paar schoten door de bovenramen van het hotel en geen kip zal zich nog op straat wagen. Die anderhalve man en een paardekop daar zullen ons geen schijntje last bezorgen.»

«Hoe slaperiger ze er soms uitzien, hoe harder ze vechten,» antwoordde Stew Malone. «Daar zou ik je staaltjes van kunnen vertellen.»

Jack Tucker haalde onverschillig de schouders op. «Ik garandeer je dat we met zes man die van wanten weten dat hele Alexandrië in onze binnenzak steken, met de bank erbij.»

Stew Malone grinnikte. «Je bent nog een beetje jong, joch,» zei hij. Jack Tucker trok dat prompt op zijn fatsoen. «Maar toch te oud om me door jou de les te laten lezen, Malone!» verklaarde hij. Het glimlachje week uit Malones ogen. «Luister eens, jochie,» zei hij, «het wordt hoog tijd dat iemand jou eens goed op je nummer zet met die grote bek...» Zijn eigen mond klapte eensklaps dicht, want de deur ging open en in de opening verscheen Doc Hayman, zijn ogen op Jackson gericht.

«Kom maar binnen, Manhattan,» zei hij, «en doe maar net of je thuis bent. Neem maar rustig je tijd voor dat karweitje. Je hebt er een vol half uur voor.»

Jackson stapte naar binnen. De deur werd achter hem gesloten en hij nam plaats aan de tafel waarop het zware slot lag uitgestald, een glanzende massa staal.

Jackson was bepaald geen leek op het gebied van sloten en hun geheimen. Integendeel, hij had er zijn halve leven lang

een hobby en een wetenschap van gemaakt en het was een liefhebberij die hem bepaald geen windeieren had gelegd in zijn lange loopbaan. De bankkluizen die gezwicht waren voor zijn magisch gevoelige vingers en waarlijk vlijmscherp gehoor waren niet op de vingers van twee handen te tellen.

Maar hij wist nu voor de zwaarste opgave van zijn hele carrière te staan; en hij wist ook dat hij dat half uur bitter hard nodig zou hebben. Hij bond een zakdoek voor zijn ogen om als het ware al zijn gevoelszenuwen te kunnen concentreren op zijn vingers en op zijn gehoor.

Het eerste cijfer vond hij na een kwartier - zestien. Het tweede zes minuten later - honderdvijftien. Nog veertien minuten dus voor het derde en laatste cijfer en hij herademde al. Maar het leek wel alsof zijn gevoelszenuwen eensklaps afgestompt waren; hoe hij ook draaide en luisterde, hij kon het laatste beslissende cijfer niet vinden. Het werd een slopend gevecht tegen de tijd, een verschrikkelijke strijd tegen zijn eigen zenuwen. Hij had nog twee minuten toen hij iets meende te horen klikken op tweeënnegentig. Razend snel draaide hij nu de drie cijfers achtereen en... het zware slot ging eensklaps open.

Met de zakdoek waarmee hij zijn ogen had afgeveegd veegde hij snel het zweet van zijn voorhoofd en uit zijn nek. Hij had juist een sigaretje opgestoken toen er op de deur werd geklopt. «Ben jij dat, Hayman?» riep hij opgewekt. «Ja, ik ben het,» antwoordde de harde, besliste stem van Doc Hayman. «Heb je me iets te laten zien daarbinnen?»

«Och, niets van belang,» zei Jackson nonchalant. «Maar als het je interesseert...»

De deur werd eensklaps open geduwd en daar stond Hayman voor hem. Hij wierp een snelle blik op Jacksons gezicht en toen gleden zijn ogen met een ruk naar het combinatieslot. Toen hij zag wat ermee gebeurd was, kwam hij met een snelle schrede naar voren, het gezicht getekend door ongelovigheid. «Grote hemel, Manhattan,» zei hij, «jij kende dat slot al!»

«Dat is voor jou een vraag en voor mij een weet,» zei Jackson luchtig. Hayman wierp hem een lange doordringende blik toe en

knikte toen.

«Het is een zwaar karwei geweest, niet waar?» zei hij.

Jackson besloot tot een eerlijk antwoord.

«Ik had nog precies twee minuten over,» zei hij. En toen glimlachte hij, dat kille glimlachje dat zovele mannen gezien hadden - en sommigen vlak voor hun dood.

Doc Hayman knikte opnieuw. Hij tilde het massieve zware slot op in zijn handen en bekeek het, als trachtte hij de praktische betekenis van de prestatie van de andere man af te wegen. Nog steeds naar het slot kijkend zei hij tenslotte: «Manhattan, hoe is jouw werkelijke naam?»

Jackson zei niets. Hij haalde slechts de schouders op.

«Ik vraag het je,» vervolgde de ander, «omdat ik weet dat je een soort beroemdheid moet zijn. De knaap die dit slot heeft geopend, moet het hart van menig sheriff en marshal gebroken hebben. Dat is gegarandeerd zeker. Ik kan je natuurlijk niet dwingen je ware naam te noemen. Maar er is een ding dat ik me afvraag.»

«En dat is?» zei Jackson.

«Wat je hier komt doen,» zei Hayman nog steeds zonder de ander aan te kijken.

«Och, iedereen wil graag goed geld verdienen,» zei Jackson weinig overtuigend.

Doc moest er om lachen.

«Manhattan,» zei hij, «een man die zo'n slot zonder sleutel kan open krijgen, heeft niemand anders nodig om de kost te kunnen verdienen. Man, je bent in staat om de zwaarste kluizen open te toveren en met ware fortuinen naar buiten te wandelen. En toch wil je me wijsmaken dat je hierheen gekomen bent voor het geld!»

Hij knipte minachtend met de vingers.

«Het is niet alleen het geld,» zei Jackson. «Er is nog iets anders ook.»

«Wat dan?»

«Er is Doc Hayman,» zei Jackson.

«Oh? Wilde je mij misschien lezen zoals je dit slot gelezen hebt?»

«Waarom niet?» zei Jackson kalm.

Voor de eerste maal sinds zijn binnen komen, keek Doc Hayman Jackson nu weer recht in de ogen.

«Manhattan,» zei hij, «dat lieg je! Omdat je weet dat ik van ingewikkelder spul gemaakt ben dan staal. Maar we zullen eens zien wie van ons de ander het beste kan lezen. Het kan heel interessante lectuur worden.»