HOOFDSTUK III

In fiks tempo verder marcherend bereikte hij een klein beekje en daarin leidde hij de mustang om het arme dier te drenken en te verfrissen.

Veel bleek het echter niet geholpen te hebben, want toen Jackson zich even later in het zadel hees, ging het paard bijna onder hem door de knieën, zo totaal was de staat van uitputting waarin het verkeerde. Het was zelfs de vraag of het arme dier de doorstane ontberingen nog wel ooit te boven zou komen. Deze gedachte was het die een wanhopig plan in hem deed opkomen. Als hij van paard zou kunnen wisselen onder de ogen van de posse, maar op een dergelijke afstand dat zelfs de scherpe ogen van Tex Arnold niet zouden kunnen zien of hij Larry Burns was of niet, dan zou hij een goede kans maken de ruiters op zijn spoor te houden. Met dat wisselen van paarden, zou hij zich echter tevens tot een dief maken, en een dief in de laagste betekenis die het Westen aan het woord kon hechten: een paardendief!

Ze hadden hem in het verleden al van tal van misdaden beschuldigd, terecht en ten onrechte. Maar van paardendiefstal nog nooit. Hij had echter eenmaal A gezegd en hij zou B moeten zeggen ook. Het leven van Larry Burns hing ervan af. En met een beetje geluk zou hij in de weilanden van Ben Grogan kunnen komen en zich een van Grogans mustangs toeeigenen.

Daarom keerde hij de beschermende bossen opzettelijk de rug toe en zette koers naar het noorden in de richting van de Grogan-ranch. En toen hij onder de bomen uit reed, hoorde hij voor de eerste maal sinds geruime tijd weer het geblaf en gejank van de honden, ergens heel ver achter zich.

Het was een geestelijke kwelling stapvoets te moeten rijden, maar meer vaart kon het arme dier niet opbrengen.

Een kwart mijl verder zag hij de eerste omheining van de Groean-ranch met de drie rijen prikkeldraad glinsterend in het licht van de middagzon. Een lichte nevel hing in het dal en kreeg een zilveren glans door het zonlicht. Het was een vredig toneeltje, maar hij had er geen ogen voor - hij luisterde slechts naar het snel aanzwellende lied van de meute.

Hij bereikte de eerste omheining en het eerste hek. Hij steeg af, leidde de mustang door het hek en sloot het weer. Het was een vrij klein veld, een paar honderd schreden in het vierkant. En in de andere hoek groepten enkele paarden bijeen onder een paar bomen. Ze stonden daar bewegingloos, loom in de namiddag-hitte.

Maar nu hoorde hij uit de bossen achter zich de meute aankomen. Hij keerde zich even om in het zadel en glimlachte toen hij in de verte de kaarsrechte gestalte van marshal Tex Arnold herkende.

Hij wendde zich weer naar de paarden. Hij was op dit ogenblik bijna geheel van het lot afhankelijk. Als het een wild groepje paarden was daar in die hoek dat zich bij zijn nadering zou verspreiden, dan was hij verloren. Weliswaar had hij een lasso bij zich maar een meester met de lasso was hij nooit geweest; voor het ruwe werk schenen zijn gevoelige handen nooit bestemd geweest te zijn.

Enkele paarden sloegen op de vlucht toen hij naderbij kwam, maar de meeste bleven staan. Hij had zijn lasso klaar voor de worp en hij koos zich een forse pinto die eruit zag alsof hij bergen kon verzetten, als doelwit uit. Maar juist toen hij zijn worp wilde maken, schoot het hele groepje eensklaps als een openklappende waaier uiteen en maakte zich snuivend uit de

voeten.

Hij maakte zijn worp toch, maar wist onmiddellijk dat hij gemist had - de afstand was te groot geweest, althans voor onbedreven handen als de zijne. En zo zag hij de kronkelende lus gewoon langs de borst van de pinto weggüjden en in het gras neerkomen. Hij had verloren!

Of toch niet? Want terwijl hij de andere in volle galop weg zag stormen de meute en de ruiterschare daar ergens achter hem tegemoet, bleef de pinto staan met opgeheven hoofd, gespreide benen en platliggende oren.

Het paard stond er helemaal bij als een dat door de lasso was gestrikt. En eensklaps begreep Jackson waarom. Het dier had het zwiepende touw gevoeld en het wist uit ervaring dat een lasso verduiveld pijn kon doen wanneer verzet werd geboden. En daarom bleef de pinto lijdzaam staan en liet zich lijdzaam tuig en zadel aanleggen. Terwijl hij de buikriemen vastgespte, schatte Jackson met een snel oog de afstand die hem nog van de posse scheidde en met opluchting zag hij dat ze nog ver genoeg weg waren om absolute wederzijdse herkenning mogelijk te maken.

Hij steeg snel op en met een laatste blik op de afgetobde mustang die eindelijk zijn welverdiende rust zou krijgen en die daarbij tevens als overtuigend bewijsmateriaal zou dienen, gaf hij zijn nieuwe aanwinst de sporen.

De posse, leerde hem een snelle blik achterom, bevond zich ook al binnen het prikkeldraad. Ze hadden zich niet de moeite getroost naar het hek te zoeken. Drie snelle knauwen met een draadtang waren voldoende geweest de weg voor hen vrij te maken. Aangerichte schade zou later desgewenst door het rijk

vergoed worden!

En terwijl Jackson nu in volle galop voortstormde, genietend van de nieuwe ongebreidelde kracht die hij onder zich voelde, klonk eensklaps een schelle krijsende stem vanuit een der bomen waar de paarden bijeen hadden gestaan.

Hij keek op en daar tussen de takken herkende hij het sproetige gezicht van de kleine Dick Grogan, de enige zoon van de rancher. En de handen tot een spreektrompet gevouwen om zijn stem meer draagwijdte te geven schreeuwde Dick Grogan uit volle borst: «Paardendief! Paardendief! Jackson, ga van mijn paard af! Paardendief!... Paardendief!»

De euveldaden in het verleden door Jackson uitgehaald vormden een hele waslijst, maar er was er geen een bij zo schurkachtig als die waartoe hij zich nu bijna had laten verleiden. Want die stem ging door hem heen als een salvo kogels toen het tot hem doordrong dat dit het einde van zijn leven als fatsoenlijk burger betekende. De stem van die blaag in die boom zou hem uit de rijen der brave burgers stoten en eens te meer degraderen tot een opgejaagd bandiet. Alle kans nog ooit met de vrouw van zijn dromen te kunnen trouwen zou verkeken zijn. Het zou zijn ondergang zijn, totaal en onomkoombaar.

En in zijn eerste woedende reactie rukte hij dan ook een revolver uit het holster om die schelle stem te smoren, te smoren in bloed. Het joch was te beduusd om weg te duiken en het was al niet meer nodig ook, want grommend had Jackson zijn revolver alweer weggestoken en opnieuw wijdde hij zijn aandacht aan zijn paard.

Met veel minder geestdrift dan even te voren echter. Wat had het nog voor zin te vluchten waar hij slechts zwarte ellende voor zich zag? En allemaal door die schurk en moordenaar van een Larry Burns!

Ook hij, Jackson, was vaak genoeg opgejaagd geweest in het verleden, maar had hij er ooit een vriend voor laten opdraaien? Een vriend? Burns was niet eens een vriend van hem. Hij had alleen maar zijn goede hart laten spreken en nu moest hij daar zelf voor boeten!

Een kil flauw glimlachje verscheen op Jacksons lippen terwijl hij verder stormde. Het hek doemde voor hem op. Het interesseerde hem nauwelijks of ze er overheen zouden komen, dan wel er zich te pletter op lopen. Maar de pinto zeilde er overheen, een beetje onwennig weliswaar, maar met voldoende ruimte. Ze kwamen aan de andere kant neer en stormden verder.

Een blik achterom leerde Jackson dat ook de ruiters van de posse bezig waren van paarden te wisselen. Het zou echter wel even duren voordat ze die steigerende mustangs in bedwang en opgezadeld hadden en ondertussen zou hij mijlen op ze uit kunnen lopen. Maar wat deed het er nog toe? Waarheen hij ook ging, overal zou hij slechts één eindbestemming vinden: de complete ondergang. Zijn bezittingen, zijn paarden, zijn land, alles zou door de wet geconfisceerd worden. Opnieuw glimlachte hij zijn flauwe kille glimlachje, terwijl hij de pinto tot groter spoed aanspoorde. Jackson - paardendief!

Ze hadden hem een revolverbandiet, een oplichter, een valsspeler, een bankrover en een struikrover genoemd in de oude tijd.

Maar nu was hij een paardendief.

De weg begon sterk te klimmen. Hij bracht de galop van de mustang tot stapvoetsgang terug. Het dier hijgde zwaar, maar het was een gezonde vermoeidheid, constateerde hij tevreden.

Hij bereikte het einde van de stijging en bevond zich nu op een heuvelkam met voor zich geaccidenteerd terrein, deels bebost, deels open. Links van zich kon hij het huis van Grogan zien liggen, kleiner dan zijn handpalm in de verte. En recht voor hem reikten de ongenaakbare toppen van het hooggebergte naar de hemel.

Het glimlachje van Jackson was niet kil en flauw meer terwijl hij ernaar keek. Want dat was zijn wereld, daar voelde hij zich thuis.

Hij wendde zich om in het zadel en wierp een blik achterwaarts. Heel, heel ver weg in het gouden avondlicht zag hij de posse stromen, zo ver weg dat geen enkel geluid tot Jackson doordrong en ze kwamen hem voor als dwergen die de euvele moed hadden een reus te achtervolgen.

In de schemering leidde Jackson de posse naar de kronkelingen van de Bitter Spring Canyon en na het vallen van de duisternis wachtte hij verdekt opgesteld tussen de chaos van rotsblokken tot hij de marshal langs zag trekken met zijn posse, een vermoeide karavaan. De honden waren het spoor kwijtgeraakt op de harde rotsbodem van de canyon, maar de marshal dreef de uitgeputte dieren genadeloos voort in de hoop dat ze het ergens weer zouden vinden.

En zo trokken ze langs en Jackson wachtte tot het geluid van de stemmen was weggestorven in de verte. Toen sloeg hij de terugweg in door het ravijn en zette pijlsnel koers naar zijn eigen huis.

De hele nacht bleef hij doorrijden en bij het eerste ochtendgloren zag hij de bekende omtrekken van het dak boven de bomen uitsteken. Hij naderde voorzichtig, steeg af en sloop te voet verder.

De voordeur bleek gesloten, maar sloten vormden slechts een dubieuze bescherming tegen de magische toverkracht van Jacksons handen. In een oogwenk had hij de deur open met zijn haaksleutel en door het halfduister van de gang sloop hij naar de deur van de kamer die voor Mary en hemzelf bestemd was geweest. Hij luisterde aan de deur, maar de ademhaling die hij hoorde, was niet die van Mary, maar van een man.

Ook die deur opende hij en steels als een kat sloop hij naar het bed, waar hij het gezicht van Larry Burns herkende.

Hij zou verbitterd hebben kunnen lachen om Burns in zijn eigen bed te zien, maar Jackson was niet in de stemming om te lachen. Hij schudde de slapende man bij de schouder en Burns ontwaakte grommend, richtte zich dan eensklaps op en klauwde met een hand onder zijn hoofdkussen.

«Ik ben het, Burns,» zei Jackson. «Jesse Jackson.»

Burns liet zich terugvallen op het bed en legde een hand over zijn hart.

«Je had me wel een beetje anders wakker kunnen maken ook,» zei hij grommend. «Man, je hebt me bijna een hartverlamming bezorgd.»

«Hoe is het afgelopen?» vroeg Jackson gespannen. .

«Hoe het hier afgelopen is?» antwoordde Burns, met een geeuw weer overeind komend. «Dat is zo belangrijk niet. Hoe heb jij die knol genoeg leven kunnen inblazen om de marshal uit handen te blijven?»

«Tex Arnold is een beetje op dwaalwegen geraakt, meer niet,» zei Jackson. «Maar wat ik wil weten is wat er hier gebeurd is?»

«Wel, een hoop gelazer,» zei de bandiet en gaapte opnieuw. «Hoe knapper vrouwen zijn, hoe minder hersens hebben ze. En dat is met dat meisje van jou precies hetzelfde.»

«Waar is ze dan?» vroeg Jackson, terwijl zijn lippen zich plooiden in een wrang grijnslachje. «Alleen niet onbeschoft worden.»

«Ik ben niet onbeschoft,» zei Larry Burns. En hij geeuwde opnieuw en rekte zich omstandig uit. «Man, ik zou wel een hele week aan een stuk door kunnen slapen,» zei hij.

«Dat geloof ik graag,» zei Jackson. «Maar ik heb je iets gevraagd. Wat is er na mijn vertrek gebeurd?»

«Een hoop gelazer, zei ik toch,» antwoordde de bandiet. «Toen jij weg was, zijn ze natuurlijk allemaal gegaan.»

«Allemaal?»

«Ja, behalve het meisje dan. Ik wachtte tot de kust veilig was en toen ben ik het huis binnen gegaan. Ik vond haar in deze kamer met haar handen in de schoot en de tranen op haar gezicht.»

«Ga verder,» drong Jackson bits aan. «Het maakt me altijd een beetje van streek als ik een meisje zie huilen,» zei de bandiet. «En daarom zei ik dat ze zich nergens zorgen over hoefde te maken en dat je terug zou komen.» «En wat zei ze daarop?»

«Ze vroeg me of ik een vriend van je was en toen heb ik haar zo'n beetje verteld hoe de vork aan de steel stak.»

«Hoe bedoel je zo'n beetje?» vroeg Jackson scherp. «Heb je haar dan niet verteld dat ik het voor jou heb gedaan?»

«Wel,» antwoordde de ander, zich op het hoofd krabbend, «niet met zoveel woorden. Als ik dat gezegd had, zou ik het andere ook hebben moeten zeggen, dat ik een terdoodveroordeelde was, op weg naar de strop, en zo... Ga eens na wat dat voor haar betekend zou hebben, te weten dat ze alleen in huis was met een moordenaar.»

Zijn oprechtheid was duidelijk en Jackson knikte. «Ze vroeg me of ik verwachtte je spoedig terug te zien en ik zei dat ik hoopte van wel,» vervolgde Burns zijn relaas. «En toen zei ze dat ze een reis zou gaan maken en dat ze een brief voor je zou achterlaten en die heb ik hier.»

Hij reikte naar zijn jas die op een stoel naast het bed hing en overhandigde Jackson een brief die de laatste haastig openscheurde.

Inmiddels vervolgde Burns:

«Ze zei me dat ik maar een paard moest uitzoeken, maar nadat ze vertrokken was in haar rijtuigje, bedacht ik dat ik eigenlijk nergens veiliger zou kunnen zijn dan hier. En daarom ben ik maar op dit bed neergeploft en, man, ik heb geslapen als een os! Ik voel me een herboren mens, Jesse.» Maar Jackson was al verdiept in de brief:

 

«Lieve Jesse,

Het is een zware slag voor me, maar ik denk wel dat ik eroverheen zal komen. Ik blijf me als maar voorhouden dat de tijd alle wonden geneest. Nu helpt het nog niet veel, maar dat zal op de duur wel beter worden, hoop ik.

Even heb ik gedacht dat het me liever geweest zou zijn als je eerst afscheid van me genomen had, maar ik begrijp nu dat het zo het beste is. En als de wond pijn doet... wel, tenslotte heb ik je zelf het mes in handen gegeven.

Ik ben nu van plan ver weg te gaan, ik weet zelf nog niet waarheen en ook als ik het wist, zou ik het je niet laten weten. Want anders zou je misschien door medelijden gedreven achter me aan kunnen komen.

En dat wil ik niet, Jesse. Als liefde ons niet bijeen kon houden, dan zal medelijden dat zeker niet kunnen. Ik geloof dat het het beste is als we elkaar nooit meer zien.

Tenslotte wil ik je nog zeggen dat ik geen wrok tegen je koester, maar je van ganser harte vergeef wat je gedaan hebt.

Vaarwel, liefste. Ik hoop dat God je zal bijstaan en dat het avontuurlijke oude leven je alles zal geven wat je ervan verwacht. Ik ben door het hele huis gegaan en heb van elke kamer afscheid genomen. Nu zal ik mijn best doen alles voorgoed te vergeten.

MARY.»