HOOFDSTUK XI

Na het dorp achter zich gelaten te hebben, reed Jackson in een fikse draf verder tot bij een groepje populieren langs het pad. Daar bracht hij zijn paard tot stilstand en liet een scherp fluitsignaal horen.

De roodharige Pete kwam onmiddellijk te voorschijn en stapte naar de ruiter toe.

«Hoe is het met de jongens?» vroeg Jackson.

«Ze slapen,» zei Pete. «Ze zijn bekaf. En zelf zou ik ook slapen als ik er niet te zenuwachtig voor was. Ik geloof dat ik aan een liter snevel nog niet genoeg zou hebben om tot rust te komen.»

«Jongen,» zei Jackson, «jij zult binnenkort genoeg geld hebben om een hele tank vol snevel te kopen. Kom je anders nog iets te kort?»

«Jawel,» zei Pete, «de vrijheid om te gaan en staan waar ik wil.»

«Je kunt niet alles tegelijk hebben,» zei Jackson. «Het feit dat een marshal met een hele posse achter jullie en mij aan zitten geeft een beetje jeu aan het leven, Pete. Het is het zout in de pap. Zo moet je het bekijken.»

Pete grinnikte zijn chef ietwat onzeker toe.

«Goed,» zei hij dan, «ik ken je, Jackson. Ik ken tenminste de titelpagina en het eerste hoofdstuk. En er zullen er wel niet veel zijn die meer van je weten. Wat is er voor nieuws?»

«Ik geloof dat ik het meisje weer gevonden heb,» zei Jackson.

«Hallo! Hier in de buurt?»

«Ja. Op de ranch van een zekere Tucker. Een eindje verder langs de weg naar Dole. Ik kan me natuurlijk vergissen, maar ik geloof het niet.»

«Jij vergist je niet gemakkelijk,» zei Pete. «Toch had ik niet gedacht dat je haar zo gauw terug zou vinden. Maar als zij er is, is de marshal misschien niet ver uit de buurt.»

«Nee, zo gauw niet, dat geloof ik niet,» zei Jackson overtuigd. «Of ze zou hem zelf verteld moeten hebben waar ze heen ging.»

«Gaan we met je mee erheen?»

«Nee, laat de jongens maar uitslapen. Ik ga eerst zelf weleens poolshoogte nemen. Dan zie je me straks hier wel terug.»

Met deze instructies liet hij Pete achter en zette zijn weg voort. Een eindje verder sloeg hij rechtsaf en bereikte spoedig het ranchhuis van Henry Clay Tucker.

Het was een keurig onderhouden huis tussen schaduwrijk geboomte gelegen. Jackson bond zijn paard vast aan de omheining van de corral en opende het tuinhekje.

Tussen hoog opgebonden tomatenplanten door liep hij naar het huis en daar zag hij op de zijveranda een man zitten. Het was een schraal man, gekleed in een overal waarvan de pijpen in ruwe zware laarzen gepropt waren. Hij had een gezicht als bruin tuigleer en grijze genadeloze ogen. Hij keek op van de krant waarin hij had zitten lezen en wierp Jackson een lange onderzoekende blik toe. «Wat kom je hier doen?» zei hij tenslotte. «Etenstijd,» antwoordde Jackson opgewekt. De rancher richtte zich een eindje op in zijn stoel en knikte met het hoofd naar een formidabele stapel brandhout op het

achtererf.

«Zwervers krijgen hier geen aalmoezen,» zei hij. «Ze werken voor de kost.»

«Natuurlijk, sir,» haastte Jackson zich te verklaren. «Ik wil graag werken voor de kost, maar ik ben een beetje te fijn gebouwd voor dat zware werk, Mr. Tucker.»

«Dus je kent mijn naam, hè?» zei Tucker. «Het is trouwens al etenstijd geweest. Je komt te laat.»

Hij schudde zijn krant uit en begon weer te lezen.

«Misschien zijn er nog wel een paar restjes over,» opperde Jackson onderdanig.

«Restjes?» vroeg de ander met een ongeduldig armgebaar en zonder op te kijken van zijn krant. «Goed, ga dan maar in de keuken vragen of er nog iets is. Maar laat mij alsjeblieft met rust.»

«Dank u beleefd, sir,» zei Jackson en liep door naar de achterzijde van het huis.

Hij klopte echter niet onmiddellijk aan op de keukendeur. Met een hand gesteund tegen een stut van de achterveranda bleef hij enkele ogenblikken staan als om op adem te komen of misschien om zich te vermannen.

Tenslotte stapte hij de achterveranda op en klopte aan.

«Wie is daar?» klonk Mary's stem.

«Een zwerver,» zei Jackson schor, «op zoek naar een

aalmoes.»

«Die zul je aan Mr. Tucker moeten vragen,» zei ze zonder zijn stem te herkennen.

«Dat heb ik al gedaan,» zei Jackson met duidelijker stem.

«Hij heeft me hierheen gestuurd.»

Nu herkende ze de stem wèl. Want de deur werd opengetrokken en ze stond voor hem, doodsbleek en met grote angstogen.

«Oh, Jesse, waarom ben je terug gekomen?» fluisterde ze verloren.

Hij maakte een van zijn snelle, flitsende gebaren.

«Omdat ik honger heb, liefste,» antwoordde hij.

Ze bakte eieren met spek voor hem en sneed wittebrood af en toen hij aan tafel plaats nam, ging ze tegenover hem staan met de handen over een stoelleuning.

«Waarom ga je niet zitten?» vroeg Jackson.

«Als ik sta, ben ik groter,» zei ze.

«Ik ben niet gekomen om het je lastig te maken of zo,» zei hij.

Ze keek hem strak aan op die gereserveerde kille manier van haar en het kostte hem moeite zijn ogen niet neer te slaan. Hij boog zich weer over zijn voedsel, maar met aanmerkelijk minder eetlust.

«Hoe staat het leven in het land van avontuur?» vroeg ze.

«Oh, Arnold zit nog steeds achter me aan,» zei Jackson.

Hij glimlachte een beetje, een glimlachje dat aan en uit flitste en toen weer was verdwenen.

«Je maakt die arme Arnold het leven wel zuur,» zei het meisje. «Ik geloof niet dat hij je ooit baas zal kunnen. Je geniet zeker wel met volle teugen, niet waar?»

«Ik geniet nergens van zonder jou erbij,» antwoordde hij.

«Jok je nu niet een beetje?» zei ze met zachte spot.

Hij keek haar aan als een betrapte schooljongen en bleef het antwoord schuldig.

«Je ziet er slecht uit, Mary,» zei hij, snel op een ander onderwerp overstappend. Hij schoof zijn bord terug en nam een teug koffie. «Je bent magerder geworden. Je hebt zwarte kringen onder je ogen. Hoe komt dat?»

«Ik kan niet slapen,» zei ze. «Zolang als ik hier ben, heb ik nauwelijks een nacht geslapen.»

«Hoe komt dat?»

Ze gebaarde in de richting van de zijveranda. Vaag konden ze er het piepen van Tuckers stoel horen die schommelde onder zijn gewicht.

«Het is om hem,» antwoordde ze.

«Om Tucker? Wat betekent hij voor je?»

Hij staarde haar aan, verbaasd en achterdochtig, maar ze glimlachte slechts toegeeflijk.

«Soms ben je nog net een klein kind, Jesse,» zei ze. «Maar ik zal je zeggen wat Mr. Tucker voor me betekent. Hij is een mens en een goed en hoogstaand mens. Hij is het zout van de aarde. Hij is de goedhartigste man die ik ooit gekend heb. Maar nu is het leven een ware hel voor hem, een ware hel op

aarde.»

«Waarom?»

«Omdat zijn zoon het verkeerde pad is opgegaan. Zijn zoon is weggelopen en heeft zich aangesloten bij die moordenaarsbende van Doc Hayman.»

«Daar heb ik iets van gehoord,» zei Jackson.

«En dat betekent het einde van alles voor de arme Mr. Tucker. Hij heeft zijn hele leven lang gezwoegd en geploeterd. Maar nu hij eindelijk een beetje in goede doen is gekomen, is de zin van al dat zwoegen en ploeteren hem ontvallen. Hij is zijn zoon kwijt. En nu kan hij zijn ranch niet eens meer zien. Zijn hele wereld is als een kaartenhuis in elkaar gestort. Daarom kan ik niet slapen, Jesse. Misschien is de pijn in zijn hart in het mijne overgegaan. En dat zou je niets verwonderen als je...

hier kijk zelf maar.»

Ze liep naar de muur en keerde een lijst om die daar met de achterkant naar voren hing. Jackson zag een vergrote foto van een knappe jongeman met een wilskrachtige kin en een eerlijke open oogopslag. Alleen rond de mond was nog een kinderlijk trekje zichtbaar, het trekje dat er door de levenservaring uitgewist zou worden.

«Je ziet het zelf,» zei ze, het portret weer om hangend. «Ik zie het, ja,» zei Jackson.

Maar hij sloeg de ogen neer en staarde naar de tafel. «Hij had zijn wilde haren, maar hij was eerlijk als goud. Ik heb met de cowboys hier gesproken en ze droegen hem op handen. Ze zeggen allemaal dat hij een voorbeeldige jongen was, de trots van zijn vader. Tot Jackson op het toneel verscheen!»

Jackson sprong op.

«Nou durf je toch wel veel te zeggen, Mary!» riep hij uit. «Een stoot onder de gordel zou je zo iets kunnen noemen.»

«Wel, dat heb ik dan niet zo bedoeld,» zei ze. «Maar het feit blijft dat Jack nooit van huis weggelopen zou zijn als hij geen voorbeeld had genomen aan jou.»

«Maar ik heb het joch nog nooit van mijn leven gezien,» zei Jackson.

«Natuurlijk niet. Was dat maar wel het geval geweest, dan zou hij misschien meteen genezen geweest zijn. Maar je weet hoe de geruchten iets kunnen opblazen... en de kranten niet te vergeten. Hij keek tegen je op alsof je de een of andere romantische ridder uit de oude tijd was; een ridder zonder vrees of blaam, optrekkend met zijn gulden zwaard om onrecht te wreken. Wel, de werkelijkheid ziet er wel een beetje anders uit. Maar hij geloofde in je; hij had allerlei kranteknipsels en tijdschriftartikelen over je bewaard en daar kon hij uren zoet mee zijn. Hij had het altijd maar over vrijheid en dergelijke onzin meer. Oh, Jesse, de misdaden die mensen als jij uithalen zijn nog niet eens het belangrijkst. Het belangrijkst is het slechte voorbeeld dat je anderen geeft.»

Jackson begon ongeduldig door het vertrek te ijsberen.

«Als het me dan toch in de schoenen geschoven wordt,» zei hij tenslotte, «kan ik misschien wel iets doen om het kwaad te herstellen.»

«Wat te herstellen, Jesse?» vroeg ze.

«Die jongen, die Jack. Stel dat ik hem terug haal voordat hij op het verkeerde pad is kunnen gaan?»

«Maar dat heeft hij toch al gedaan! Hij heeft zich aangesloten bij de bende van Doc Hayman. Dat heb ik je toch verteld.»

«Maar hij heeft nog geen misdaad op zijn geweten voor zover je weet. Misschien zal ik hem nog kunnen vinden en terug brengen voordat het te laat is.»

«Van Hayman terug halen, bedoel je?» zei het meisje de wenkbrauwen optrekkend. «Wees toch wijzer, Jesse. Je weet dat geen mens ooit weer los kan komen van Hayman. Of het zou via loodvergiftiging moeten zijn.»

Hij wuifde haar bezwaren van zich af.

«Ik heb een voorstel, Mary,» zei hij. «Ik heb je een hoop narigheid en verdriet bezorgd. Geef me nu de kans mijn weg terug te kopen naar de plaats die ik eerst bij je had.»

«Je weg terug kopen, Jesse?» vroeg ze.

«Mijn weg terug kopen,» herhaalde hij beslist. «Niet met geld, maar met de jonge Jack Tucker die ik veilig hier thuis zal afleveren zonder smet op zijn handen en reputatie.»

«Als je Jack Tucker terug bracht,» zei het meisje, «zou die moordenaarsbende hem binnen de vierentwintig uur te pakken hebben. Dat hebben ze al vaker gedaan. Elke man die langs het Willow Trail gaat, gaat voorgoed, als hij aangenomen wordt.»

«Ik heb weleens eerder van het Willow Trail gehoord,» zei Jackson. «Wat is het precies?»

«Oh, een rivierbedding die in noordelijke richting naar de Kempton Mountain loopt. Enkele malen per jaar staat er water in en de oevers zijn dicht met wilgen begroeid. Een ruiter die het pad ver genoeg op rijdt, kan er staat op maken iemand van de bende te ontmoeten, in winter en zomer. En dan wordt hij teruggestuurd of als bendelid aangenomen. Iedereen hier in de buurt schijnt het Willow Trail te kennen.»

Hij knikte.

«Wel, ik heb je een voorstel gedaan, Mary,» zei hij. «Je hebt me uit je leven gebannen. Als ik Jack Tucker terug breng, ben je dan bereid me vergiffenis te schenken?»

Maar nog voordat ze antwoord had kunnen geven, vervolgde hij:

«Nee, ik heb niet het recht dit van je te vragen. Als je me vergeeft, moet je het uit eigen beweging doen. En als het waar is dat Jack Tucker door mijn schuld op het slechte pad is geraakt, dan is het mijn plicht te trachten hem weer op het goede terug te brengen, zonder dat ik daar voorwaarden aan verbind. Ik zal niets van je eisen, Mary. Ik zal nu afscheid van je nemen en de weg naar het Willow Trail inslaan.» Hij stak haar zijn hand toe. Ze omvatte die met de hare. «Jesse,» zei ze, «ik geloof dat we elkaar nooit meer zullen zien. Ik voel het in mijn hart. En toch kan ik je niet van dit plan weerhouden. Als je de arme jonge Tucker zult weten te redden, zul je ook zijn vader gered hebben. God zegene je! Geen andere man ter wereld zou zelfs maar aan een dergelijk waagstuk durven denken!»

«Vaarwel,» zei Jackson. «De weg is nog niet ten einde; hij begint pas. Vertel me nog één ding... als ik terugkom, zal ik je dan hier vinden? Of zul je weer ergens anders heen vluchten?»

«Waarom zou ik vluchten?» zei Mary. «Waarheen ik ook

zou gaan, je zou me toch weer weten te vinden.»