HOOFDSTUK XXII
De alarmkreten hielden even snel weer op als ze begonnen waren en ze werden gevolgd door bijna even rumoerige juichkreten terwijl een hand op de deur bonsde.
«Wat is er?» riep Malley. «Wat is dat voor flauwekul daar?»
«Doe open!» riep de stem van de jonge Bender. «We hebben hem te grazen hier! We hebben hem bij zijn lurven!»
Malley wendde zich snel tot het meisje alvorens te antwoorden. «Het is Tag Enderby!» zei hij met satanische vreugde in zijn stem.
«Niet waar,» antwoordde Molly.
«Doe de deur open!» beval Malley Skeet Raleigh.
De deur werd geopend en een half dozijn van Malley's mannen stroomde binnen met in hun midden de brede schouders, de forse gestalte en het onverschrokken gezicht van Ray Champion.
«Champion!» riep Malley uit, half verrukt, half teleurgesteld.
Dan voegde hij eraan toe: «Het had een grotere en betere vogel kunnen zijn, jongens, maar evengoed hebben jullie een goede vangst gedaan. En wie heeft de strik gezet waarin de wilde havikken gevangen worden? Vertel me dat eens? Dan Malley toch zeker, hè?»
Hij lachte uitbundig en kletste zich triomfantelijk op de dij. Molly stond al voor Ray Champion, maar Skeet Raleigh duwde haar met ruwe hand weg.
«Je kunt later bij zijn kadaver grienen,» zei hij honend.
«Ga weer op wacht staan,» beval Malley zijn mannen. «Als de ene vogel hier is, zal de andere niet ver uit de buurt zijn. Verduiveld, dit zal een gedenkwaardige nacht voor me worden. En voor jou ook, Molly, mijn kind. Ik zal je drie voorstellingen laten zien in plaats van een!»
«Je zult Tag Enderby niet te pakken krijgen,» zei Ray Champion. «Hij is niet in de buurt. Hij is gekwetst bij een val en ik was zo idioot om alleen verder te gaan.»
«Enderby gewond, zeg je?» riep Malley uit. «Gewond bij een val? Ik geloof er niets van. Ik heb hem nog nooit van een paard zien tuimelen zolang ik hem ken.»
«Iedere man kan toch zeker een val maken als een paard een been breekt,» zei Champion. «Wat voor een paard bereed hij?»
«Een vos met zwarte vlekken...»
«Oh,» zei Malley in oprechte droefheid. «Dus dat paard is dood, hè?»
«Ja,» zei Champion. «Enderby heeft het het genadeschot gegeven na de val.»
«Dan mag Enderby van geluk spreken,» verklaarde Dan Malley. «Anders zou hij hier ook in de val gezeten hebben. Maar ik reken toch nog wel met hem af!»
«Geloven jullie die bluf van Malley nu echt?» vroeg het meisje eensklaps. «Moeten jullie daar niet hartelijk om lachen? Of doe je dat achter zijn rug?»
«Begin je nou weer!» siste Malley, zich met een ruk naar haar toe wendend.
«Kom toch, Dan,» zei ze. «Je weet zelf toch wel beter. Je moet natuurlijk je waardigheid ophouden. Maar maak je niet zo belachelijk. Al je jongens weten dat je doodsbang bent van Tag Enderby.»
Ze had gedurende haar verblijf in het kamp zo hardnekkig op dit aambeeld gehamerd dat Malley er blijkbaar niet onberoerd door was gebleven. Zoals eerder Tucker sloeg hij nu het meisje met de rug van zijn hand midden in het gezicht.
Ze wankelde even onder het geweld van de klap, maar dat was haar enige reactie. Een dreigend gemompel ging eensklaps op tussen de in het vertrek aanwezige bendeleden. En met zijn schrille, jankerige stem wierp Skeet Raleigh zich tot woordvoerder op:
«Dat is voor de eerste en de laatste keer geweest, Dan! We staan achter je, maar... blijf... met... je... poten... van... die... vrouw... af!»
Malley deed zijn mond al open voor een bijtend antwoord, maar de harde gezichten van zijn trawanten deden hem aarzelen en eensklaps drong het tot hem door dat hij te ver was gegaan.
Hij haalde haastig bakzeil.
«Molly,» zei hij, «het spijt me dat ik me zo heb laten gaan. Ik had opeens het gevoel een treiterig kind voor te hebben in plaats van een volwassen vrouw. Maar je hebt me ook zo lang gesard en gepest over die Tag Enderby, dat ik even niet meer wist wat ik deed. Jij weet - en alle jongens weten - dat ik bereid ben het tegen hem op te nemen, dag en nacht, met revolver of mes, te voet of te paard. Iedereen weet dat Dan Malley nog nooit voor een gevecht uit de weg is gegaan tegen welke man dan ook!»
«Ja,» zei Skeet Raleigh, «dat weten we, chef. We hebben je nog nooit in je schulp zien kruipen.»
«Zo is het precies,» zei Dan Malley, «en als Tag Enderby' op dit moment hier was...»
«Dat is hij,» zei een stem vlak buiten de deur.
Die stem was genoegzaam bekend en de hele bende zocht dan ook een goed heenkomen in hoeken en op de vloer. Alleen Malley bleef staan waar hij stond. Want hij stond midden voor de deuropening en hij wist dat hij een volmaakt doelwit was voor een schot uit het donker.
Molly zakte tegen de muur alsof haar benen haar eensklaps niet meer konden dragen en ze kreunde zachtjes. Tucker hief het hoofd op alsof hij een stem uit de hemel had gehoord. Maar Ray Champion had slechts aandacht voor het meisje en hij staarde haar aan alsof hij de gevoelens in haar gezicht haarfijn wilde ontleden.
«Hou je maar kalm, Dan,» zei Tag Enderby, nog steeds vanuit de duisternis achter de deur. «Je moest de jongens er toch eens op wijzen een beetje beter de wacht te houden 's nachts en niet allemaal in een verlichte kamer samen te groepen. Maar wees maar niet bang, Dan. Ik zal je niet vanuit het donker neerschieten. Dat is nooit mijn stijl geweest.»
Malley gaf geen antwoord, maar zijn hijgende ademhaling was door het gehele vertrek hoorbaar.
«We moeten samen eens praten... voordat ik naar binnen kom, Dan,» vervolgde Tag.
«Ja,» zei Malley schor. «We zullen praten... Tag.» Hij kon niet nalaten eraan toe te voegen: «Het schijnt dat je me onder schot hebt.»
«Ja,» zei Tag Enderby, «ik heb je onder schot. Ik heb mijn schietijzer precies op dat rimpeltje tussen je ogen gericht. Een goeie plaats om er een kogel te planten, vind je ook niet?»
«Ja, dat vind ik ook wel,» zei Malley.
«Heel goed,» vervolgde Tag. «Wat ik eigenlijk van plan was, Dan, is naar binnen komen en het met je uit schieten ten overstaan van getuigen. Volgens mij is dat een zaak die alleen ons beiden aangaat. Of heeft iemand van de andere jongens daar binnen iets tegen me?»
«Nee,» klonk eensklaps Skeet Raleighs stem. «Als jij het lef hebt hier binnen te komen en het uit te schieten met Dan - met ons allemaal erbij - dan heb ik niets tegen jou, ouwe jongen!»
«En ik ook niet!» riepen een paar anderen.
«Let wel, jongens,» waarschuwde Tag. «Ik kom niet binnen voordat ik van 'jullie allemaal gehoord heb, dat jullie je erbuiten houden.»
Een koor ging op waaraan alleen de stem van Dan Malley geen deel had.
Molly Benton zakte op een stoel neer en begroef het gezicht in de handen, bevend over haar hele lichaam. En Ray Champion bleef haar bleek en gespannen gadeslaan en scheen zich van niets anders bewust.
Toen stapte Tag Enderby de hut binnen.