HOOFDSTUK XIX

In Indian Gulch was Tag Enderby na de bevrijding van de gevangene naar bed gegaan en hij sliep de klok rond, stond op, at een hartig maal, maakte een kort wandelingetje, ging weer naar bed en sliep opnieuw de klok rond.

Het was een tijd van knagende onzekerheid voor de oude Benton en voor Ray Champion, maar voor Tag Enderby was het een tijd om te slapen en hij potte nieuwe kracht op als een dier in de winterslaap. Als een herboren mens kwam hij tenslotte weer te voorschijn met een vraag op zijn lippen.

Hij stelde die vraag aan de oude Benton die somber voor zich uit zat te staren op de veranda van het hotel.

«Wat is er voor nieuws?»

«Geen nieuws,» zei Benton.

«Geen nieuws is slecht nieuws op het moment,» zei Tag. «We zullen eerst maar eens een stukje gaan eten en dan...»

«Eten!» riep Benton uit. «Man, ik kan geen hap door mijn keel krijgen!»

«Kom dan maar mee naar mij kijken,» nodigde Tag hem uit. «Misschien krijg je wel eetlust als je mij aan het werk ziet.»

En Benton ging met Tag naar binnen en zag hem eten als een Indiaan die terug is van het oorlopgspad.

«Tucker is ergens vastgelopen,» zei Tag. «Dat idee heb ik tenminste.»

«Misschien zit Malley wel een heel eind hier vandaan. Het is niet gemakkelijk een lepe vos als Malley te vinden, zelfs niet voor een van zijn eigen soort.»

«Gemakkelijk is het niet,» zei Tag. «Maar Tucker moet hem kunnen vinden. En ik geloof niet dat hij hier ver vandaan zit.»

«De posse heeft elke vierkante meter terrein uitgekamd in een straal van vijftig mijl rond Indian Gulch,» verklaarde Benton opgewonden.

«Een posse kamt meestal alleen maar zijn eigen haar uit,» antwoordde Tag. «Je weet hoe dat gaat. Twintig paar ogen zijn niet meer waard dan een twintigste van een paar. Ik zou liever een man als jij bij me hebben op het spoor dan twintig posses, Benton!»

«Ik was er vroeger behoorlijk goed in,» zei Benton. «Man, als we het spoor van die arme Tucker maar konden vinden en achter hem aan gaan!»

«Dat ben ik ook van plan,» zei Tag. «Ga jij Champion maar opzoeken en de paarden opzadelen. Ik moet nog even een kleinigheidje regelen en dan gaan we op pad.»

«Bedoel je daarmee dat ik mee mag?» vroeg Benton gespannen.

«Zou je dat dan willen?»

«Niets zou me liever zijn!»

«Dan kun je meekomen,» besliste Tag. «Ik ben zelf maar een heel matig spoorzoeker en met Champion zal het wel niet veel beter gesteld zijn. Zeg maar tegen Champion dat we over een half uur vertrekken.»

Benton haastte zich weg en Tag betaalde zijn rekening bij de receptie van het hotel en ging vervolgens recht naar het kantoor van assistent-sheriff Locksley.

De laatste zat te piekeren boven een stel onbruikbare vingerafdrukken. Hij keek met een zucht op, maar hij glimlachte toen hij Tag Enderby herkende.

«Nog steeds geen nieuws, Tag,» zei hij. «Malley lijkt wel van de aardbodem verdwenen. Maar ik houd het warm en binnenkort zullen we wel iets horen.»

«Ik heb hier iets van Malley voor je,» zei Tag. En hij begon zijn zakken leeg te halen, de ene stapel bankbiljetten na de andere op de schrijftafel van de verbijsterde Locksley deponerend.

«Man,» mompelde de assistent-sheriff dazig, «hier ligt een fortuin om een half dozijn mensen rijk te maken.»

«Dat ligt er zeker,» beaamde Tag. «Maar nu is het jouw taak, Locksley, om te zorgen dat het op de juiste plaatsen terecht komt.

«Het komt van Malley af, zeg je?»

«Ja, het komt van Malley af en ik neem aan dat je genoeg ranchers kent die door Malley's toedoen heel wat armer zijn geworden?»

«Ja, die ken ik zeker.»

«En vijftien of twintig kleine banken die per stuk zo'n paar duizend dollar lichter zijn gemaakt?»

«Die ken ik ook, ja.»

«Dan kun jij je verdienstelijk maken door dit geld een zo goed mogelijke bestemming te geven. Je hoeft niet te zeggen waar het vandaan komt. Je hoeft mijn naam in elk geval niet te noemen.»

«Dat is een heel karwei, Tag,» zei Locksley bedenkelijk. «Er zullen genoeg mensen zijn die de smoor op me in krijgen omdat ze denken tekort gedaan te zijn.»

«Ik verzeker je,» verklaarde Tag nadrukkelijk, «dat jij, tegen de tijd dat je klaar bent met die uitdeling, dit hele district in je handpalm zult hebben. Je kunt jezelf kandidaat stellen voor sheriff bij de eerstvolgende verkiezingen en gegarandeerd dat je het wordt. Je mag deze kans nooit voorbij laten gaan, Locksley. Dit zal een groot man van je maken, een beroemdheid!»

Locksley staarde naar buiten terwijl hij het gouden toekomstbeeld dat Tag zo begeesterd voor hem afschilderde aan zijn geestesoog liet voorbijtrekken. Tenslotte knikte hij. «Je hebt gelijk, Tag.»

Hij stond op, sloot het geld in de safe en volgde Tag daarna naar buiten.

Hij drukte Tag Enderby de hand en zei: «Tag, ik weet niet goed wat ik aan je zie vandaag... een soort alles-of-niets-blik als je me de opmerking niet kwalijk neemt.»

«Nee, ik neem het je niet kwalijk,» antwoordde Tag. «Kan ik je misschien ergens mee helpen? Je weet dat de hele stad achter je staat.»

«Dat weet ik,» zei Tag. «Maar het karweitje dat ik op het oog heb, is daar te netelig voor. Ik heb eigenlijk al meer hulp dan goed voor me is. Het gaat er nu alleen nog maar om een bepaald risico te nemen.»

«En een zwaar risico ook, Tag?»

«Ja,» gaf Tag toe. «Nogal een zwaar risico. Tot kijk, Locksley.»

De assistent-sheriff bleef Tag Enderby nakijken tot hij uit het gezicht verdwenen was. Vreemde gedachten speelden door zijn hoofd.

Een passerende cowboy bleef even staan. «Hallo, Locksley,» zei hij. «Nog nieuws over Malley? Maar wat sta je daar te kijken, man?»

«Ik sta naar Tag Enderby te kijken,» antwoordde Locksley zachtjes.

«Wel, hij is het bekijken waard, dat is gegarandeerd. Maar hij is soms zo rap dat het voor gewone ogen niet te volgen is. Wat voert hij nu weer in het schild?»

«Hij gaat de ouwe man met de zeis aan zijn baard trekken,» zei Locksley.

«Nou, hij liever dan ik,» zei de cowboy.