HOOFDSTUK VII

Het avondmaal was een triomf voor mevrouw Benton maar een kwelling voor de arme Tag Enderby. Het leek wel alsof er nooit een einde aan de maaltijd zou komen.

Henry Benton was een reddende engel. Tags heldendaden van deze dag - bekroond door de volledige bekentenis van Charlie Magnum - deden het gezinshoofd denken aan de oude tijden toen de mannen nog stoere kerels waren. Hij moest diep uit zijn geheugen putten en ook de hulp van zijn verbeeldingskracht kon niet gemist worden. Maar hij was amusant en hij leidde de aandacht van Tags grimmige gezicht af.

Tenslotte kwam aan de vuurproef een einde en Tag vluchtte naar buiten om zich wat te vertreden. Twee dingen hadden hem vooral geïmponeerd, de rustige gereserveerdheid van Ray Champion en de vreemde nadenkendheid in de ogen van Molly Benton.

Hij ging naar de corral en stapte daar heen en weer, dicht langs het tuinhekje. Het verraste hem niet Molly's lichte schreden even later te horen naderen. Het tuinhekje kraakte en ze voegde zich bij hem, haar schreden naar de zijne regelend. Enkele minuten lang liepen ze zo zwijgend heen en weer en zijns ondanks voelde Tag iets van zijn ergernis wegebben. Hij begon te glimlachen in het donker.

«Het is zeker wel een zware dag voor je geweest, Tag,» verbrak ze tenslotte de stilte.

«Een drukke in elk geval wel,» antwoordde hij.

Ze lachte. Haar lachen had iets mannelijks - diep en krachtig.

«Ik begrijp het,» zei ze. «Je bent zo lang de slechterik geweest dat het je niet meevalt aan de nieuwe rol te wennen. Is het 'm dat, Tag?»

«Ga je gang,» zei hij. «Lach me maar uit.»

«Ik lach je niet uit, ik ben je dankbaar,» zei ze. «Niemand anders had zo iets kunnen presteren. Je hebt Ray een weekje of zo respijt gegeven.»

«Hoor eens even,» zei hij. «Je praat net alsof hij ter dood veroordeeld is.»

«Dat is hij ook,» zei ze rustig.

Hij bleef op zijn schreden staan.

«Wat bedoel je daar precies mee, Molly?»

«Dat weet jij even goed als ik. Dat ze achter hem aan zitten. Veel gevaarlijker mensen dan die Charlie Magnum.»

«Wie dan?» vroeg hij, onwetendheid veinzend.

«Malley. Dan Malley is de man achter de schermen volgens Ray. En hij kan het weten. Malley is het die hem toen ook de gevangenis in gewerkt heeft. Malley is het die ook nu weer achter hem aan zit.»

«Ik heb weleens van Malley gehoord,» bekende Tag Enderby. «Het moet een echte rasbandiet zijn.» Hij zei het met een beetje een schuldig gevoel en hij voegde er snel aan toe: «Maar Champion kan Malley toch zeker wel uit de weg blijven, als hij dat wil.»

«Ha!» riep het meisje uit, «dan ken je Champion toch maar slecht. Die gaat voor geen mens op de loop. Dom natuurlijk, maar wat heeft het voor zin te argumenteren met een buldog?»

Tag Enderby dacht aan de zware schouders de dikke nek en de wilskrachtige kaak van de man. Hij had de kalme vastberadenheid van een vechter die zich liever aan stukken laat hakken, dan dat hij zich overgeeft, zoals ook een buldog iets tussen zijn kaken geklemd blijft houden tot zijn laatste ademtocht.

«Dat is niet zo mooi,» zei Tag. «Dat zou nog weleens tot een hoop narigheid voor hem kunnen leiden.»

«Dat zal het ook,» beaamde het meisje. «Vroeg of laat zal hij het een of andere spoor vinden en dan zal hij zich in een val laten lokken. Dat weet ik zeker. Dat heb ik altijd al geweten.»

«Waarom werkt hij de zaak dan niet meteen af?» vroeg Tag Enderby eensklaps geïrriteerd. «Waarom dan eerst al die omslag van dat rustige baantje bij de bank? Waarom maakt hij niet eerst schoon schip?»

«Omdat hij zich wijs maakt dat hij de hele affaire met die Malley vergeten is. Omdat hij zich wijs maakt dat hij er voorgoed een streep onder gezet heeft. Maar misschien is je zijn rode haar wel opgevallen, Tag?»

«Reken maar dat het me opgevallen is!» zei Tag Enderby scherp.

«Er zal een vlam in hem kunnen oplaaien even rood als dat haar van hem. En die vlam zal ontstoken worden zodra hij maar het minste of geringste spoor van Malley ontdekt.»

«Nee,» argumenteerde Tag. «Hij wil met je trouwen. Jij

neemt de eerste plaats in zijn leven in.»

«Dat denkt hij, ja,» antwoordde ze. «Maar hij houdt niet zoveel van me als hij de drie jaren die hij onschuldig in de gevangenis gezeten heeft haat. Hoe eerlijker een man is, hoe harder het hem valt onrecht te verdragen. En Ray is altijd eerlijk geweest, bijna belachelijk eerlijk. En die drie jaren hebben hun sporen in hem achtergelaten. Het is een voortreffelijke school om te leren haten, een gevangenis.»

Tag Enderby knikte nadenkend.

«Waarom vertel je me dit allemaal eigenlijk?» vroeg hij dan.

«Omdat het je interesseert. Of niet?»

«Ik heb lak aan Champion. Maar ik heb me kwaad gemaakt toen ik je zo hoorde praten vanmorgen. Daarom ben ik achter Charlie Magnum aan gegaan.»

«Het was een mooi stukje werk,» zei ze.

«Nee, dat was het niet. De mensen hier maken er een hoop bombarie over. Maar ik wist al van tevoren wat Magnum van plan was en ik wist ook dat hij het geweest moest zijn die geprobeerd had Ray ervoor te laten opdraaien.»

«Dus Malley zat er niet achter?»

«Malley heeft er niets mee te maken gehad volgens mij.»

Hij was bang dat hij een beetje te nadrukkelijk geweest was in die verklaring en hij vervolgde snel: «Die Champion... je mag hem graag, niet waar? Maar je zult nooit met hem trouwen.»

«Hij zal binnen een maand dood zijn,» antwoordde ze rustig. «Er zal nooit een huwelijk plaats vinden. Wat dat betreft heb je gelijk.»

«Zo bedoel ik het niet. Je houdt niet genoeg van hem om met hem te trouwen,» zei Tag Enderby.

«Denk je van niet?»

«Ik weet van niet. Als je hem aankijkt, zijn je ogen even leeg als wanneer je mij aankijkt.»

«Ik ben nu eenmaal een beetje terughoudend van aard. Ik geef me niet gemakkelijk.»

«Jij kunt heus wel vlam vatten,» verzekerde hij haar. «Je hebt zelf ook rood haar, vergeet dat niet.»

In het zwakke sterrenlicht kon hij haar hand instinctief naar haar haren zien flitsen.

«Nee, Tag,» zei ze met een lachje. «Wees een beetje heer. Kastanjebruin is het juiste woord.»

«Kastanjebruin, roestbruin, rood... allemaal een pot nat,» zei hij. «Vertel me eens iets anders, Molly... waar heb ik dit babbeltje over Ray Champion aan te danken?»

«Nergens aan,» zei ze.

«Nee, dat zal!» mompelde Tag. «Is het de bedoeling dat ik de waakhond voor hem ga spelen en de vliegen wegjaag als hij zijn middagdutje doet elke dag?»

«Nu begin je kinderachtig te worden,» zei ze lachend. «Ik ga naar binnen.»

«Nee, eerst zeggen wat je in het schild voert.»

«Ik ga naar binnen,» herhaalde ze. «Goedenacht, Tag. Dit is een dag die Grove City niet gemakkelijk zal vergeten, of je het leuk vindt of niet.»

Hij keek haar even geïrriteerd na en ging toen op zijn beurt naar binnen langs de zijkant van het huis naar zijn kamer aan de voorzijde.

Onder de vijgeboom naast het huis zag hij een schaduw bewegen. Hij wierp zich plat op de grond, een revolver in elke hand, de hanen gespannen en vuurklaar.

«Kalm aan, Tag!» hoorde hij'een schorre stem fluisteren.

«Laat je eerst maar eens zien,» zei Tag. Een man kwam naar voren gestapt met de handen omhoog. Tag Enderby stond behoedzaam op.

Hij herkende de omtrekken van de gestalte nu. «Je  begint  een  beetje  nonchalant te  worden,  Malley,» zei hij.

«Stil,» murmelde Malley en trok hem mee de schaduw in. «Wat heb ik gehoord? Dat Champion achter de tralies zat en dat jij hem er weer achteruit hebt gehaald?»

«Dat klopt. Het was een rot streek van die Magnum. Hij heeft Champion die loer gedraaid en dat kon ik niet nemen.»

«Wat kan het jou verdomme schelen wie hem die loer gedraaid heeft?» zei Malley. «Ik heb je hierheen gestuurd om Champion te grazen te nemen. Dat iemand anders het gedaan had, had voor jou het sein moeten zijn hem te vergeten en naar huis te komen.»

«Het zaakje stond me nu eenmaal niet aan,» zei Tag Enderby. «Meer kan ik er niet van zeggen.»

«Ik heb heel wat van jou genomen, Tag,» zei de ander, hijgend van woede. «Maar dit ben ik toch niet van plan te nemen. Luister naar me. Die Champion is een buldog.»

Het was al de tweede maal binnen enkele minuten dat Tag Enderby Champion zo had horen betitelen en hij voelde zich vaag geïmponeerd.

«Ik heb Champion toen achter de tralies gewerkt,» zei Malley. «Dat moest ik wel doen om een hoop gedonder voor mezelf en de jongens te vermijden. Hij weet dat ik het gedaan heb. Zodra hij de kans schoon ziet, zal hij revanche nemen en hij zal niet rusten voordat hij zijn tanden in mijn keel heeft. Ik heb je gestuurd om hem uit te schakelen en in plaats daarvan schakel je hem weer in. Wat is dat nou voor werk, vraag ik je?»

«Ik zag het nu eenmaal zo en niet anders,» antwoordde Tag. «Je kent me genoeg om te weten dat ik een knaap ben die vaak zijn eigen zin doet.»

«Je hebt vaak goed werk voor me geleverd,» zei Malley langzaam. «Maar dat ben je nu mooi aan het verzieken. Je kunt me nu meer kwaad doen dan je me ooit goed gedaan hebt.»

«Voor mijn part kun je naar de duivel lopen met je goed en je kwaad,» zei Tag Enderby.

Er volgde een lange stilte.

«Je schijnt het te menen, hè?» zei Malley tenslotte. «Je wilt je los maken van mij en de jongens?»

«De hele troep hangt me de keel uit,» zei Tag. «Je hebt me hierheen gestuurd om een vuil karweitje op te knappen. Een dat niet in mijn lijn ligt en dat me niet aanstaat. Je kunt naar de duivel lopen met je hele bende!»

«Zo? Kunnen we dat? Maar dan zul jij ons toch voorgaan,» zei Malley.

Hij keerde zich met een ruk om en was in drie stappen in de duisternis onder de bomen verdwenen.