17

Drijvende concentratiekampen

Onder de Haganah-leiders in Tel Aviv nam een ander plan al vorm aan: zij wilden de strijd aan boord van de Exodus benutten als politieke hefboom.

De Speciale Commissie van de Verenigde Naties voor Palestina (UNSCOP) was in dat land aangekomen met de opdracht aanbevelingen te doen voor een oplossing voor het Palestijnse vraagstuk. Hoewel drie van de elf leden afkomstig waren uit een islamitische of deels islamitische natie – Iran, India en Joegoslavië – telde de commissie geen leden uit Arabische landen of gedelegeerden van grote mogendheden. David Ben-Goerion vreesde dat de moslimleden – samen met de twee leden uit landen die tot voor kort tot het Britse Imperium hadden behoord, namelijk Canada en Australië – Londen zouden blijven steunen en zich tegen een verhoging van het immigratiequotum zouden uitspreken. Plotseling echter had de Sovjet-Unie, die altijd een pro-Arabisch beleid had gevoerd, maar desondanks sterk anti-Brits was gebleven, zijn steun betuigd aan de Joden. Minister van Buitenlandse Zaken Andrej Gromyko had tot de Verenigde Naties gezegd: ‘Wij mogen hun uitzonderlijke en onbeschrijflijke verdriet en lijden gedurende de Holocaust niet vergeten, noch de pijn die sindsdien de overlevenden hebben ervaren als ontheemden die naar huis willen. Dat is wel het minste waarop zij recht hebben.’

De Moskouse steun aan Joods zelfbestuur werd door David Ben-Goerion en andere Haganah-leiders gezien als een mogelijkheid om de leden van de UNSCOP te beïnvloeden en zij waren plannen in die richting gaan smeden. Drie hooggeplaatste medewerkers van de politieke afdeling van het Joods Agentschap werden als ‘gidsen’ toegevoegd aan de leden van de commissie: Aubrey (Abba) Eban, David Horowitz en de Spaans sprekende Moshe Top.

De Arabische leiders in Palestina hadden de komst van de unscop verwelkomd met een staking van een dag en – onder leiding van de moefti van Jeruzalem – had de stakingsleiding geweigerd op vragen te antwoorden. Paul Mohn, vicevoorzitter van de commissie, merkte op: ‘In Beersheba gingen de Arabische onderwijzers gewoon door met hun lessen; zij hadden hun leerlingen verboden naar ons te kijken. In Ramalla werden we alleen begroet door kinderen, die ons vervloekten. Geen enkele volwassen leider wilde met ons praten.’

Daarentegen ontving het Joods Agentschap de unscop hartelijk, vaak met bloemen en juichende menigten. Tijdens de maaltijden werd er naast elk commissielid zorgvuldig een kolonist gezet die dezelfde taal sprak als dat lid. In een bespreking begon David Ben-Goerion aan een overtuigend pleidooi voor het creëren van een Joodse staat voor heel Palestina, maar hij was niettemin bereid over een tweedeling te praten waarbij een deel van het land een Joodse staat zou worden, terwijl de rest kon worden verenigd met Jordanië. Hij voegde eraan toe: ‘Het van elkaar scheiden van Joden en Arabieren zal tot vruchtbare samenwerking tussen beide naties leiden.’

Na deze bespreking kon een van de Haganah-medewerkers die de commissie op de voet hadden gevolgd melden dat een commissielid had gezegd: ‘Wat zijn die Arabieren toch een stelletje ezels. Dit is zo’n mooi land! Als het aan de Joden wordt gegeven, kunnen die het ontwikkelen en transformeren tot een nieuw Europa.’

Ben-Goerion had onmiddellijk gezien dat de aanval op de Exodus hem een politieke hefboom in handen gaf die hij kon gebruiken om de steun van de unscop aan een Joodse staat zeker te stellen. Het leed geen twijfel dat de Britse gevechtsgroep zijn inspanningen om het schip te veroveren zou verdubbelen naarmate de Exodus de Palestijnse kust dichter naderde, waarbij de Britten over zouden gaan op een agressievere tactiek. Het zou dan voor de Britse regering steeds moeilijker worden vol te houden dat haar handelwijze de internationale wetten geen geweld aandeed. Dit zou nieuwe kopij opleveren voor het groeiende aantal journalisten dat in Palestina arriveerde om de gebeurtenissen te verslaan. Onder de leden van de unscop zelf groeide de overtuiging dat, zelfs als de Exodus tot overgave werd gedwongen, dit een symbool zou zijn voor het door en door wrede karakter van Bevins beleid. Ben-Goerion was niet de enige strateeg in Tel Aviv die zich er rekenschap van had gegeven dat Ernest Bevin door zijn eigen obsessie om de immigratie onder de duim te krijgen in een hoek zou worden gedreven.

Vanaf de brug van HMS Childers bleef gezagvoerder Bailey de strijd volgen. Er waren vier uren verstreken sinds het begin van de strijd, maar er werd nog altijd volop gevochten. Hij ving glimpen op van gedaanten die op het hoofddek kwamen te vallen en dan moeizaam weer overeind krabbelden, maar hij kon niet met zekerheid bepalen of het enteraars waren of immigranten of leden van de Exodus-bemanning. De enige zekerheid die hij had, was dat de hevigheid van de strijd alleen maar kon betekenen dat de objectieven die hij Pearce en MacPherson had meegegeven nog steeds niet waren gerealiseerd.

De grillige koers van de Exodus herinnerde Bailey aan de zigzagkoers van konvooien in oorlogstijd die probeerden U-boten af te schudden. Hij stond versteld van deze desperate poging aan de achtervolgers te ontsnappen. Nadat de blokkadebreker opnieuw een ontwijkende manoeuvre had gemaakt, gaf Bailey opdracht het schip opnieuw te rammen. Hij had al drie keer eerder bevel daartoe gegeven sinds Pearces enterploeg op het hoofddek was geland. Hij had ook een glimp gezien van de opmars van de luitenant en zijn team naar de brug. Sindsdien had hij de officier echter uit het oog verloren. Kort daarna had Bailey een man gezien die met een slang iets over het dek spoot dat eruitzag als olie – wellicht was dat de verklaring voor al die vallende mannen in het donker. Hij kon dat echter onmogelijk met zekerheid vaststellen als de zoeklichten werden uitgeschakeld voor rammanoeuvres, die om beurten door zijn eigen torpedoboot aan de stuurboordzijde en HMS Charity aan de bakboordzijde van het schip werden ondernomen.

Het was onder de heersende omstandigheden – duisternis, een stevige deining en de perioden van explosief verblindend licht uit de zoeklichten – moeilijk voor hem zich een juist oordeel te vormen over de beste naderingshoek en -snelheid. Bovendien werd het hem extra moeilijk gemaakt door de hagelbui van blikken vol voedsel, iedere keer als HMS Childers binnen bereik kwam.

Aan boord van de Exodus bedienden Enava Barak en Harold Leidner om beurten de zender/ontvanger voor het noteren van binnenkomende gecodeerde boodschappen uit Tel Aviv, om ze vervolgens te decoderen en naar de brug te brengen. Een van die berichten was de tekst van een boodschap die het opperbevel van de Haganah hen wilde laten uitzenden en die bestemd was voor Emil Sandstrom, de leider van unscop. Het bericht moest worden gedecodeerd in gewoon Engels en woord voor woord worden uitgezonden. De afzender had eraan toegevoegd dat het effect ervan groter zou zijn als dit bericht rechtstreeks werd uitgezonden door de Exodus, in naam van zijn kapitein.

De tekst luidde: ‘Geachte heer Sandstrom, wij smeken u een regeling te treffen voor het horen van het getuigenis van 4500 ontheemden over het lijden dat wij moeten verduren om de veiligheid van ons thuisland te bereiken. Wees zelf getuige van de hardvochtigheid van de Britse pogingen om ons weg te houden van de kust van ons thuisland en ons achter prikkeldraad gevangen te zetten in concentratiekampen die ons alleen maar constant zullen herinneren aan de concentratiekampen waarin wij tijdens de nazi-overheersing van Europa gevangen hebben gezeten.’

Ike werd overvallen door de tekst, maar ging ermee akkoord dat de boodschap in zijn naam werd uitgezonden. Yossi zei niets en bracht het antwoord over aan de radiohut. Minuten later kwam er weer een bericht in code van de Haganah. De Exodus moest aankoersen op het strand bij Kiryat Chaim, ten noorden van Haifa. Dit overviel Ike nog meer. Deze voorgestelde landingsplaats bevond zich vlakbij de basis van de Palestine Patrol! Buiten de radiohut werden de geluiden van de strijd steeds luider.

Net voor een volgende rammanoeuvre boden de zoeklichten Bailey en zijn dienstdoende brugofficier een duidelijk zicht op het stugge verzet dat de enteraars ondervonden rondom het stuurhuis van de Exodus. Op het dek bedienden sommige immigranten zich bovendien van een inmiddels bekende methode: zij gebruikten hun vrouwen als schild, om hun voordeel te doen met het permanente bevel aan de Palestine Patrol om geen vrouwen of kinderen te deren, tenzij dat absoluut onvermijdelijk was.

Terwijl de strijd voortduurde, moest Bailey zich het hoofd breken over nog een ander probleem. Hoewel hij HMS Childers en HMS Chequers aan weerszijden van de Exodus had gepositioneerd, in de hoop de ruimte voor de zigzagtactiek van dat schip te beperken, had hij ook de mogelijkheid vergroot dat de voortgaande rammanoeuvres ertoe zouden leiden dat de Exodus zich opeens tegen een van de torpedobootjagers zou keren om die op zijn beurt te rammen. Gelet op de zware averij die de beide torpedobootjagers al aan de romp van de blokkadebreker hadden toegebracht, zou de Exodus heel goed zo’n manoeuvre kunnen proberen. De ervaring die Bailey had opgedaan met andere Haganah-schepen had hem bewezen dat Joden die de concentratiekampen hadden overleefd bereid waren zich tegen ieder verzet tegen hun komst naar Palestina te weren. De rapporten van luitenant MacPherson hadden beschreven hoe de enterploegen terug werden geslagen en hoe een stormaanval met wapenstokken gebroken was onder een hagel van blikken, terwijl er zelfs scherven van gebroken ruiten als wapen tegen de enteraars werden gebruikt.

03.34. Toenemende hevigheid van de strijd. De immigranten maken gebruik van 3,5 meter lange einden ijzeren buis, breekijzers, slangen, ploertendoders en stokken. Meer enteraars gewond.

04.00. Vuurpijlen (Amerikaanse makelij) veroorzaken intense vlammen en rook. De meeste worden gegooid door jongeren op het hoofddek.

04.10. Een tweede stormploeg van de Childers komt aan boord om te helpen het stuurhuisbolwerk te verdedigen. Eén ernstig gewonde enteraar en zes enteraars met lichtere verwondingen.

04.15. De strijd is zo hevig dat de enterploeg genoodzaakt is zich bij de eerste groep in de hut te voegen. Immigranten proberen de wand te doorbreken.

04.18. Enterbrug van de Childers zo zwaar beschadigd dat hij niet meer bruikbaar is.

05.02. Drie enteraars (de onderofficieren Fyann, Green en Moreton) overweldigd en ontwapend. Moreton zwaargewond en nog maar half bij bewustzijn.

05.15. De luitenants Stein, Pearce en Swallow voeren enterploeg aan ter verovering van machinekamer, ketelhuis en stuurhuis. De deuren van de machinekamer en het ketelhuis zijn van staal en stevig vergrendeld. Het stuurhuis is volledig beschermd door prikkeldraad. De enteraars hebben geen andere keus en moeten zich terugtrekken in het stuurhuis.

05.20. Enteraars gedwongen te schuilen in een hut vol vrouwen en kinderen. Onderofficier Harris probeert de ernstige hoofdwond van een klein meisje te verbinden.

06.00. Luitenant MacPherson slaagt er met twee onderofficieren en negen enteraars in een nieuwe poging [van de immigranten] om het stuurhuis te heroveren af te slaan.

Om 06.15 u verzond de marconist het rapport van luitenant Mac-Pherson dat het verzet op het hoofddek bezig was te verflauwen. De opluchting van Bailey was echter van korte duur, want een volgend bericht meldde dat de strijd benedendeks volop voortduurde.

Benedendeks was overal het geluid van brekend hout te horen, toen de kooien werden afgebroken om er wapens van te maken. De dampen van traangasgranaten en rookbommen wolkten omhoog nadat dit helse tuig in de ingewanden van het schip was gegooid, gevolgd door het panische gegil dat er een eind moest komen aan de strijd.

Zvi Tiroche had zijn groep tieners naar beneden geleid en hen daar opgedragen iedereen die hulp nodig had te helpen. Er waren vrouwen bij in uiteenlopende stadia van zwangerschap; andere vrouwen zoogden baby’s die in de loop van de nacht waren geboren. Ze droegen alleen nog ondergoed en beschermden hun borelingen met hun armen. Zvi had niet één klacht gehoord over de stank en de donderende geluiden van de zoveelste rammanoeuvre.

Rond de zogende moeders lagen uitgeputte mannen, vrouwen en kinderen te slapen. Anderen lagen in hun kooien, maar voegden hun stemmen bij het zingen van de anderen. Noah Klieger had een fles water gevonden waarmee hij de voorzanger kon aanmoedigen te blijven zingen. Zijn basstem drong vanaf de plaats waar hij stond door tot in de verste kooien, de handen gevouwen, terwijl het zweet van zijn gezicht stroomde.

In een ander deel van het schip hield Mordechai Rosemont zijn groep in de ban met het ene verhaal na het andere: tieners die anders altijd kabaal schopten, hoorden hem aan in respectvol stilzwijgen en namen elk woord in zich op. Hij was naakt tot op het middel en schetste met zijn verhalen zijn hele leven.

Toen er geen blikken meer over waren om mee te gooien, was Gertruda van het hoofddek naar beneden gegaan om zich bij Michael in het ruim te voegen. Van alle volle blikken waarmee ze de enteraars had bekogeld, had ze voor hem het laatste blik ingemaakte ananas bewaard; nu streelde ze zacht zijn haar terwijl hij teugjes nam van het ananassap. Voor Michael was het de verrukkelijkste drank die hij ooit had geproefd. ‘Ze vertelde mij van de strijd op het hoofddek. Hoe ze oog in oog met de enteraars had gestaan en het ene blik na het andere had gegooid. Toen ik opkeek naar alle anderen om ons heen, bedacht ik hoe gelukkig ik was. Ik had Gertruda. Er was op het hele schip geen tweede zoals zij.’

Ze omhelsde hem, als een moeder haar zoon, en Michael voelde zich in haar nabijheid volkomen veilig. Iets verderop had een vrouw huilend uitgeroepen dat er een witte vlag moest worden gehesen. Er was echter niemand bereid haar een lap witte stof te geven. Een vriendelijke stem riep haar toe: ‘Overgave? Geen sprake van nu we zo dicht bij huis zijn!’

De vraag of er wel of niet moest worden gecapituleerd werd ook in de ziekenboeg onderwerp van gesprek, toen Ike daar opdook nadat hij het stuurrad op de achtersteven had overgegeven aan Cyril Weinstein. Hij liep voorzichtig tussen de gewonden door. Velen van hen hadden verwondingen aan het gezicht en het hoofd, veel meer dan hij had verwacht, en hun toestand was een schok voor hem. Dominee Grauel, die uit de kombuis water had gehaald voor de gewonden, zag dat Ike zijn tranen nauwelijks kon bedwingen.

Het was Ikes eerste commando en bij de Haganah hadden sommige mensen uiting gegeven aan hun bedenkingen tegen het voornemen deze slanke man met zijn fijnbesneden gezicht met zo’n belangrijke missie te belasten. Saul Avigur had hen er echter van overtuigd dat Ike weliswaar pas tweeëntwintig jaar oud was, maar toch de juiste keus. Inmiddels had Ike zijn bekwaamheden al gedemonstreerd toen hij de Exodus door de dokken van Sète naar zee had gebracht, en later tijdens de reis opnieuw. Tegen zijn commando over het schip was slechts één keer bezwaar gemaakt. Toen hij had bevolen de snelheid van het schip te verhogen, had Yossi hem gevraagd of het werkelijk nodig was de zeeziekte onder de passagiers nog te verergeren. Dominee Grauel wist nog hoe ‘Ike hem had toegesnauwd: “Wat willen de passagiers liever? Last hebben van zeeziekte of eindigen achter het prikkeldraad van een Brits concentratiekamp?”’

Nu gaf Ike, neerknielend naast iedere gewonde, uiting aan zijn zorg over hun lijden en beloofde hij hun dat ze spoedig aan wal zouden zijn, en in een ziekenhuis. Toen hij de twee gewonde enteraars bereikte, wierp hij hun slechts een korte blik toe en liep meteen door. Of zoals dominee Grauel noteerde: ‘Wat had Ike kunnen zeggen? De wonden die zij hadden opgelopen, waren het gevolg van wat de Britten hadden gedaan. Daar kon je ze moeilijk voor bedanken. Ik zag echter op Ikes gezicht dat hij zich er zorgen over maakte dat sommige van onze gewonden de dood nabij konden zijn.’

In een hoek lagen de lichamen van Zvi Yakubovich en Mordechai Baumstein, hun gezichten bedekt met een doek. Er was geen tijd geweest hen over te brengen naar Ikes hut, waar Bill Bernstein lag. Grauel vroeg zich af hoeveel er nog zouden sterven van de honderd gewonden die op het bovendek lagen, of half overeind tegen een schot leunden terwijl het bloed door hun verband heen sijpelde. Over de verzorgers schreef hij: ‘Hun heldhaftigheid is onbeschrijflijk. Hun gezichten waren bespat met bloed en zweet. Zij stelden de gewonden gerust door te zeggen dat zij zich geen zorgen hoefden te maken over wat er buiten de ziekenboeg gebeurde. Hun kalme moed was een geweldige hulp. En voor dr. Cohen is er maar één passend woord: “Indrukwekkend”.’

Op het bovendek, weg van waar de minder ernstig gewonden lagen, zag Ike dat dr. Cohen druk in gesprek was met Yossi. Hij voegde zich bij hen. De dokter vroeg de kapitein naar zijn indruk van wat hij had gezien. Ike erkende dat sommige gewonden er zo te zien slecht aan toe waren. Dr. Cohen legde hem uit dat er vijf zo ernstig gewond waren dat het niet waarschijnlijk was dat zij de volgende dag zouden halen, tenzij ze een bloedtransfusie kregen – maar dat hij zelf niet over bloedplasma of de nodige uitrusting beschikte. Die zaken waren alleen beschikbaar op de Britse oorlogsbodems.

Yossi wees erop dat zij vrijwel zeker medische hulp zouden krijgen als de Exodus capituleerde. De drie mannen stonden over de situatie na te denken, totdat dr. Cohen zei: ‘Vanuit medisch standpunt gezien zou capitulatie acceptabel zijn. Aan boord van hun schepen zijn ongetwijfeld goede artsen die kunnen helpen.’

Yossi vermande zich en toen hij weer sprak, klonk er nieuw gezag door in zijn stem. Niet alleen voerde Ike het commando over het schip, ook was hij belast met de zorg voor de veiligheid en het welzijn van alle passagiers. Afgaande op alles wat hij had gehoord en gezien, was overgave niet langer een punt van discussie, maar een dringende noodzaak.

Plotseling kreeg Ikes stem een hardere klank. Hoe konden zij erop vertrouwen dat de Britten zich aan capitulatievoorwaarden zouden houden? Zij hadden met al hun rammanoeuvres de passagiers regelrecht geterroriseerd. Bovendien hadden ze al Bill Bernstein en twee passagiers vermoord. Intussen kwam de Exodus steeds dichter bij zijn bestemming.

Yossi kon zijn eigen woede nauwelijks verhelen. ‘We komen er nooit! Er is al zoveel averij veroorzaakt door die rammanoeuvres dat we al eerder kunnen zinken!’

Hun luide stemmen zwegen en ze staarden elkaar aan. Dr. Cohen kwam kalmpjes tussenbeide om te zeggen dat het hem alleen ging om de levens van zijn patiënten, en als capitulatie de beste manier was om hen te redden, moest dat dan maar. Nu hij zijn standpunt duidelijk had gemaakt, stapte hij terug en liet het dispuut verder over aan Ike en Yossi.

Ike vermande zich en zijn stem klonk weer afgemeten. Ook hij zag het redden van de patiënten als zijn prioriteit. Over enkele uren zou het schip echter dichter bij het aanlandingsstrand zijn. Daar zou alle nodige medische hulp beschikbaar zijn. Hij zou een boodschap aan Tel Aviv kunnen sturen om daarvoor te zorgen. Yossi vroeg dr. Cohen of dat niet te laat zou zijn. Dat was heel goed mogelijk, antwoordde deze. Misschien kon iemand naar de Britse commanderend officier aan boord gaan om hem te zeggen dat het schip bereid was zich over te geven, in ruil voor de garantie op medische hulp.

Na flessen water te hebben uitgedeeld kwam dominee Grauel de ziekenboeg uit en voegde zich bij het drietal. Hij was het met Cohen en Yossi eens dat capitulatie de enige mogelijkheid was.

Ike verbrak het hieropvolgende stilzwijgen door hen eraan te herinneren dat hij voor deze reis als kapitein had aangemonsterd om aan te tonen dat de Britse blokkade kon worden doorbroken. Een dergelijke triomf zou overal ter wereld weerklank vinden en de publieke opinie ertoe kunnen brengen steun te verlenen aan het recht van alle Joden om naar Palestina te gaan. Nu capituleren zou een streep halen door de hele planning die hen zo dicht bij het aanlandingsstrand had gebracht.

Opnieuw ontstond er een langdurige stilte tussen Ike en Yossi.

Yosef Reich behoorde tot de passagiers die het verschil van

mening aanhoorden. ‘Harel was geen zeeman en wist niets van de constructie van schepen. Hij was echter wel iemand die door de Joodse leiders was gestuurd – allerlei mensen voor wie wij het grootste respect hadden.’

Een gematigder visie werd verwoord door dominee Grauel: ‘Het was van het grootst mogelijke belang dat het schip zo snel mogelijk de kust bereikte. Ik hoorde Yossi zeggen dat Ben-Goerion levende mensen naar Palestina wilde halen, geen dode lichamen. Door gaten in de bovenbouw begon water naar binnen te stromen. Wij hadden de keus: vragen om een wapenstilstand of doorworstelen om met de doden en gewonden toch de kust te bereiken. Yossi’s bezorgdheid maakte, samen met die van dr. Cohen en de mijne, dat we kozen voor een wapenstilstand.’

Het drietal liet Ike alleen achter op het bovendek, voor de ingang van de ziekenboeg. Als het tijd werd dat hij en Yossi zich verborgen, zou het gezagvoerderschap overgaan op Bernard Marks, die inmiddels al eerste stuurman was geworden om de dode Bill Bernstein te vervangen. Voor zichzelf was Ike ‘er zeker van dat Yossi al tot capitulatie had besloten voordat we erover begonnen. Ik wil er verder niets over zeggen. Als hij zeeman was geweest, had hij niet op dat besluit aangedrongen. Hij dacht dat het schip vanwege alle rammanoeuvres zou zinken. Dat gebeurde niet en zou ook niet gebeurd zijn. Yossi was een politicus. Wij allemáál maakten ons zorgen over de passagiers. Zij zouden echter hebben gewild dat we doorvoeren. Zelf betwijfelde ik geen moment dat ik hen allemaal aan de kust zou hebben gezet.’

Ike had Marks laten komen om hem te zeggen dat de Exodus zich over zou geven en dat hij nu gezagvoerder was. De vierentwintigjarige eerste stuurman, afkomstig van de marinekoopvaardij, was een bekwaam en gerespecteerd officier wiens leeftijd moeilijk te schatten was.

De controverse rond de capitulatie van de Exodus bleef voortbestaan. Net als Ike weigerde Yossi Harel tot aan zijn dood in 2009 over dit onderwerp, dat hun relatie al zoveel jaren had verziekt, te praten. Het lijdt geen twijfel dat beide mannen moedige, toegewijde mannen waren die voor het leiderschap in de wieg waren gelegd. Als kapitein van het schip en zeer bekwaam en ervaren zeeman had Ike altijd de innerlijke zekerheid behouden dat hij het schip aan de kust had kunnen brengen. Yossi, zijn superieur, was al op zijn negenentwintigste een Haganah-veteraan en vermoedelijk beter vertrouwd met het complexe politieke schaakbord dat werd bespeeld in Londen en elders; waarschijnlijk was hij beter op de hoogte van de manier van denken in Tel Aviv en had hij een bredere visie. Voor beide mannen was het een hartverscheurend besluit.

In elk geval heeft deze hele episode geleid tot veel gissingen, zoals de bewering van Stewart Menzies dat het besluit tot capitulatie onderdeel was van een goed georkestreerd plan van de Haganah. De alom bekende hekel aan Joden van de spionnenbaas had hem in september 1947 ertoe gebracht een rapport te schrijven waarin hij stelde dat de hele reis erop gericht was geweest Groot-Brittannië in ernstige verlegenheid te brengen om zo de oprichting van de staat Israël te verhaasten. Alles wijst er echter op dat Menzies’ rapport niet meer was dan een poging de Exodus te gebruiken in het voordeel van Groot-Brittannië zelf én als rechtvaardiging voor de aanval op het schip.

Vanaf de brug van HMS Ajax bestudeerden sir John Cunningham, de gezagvoerder van de kruiser en de hogere officieren inclusief de scheepsarts, luitenant-ter-zee 1e klasse Gaskell, de Exodus in het ochtendlicht. Ze konden zich geen van allen herinneren ooit een blokkadebreker met zoveel schade te hebben gezien. De rubberen band rond de romp hing op sommige plaatsen los en toonde de diepe deuken in de staalplaten die de rammanoeuvres hadden veroorzaakt. Ook was een groot deel van de bovenbouw vernield. Gaskells grootste zorg was, zo snel mogelijk aan boord van de Exodus gaan om een begin te maken met de bestrijding van wat een ernstige medische noodtoestand kon zijn. Gezagvoerder Bailey van HMS Childers had per radio gemeld dat het meest recente aantal doden en gewonden aan boord van de Exodus ‘ver boven de honderdvijftig’ zou kunnen liggen.

Dominee Grauel liep door de gangboord, op zoek naar een hogere marineofficier aan wie hij de overgave van het schip kon aanbieden. Opeens vloog er een deur open en stormde Murray Aronoff de hut uit, met ogen die vuur spuwden en met een bijl in zijn hand. Hij brulde Grauel toe: ‘Ze vermoorden vrouwen en kinderen! Dat is wat ze doen, moorden! Daarom ga ik hén vermoorden, dominee!’

Drie enteraars kwamen de gangboord in, de wapens in de aanslag. Dominee Grauel griste Aronoff de bijl uit handen en gaf hem aan een van de enteraars. ‘Ik legde uit dat Aronoff over zijn toeren was geraakt door alles wat er was gebeurd. Ik wees naar de armband met de Amerikaanse vlag die ik erop had genaaid, legde uit dat ik Amerikaans staatsburger en verslaggever voor een religieuze krant was en verzocht hun mij naar hun commandant te brengen, met wie ik over capitulatie zou kunnen praten. Ze staarden me een tijdje indringend aan en zeiden toen dat ik hen moest volgen.’

Enkele minuten later stond Grauel in het stuurhuis oog in oog met luitenant-ter-zee 2e klasse MacPherson. Vanaf het dek beneden hoorde hij Aronoff weer schreeuwen: ‘De schoften schieten op vrouwen en kinderen! Ze verdrinken baby’s in het ruim! Ze zijn erger dan de nazi’s! Het zijn nazi’s!’

Dominee Grauel beval Aronoff gedecideerd zijn mond te houden. Op het stormdek was de strijd weer opgelaaid. De potige New Yorker zweeg. Een ogenblik keken de marineluitenant en de dominee elkaar aan. Het kabaal van de strijd was toegenomen.

Dominee Grauel bulderde: ‘Stop! Iedereen ophouden, nu!’ Toen keek hij MacPherson aan en vroeg de luitenant zijn enteraars hetzelfde bevel te geven. De strijd werd gestaakt. Om het schip heen lagen de schepen van de gevechtsgroep, de dekken vol gewapende soldaten. Luitenant MacPherson vroeg Grauel de kapitein van het schip naar het stuurhuis te halen.

Kort daarna stapte Marks het stuurhuis binnen en bevestigde dat hij de kapitein was en het schip naar Haifa zou varen. MacPherson beloofde voor aanvullende medische hulp te zorgen. Marks gaf de machinekamer opdracht de machine stil te zetten. De Exodus begon te schommelen, omringd door zijn cipiers.

In het logboek van zijn torpedobootjager noteerde gezagvoerder Bailey dat de overgave om acht uur ’s morgens was aanvaard.

Via het omroepsysteem maakte de nieuwe kapitein bekend dat de strijd werd beëindigd en dat de marine spoedig een medisch team aan boord zou brengen.

Dr. Cohen en luitenant MacPherson wachtten op de komst van het eerste hulpteam, geleid door scheepsarts luitenant-ter-zee 1e klasse D.C.S. Bett, afkomstig van HMS Chequers. Kort daarna kreeg hij versterking van dr. Gaskell. Behalve Gaskell en zijn drie verplegers, onder wie Geoff Glover, stuurde Bailey nog een extra verpleegkundige. In totaal waren er nu acht ervaren artsen en verpleegkundigen aan boord om dr. Cohen te helpen. Hij ging hen voor naar de ziekenboeg.

Het was voor deze teams de eerste aanblik van de aangerichte schade en dr. Bett werd ‘erdoor geschokt. Er zaten enorme gaten in de bovenbouw en je kon de mannen en vrouwen daarbinnen naar ons zien staren. De dekken lagen bezaaid met uitgebrande noodfakkels en rookbommen.’

De groep werd vergezeld door enteraars die gereedstonden om elk nieuw verzet de kop in te drukken, maar alle woedende kreten van benedendeks maakten dat de leden van het medisch team onbehaaglijk om zich heen keken. Dr. Cohen legde uit dat deze reactie eenvoudigweg werd veroorzaakt door angst. Zodra ze in de ziekenboeg waren, verspreidden de marineartsen en -verpleegkundigen zich en bogen ze zich over de patiënten, terwijl dr. Cohen en zijn mensen hun verwondingen toelichtten.

De artsen hielden kort ruggespraak en werden het erover eens dat de drie gewonde enteraars – twee botbreukgevallen en de man met de brandwonden – onder de inmiddels honderdzestig gewonden door dr. Bett zouden worden behandeld. De meer ernstige gevallen zouden door dr. Cohen of de twee andere marineartsen worden verzorgd. De rest moest worden behandeld door de helpers van dr. Cohen en de verpleegkundigen van de Navy. De twee gevallenen – Zvi Yakubovich en Mordechai Baumstein – werden door bemanningsleden naar Ikes hut gedragen, die tijdelijk als mortuarium fungeerde en waar Bill Bernstein al lag. Dr. Gaskell legde dr. Cohen uit dat hij en Bett geen operaties konden doen om ernstig hoofdletsel te behandelen, omdat zij geen specialistische instrumenten bij zich hadden – ook niet aan boord van hun schepen. Neurochirurgie was pas mogelijk als ze in Haifa waren. Dr. Cohen had geen andere keus dan akkoord gaan.

Nadat het koppelingsmechanisme voor het stuurrad was hersteld en kapitein Marks Cyril Weinstein had opgedragen om van het stuurrad op de achtersteven naar het stuurhuis te komen, begon de Exodus in de loop van de ochtend langzaam verder te varen. Dr. Gaskell had verzocht om langzaam te varen, opdat het medische team zijn werk gemakkelijker kon doen.

Intussen had Geoff Glover opdracht gekregen op zoek te gaan naar meer gewonden. De jonge, gebrilde verpleger knipperde met zijn ogen in het schemerduister toen hij zich een weg zocht door het schip. Omdat hij de nervositeit van de enteraar die hem moest escorteren bespeurde, gaf hij de man opdracht zijn gasmasker af te doen en zijn wapenstok niet te gebruiken om mensen te intimideren. Paniek of ruzie was wel het laatste dat Glover in de krappe ruimte benedendeks wilde. Keer op keer knikte hij glimlachend naar passagiers om hun te verzekeren dat de strijd voorbij was en hij er alleen was om te helpen.

Pas toen hij de bovenbouw binnenstapte en aan zijn afdaling begon, werd hij getroffen door de uitgesproken stank. Iedereen bij de marine was gewend aan de geurenmengeling van machine-olie, kookluchtjes en, voor degenen die in de ziekenboeg werkten, lysol en chloroform, plus de lichaamsgeuren van tientallen zeelieden in hun kooien. Hier stonk het echter alsof er een beerput was geleegd en de stank langs de trappen naar boven zweefde – een misselijkmakende stank die de ogen deed schrijnen, zodat hij en zijn escorte zich moesten dwingen om niet te braken.

Overal waren de sporen van de strijd te zien: stukken hout van uiteengerukte kooien en lege flessen. Hutdeuren waren uit hun hengsels gelicht en steeds als Glover deuren die nog gesloten waren opende, zag hij tegenover zich voornamelijk vrouwen en kinderen die hem gemelijk aanstaarden.

Onder het wakend oog van de enteraar nam Glover een duik in zijn rugzak en begon de kneuzingen en snijwonden van passagiers te behandelen met zalfjes en verband. Hij had in de bioscoop filmbeelden gezien van de gevangenen die uit de concentratiekampen waren bevrijd, maar de mensen die hij nu benedendeks zag, waren anders. Twee jaar na het eind van de oorlog stond al het verdriet en alle pijn van het verlies van hun ouders, zoons en dochters en al het overige in hun gezicht gegrift. Velen onder hen staarden wezenloos voor zich uit, alsof zij vergeefs hadden geprobeerd zich gezichten te herinneren waarmee ze vroeger zo vertrouwd waren geweest. Het maakte dat ze ouder leken dan zij waren, een gevolg van hun pogingen ook andere herinneringen uit te bannen, die ooit met hen zouden sterven. Hij besefte dat hij maar weinig van de geschiedenis van deze mensen wist. Misschien kwam dat door het gezang dat hij uit andere delen van het schip hoorde.

Toen Glover dieper in het schip doordrong, stuitte hij op een groep kinderen, zittend rond een oudere vrouw. Ze wees naar een getatoeëerd nummer op haar onderarm dat schril afstak tegen haar witte huid. In gebrekkig Engels legde ze uit dat zij en de kinderen allemaal gevangen hadden gezeten in Buchenwald. Ze beduidde Glover dat hij weg moest gaan, een gebaar dat hij al vaker had gezien als hij aanbood iemand te behandelen. De verpleger vroeg zich af of dit misschien een reflex was die zij aan de concentratiekampen hadden overgehouden, omdat iedere vraag daar kon leiden tot een aframmeling of erger. Andere keren kreeg hij een dankbare glimlach van iemand die hij had geholpen. Sommigen huilden zelfs als hij probeerde hun pijn te verlichten.

Terwijl hij bezig was medicamenten uit te delen en hulp te verlenen, zag Glover dat de gangboorden op sommige plaatsen waren besmeurd met fecaliën, waarvan de stank hem deed kokhalzen. Meer dan eens bespeurde hij de woede die zijn aanwezigheid uitlokte, ook al legde hij geduldig uit dat hij alleen maar wilde helpen.

Freddie Kronenberg was door dr. Cohen naar beneden gestuurd om te zien of Glover en diens escorte hulp nodig hadden. Freddie vertelde: ‘God mag weten wat zij daar beneden hadden verwacht te kunnen doen. Het zou uren en uren duren om iedereen te onderzoeken. Er waren genoeg passagiers aan boord die hulp nodig hadden om er een heel ziekenhuis mee te vullen.’

Freddie bleef bij Glover om voor hem te tolken. Toen de rugzak van de verpleger eindelijk leeg was, ging hij terug naar het hoofddek, waar hij gretig de frisse zeelucht inademde en zich afvroeg hoeveel langer al die mensen benedendeks nog onder zulke bedompte omstandigheden in leven konden blijven.

Meteen na zijn geslaagde bemiddeling was dominee Grauel teruggegaan naar de radiohut om weer achter zijn microfoon plaats te nemen. Met zijn blauwe ogen, van zweet doordrenkte hemd, glinsterende kruisje op zijn gebruinde borst en lange blonde haar dat aan zijn voorhoofd kleefde, had hij het uiterlijk van een man uit de Middeleeuwen. In zijn stem klonk een combinatie van opwinding en inspiratie door: ‘Hier spreekt John Stanley Grauel, voor de laatste maal rechtstreeks vanaf het Haganah-schip Exodus uitzendend via de Stem van Israël. Vandaag hebben wij de aanval van de overmacht van de Royal Navy overleefd. Op onze dekken liggen de doden, stervenden en gewonden. De overige van onze 4500 immigranten hebben het echter overleefd om Erets Jisraël te bereiken. Hoewel wij gedwongen zijn koers te zetten naar Haifa, komen wij thuis als overwinnaars. Onze nederlaag is onze triomf geworden.’

In de ziekenboeg schreven de artsen Gaskell en Bett steeds een korte casusbeschrijving en speldden het papiertje op de kleding van een behandelde patiënt. Velen van hen waren tieners die, zoals Bett het onder woorden bracht, ‘er slecht vanaf waren gekomen, maar toch heel agressief bleven. Als zij echter eenmaal waren behandeld en te horen kregen dat we naar Haifa voeren, kwamen zij tot bedaren.’ Toen Gaskell constateerde dat de medische voorraden opraakten, verzocht hij MacPherson HMS Ajax per radio te berichten dat er meer nodig was.

Aan het begin van de middag hadden dominee Grauel en zijn koks ‘van de overgebleven aardappelen en de laatste blikken groente een provisorische maaltijd bereid. We beschikten over voldoende water, want een van de torpedobootjagers had water aan boord gebracht.’

Ike had zijn kapiteinspet afgezet – het hoofddeksel zou nooit meer worden gevonden – en begaf zich in zijn blauwe spijkerbroek en hemd tussen de bemanningsleden en passagiers om rustig met hen te praten. In de ogen van de waakzame enteraars leek hij de zoveelste tiener aan boord. Soms keek hij even op naar het beschadigde stuurhuis. Voor de radiohut was een enteraar geposteerd, een geweer in de handen. Ike knikte hem even toe en liep verder. Enava Barak en Harold Leidner waren niet meer in de hut.

In het stuurhuis stonden de luitenants-ter-zee 2e klasse Pearce en MacPherson achter Cyril Weinstein aan het roer. In de verte zagen zij het zinderende waas van hete lucht boven de kust van Palestina.

Al vanaf het begin van de ochtend leek alles in Haifa, Tel Aviv, Netanya en andere steden en nederzettingen van de Isjoev met opzet gesloten te blijven: de winkels, kantoren en fabrieken hadden hun luiken en deuren niet geopend. Degenen die er hoorden te werken, verzamelden zich rond de haven van Haifa, nadat de radio had bericht dat de Exodus daar nog voor zonsondergang en het begin van de sabbat binnen zou lopen. Rond de haven verzamelden zich daar ook fotografen en filmploegen van bioscoopjournaals die door het opperbevel van de Haganah waren ingelicht.

Uit de kazernes in de naaste omgeving van Haifa kwamen tanks, rupsvoertuigen en legertrucks vol soldaten de stad in en begonnen de haven af te sluiten.

In een stafauto van de Mandaat-troepen knikte majoor Philip Cardozo, met de rode baret en de onderscheidingstekenen van de Britse 6e Luchtlandingsdivisie in Palestina, goedkeurend naar wat hij zag. Hij was begin veertig en probeerde zijn beginnende buikje in toom te houden met dagelijkse gymnastische oefeningen, vastbesloten even fit te blijven als zijn jonge parachutisten. Ondanks al die lichaamsbeweging had hij echter toch een dubbele kin, vlezige lippen en mollige wangen gekregen, waardoor hij het uiterlijk had van een overvoerd kind. In de binnenzak van zijn uniformjasje had hij de dagorder, ondertekend door sir Gordon MacMillan, opperbevelhebber van de Britse troepen in Palestina. De afgelopen twee jaar had de generaal met het ingevallen gezicht al zevenenveertig overeenkomstige dagorders uitgevaardigd. Ze luidden onveranderlijk dat illegale immigranten die voor de Palestijnse kust waren gearresteerd, moesten worden gedeporteerd.

Majoor Cardozo verwachtte dat zijn zorgvuldig voorbereide plan op deze vrijdag de 18e juli het aantal deportaties door de aankomst van de Exodus aanzienlijk zou opvoeren. Niets zou hem dat kunnen beletten. Uitwijzing maakte deel uit van de geschiedenis van zijn eigen familie, want de Cardozo’s waren al in de tijd van de Inquisitie uitgewezen door Spanje. In de Lage Landen waren zij vanwege hun rooms-katholieke geloof vervolgd, zodat zij zich ten slotte in Engeland hadden gevestigd. In de oorlog had majoor Cardozo bij het Achtste Leger gediend, maar daarna was hij naar de Mandaat-troepen overgeplaatst. Over zijn persoonlijkheid kon echter geen misverstand bestaan: hij was even onbuigzaam als het stokje van de officier dat hij parmantig onder de oksel klemde nu hij langs zijn parachutisten marcheerde, die in de intense zomerse hitte ‘op hun gemak’ langs de haven stonden opgesteld.

Zo nu en dan bleef hij staan om een parachutist eraan te herinneren dat hij, als het zover was, diende te glimlachen. Het was van belang om de immigranten van de Exodus aan wal te krijgen zonder dat zij zich verzetten.

Tegen de tijd dat hij zijn kantoor had bereikt, een kleine schuur aan het eind van de haven, zag majoor Cardozo dat de detailpunten van de dagorder nagenoeg uitgevoerd waren. De omheinde ruimte voor de pers begon al vol te raken, zodat de fotografen en journalisten zich achter een stalen hek moesten verdringen.

De drie transportschepen van de marine – de Runnymede Park, de Empire Rival en de Ocean Vigour – lagen langs de kade afgemeerd. Iets verder langs de kade was een andere omheinde ruimte te zien, met daarbinnen rijen stoelen. Aan de omheining was een bordje bevestigd met het acroniem unscop. Op het water zelf waren alle vissersboten naar de overkant van de haven verhaald. Nog verder terug op de kade stond een lange rij militaire ambulances.

Tegen het begin van de middag was er een podium tegenover de omheinde ruimte voor de pers opgebouwd. Nu posteerde majoor Cardozo zich op dat podium, zocht steun bij de leuning en sprak glimlachend een welkomstwoord. Ruth Gruber, in dienst van de New Yorkse Herald Tribune, noteerde: ‘Hij zag eruit als een man die wist dat dit één grote show was, misschien zelfs het grootste circus in vredestijd waarin hij optrad, nu het lot hem had uitverkoren om als klantenlokker te fungeren.’

De majoor kondigde aan dat de Exodus weldra zou arriveren, maar dat iedereen die probeerde een gesprek met een illegale immigrant aan te knopen onmiddellijk zou worden verwijderd. De verslaggevers maakten verwoed notities terwijl hij zijn informatie spuide. De geregistreerde naam van het schip is President Warfield… het heeft op D-day onder Britse vlag gevaren. Nu voert het de Haganah-vlag… Ze hadden bijna 5000 mensen in een schip gepropt dat op 400 passagiers was berekend… Zij hebben het verzoek om te stoppen genegeerd… Hun radio in Tel Aviv heeft beweerd dat er drie doden en vele gewonden aan boord zouden zijn… Wij hebben daarvan geen onafhankelijke bevestiging ontvangen…

Achter de omheining ontstond een spervuur van vragen.

De verslaggever van de Daily Mail vroeg wat er met de passagiers ging gebeuren als ze van boord waren. De verslaggever van de New York Times wilde weten of dat de reden was dat de drie transportschepen hier lagen. De verslaggever van persbureau Reuters vroeg of ze naar Cyprus zouden worden gebracht. De journalist van de Daily Express wilde weten of de drie schepen die de Verenigde Staten volgens het Lease-Lend-akkoord Groot-Brittannië ter beschikking hadden gesteld voor de strijd tegen de nazi’s nu gebruikt zouden worden als drijvende gevangenissen.

De verslaggever van L’Humanité vroeg of majoor Cardozo commentaar wilde geven op de suggestie dat deze schepen ‘niets anders waren dan drijvende concentratiekampen’.

Nauwelijks in staat zijn woede te bedwingen kwam majoor Cardozo van het podium af en marcheerde terug naar zijn kantoor, woedend zwaaiend met zijn stokje.