16

De aanval

Die nacht flitsten er tal van gecodeerde Hebreeuwse boodschappen heen en weer tussen de radiohut van de Exodus en het hoofdkwartier van de Haganah in Tel Aviv. Om het de radio-operators van de Britse gevechtsgroep – die deze taal geen van alle spraken – nog moeilijker te maken, had Saul Avigur (codenaam Ben-Yehudah) Ike en Yossi ieder een exemplaar gegeven van het codeboek dat hij voor hun vertrek uit Sète had samengesteld. Frankrijk was Neter; de Exodus was Ha-Kli; Tel Aviv was Zelig, Palestina was Artzi. Arnon stond voor Ike en Ammon voor Yossi. Cyprus werd Rice genoemd. Boodschappen naar of van Ami waren verstuurd door of gericht aan Ben-Goerion.

Iedere boodschap werd gedecodeerd door Enava Barak voordat hij ermee naar de brug ging. De eerste was het verzoek van Matityahu – de codenaam van Moshe Bar-Gilad – geweest om hem te zeggen wanneer ze naar schatting bij Bat-Yam zouden arriveren, het strand ten zuiden van Tel Aviv waar de landing zou moeten plaatsvinden. Ike had laten weten dat hij daar nog voor de ochtendschemering hoopte aan te komen.

Onmiddellijk was daarop het bevel gevolgd: ‘Ga, als dat onmogelijk is, naar Zelig, zoals besproken.’

Tijdens een bespreking in Sète had Yehuda Arzi (codenaam Hofshi) samen met Ada Sereni (Ur) een Plan B voor de Exodus voorgesteld. Ze konden dan in ondiep water langs de kust nog zes mijl verder varen naar Tel Aviv. Zodra de stad in zicht kwam, zou het schip dan linea recta naar het strand recht voor de Nordaustraat moeten sprinten, waar de Haganah een flinke strijdmacht klaar kon hebben staan, ondersteund door de bevolking, die de troepen van de Mandaat-regering bezig kon houden als die de immigranten probeerden te beletten aan wal te komen. De Haganah-strijders die voor dat doel naar Bat-Yam waren gestuurd, konden intussen per bus worden teruggehaald om de groep bij de Nordaustraat te versterken. Tegen die tijd zouden de reddingboten en -vlotten op de golven klaarliggen om de passagiers in te nemen. Als het schip eenmaal aan de grond stond, zouden sterke zwemmers onder de bemanning overboord springen, ieder met een rol touw, om de reddingboten en -vlotten zo snel mogelijk naar het strand te trekken. Daar zouden bussen gereedstaan om hen naar nederzettingen te brengen. Deze operatie zou worden herhaald totdat alle immigranten van boord waren.

Het plan was gewaagd genoeg om Yossi aan te spreken; het deed hem denken aan de tijd dat hij met Orde Wingate had samengewerkt. Ike was voorzichtiger. Het strand bij de Nordaustraat was smaller en het zou daar onmogelijk zijn om 4500 immigranten weg te krijgen uit Tel Aviv voordat de Mandaat-troepen alle uitvalswegen hadden geblokkeerd. Toen Arazi Ikes aarzeling bemerkte, had hij nog eens onderstreept dat het slechts een reservemaatregel was.

Kort nadat HMS Childers en HMS Cheviot voor het eerst langszij de Exodus waren geweest, was er een nieuwe boodschap van Bar-Gilad gekomen: ‘Stel voor dat u rechtstreeks naar Zelig vaart.’

Inmiddels deelde Yossi de zorg van Ike dat de komst van HMS Ajax alle hoop om ongemerkt door de blokkade te breken en naar het alternatieve landingsstrand bij Tel Aviv te sprinten de bodem in geslagen had. Dat strand was niet alleen smaller, maar ook zouden ze er pas halverwege de ochtend aankomen. Hoewel het voor de passagiers bij daglicht gemakkelijker was van boord te gaan, betekende het ook dat alles wat de Exodus deed vanaf de kust door Britse troepen kon worden gezien. Naar Bat-Yam varen was nog steeds de beste optie.

Hun overwegingen werden onderbroken door nieuwe orders van de Haganah: ‘Wij bereiden een bruggenhoofd bij Zelig voor. Zorg intussen dat Ha-Kli volledig beschermd is tegen vijandelijke aanval.’

Het gezamenlijke antwoord van Yossi en Ike was kort: ‘Hebben alle voorbereidingen getroffen.’

Hun vermoeidheid en scherpte klonken door in wat Yossi later ‘het toenemende verschil van mening tussen het schip en de mensen aan wal’ zou noemen.

Er kwam een nieuwe boodschap door die duidelijk maakte wat er in de volgende radio-uitzending van dominee Grauel moest worden opgenomen. Hij moest de uitzending al voor zonsopgang beginnen en in zijn inleiding duidelijk zeggen dat de Exodus nog verder voer. Daarna moest hij het volgende beschrijven: ‘Het lijden van de passagiers en hun wanhopig verlangen naar Palestina te gaan; een krachtig protest tegen de gesloten-deurpolitiek van de Britten; een oproep tot interventie door de Verenigde Naties tegen de Britse aanvallen op het schip; een oproep tot mondiale solidariteit met de Exodus; en een verklaring dat de immigratie voort zal gaan.’

Deze instructies waren afkomstig van Ami: David Ben-Goerion had zich openlijk aangesloten bij de strijd om de Exodus te redden.

Na voor dit bericht te hebben bedankt, verstuurde Ike er zelf een. Over vijftien minuten zou hij koers van de Exodus verleggen naar de Egyptische kust en de vaarroutes in en uit Alexandrië gaan volgen. Hij wist dat dit hun achtervolgers meteen voor een probleem zou stellen: hoe konden zij het schip in drukbevaren internationale wateren onderscheppen zonder wereldwijd een storm van verontwaardiging te veroorzaken? In Frankrijk had Ada Ike vijandige krantenberichten laten zien die zij had helpen lanceren: ze handelden over de methoden die de Royal Navy had gebruikt om andere blokkadebrekers tegen te houden. Bovendien had Moshe Bar-Gilad gerapporteerd dat de eerste uitzending van dominee Grauel meteen al voor toenemende publiciteit had gezorgd – er arriveerden aan de lopende band journalisten die het verhaal wilden verslaan.

Eenmaal binnen de vaarroutes zou Ike een nieuwe koers kiezen die hem langs de kust bij de Egyptische grens met Palestina zou brengen. Het ondiepe water daar zou de torpedobootjagers dwingen vaart te minderen, terwijl de Exodus dankzij de platte bodem volle kracht vooruit kon blijven varen.

Ike was van plan om langs Gaza door te varen naar het strand Bat-Yam, waardoor de gevechtsgroep genoodzaakt zou zijn wanhopig te proberen een weg te vinden door de ondiepten. Het was een gewaagd plan, maar Bar-Gilad en de andere Haganah-commandanten zouden het erover eens zijn dat Ike het kon uitvoeren. In de radarhut aan boord van HMS Cardigan Bay zat radaroperator Barwell als gebiologeerd naar zijn scherm te staren. Een lichtbundel had zich aan de Exodus gehecht, zoals in de oorlog Duitse bommenwerpers gevangen waren geraakt in de zoeklichten van de Londense luchtafweer. Uit de duisternis van de nacht waren HMS Childers en HMS Charity weer opgedoken: ze voeren nu aan weerszijden van de Exodus op luttele meters afstand, zodat de officieren het schip vanaf hun bruggen konden observeren.

Het gillen van de stoomfluit van de Exodus doorboorde de duisternis boven de golven. Het genadeloze licht en het doordringende geluid creëerden een eigen versie van doodsangst.

In zijn radio-uitzending schetste dominee Grauel ook van deze scène een indringend beeld: ‘De nacht is onder de schelle zoeklichten van de torpedobootjagers veranderd in de dag. Er lijkt een complete vloot torpedobootjagers voor ons uit te varen alsof zij van plan zijn ons in te sluiten. In de loop van de nacht heeft iemand een gigantische poster aan onze schoorsteenpijp bevestigd: het is een afbeelding van een vrouw met een baby in haar armen, terwijl een klein kind zich vastklampt aan haar rokken. De inscriptie eronder luidt: England, this is your enemy.’

Was de energieke radiodominee verblind door de zoeklichten, zodat hij zich die poster had verbeeld? Het was in elk geval een beeld dat een overweldigend effect moest hebben op zijn luisteraars. Toch herinnerde later niemand van de bemanning of de passagiers zich een dergelijke poster aan de schoorsteenpijp te hebben gezien. In elk geval heeft ook niemand bekend die eraan te hebben bevestigd. Was hij weggewaaid nadat dominee Grauel hem had gezien?

De nabijheid van HMS Childers en het verblindende licht bracht aan boord van de Exodus iedereen van zijn stuk. Ike stond aan bakboord bij een patrijspoort; Yossi stond aan de andere kant van de brug. Big Bill omklemde het stuurrad nog steviger dan anders; zijn mond bewoog, maar er kwam geen geluid uit. De eerste stuurman, Bill Bernstein, bleef de stoomfluithendel omlaagdrukken en het oorverdovende gejammer ervan overstemde zijn vloeken.

Zvi Tiroche, Noah Klieger en Mordechai Rosemont brulden hun defensiegroepen toe zich voor te bereiden op een aanval, terwijl ze elkaar de aardappelen en voedselblikken doorgaven die Nat Nadler vanuit de machinekamer naar het hoofddek had gebracht.

Uit de luidsprekers van het omroepsysteem schalden de tonen van Elgars Pomp and Circumstance March: ‘Land of Hope and Glory…’ Het was Ikes idee geweest de grammofoonplaat af te spelen die een van de passagiers tijdens de maaltijden op zijn grammofoon had gedraaid.

Dr. Cohen had zijn team, Abe Lippschitz en Simone Smeckler, meegenomen naar het bovendek, zodat ze klaarstonden om gewonden te behandelen. In het ruim ging Gertruda, nadat ze Michael had verzekerd dat er geen reden was om bang te zijn, van kooi tot kooi om de mensen daar gerust te stellen. Michael: ‘Ze was een toonbeeld van kalmte en beschaving. Zij wist wat angst was.’

Op de brug stonden twee verbijsterde uitkijken de nacht in te staren; in het licht van de torpedobootjagers konden zij gedaanten in witte overalls op de enterbruggen boven de HMS Childers en HMS Charity zien staan. Heen en weer zwaaiend op de bewegingen van de zee leken zij met hun gasmaskers, helmen en wapens wel uit de hemel gevallen buitenaardse wezens te zijn.

Plotseling verdween de lichtkegel van het immense zoeklicht van de torpedobootjager. Met een handgebaar beduidde Ike dat Bernstein de stoomfluit moest laten zwijgen. Alsof ze met elkaar waren verbonden door een onzichtbaar koord kwamen HMS Childers en HMS Charity in de inktzwarte duisternis langszij de Exodus. Ike schreeuwde door de spreekbuis naar de machinekamer: ‘Volle kracht achteruit!’

Luitenant Pearces instructeur had hem gezegd dat hij vanaf het platform van de enterbrug naar opzij moest springen om er zeker van te zijn dat hij geen obstakels zou raken, net zoals een parachutist deed als hij uit het vrachtruim van een vliegtuig moest springen. De instructeur had erbij gezegd dat een parachutist in de regel tientallen meters viel voordat hij de grond raakte, meer dan genoeg tijd om zich voor te bereiden op de houding om te landen: de voeten wat gespreid, de benen en het lichaam ontspannen.

Pearce wist ook dat de afstand tussen het platform en het hoofddek van de Exodus volgens de berekeningen vierenhalve meter was. Afhankelijk van het stijgen en dalen van de golven zou hij maximaal twee seconden tijd hebben om zich op zijn landing voor te bereiden.

Tijdens de laatste keer dat HMS Childers langs de Exodus was gevaren, had Pearce de platte houten reddingsvlotten gezien die aan de verschansing waren bevestigd. Ernaast bevonden zich netten op het dek. Deze vlotten en netten konden worden gebruikt om enteraars terug te drijven. Pearce vertelde later: ‘Ik kon niet veel zien. Bovendien maakte de deining het moeilijker iets te zien vanaf de plaats waar ik stond. Het enige waaraan ik kon denken, was dat stuurhuis veroveren zodra we aan boord van dat andere schip waren.’

Pearce hoorde vanaf de brug Bailey’s commando om zich klaar te maken voor de sprong. De jonge officier zette zich schrap. Zo staande in het donker was er geen enkele manier om de afstand in te schatten. Het enige wat hij bespeurde, was dat de Exodus achteruit voer. Vlug keek hij naar de mannen die hem flankeerden. Het was nu of nooit. Hij schepte adem en sprong.

Het krachtige geluid van HMS Childers, op slechts enkele meters van de radiohut, had dominee Grauel ertoe gebracht naar boven te rennen, naar de plaats aan dek waar hij Fira en de kinderen goedenacht had gewenst.

‘Ze waren er niet. Op dat moment raakte de torpedobootjager ons midscheeps en trok zich terug. Ik rende omhoog naar het stormdek. Ik hoopte eenvoudig dat ze daarheen waren gegaan zoals ze vaker hadden gedaan voordat ze gingen slapen. Daar stonden ze: de kinderen dicht om Fira heen, midden op het dek. Fira keek me opgelucht aan en stelde de kinderen gerust: alles was in orde. Ze was een geweldige meid. Toen Efraim verscheen, was haar geluk volmaakt.’

Dominee Grauel herhaalde nog maar eens dat alles goed zou komen voordat hij naar de andere kant van het schip liep, waar het geschreeuw vandaan kwam.

Op de brug van HMS Childers had gezagvoerder Bailey luitenant Pearce omlaag zien springen. Een ogenblik later ‘riep een van de uitkijken: “De luitenant is op een van die vlotten terechtgekomen! Zo te zien ligt hij in het water!” Ik rende erheen om zelf te gaan kijken en schreeuwde dat er een zoeklicht aan moest. De uitkijk riep daarna dat Pearce veilig en wel op het dek was. Er was daar echter een verwoed gevecht aan de gang.’

Toen Pearce tegen een van de vlotten was beland, had hij op de een of andere manier weten te voorkomen dat hij weggleed, de zee in. Hij werd begroet met een hagelbui van volle blikken en harde aardappelen. Hij wachtte in een hut op de komst van de rest van zijn enterploeg. ‘Buiten was het een gigantisch kabaal. Ik voelde het schip zigzaggen, wat het voor de rest van mijn enterploeg nog moeilijker maakte veilig te landen. Ik ging terug aan dek om me bij hen aan te sluiten en dan op te rukken naar het stuurhuis, maar aan dek was de tegenstand toegenomen.’

Toen Pearce de hut uit kwam, hoorde hij het bonken van op het dek neerkomende laarzen toen zijn enteraars landden. Een literblik vloog langs zijn helm. Tiener Aviva Porat nam een volgend blik en gooide, met de kreet: ‘Weg met het Britse imperium!’

Verder op het dek deed Mordechai Rosemont de ronde langs zijn ploeg om ze in alle rust te zeggen dat ze alleen met hun aardappelen of blikken moesten gooien als ze zeker wisten dat ze iemand zouden raken.

Plotseling zwaaide de Exodus naar opzij toen het schip werd geramd door HMS Childers. Het bonken van staal op staal plantte zich voort door het hele schip.

Nat Nadler greep zijn slang en bleef een straal oververhitte stoom op de zich hergroeperende enteraars richten. Twee mariniers vielen, maar luitenant Pearce maande hen om op te staan en ging hen voor naar het eerste doelwit: het stuurhuis.

In de radiohut van HMS Childers beval gezagvoerder Bailey zijn marconist de hele gevechtsgroep te waarschuwen dat de Exodus koers zette naar de Egyptische kust. Hij beval HMS Ajax het schip de doortocht te beletten, terwijl de andere torpedobootjagers de Exodus moesten insluiten om het schip tot stoppen te dwingen. HMS Charity moest weer zijn positie langszij de Exodus innemen om een volgende enterploeg aan boord te zetten, ter ondersteuning van een tweede ploeg die vanaf HMS Chequers aan boord zou springen.

In die nacht van plotselinge doodsangst kwamen vele herinneringen abrupt boven. Passagiers als Yosef Reich, die waren gaan slapen in het geloof dat zij bij het volgende ochtendlicht veel dichter bij Palestina zouden zijn, waren gewekt ‘door het geschreeuw en het geluid van schoten. Mensen begonnen te huilen of raakten in paniek. We dachten dat we gingen sterven.’

Vanaf zijn hoge post op het bovendek kon dr. Cohen zien dat, als de strijd nog veel langer duurde, zijn kleine medische team onmogelijk alle gewonden zou kunnen opvangen. ‘Ik begreep dat sommige gewonden vermoedelijk behandeld zouden moeten worden waar ze vielen. Degenen die ernstig gewond waren, zouden door hun vrienden of leden van de bemanning naar de ziekenboeg moeten worden gedragen. Tot ons geluk verliep de strijd in fasen. De enteraars konden alleen maar dwars tegen de hagelbui van aardappelen en blikken in naar voren opdringen. Het knallen van schoten hield aan en ik zag dat we overweldigd zouden worden.’

Het geknal van schoten dat dr. Cohen en andere passagiers hoorden, werd veroorzaakt door de voetzoekers die Pearce de enterploeg mee had laten nemen om ze in de bovenbouw van het schip te gooien.

Zvi Tiroche kwam tot de conclusie dat de stoomspuiten die sommige bemanningsleden hanteerden de meest effectieve vormen van verzet waren die hij tot zijn beschikking had, naast de blikken vol groente waarmee zijn defensieploeg de aanvallers bekogelden. ‘Het was een aanblik die je niet kon vergeten – nooit.’

Nadat de onvermoeibare dominee Grauel zich ervan had overtuigd dat Fira en haar kinderen veilig waren, repte hij zich terug naar de radiohut om de opdracht van Ben-Goerion te vertalen en uit te voeren. Overal om hem heen waren de geluiden van de strijd heviger geworden. ‘De enteraars gooiden traangasgranaten en de bittere stank ervan vulde mijn longen en liet mijn ogen tranen.’ In de hut zag hij dat er volgens de klok aan de wand een uur was verstreken sinds de aanval begonnen was.

Ook de bemanning hield onuitwisbare herinneringen over aan dat eerste uur van de strijd. In Nat Nadlers geval waren dat de luidsprekers van HMS Childers. ‘Een stem bleef maar herhalen: “Geef het toch op; jullie hebben geen kans.” Wij reageerden door Elgars Pomp and Circumstance March via ons omroepsysteem keihard te laten afspelen.’

Bill Millman, de reus aan het roer, wist nog hoe hij steeds weer had geschreeuwd: ‘Kom maar op, stelletje limeys – we lusten jullie rauw!’

Dekmatroos Dov Mills zou later schrijven: ‘Wat me altijd bij zal blijven, is dat we herhaaldelijk werden geramd. Het voelde alsof ze ons open wilden rijten. Al die tijd bleven de Britten rookbommen en traangasgranaten gooien. Het kabaal, de rook en de stank waren overweldigend.’

De vijftien enteraars van Pearce moesten voor iedere centimeter vechten om het hoofddek te veroveren en bij het stuurhuis te komen. Van benedendeks kwamen kreten van doodsangst. In zijn officiële rapport aan de Admiraliteit berichtte Pearce: ‘Het bombardement met volle blikken was te intens, zodat we een hut aan bakboord moesten binnendringen. Ik raakte geïsoleerd en stond plotseling alleen in een hut, terwijl ik via de patrijspoort werd bekogeld met aardappelen, volle blikken en lege flessen. De rest van mijn enterploeg drong een hut op het achterschip binnen, maar die was vol vrouwen en kinderen. Een Amerikaan bulderde mijn mannen toe dat ze vijf tellen kregen om aan dek te komen; hij dreigde dat ze zouden worden gedood als ze hem niet gehoorzaamden.’

De enteraars vochten zich de hut uit en kwamen terug aan dek. Hun opmars naar het stuurhuis werd hervat.

Luitenant Pearce merkte dat de Exodus van koers was veranderd en nu in volle vaart naar het zuidoosten voer. Hij had zich kort afgevraagd of dat wellicht de reden was dat de strijd aan dek heviger was geworden: misschien wilden ze hem en zijn enteraars overboord werken voordat ze een nieuwe bestemming van het schip zouden bereiken. Er was echter nog een eind te gaan tot aan het stuurhuis, waar zijn ploeg eerst de beschermende prikkeldraad zou moeten verwijderen – pas daarna kon hij een eind maken aan de vorderingen van het schip. Het hoofddek zelf was spiegelglad door de olie die erop was gespoten, en de hagelbui van aardappelen en blikken ging maar door.

Pearce beval zijn mannen nog meer voetzoekers te ontsteken om geweervuur te simuleren. Een van de verdedigers had hen echter met oververhitte stoom bestookt. Pearce werd geschokt toen hij zag hoe jong sommige verdedigers nog waren. ‘Nauwelijks de kinderschoenen ontgroeid, maar ze gooiden met alles wat ze voorhanden hadden. Er waren ook jonge vrouwen bij, en ze scholden ons de huid vol terwijl ze ons bekogelden.’

In het felle licht van de schijnwerpers zag de luitenant dat HMS Charity opnieuw langszij kwam, waarna er nog meer enteraars aan dek sprongen.

Verder naar voren, in het glorende licht van de dag, voer HMS Ajax voor de Exodus om het schip af te remmen; intussen sloot de rest van de gevechtsgroep het schip in om iedere poging om opnieuw de koers te verleggen te blokkeren. Pearce wist dat het schip nu effectief was ingesloten en dat iedere gezagvoerder die zich zorgen maakte over zijn passagiers wel zou inzien ‘dat het spel uit was’.

De Exodus stormde echter voort en de strijd aan boord werd nog heviger.

Nadat hij de gedecodeerde opdracht van Ben-Goerion had uitgezonden, vervolgde dominee Grauel achter de microfoon: ‘De Exodus is geramd door torpedobootjagers van de Britse marine. Ze liggen nog langszij. Overal om ons heen varen andere oorlogsschepen, in een poging ons te dwingen ons over te geven. Alleen de bekwaamheid van onze kapitein en bemanning heeft hen belet ons tot zinken te brengen.’

Opnieuw voer een bonkende siddering van staal op staal door het schip toen HMS Childers alweer de Exodus ramde. Het panische gegil van vrouwen en kinderen nam verder toe.

Op het hoofddek gebruikte Frank Levine een slang om een volgend voetzoekersalvo te smoren. Naast hem gooide Aviva Porat opnieuw een aardappel naar de enteraars van Pearce. Het projectiel werd opgevangen door een armschild. Naast Aviva ging een andere, sterkere arm naar achteren, mikte feilloos en bracht een enteraar aan het wankelen. Gertruda had haar eerste voltreffer geboekt met een blik. Terwijl het aardappelen en blikken bleef regenen op de enteraars, gleden sommigen van hen uit, vanwege de olie die Nat Nadler en anderen hadden gebruikt om het hoofddek glad te maken. Ze krabbelden overeind en drongen verder op.

Vanaf zijn hoge post zag dr. Cohen een verdediger neergaan na een klap met een wapenstok. De enteraars stapten over hem heen en gebruikten hun wapens om op de verdedigers in te beuken en verder op te rukken naar het stuurhuis. Dr. Cohen en zijn team haastten zich om de passagier naar de ziekenboeg te brengen; hij bloedde hevig uit een hoofdwond die gehecht moest worden. Beneden hoorden ze het geluid van versplinterend hout toen een van de enteraars een deur openbrak die toegang gaf tot de bovenbouw. Erboven bevond zich het stuurhuis. Luitenant Pearce ging zijn mannen voor naar binnen.

Op de brug had Ike de positionering van de gevechtsgroep bestudeerd. HMS Ajax lag zodanig dat iedere poging om langs de kruiser te varen er vrijwel zeker toe zou leiden dat de Exodus opnieuw werd geramd. Toch had hij een mogelijkheid ontdekt. De torpedobootjagers hadden flinke leemten laten vallen terwijl ze manoeuvreerden.

Ike beval Big Bill Millman om weer de oorspronkelijke koers te gaan varen en schreeuwde door de spreekbuis: ‘Geef me volle kracht vooruit!’

Het stuurrad begon rond te tollen onder de krachtige handen van de roerganger, zodat de Exodus een boog door het water beschreef. Als een vos die zijn belagers afschudt, schoot de blokkadebreker weg van HMS Charity, passeerde HMS Ajax en dook een flink gat in tussen twee andere torpedobootjagers. Alleen HMS Childers slaagde erin de achtervolging in te zetten. Gezagvoerder Bailey stond versteld van de bekwaamheid en de snelheid waarmee de manoeuvre werd uitgevoerd.

Hij besefte nu dat hij slechts enkele minuten de tijd had om te voorkomen dat de Exodus ontsnapte, en snauwde: ‘Kapitein van de Warfield. U dient nu alle verzet te staken. Zet uw machine stil en bereid u voor om naar Haifa te worden gesleept. U bevindt zich in de territoriale wateren van Palestina.’

Ikes opgekropte woede vond een uitlaatklep. ‘U liegt! Wij varen in internationale wateren. U maakt zich schuldig aan zeeroverij en Groot-Brittannië zal zich hiervoor tegenover de Verenigde Naties moeten verantwoorden!’

Bailey beval de torpedobootjagers de Exodus nog eens te rammen. Op datzelfde moment hees Yossi een blauwwitte vlag met de davidsster erop naar het topje van de mast, terwijl het schip opnieuw sidderde onder het geweld van een rammende torpedobootjager. De klap werd gevolgd door het spookachtige geluid van stemmen die het Hatikvah begonnen te zingen. Terwijl Yosef Reich mee begon te zingen, wist hij: ‘Meer konden we niet doen. De Britten waren aan het schieten en wij begonnen te zingen.’

Tegen de tijd dat HMS Charity zijn positie langszij de Exodus weer had ingenomen en de andere torpedobootjagers het schip insloten, onder aanvoering van HMS Ajax, had Bailey HMS Childers nog twee keer bevolen de Exodus te rammen. Matrozen op de Childers gooiden rookbommen en traangasgranaten over de smalle strook water op het hoofddek van de blokkadebreker.

Op dat dek deelde Nat Nadler nog meer wapens uit aan de verdedigers toen de voorraden aardappelen en blikken slonken. Hij verving ze door noodfakkels die hij van de reddingboten en -vlotten had gehaald. Hij demonstreerde de verdedigers hoe zij ze konden aansteken en vervolgens tot drie te tellen voordat ze ze naar de enteraars gooiden. Een felle vonkenregen zou tegen hun gasmaskers spatten. Gebrul van pijn volgde op de inslag van de fakkels, en de dampen van gasgranaten en rookbommen die de ogen deden schrijnen werden verduisterd door een verstikkende gelige mist. De verdedigers wankelden erdoorheen, opgedreven door de enteraars. Boven al het kabaal van het strijdgewoel om de beheersing van het schip uit waren de stemmen van Zvi Tiroche, Mordechai Rosemont en Noah Klieger te horen: zij bleven hun groepen aanvuren en stuurden degenen die gewond waren geraakt naar boven om zich te laten verzorgen.

De rook was doorgedrongen in de ziekenboeg en dr. Cohen had zijn medewerkers opdracht gegeven een gasmasker te dragen terwijl ze hun werk deden. ‘Veel verdedigers hadden verwondingen aan het hoofd en sommigen waren er tamelijk slecht aan toe. Als ze waren gehecht en verbonden, werden ze in een rij op het dek gelegd. Een van hen begon zacht te zingen, waarop de anderen invielen.’

De strijd werd grimmiger. Een bemanningslid, Arthur Ritzer, rukte een enteraar de karabijn uit handen en haalde de trekker over. Het ding weigerde dienst. Ritzer gebruikte het wapen om de marinier neer te slaan. Aviva en Gertruda bleven blikken gooien. Een ervan verbrijzelde het oogglas van het gasmasker van een enteraar. Flessen, riemen van de reddingboten en emmers kokend water werden in de strijd geworpen.

Achter de brug streden luitenant MacPherson en zijn enterploeg van HMS Childers om de overhand te behalen. Bill Bernstein en een handvol andere bemanningsleden, bewapend met breekijzers en brandbijlen, waren door Ike daar geposteerd om iedere poging de brug te veroveren te verijdelen.

Het was bijna vier uur ’s nachts voordat luitenant Pearce en zijn ploeg eindelijk het stuurhuis bereikten. Ze hadden al die tijd verwoed moeten vechten in verstikkende rook en een aanhoudende hagelbui van projectielen, voornamelijk geworpen door vrouwelijke passagiers van wie sommigen al van middelbare leeftijd waren. Ze spuwden en gooiden met van alles en nog wat: flessen, mokken, borden en bestek, terwijl ze de aanvallers de huid vol scholden. De enteraars hadden zich in de smalle gangboorden zo goed mogelijk tegen die aanvallen geweerd. Hoe dieper ze in het schip doordrongen, hoe moeilijker het voor hen werd zich te houden aan het bevel van Pearce om het geweld tegen de passagiers tot een minimum te beperken, hoewel het speeksel van hun gasmaskers droop en kinderen probeerden hen te laten struikelen. Pearce: ‘Zoveel weerstand hadden wij niet verwacht. Het was alsof we door een zee van haat gingen.’

Big Bill Millman, wiens gespierde armen nog glinsterden van het zweet na zijn beurt aan het roer, was op zoek gegaan naar Nat Nadler. Het zou de eerste keer zijn dat de twee vrienden de krachten bundelden sinds de strijd was begonnen. Ze waren allebei verzot op boksen. Nadat hij na de oorlog eervol was ontslagen, had hij zich als vrijwilliger aangesloten bij de Haganah voor dienst op een schip van de Aliyah Bet. Kapitein Ash had hem gekozen voor de Exodus. Hij had slechts één ding gemeen met zijn – iets eerder tot de bemanning toegetreden – naamgenoot Dave Millman. Beide mannen hadden een volle baard.

Millman en Nadler hadden zij aan zij gestaan bij de begrafenis van de in het kraambed gestorven jonge moeder, het zoveelste ogenblik dat in het geheugen van de jonge elektricien stond gegrift. ‘Terwijl het lichaam in het water gleed, had ik de vlag op haar lijkwade vastgehouden om te voorkomen dat die ook in de oceaan zou vallen. Toen ik met de vlag terugkwam op de brug, biggelden de tranen over mijn wangen.’

Nu hij op het bovendek naast Millman stond, verkeerden ze in een vastberaden stemming. Twee enteraars stormden het bovendek op. ‘Bill aarzelde geen moment. Hij greep er een bij de strot en zijn kruis en maakte aanstalten hem overboord te gooien. De tweede enteraar nam zijn pistool, een Webley, kaliber .38, en de knaap die Bill in zijn knuisten had schreeuwde: “Schiet hem neer, schiet hem neer!” Die kerel schoot Bill in zijn kaak. De kogel boorde zich door zijn kin en begroef zich in zijn schouder. Op dat moment kreeg ik een dreun op mijn oog.’

Beide mannen werden naar de ziekenboeg gebracht, waar dr. Cohen zich over hen ontfermde. Terwijl hij Millmans wonden hechtte, wendde de roerganger zich tot Nadler en schreeuwde: ‘We hebben ze mores geleerd, Nadler, of niet soms?’ Nadler vertelde: ‘Ik zei: “Ja, maar kijk nou eens naar jezelf, gorilla!” Zijn hele hoofd was omzwachteld. De dokter had ook bij het mijne geen half werk gedaan. Ik kon daar echter onmogelijk blijven liggen terwijl ik hoorde hoe de strijd doorging. “De Britten hebben de controle over dit schip nog steeds niet.” Daarom ging ik er vandoor om te helpen ze tegen te houden.’

Nat Nadler strompelde de ziekenboeg uit om weer deel te gaan nemen aan de strijd.

Toen de enteraars eindelijk de deur van het stuurhuis openbraken, zetten zij zich schrap voor een nog heviger tegenaanval, maar bleven toen met open mond staan. Terwijl de strijd in en om de brug woedde, was het stuurhuis verlaten, zoals ze in het felle licht van een zoeklicht op HMS Charity konden zien.

Pearce liep naar de patrijspoort aan bakboord. Op het hoofddek beneden hem ging de strijd voort. Op slechts enkele meters afstand, op gelijke hoogte met het stuurhuis, zag hij de brug van HMS Childers waar de roerganger achter het stuurrad stond. De luitenant draaide zich om naar het onbemande stuurrad van de Exodus. Terwijl het schip de golven in volle vaart doorkliefde, begreep de ervaren zeevaarder opeens hoe dat mogelijk was. Het koppelingsmechanisme dat het stuurrad verbond met de machinekamer en het roer was gedemonteerd. Pearce wist nu dat het schip werd bestuurd via een noodstuurrad, waarschijnlijk op de achtersteven en recht boven het roer. Het schip vanaf die plek besturen vereiste groot zeemanschap.

De luitenant liet de rest van zijn enterploeg achter in het stuurhuis en ging met twee van zijn mannen op zoek naar het noodstuurrad – de enige manier om alsnog de controle over de Exodus te krijgen.

Daniel Feinstein was in Sète als laatste passagier aan boord van de Exodus gekomen. Eerste stuurman Bill Bernstein had hem verteld dat hij met de bemanning aan dek zou moeten slapen, aangezien alle kooien al bezet waren. Ze hadden hem een plekje op het promenadedek gewezen. Dit was geen ontbering voor deze weesjongen uit het getto, die in het concentratiekamp lijken had moeten ophalen om ze te begraven en daarna een hele winter lang de voetmars naar een opvangkamp had overleefd, waar de woorden van Ben-Goerion hem hadden geïnspireerd om naar Palestina te gaan. Hij was inmiddels vijftien jaar oud, deze wereldwijze, pezige jongen met zijn vlotte lach en onbevreesde blik. Daniel deed in veel opzichten denken aan Ike, waardoor hij de aandacht van de kapitein had getrokken. Ze hadden vriendschap gesloten nadat Daniel, wijzend naar Ikes platte pet, hem had gevraagd of hij de zoon van de kapitein was. Grinnikend had Ike geantwoord: ‘Ik bén de kapitein.’ Sindsdien had Ike, steeds als hij zijn dagelijkse ronde maakte door het schip, met Daniel een praatje gemaakt. Hij was als een oudere broer voor hem.

Daniel was op het promenadedek, bij de achtersteven, toen luitenant Pearce en zijn ploeg het schip enterden. Vanaf dat moment had Daniel volop deelgenomen aan de strijd. Hoewel de tranen hem over de wangen stroomden vanwege de traangasgranaten en zijn lichaam werd geteisterd door wapenstokken met een uiteinde van staal, had hij teruggevochten. Meer dan eens was hij tegen het dek geslagen door de kracht waarmee het schip werd geramd. Iedere keer was hij echter weer opgekrabbeld, wachtend tot een nieuw doelwit binnen zijn bereik kwam. Op dat moment zag hij Ike langs zich heen rennen. Hij beduidde Daniel hem te volgen en posteerde hem op het achterdek: hij droeg hem op een schreeuw te geven als er weer een torpedobootjager opdook om hen te rammen. Daarna had de kapitein zich achter het noodstuurrad geposteerd om de Exodus zelf te besturen.

De strijd om de brug ging voort. Eerste stuurman Bill Bernstein greep een brandblusser en begon te enteraars met schuim te bespuiten. Plotseling zakte hij ineen. Zijn schedel was opengespleten door een ploertendoder waarvan de stekel zich in zijn hoofd had geboord. Toen een van de mariniers het wapen eruit rukte, gutste zijn bloed over het dek.

Murray Aronoff, een potige New Yorker, greep de karabijn van deze enteraar en vuurde: de kogel boorde zich in het dak. Toen greep de dekmatroos de loop van het wapen en gebruikte het als knuppel. Zo dreef hij verscheidene enteraars terug. Intussen was Bernstein door Millman en Yossi naar Ikes hut gedragen en in de kooi van de kapitein gelegd. Yossi had Millman gevraagd bij Bernstein te blijven en was weggerend, op zoek naar dr. Cohen.

Benedendeks had Sol Lester, een tengere Jood die door het Amerikaanse leger was opgeleid tot commando, een traangashuls gegrepen en die in het gasmasker van een enteraar geramd. Diens vizier werd verbrijzeld en de man schreeuwde dat hij niets kon zien. Lester greep de brandbijl van de man en ging op zoek naar een volgend doelwit. Bij de ziekenboeg greep Yossi een enteraar bij zijn kont en smeet hem tegen het dek, waarna hij hem het gasmasker afrukte en doorrende om dr. Cohen te bereiken. De dokter zei hem: ‘Yossi, we hebben hier alle mogelijke verwondingen: zelfs kogelwonden en diepe snijwonden van bijlen. Een ploertendoder heeft de kaakbeenderen van een passagier blootgelegd en de hand van een vrouw verbrijzeld. We hebben bloed nodig voor transfusies. We hebben van alles en nog wat nodig. Het enige wat ik heb, zijn twee verdomd dappere helpers die het onmogelijke proberen te doen.’

Toen Yossi hem vertelde wat er met Bernstein was gebeurd, greep dr. Cohen een blad met instrumenten en rende met Yossi naar de hut van kapitein Ike. Hij boog zich over het slachtoffer. Millman en Yossi trokken zich werktuiglijk terug en keken zwijgend toe, terwijl dr. Cohen op zoek ging naar de polsslag van Bernstein. Zelf was hij in al die jaren de tel kwijtgeraakt van het aantal keren dat hij dezelfde handelingen had verricht, maar die ervaring had hem in staat gesteld te bepalen hoelang hij een stervende nog kon bijstaan. Bernsteins pupillen waren dof. Delen van zijn hersenen puilden door het gat in zijn schedel naar buiten. Niets kon de stuurman nog redden.

Dr. Cohen vertelde: ‘Welk wapen ervoor was gebruikt, kon ik niet met zekerheid bepalen. Het had zijn schedel echter totaal opengebroken. Hij was niet bezweken aan een schotwond, maar aan de slag van iets als een bijl.’ Buiten de stille hut klonk het kabaal van de strijd nog luider. Zacht sloot dr. Cohen Bernsteins ogen. Hij wendde zich tot Yossi en Millman en zei: ‘Het is voorbij.’

De arts trok het laken over het gezicht van de eerste stuurman. Hij draaide zich om en haastte zich de hut uit, gevolgd door Millman en Yossi, terug naar de wereld waarin zij nog iets konden uitrichten. Bill Bernsteins voorgevoel dat hij nog voor de ochtendschemering sterven zou, was werkelijkheid geworden.

Nat Nadler stond weer midden in het strijdgewoel: hij leidde een groep van Mordechai Rosemonts tieners in hun verdediging van het stormdek. Dat stond vol moeders en kinderen die naar boven waren gekomen en door een enteraar tegen de verschansing waren gedreven. Nat vertelde: ‘Er was voor niemand genade. Ik greep een marinier bij zijn helmriem om te proberen hem te wurgen, en ik slaagde er uiteindelijk in hem van het dek te gooien. Ik zag de angst in zijn ogen toen ik hem het gasmasker afrukte. Vermoedelijk was hij nooit van zijn leven in een dergelijk gevecht verwikkeld geraakt. Hij was nog maar een jongen, hooguit zeventien of achttien jaar. Wij deden echter wanhopig ons best om onze vrouwen en kinderen te beschermen.’

In het toenemende daglicht woedde de strijd overal op en in de Exodus voort. De balustrade van wat ooit de sierlijke trappen in de grote salon waren geweest, werd door Sol Lester kapotgeslagen, met behulp van de bijl die hij de enteraar afhandig had gemaakt. Hij hakte het hout in stukken ter lengte van een knuppel en verdeelde die meteen onder de passagiers. Later vertelde hij erover: ‘Wij streden tegen de enteraars met alles waarop we de hand konden leggen: blikken corned beef, vuurpijlen die we uit de reddingboten haalden, zware moeren en bouten uit de machinekamer –letterlijk alles wat onze handen vonden.

Yossi had passagier Gerald Landau in Sète bij het inschepen een taak toegewezen, namelijk het vaderlijk bewaren van de orde onder een groep jongere kinderen. De meesten waren nog prille tieners, wezen die grote behoefte hadden aan zijn vaardigheden om hen bezig te houden. Tijdens de jaren die hij op een opleidingsboerderij van de Haganah in het Engelse boerenland van Kent had gewerkt, had Gerald geleerd zijn goede humeur te combineren met geduld en zelfdiscipline.

Toen de strijd begon, had Yossi hun verboden om deel te nemen aan de strijd. Gerald had echter toch een rol voor hen gevonden door op het zonnedek een distributiepunt in te richten voor een voorraad blikken en aardappelen. Hij had de jongens deze ‘munitie’ naar het hoofddek laten brengen, maar een van de groepsleiders daar had hen direct teruggestuurd naar het zonnedek. In plaats daarvan hadden sommige jongens en meisjes dekking gezocht achter de reddingsvlotten om vanaf die plekken te helpen gooien.

De blondharige Zvi Yakubovich had Buchenwald overleefd en was aan boord een populaire jongen geworden, met zijn voor-de-duivel-niet-banghouding en zijn kristalheldere stem waarmee hij de anderen steeds had aangemoedigd mee te zingen. Toen de strijd heviger werd, had Gerald ‘zijn’ kinderen bevolen om op het dek te blijven. In de duisternis was Zvi echter weggeglipt om op zoek te gaan naar zijn nieuwe vriend Daniel Feinstein. Omdat Gerald de groep niet graag alleen liet, kon hij weinig anders doen dan wachten op de terugkeer van Zvi om hem dan een standje te geven.

Zvi Yakubovich had zich schuilgehouden achter een reddingsvlot, wachtend op een moment waarop hij een paar meter dek zou kunnen oversteken, terug naar het zonnedek. Naast hem zat Mordechai Baumstein, een jongeman van drieëntwintig die vriendschap met Zvi had gesloten. Verder naar achteren op de achtersteven zag Zvi de ineengedoken gestalte van Daniel Feinstein. Het was nog donker in de luwte van de bovenbouw van het zwaar geteisterde schip. Uit de bovenbouw kwam nog geschreeuw, maar aan dek was de strijd nagenoeg tot staan gekomen.

Zvi stond op en liep naar voren, direct gevolgd door Mordechai. Plotseling knalde er geweervuur en zakten Zvi en Mordechai ineen, dodelijk gewond. De enteraar die had gevuurd was nergens meer te bekennen. Een van dr. Cohens helpsters kwam uit de bovenbouw naar buiten rennen. Ze knielde naast de beide gevallenen neer en schreeuwde om hulp. De identiteit van de marinier die Zvi en Mordechai dood had geschoten zou nooit worden achterhaald.

Daniel Feinstein herinnerde zich dat hij zich op het achterdek had bevonden toen de moord werd gepleegd. ‘Ik zag hoe die Engelsman die jongen doodschoot. Ik zat op nauwelijks vijf meter van Zvi. De verpleegster die zich over hem heen boog, schreeuwde: “Hij leeft nog!” Toen keek ze op en schreeuwde: “Nee, niet meer. Hij is dood. We kunnen hem geen eerste hulp verlenen.” Overal schreeuwden mensen – passagiers – dat het schieten moest ophouden. Voor Zvi was het echter al te laat. Waarom hij werd doodgeschoten, begrijp ik nog steeds niet. Hij was ongewapend. Hij was er alleen maar, maar werd toch doodgeschoten.’

Luitenant Pearce en zijn twee enteraars konden maar langzaam vorderen toen ze op weg waren naar de achtersteven; hij was er zeker van dat de Exodus nu vanaf die plek werd bestuurd.

Benedendeks was de stank in de gangboorden overweldigend en de schaarse verlichting maakte het moeilijk iets te zien. Schimachtige gedaanten, overwegend oudere mannen, vrouwen en kinderen, scholden en spuwden naar Pearce en zijn beide mariniers voordat ze zich in hun verblijven terugtrokken. Iedere keer als het schip werd geramd, was het oorverdovende geluid daarvan harder dan aan dek, waardoor de angst en paniek rond Pearce verder toenamen. Er werd geschreeuwd dat de enteraars gevangen moesten worden genomen. De luitenant onderkende het gevaar en hief zijn wapenstok hoog op terwijl hij de passagiers kalm maar resoluut beval uit de weg te gaan. Het laatste wat hij wilde, was een herhaling van de strijd die was geleverd om het stuurhuis te bereiken.

Hoe verder Pearce en zijn mannen opdrongen naar de achtersteven, hoe vaker er hutdeuren werden opengerukt en er een bemanningslid of passagier opdook die hen snel met aardappelen of blikken bekogelde alvorens de deur weer dicht te smijten. Op andere ogenblikken doken er bemanningsleden op in de gangboorden, zwaaiend met wapenstokken die ze, zo vermoedde Pearce, hadden buitgemaakt op andere enteraars. Toen hij zijn pistool trok, was dat genoeg om de bemanningsleden te dwingen zich terug te trekken. Maar de aanvallen werden algauw hervat en de luitenant en zijn mannen zagen zich genoodzaakt zich terug te trekken in een hut, volgestouwd met blikken, zakken aardappelen en flessen. In de gangboord beval een Amerikaanse stem hen de hut uit te komen. Pearce vroeg op bevelende toon wie daar sprak.

‘Ik ben geestelijke. U bent veilig.’

Pearce, het pistool in de hand, opende de deur. Tegenover hem stond dominee Grauel. Hij zei tegen de luitenant dat hij hen naar zijn eigen hut zou escorteren, waar ze veilig zouden zijn. Hoewel Pearce niet wist of hij de man kon geloven, volgden hij en zijn mannen Grauel terug de gangboord in.

In de hut werden ze opgewacht door twee bemanningsleden. Ze hadden allebei een concentratiekampnummer op de arm en hielden een ijzeren staaf in hun handen. De dominee legde hen uit dat zij ‘onze drie gevangenen moesten bewaken, maar dat hen onder geen beding een haar mocht worden gekrenkt’.

Dominee Grauel vulde aan: ‘De marineofficier maakte geen angstige indruk. Hij keek naar het Amerikaanse vlaginsigne op mijn mouw. Ik zei hem dat ik dagbladcorrespondent was. Hij knikte en zei dat ze, als dit alles voorbij was, misschien allemaal naar Amerika konden gaan.’

Van boven aan dek kwam het geluid van geweervuur. Pearce wist dat hij deze keer geen voetzoekers hoorde, maar het knallen van een geweer.

Roerganger Cyril Weinstein, die om beurten met Big Bill Millman aan het roer stond, had kans gezien om Ike te bereiken, achter het stuurrad op de achtersteven. De kapitein, uitgekleed tot op het hemd, het gezicht vol zweet en vuil, had alleen zijn lichaamskracht en ongelooflijke vastberadenheid om hem te helpen. Het magnetisch kompas naast het stuurrad werkte niet meer en zijn eigen handkompas gaf hem weinig houvast voor het aanhouden van de koers. Weinstein gebruikte daarna zijn eigen brute kracht om het stuurrad in beweging te krijgen en te zorgen dat de Exodus voortploegde, richting Palestina. Ike zelf was naar voren gegaan om te zien hoe de situatie ervoor stond.

In de loop van de nacht hadden de torpedobootjagers om beurten een aanloopje door het water genomen voor een poging de Exodus te rammen. Bijna iedere keer slaagde Weinstein erin het roer tijdig om te gooien om eraan te ontsnappen. In de machinekamer stond de vrome rooms-katholieke hoofdmachinist Frank Stanczak in vloeiend Hebreeuws te vloeken terwijl hij probeerde nog meer snelheid uit zijn ketels en machine te persen.

In het toenemende daglicht gingen tweede stuurman Bernard Marks en Yossi Harel op weg naar dr. Cohens ziekenboeg. Ze moesten via het overkapte promenadedek, dat open was gespleten. De houten schotten waren verbrijzeld alsof ze door een gigantische zaagmolen waren gegaan. De dansvloer van cederhout was opgebroken om een deel van de bemanning te bewapenen. Deuren waren weggerukt, vensters waren verbrijzeld en hele wanddelen waren verzakt. Door een gapend gat in de bovenbouw konden ze de gevechtsgroep zien. In de ogen van Marks leken het ‘wolven die hun slachtoffer omsingelden, klaar om het te verscheuren’.

Yossi en Bernard konden alleen maar staan toekijken terwijl dr. Cohen bekwaam zijn werk deed; ze wisten dat ze verder niets konden doen, behalve paf staan van wat er was gepresteerd. Op het overvolle bovendek leek iedereen dringend toe aan hulp. De dokter had degenen die het zwaarst gewond waren in een hoek laten leggen, net als de meest uitgeputten, degenen die in levensgevaar verkeerden, en anderen die zoveel pijn hadden dat zij schreeuwden dat zij dood wilden. Verscheidene enteraars behoorden eveneens tot de gewonden.

Een enteraar was het doelwit geworden van een stoomslang. Zijn handen en een deel van zijn gezicht waren verbrand door de hete stoom die door zijn gasmasker heen was gedrongen. Abe Lippschitz: ‘Hij zag eruit alsof hij gefrituurd en geroosterd was. Van zijn wenkbrauwen en wimpers was niets over en zijn ogen getuigden van zijn gruwelijke pijn.’ De apotheker had wat brandzalf op zijn wonden gesmeerd, in het besef dat hij ’s mans lijden onmogelijk kon verzachten.

Dr. Cohen had Yossi en Bernard gewenkt om hun uit te leggen dat deze marinier in het brandwondencentrum van een ziekenhuis hoorde. ‘Ik bracht hen onder het oog dat er nog zes anderen zo ernstig gewond waren dat zij het niet zouden overleven als zij geen volledige medische hulp kregen. Mij ging het op de eerste plaats om het redden van mijn patiënten. Ik zei hun dat we de Britten om hulp moesten vragen.’

Yossi beloofde dat hij Ike zou opzoeken om de kwestie met hem te bespreken. Hij wist dat de gruwelijke manier waarop Bill Bernstein om het leven was gebracht, plus het doodschieten van Zvi Yakubovich en Mordechai Baumstein, een aantal Amerikaanse bemanningsleden totaal van streek had gemaakt. Verscheidene van hen hadden tegen Yossi gezegd dat ze dit soort moorden niet hadden verwacht.

Onderweg naar Ike was Yossi de radiohut binnengestapt om Enava Barak opdracht te geven contact op te nemen met de Haganah in Tel Aviv, maar hij kreeg te horen dat het radiocontact met Tel Aviv al kort na het uitbreken van de strijd verbroken was. Yossi droeg de radioman marconist op te blijven proberen de boodschap over te brengen dat de vele keren dat de Britten het schip hadden geramd niet alleen de romp beschadigd hadden, maar ook het bovendek en de bovenbouw hadden ontwricht. Yossi zei hierover: ‘Hoewel de Britten het schip nog steeds niet in hun macht hadden gekregen, was het nu nog maar een kwestie van tijd. Er waren te veel mensen gewond en gekneusd door de wapenstokken of half verstikt door alle rook en traangas. Dr. Cohens oordeel over de kritieke toestand van de gewonden overtuigde mij ervan dat wij om hulp moesten vragen, zelfs als dat capitulatie betekende.’

Tegen het aanbreken van de dag had luitenant MacPherson, oudste marineofficier aan boord van de Exodus, nog drie enterploegen gereedstaan om in actie te komen: in totaal zestig grondig opgeleide zeelieden. Ze werden aangevoerd door de luitenants-ter-zee 3e klasse Gill (HMS Childers), R.B.W. Bundle (HMS Cheviot) en K.P. Swallow (HMS Chequers). De andere ploegen waren vanaf de enterbruggen aan dek gesprongen, maar Swallow en zijn ploeg hadden kans gezien aan boord te klauteren toen hun torpedobootjager zich tegen de flank van de Exodus smeet.

De drie ploegen stormden gecoördineerd naar de brug, die door luitenant MacPherson tot zijn commandopost was gekozen. Hij beval de nieuwkomers de bemanning en de passagiers benedendeks te overmeesteren. Binnen enkele minuten hadden zij luitenant Pearce en zijn twee enteraars teruggevonden en bevrijd, zodat ze weer konden deelnemen aan de strijd.

Happend naar adem in de rook stuurde luitenant Swallow een van zijn mannen terug naar de brug om te melden dat er meer enteraars nodig waren. Het verzoek werd door de marconist van MacPherson aan HMS Childers doorgegeven.

Drie enteraars waren al beroofd van hun reddingsvesten en de overall van twee anderen was doordrenkt met afgewerkte olie, hoewel een poging om die in brand te steken was mislukt. Vanuit een hut had een vrouw een zak vol drollen naar het hoofd van een enteraar gegooid.

Op het promenadedek zaten dominee Grauel en Gerald Landau ineengedoken naast een emmer koude koffie: ze doopten er lapjes in om daarmee de ontstoken ogen van steeds meer kinderen die last hadden van het traangas af te deppen. Toen ze door hun voorraadje linnen heen raakten, scheurde een vrouw repen stof van haar directoire.

Intussen had Ike de radiohut bereikt, waar hij zag dat de zender weer verbinding had. Nadat hij hoorde wat Yossi voor boodschap had willen sturen, beval hij Enava Barak een eigen boodschap te verzenden: ‘Wij blijven verzet bieden.’

Ike zei erover: ‘Alleen een zeeman zou in een situatie als deze de betekenis hiervan begrijpen. Volgens Yossi zou de Exodus zinken voordat we de kust bereikten. Ik wist beter. Iedereen aan boord streed voor zijn of haar ultieme recht op een bestaan. Goed, er kwamen mensen om en er raakten mensen gewond. Dat soort dingen gebeurt als je strijdt voor onafhankelijkheid. Ik was er absoluut van overtuigd dat mijn passagiers wilden dat ik doorging en hen naar dat strand bij Tel Aviv bracht.’

Die woorden staan model voor Ikes hartstochtelijke overtuiging dat verzet een belangrijke rol moest spelen in het leven van iedere Jood. Terwijl hij zich een weg zocht naar de ziekenboeg om naar de gewonden te gaan kijken, ging hij ervan uit dat zijn bemanning en passagiers het met hem eens waren en dat er van capituleren dus geen sprake kon zijn.