14

Aan boord!

Op de brug van de President Warfield keek Ike naar de eerste colonne trucks die hun passagiers kwamen afzetten, waarna ze meteen weer wegreden om de volgende lading ontheemden die in de opvangkampen wachtten op te halen. Uit de trucks kwamen de weeskinderen, begeleid door hun kampcommandant Moshe en dr. Cohen met zijn verzorgsters.

In de toenemende duisternis liepen de inwoners van Sète tussen de kinderen om hen geruststellend toe te lachen en snoep en frisdrank uit te delen, waarna ze de trap af werden geholpen naar de kade. Het was Ada’s idee geweest de lokale bevolking erbij te betrekken, om hen te laten blijken hoezeer hun hulp van de afgelopen weken op prijs werd gesteld.

Op de kade staarden de kinderen eerst vol verwondering omhoog naar het schip, waarvan de romp hoog boven hen uittorende, en daarna naar de gezichten die naar hen omlaagkeken en hen in het Hebreeuws welkom heetten terwijl ze langzaam de loopplank op kwamen, ieder met zijn of haar kartonnen doos en visum.

Als ze het sloependek hadden bereikt, overhandigden de kinderen het document aan eerste stuurman Bill Bernstein. Hij liet ze in een open zak vallen om ze later te verbranden. Aan de voet van de loopplank stonden Yossi en Ike, opgelucht dat de Franse gendarme slechts een vluchtige blik op de papieren had geworpen.

In zijn dagboek noteerde dominee Grauel: ‘Toen de warme dranken klaar waren, was ik aan dek gekomen om het aan boord komen gade te slaan. Het was een komen en gaan van legertrucks. De stemming was een mengeling van blijdschap, trots, verdriet en enige angst toen ze aan boord kwamen. Ik kon die spanning begrijpen. Ik zag hoe Ike op de brug alles gadesloeg. Eindelijk gebeurde het! Hij had mij verteld dat de reis bedoeld was als de aanloop naar een immense illegale immigratiegolf die de aandacht van de wereld zou trekken.’

Terwijl de verzorgsters naar beneden werden geëscorteerd, naar de kooien die voor de kinderen waren gereserveerd, werd dr. Cohen gebracht naar de plaats waar de ziekenboeg was ingericht door Abe Lippschitz, die het medisch instrumentarium al had uitgestald voor inspectie. Gelet op het aantal van ruim vierduizend potentiële patiënten schatte dr. Cohen dat hij nooit de tijd zou hebben om hun medische conditie te beoordelen. Hij had echter gezien dat verscheidene vrouwen hoogzwanger waren en zag tot zijn blijdschap dat er ook een complete set verlosinstrumenten bij was. Aan de gezwollen benen van sommige passagiers had hij ook gezien dat zij aan diabetes leden, terwijl aan de ademhaling van anderen die de loopplank beklommen te horen was dat zij last hadden van hun hart. Onder gewone omstandigheden zou hij erop hebben aangedrongen dat zij niet mee zouden varen. Het enige wat hij nu kon doen, was hopen dat hij over de juiste spullen beschikte om hen te kunnen helpen.

Dr. Cohen had verzocht de zwangere vrouwen een kooi dicht in de buurt van deze provisorische ziekenboeg te geven. Een bemanningslid had hem gewezen op de reddingboten en -vlotten en hem verzekerd dat er genoeg tijd zou zijn om ze te water te laten. Hij had eraan toegevoegd dat zieke vrouwen en kinderen in geval van nood voorrang moesten krijgen als het zover kwam dat de reddingboten moesten worden neergelaten.

Fira Neimark had in het opvangkamp bij Marseille al snel de bijnaam ‘de Appélhoudster’ verworven. Ze had iedere dag zonder mankeren haar groep van tweeënvijftig kleine kinderen geteld bij het wakker worden en als ze naar bed gingen. Ze had steeds dicht bij de toegangsdeur van hun barak geslapen om ervoor te zorgen dat niemand er ’s nachts naar binnen kon. De jongens, van wie de meesten zelf nog nauwelijks de kinderschoenen waren ontgroeid, had ze gezegd dat zij haar moesten helpen de meisjes te beschermen. Toen zij aan de beurt kwamen om het kamp te verlaten, stond ze erop zelf elk kind in de truck te tillen; ook bedankte ze voor het aanbod naast de bestuurder te komen zitten en zei dat ze samen met hen wilde reizen.

Ada Sereni zag hoe Fira direct na hun aankomst op de kade haar kinderen weer in de rij zette en hen begon te tellen, voordat ze hen naar de loopplank leidde, een stapel visa in de handen. Toen de Franse gendarme naar de kinderen keek, maakte Fira een gebaar dat hen allemaal omvatte en zei: ‘Allemaal van mij.’

De verbaasde man schudde het hoofd en gaf haar de visa terug. Fira lachte hem dankbaar toe en leidde haar kinderen de loopplank op. Ze vertelde: ‘Het was alsof we aan boord gingen van een showboat, een boot van liefde, een schip dat helemaal uit Amerika was gekomen. Daar was ik dan met mijn kinderen. Alles zag er zo vriendelijk en schoon uit, klaar om ons te ontvangen. Dit was het begin van onze bon voyage. Mij was al gevraagd de kinderen uit te leggen wat ze wel en wat ze niet mochten, en ook waar we heen gingen.’

Toen Yossi, die op het hoofddek stond opperde dat de kinderen misschien kooien in verschillende delen van het schip konden nemen, waar de oudere kinderen op de kleintjes konden letten, had ze hem woest aangekeken en gezegd: ‘Wij zijn samen gekomen en we blijven samen. Als we straks in ons thuisland zijn, zullen we samen in een kibboets leven. Dat was waarom ik ben verkozen om te doen wat God van mij verlangde.’

Tegen middernacht was het merendeel van de inwoners van Sète die de inscheping hadden gevolgd naar huis en naar bed gegaan. De vuurtoren aan het uiteinde van de havendam Saint-Louis, waar de President Warfield lag afgemeerd, bleef om de halve minuut zijn felle lichtbundel over zee zwaaien. De lichtbundel was zo sterk dat hij de duisternis boven de Golfe du Lion over een afstand van zo’n 14 zeemijl (ruim 25 km) doorboorde.

Vanaf zijn hoge positie op de brug zag gezagvoerder Ike weer een kampcommandant uit de voorste truck van zijn colonne springen, waarna hij langs de rij trucks heen en weer begon te lopen om toe te zien op de immigranten die uit de andere trucks klommen en hen tot spoed te manen. Zijn manier van lopen had iets vertrouwds dat Ikes onbehagen wekte. Ike sloot een moment zijn ogen, denkend aan de foto’s die hij had gezien van andere Joden die naar de gaskamers werden gedreven. Hij opende zijn ogen. Dát mocht nooit meer gebeuren. Niemand kon een operatie die een missie van genade was veranderen in iets anders. Daar zou hij zelf voor waken.

Tegen het eind van de nacht, toen het eerste daglicht de hemel boven zee al zachter begon te kleuren, leidde Zvi Tiroche de ontheemden uit zijn opvangkamp uit de trucks naar de dam beneden. De lichtbundel van de vuurtoren deed velen onder hen denken aan de zoeklichten van de nazikampen en sommige kinderen begonnen te huilen en klampten zich vast aan de volwassenen. Zvi liep tussen hen door om hen geruststellend toe te spreken terwijl ze langzaam vorderden naar de loopplank.

Hij had alle begrip voor hun gespannenheid en angst. Hoe vaak al waren ze eerder op zo’n manier uit trucks gejaagd? Ter wille van hen had hij zich voorgenomen rustig te blijven, want hij wist dat zij wilden dat hij de leider bleef die hen in het kamp allemaal samen had gehouden. Hij gebaarde naar het schip en zei dat daar hun nieuwe leven een aanvang nam. Hij zei het met zoveel overtuiging dat zij rustiger werden en hij hier en daar zelfs een lachje zag. Als Zvi zoiets beloofde, moest het wel waar zijn.

Aan de voet van de loopplank nam Ada hem apart en stelde hem voor aan Yossi, die de rij mensen rustig gebaarde sneller te lopen. Hij wist dat er nog ruim tweeduizend mensen méér aan boord moesten. De commandant van de passagiers legde Zvi uit dat Ada hem alles had verteld van zijn talenkennis en zei dat hij wilde dat hij die als tolk ook aan boord zou moeten gebruiken.

Zvi’s eerste opdracht was het uit de passagiers selecteren van mensen die ook konden tolken omdat ze een of meer van de vele talen die aan boord werden gesproken vloeiend beheersten. Naast Hebreeuws en Jiddisch moesten zij ook Pools, Russisch, Roemeens of Duits spreken, de talen die in de kampen werden gesproken. Yossi legde Zvi uit dat het van essentieel belang was dat zijn bevelen snel werden doorgegeven. Zvi zou daarvoor verantwoordelijk zijn; hij moest daarom op elk dek van het schip tolken aanstellen die steeds beschikbaar waren om Yossi’s bekendmakingen via het omroepsysteem van het schip te vertalen voor hun medepassagiers. Zvi moest zich vertrouwd maken met het systeem en erop toezien dat de tolken Yossi’s woorden accuraat weergaven. In de loop van de dag moest Zvi het systeem van tijd tot tijd ook gebruiken om de passagiers informatie te geven over de dingen die aan boord gebeurden.

Toen Michael Stolowitzky en Gertruda aan dek kwamen en hun visa in de zak lieten vallen die de dekmatroos daarvoor openhield, kneep Mickey in haar hand om haar te zeggen dat alles goed zou komen en dat hij goed voor haar zou zorgen. Ze glimlachte en herinnerde zichzelf eraan dat ze gedurende de weken in het opvangkamp een opmerkelijke verandering aan hem had opgemerkt: dankzij genoeg voedsel, zeelucht en lichaamsbeweging was hij flink aangekomen en een stevige jongen geworden.

In het eerste licht van de ochtendzon, dat het licht van de vuurtoren verving, pinkte Gertruda tranen van blijdschap weg toen ze zich bukte om Mickey’s voorhoofd te kussen. ‘Je hebt gelijk. Er is niets waarover we ons zorgen moeten maken. Over een paar dagen zijn we allemaal thuis.’

Toen Noah Klieger uit de truck sprong die hem uit kamp Kayol had gehaald, barstte hij in lachen uit bij de aanblik van de President Warfield. Nog nooit had hij zo’n lelijk schip gezien, met die ene schoorsteenpijp die als een smerige fabrieksschoorsteen naar de blauwe hemel wees. Hij vroeg zich af: Hoe komt iemand er bij zelfs maar te denken dat deze ouwe schuit 4500 man zou kunnen vervoeren, zoals ze ons hebben verteld in die kroeg in dat achterafstraatje?

Hij bracht die vraag onder woorden toen hij het hoofddek bereikte, de zon al heet in zijn gezicht. Daar werd hij opgewacht door eerste stuurman Bill Bernstein, die een blauwe blazer met witte biezen voor hem ophield, hem toeknikte en zei dat hij die aan moest trekken. Hij zei: ‘Dat kan ermee door. En om je vraag te beantwoorden: deze ouwe praam zal al deze mensen kunnen opnemen dankzij de hulp van mensen zoals jij.’

Hij draaide zich om en wees naar een trap die naar de brug leidde. Noah moest iedereen die naar boven wilde, tegenhouden. Toen Noah hem vroeg waarom hij die blazer moest dragen, verzuchtte Bernstein: ‘Omdat je er goed in uitziet – het geeft je gezag.’

Noah knikte en dacht bij zichzelf: Dit kan leuk worden.

Hij had zijn post nog maar nauwelijks ingenomen of een slanke jonge vent probeerde langs hem heen te komen. Hij droeg alleen een hemd en een korte broek. Noah versperde hem de weg en beval hem weg te gaan. Er ontstond een luide woordenwisseling: de jonge man in het Hebreeuws en het Engels en Noah in het Frans.

‘Het was maar een klein ventje en ik was niet bang van hem. Hij begon me echter te irriteren. Plotseling kwam Bernstein aanhollen om te zeggen dat ik daarmee op moest houden. Ik zei, geen sprake van, ik doe alleen wat u me hebt opgedragen. Hij keek me hoofdschuddend aan en zei dat die opdracht niet inhield dat ik de kapitein van het schip moest aanvallen.’

Ike keek eens naar Noah, begon te grijnzen en vroeg Bernstein om Noah aan te monsteren als bemanningslid. Hij hoefde echter geen blazer te dragen om er gezag aan te ontlenen. Dat had hij zojuist bewezen.

Veel passagiers stonden inmiddels buiten de kombuis in de rij voor een mok soep, een beker koffie of een warme beker thee voor de kinderen. Bij het zien van hun lachende gezichten en dankbare blikken hadden de koks moeite hun tranen te bedwingen.

Gertruda en Michael waren Cyril Weinstein gevolgd naar een rij kooien in het ruim van het schip. Hij excuseerde zich voor de beperkte ruimte, maar Gertruda zei glimlachend dat dit nog gerieflijk was in vergelijking met het opvangkamp. Zij en Mickey gingen samen het schip verkennen, zich een weg zoekend door de volgende groep aangekomen passagiers die door bemanningsleden door de gangboorden werden geleid, waarbij ze de oudjes en gehandicapten met hun schamele bagage hielpen. Een deel van Moshes weeskinderen was al wat thuisgeraakt op het schip en holde over de verschillende dekken. Diep in het inwendige keken de machinisten alles nog eens na. Tot er orders kwamen van de brug was er niets wat Nat Nadler en de anderen konden doen.

Die hele ochtend bleven er ronkende legertrucks door de met kinderkopjes geplaveide straten van Sète rijden en klommen steeds meer ontheemden aan boord van het schip, sommigen met een gehavende koffer of reistas met de schamele bezittingen die ze door heel Europa hadden meegesleept. Dominee Grauel schreef: ‘Onder hun smerige, gehavende kleding ging adeldom schuil; hun gezichten straalden het uit. Het was hun bevrijding. Zij gingen naar huis.’

Ada had bij de loopplank de tel bijgehouden: er waren al drieduizend passagiers aan boord. De mensen stonden zij aan zij over de reling gebogen en het uitbundige lachen van kinderen schalde over de kade. Plotseling draaiden ze zich om en wezen naar boven. Er kwam een vliegtuig over: het maakte een trage zwenking en kwam nog eens over. Ada herkende het kenteken van een Warwick-verkenningstoestel van de raf.

Op de weg stapte Eliyahu Cohen uit de voorste truck van de nieuwe colonne en hield vier vingers omhoog naar de brug: nog vier colonnes, dus vierentwintig trucks. Dat betekende dat er nog vijftienhonderd passagiers aan boord moesten worden gebracht.

Donderdag 10 juli was een smoorhete dag in Parijs. De hitte evenaarde het verhitte gemoed van Ernest Bevin toen hij met een gezicht als een onweerswolk het ministerie aan de Quay d’Orsay binnenstormde voor de zoveelste aanvaring met Georges Bidault. Eerder die dag had Stewart Menzies Bevin verteld dat zijn agenten, Smiley en Vershoyle, met eigen ogen hadden gezien dat er passagiers werden ingescheept op de President Warfield. Dat nieuws was voor Bevin voldoende geweest om direct Het Kanaal over te wippen om Bidault te spreken.

Duff Cooper – een in het vak vergrijsde diplomaat die gedurende de oorlog meer dan eens een woede-uitbarsting van zijn vriend Winston Churchill had moeten sussen – had op de luchthaven klaargestaan toen de minister van Buitenlandse Zaken en zijn naaste medewerkers daar aankwamen. De ambassadeur dacht dat hij Bevin zover had gekregen tot bedaren te komen voordat hij hem vergezelde naar een vergaderzaal in het ministerie. De twee groepen hadden echter nog maar nauwelijks tegenover elkaar aan de tafel plaatsgenomen toen er een koerier van de Britse ambassade aanklopte om de ambassadeur een envelop te brengen. De diplomaat las de brief in de envelop en gaf hem door aan Bevin. Het gezicht van de minister, allang rood dooraderd vanwege zijn voorliefde voor whisky, liep paars aan toen hij overeind kwam.

Een medewerker van de ambassadeur noteerde: ‘Bevin verklaarde dat de President Warfield nu een ernstige belediging was geworden voor Zijne Majesteits regering en dat hij zojuist door onze consul-generaal in Marseille ervan op de hoogte was gebracht dat dit schip op het punt stond uit te varen. Een medewerker van Bevin overhandigde hem een document en hij schoof het over de tafel. Het was het certificaat van zeewaardigheid van Lloyd’s, waarin duidelijk stond dat het schip geen passagiers mocht vervoeren. Zijne Majesteits regering verlangde nu van de Franse regering dat zij onmiddellijk stappen zou ondernemen om de passagiers van boord te halen.’

In de daaropvolgende stilte schoof Bidault zijn stoel naar achteren, liep naar een telefoontoestel op een wandtafel en vroeg om verbinding. Zodra die tot stand was gekomen, gaf hij de commissaris van politie in Sète opdracht alle passagiers van de President Warfield terug te halen.

De laatste immigranten waren aan boord van de President Warfield gegaan en op de dekken wemelde het van mensen: alle deuren en patrijspoorten stonden wijd open om op deze heetste dag van het jaar toch wat lucht benedendeks door het schip te laten circuleren. Dominee Grauel stuurde zijn hulpkoks door het hele schip met emmers vol ijswater. Ondanks de warmte heerste er onder de passagiers een opgewekte stemming. Ze zongen en verzekerden elkaar dat ze spoedig zouden vertrekken. Er ging een gejuich op toen twee rivieraken die aan het eind van de havendam Saint-Louis afgemeerd lagen werden verplaatst om de President Warfield vrije doortocht te verlenen, langs de vuurtoren naar de Golfe du Lion. Er werd opnieuw gejuicht toen uit de machinekamer het eerste geluid van de stoommachine was te horen. Alles leek klaar voor vertrek totdat Ike en Yossi naar de radiohut werden geroepen, waar marconist Enava Barak een gecodeerd bericht van Saul Avigur had ontvangen, verzonden via de zender/ontvanger in de Parijse villa van de directeur van de dst. Yehuda Arazi en Ada Sereni werden erbij geroepen en Bill Bernstein posteerde zich voor de deur van de radiohut om die te bewaken.

Ike legde uit dat Avigur aan de weet was gekomen dat Bidault de havenmeester had bevolen het schip te verhalen naar een nieuwe afmeerplaats achter een ophaalbrug. Als die brug werd neergelaten, zou het schip niet meer weg kunnen komen naar zee. Deze manoeuvre moest voor het krieken van de dag zijn voltooid, waarna alle passagiers naar de wal moesten worden geëscorteerd om per bus te worden teruggebracht naar de opvangkampen. De gendarmerie had bevel gekregen de bussen door de postende stakers heen te helpen.

Ike zei dat hij de prefect van Hérault in Montpellier zou bellen, terwijl Yossi en Ada naar de havenmeester zouden gaan, in gezelschap van Zvi Tiroche. Geen van de passagiers zou iets van de situatie te horen krijgen, met één uitzondering. Ike wilde namelijk dat Noah Klieger met hem mee ging. Hij had met zijn vastberadenheid en talenkennis indruk op de kapitein gemaakt en met hem erbij kon hij zeker zijn van een accurate vertaling van de woorden van de prefect.

Noah moest als tolk alle zeilen bijzetten toen de woorden tussen Ike, de prefect en diens ambtenaren heen en weer vlogen. Ike waarschuwde dat, als het schip niet uit Frankrijk mocht vertrekken, dit zou uitdraaien op een politieke ramp voor Frankrijk, nadat dit land zoveel had gedaan om het immigratiebeleid van de Britten te trotseren. De passagiers waren nu overgeleverd aan de genade van de prefect – zieke baby’s, zwangere moeders en gebrekkigen incluis. Ike bezon zich op alles wat ook maar even de sympathie van de prefect kon winnen. Hun Colombiaanse visa waren alleen geldig voor een reis naar Palestina. Andere documenten hadden ze niet. Ze zouden net zo eindigen als hun voorvaderen – wandelende Joden. Het schip was hun enige thuis totdat zij in Palestina waren. Zij moesten toestemming krijgen aan boord te blijven en weg te varen.

Niet eerder had Noah zo’n meesterlijke prestatie zien leveren als de hartstochtelijke manier waarop Ike zijn betoog punt voor punt onderbouwde met argumenten. De prefect begon instemmend te knikken en keek af en toe naar zijn ambtenaren. Uiteindelijk knikten ook zij instemmend. De prefect ging recht in zijn stoel zitten en zei dat hij al het mogelijke zou doen om hen te helpen. Intussen konden de passagiers aan boord blijven en hoefde het schip niet te worden verhaald. Zijn secretaresse tikte zijn besluit uit, waarna het door de prefect werd ondertekend. Hij gaf het document aan Ike en verzocht haar Parijs te bellen.

Yossi en Ada hadden bij de havenmeester sympathie gevonden, maar meer ook niet. Op zijn bureau lag het bevel van het ministerie van Binnenlandse Zaken dat een deel van de machine van het schip moest worden ontmanteld, om te verhinderen dat het kon uitvaren. Intussen zou er worden gezorgd voor vervoer van de passagiers, terug naar de kampen.

Verslagen maakten Yossi en Ada zich op om het havenkantoor te verlaten toen de telefoon op het bureau begon te rinkelen. De havenmeester nam de hoorn van de haak, luisterde aandachtig en begon toen snel aantekeningen te maken op een notitieblok. Af en toe keek hij op naar zijn bezoekers, knikte en zei Oui, oui. Uiteindelijk legde hij de hoorn weer op de haak en keek vol verbazing naar Yossi en Ada: ‘Jullie hebben machtige vrienden. Dit was de minister van Arbeid, monsieur Daniel Meir. Hij heeft mij geinstrueerd dat u deze haven op zijn laatst tegen morgenochtend twee uur moet hebben verlaten. Als u dan nog niet weg bent, wordt het schip aan de ketting gelegd.’

De havenmeester stond op en liep naar een kaart van de haven aan de muur. Hij wees naar de plaats waar de President Warfield afgemeerd lag en traceerde de route die het schip door verscheidene dokken moest volgen om naar zee te komen. Ze zouden er een loods voor nodig hebben en dat zou een aardige duit kosten. Dit was iets wat de kapitein moest regelen. Yossi glimlachte. Hij kende de regels van onderhandelen.

Op het eiland Malta gaf gezagvoerder Bailey aan boord van de hsm Childers een diner ter ere van sir John Cunningham. De admiraal zat aan het andere hoofd van de tafel en de andere plaatsen werden ingenomen door de gezagvoerders van de andere torpedobootjagers en sir Johns vlaggenschip, HMS Ajax. De tafel was gedekt met het mooiste servies en bestek, eetgerei dat anders uitsluitend werd gebruikt voor de verjaardag van koning George vi of het kerstdiner. Net als sir John droegen de gasten hun officiële messuniform. Iedere gezagvoerder was met doedelzakceremonieel verwelkomd aan boord, voordat sir John in zijn glanzende motorbarkas langszij was gekomen om op zijn beurt door de stram in de houding staande doedelzakspelers te worden verwelkomd. De volgende dag zou Bailey het smaldeel de haven uit leiden zodat het kon beginnen aan het patrouilleren langs de Franse kustwateren.

Aan boord van de President Warfield had de kombuis een warme maaltijd verstrekt aan alle passagiers en bemanningsleden. Tegen middernacht lagen de immigranten in hun kooien en was het stil aan boord, afgezien van de voetstappen van de patrouillerende dekwachten en de leden van de bemanning die van Yossi Harel opdracht hadden gekregen door de slaapruimtes te wandelen om eventuele problemen op te vangen. Zo nu en dan nam dr. Cohen een kijkje bij de zwangere vrouwen om zich ervan te overtuigen dat er nog geen weeën waren begonnen. Intussen waren dominee Grauel en zijn koks al begonnen aan de voorbereidingen voor het ontbijt. Beneden, in de machinekamer, waren Frank Stanczak en Nat Nadler paraat om de machines te starten zodra het sein daartoe van de brug kwam.

In de radiohut zat Harold Leidner bij de stille zender/ontvanger en sliep Enava Barak op de brits in de hut. Om half drie was er nog niets te bekennen van een loods. Op de weg boven de kade wachtte Ada op zijn komst. Een half uur later was hij er nog steeds niet.

Ike en Yossi stonden op de brug zacht in een hoek te praten en roerganger Bill Millman bespeurde de spanning tussen de twee mannen. Yossi betoogde dat het in het donker veel moeilijker zou zijn de haven te verlaten dan toen zij met de loods aan boord overdag binnen waren gelopen. Ike was onvermurwbaar. Ze konden niet langer wachten. Hij had Arazi al een poos geleden naar het huis van de loods gestuurd om hem de tienduizend frank vooruit te betalen, en hij was teruggekomen met de belofte van de man dat hij ruim voor middernacht aan boord zou zijn. Dat was inmiddels ruim drie uur geleden. Ike herhaalde dat ze dan maar zonder hem moesten vertrekken.

In de gespannen stilte staarden de beide mannen naar de zee, waar de vissersboten deinden op de golven boven hun visgronden. Millman hoorde Ike gedecideerd, maar met zachte stem zeggen: ‘Yossi, we moeten nu weg. De hele operatie hangt ervan af.’

De twee anderen op de brug, Bill Bernstein en Barnard Marks, de tweede stuurman, hoorden de plotselinge vlaag van woede in Harels stem toen hij Ike onder het oog bracht dat niemand van hen vertrouwd was met de vaarwegen door de dokken. Wegvaren zonder loods stond gelijk met het in gevaar brengen van het leven van duizenden passagiers.

Even later hoorde Arazi geschreeuw vanaf de kade. Hij had bij de vuurtoren gestaan en had gezien hoe de lichtbundel langs de romp van een grijs geverfd schip streek. Het oorlogsschip doorkliefde langzaam de golven.

Ike wendde zich af van Yossi en richtte zich via de spreekbuis tot hoofdmachinist Frank Stanczak om hem te zeggen de machine te starten.

Bernard Marks, in het bezit van het diploma Masters, Mates & Pilots, herinnerde zich dat hij door de spreekbuis het gedempte antwoord hoorde dat het schip niet weg kon, aangezien er nog een tros rond de meerpaal lag. ‘Ik droeg alleen een korte broek en liet me over de verschansing in het smerige, zwarte water vallen om naar de havendam te zwemmen. Ik zwom langs het beton totdat ik de kabel had bereikt, en de meerpaal waar hij omheen lag. Ik probeerde de kabel te lichten. Op dat moment voelde ik dat er een Franse gendarme naar me stond te kijken. Plotseling haalde hij zijn schouders op en wees. De bedoeling was duidelijk: waarom hadden we hem niet gewoon gevraagd de tros los te gooien? Hij liep weg en kwam terug met een bijl. Streng voor streng werd de tros doorgehakt. Plotseling knapte hij en viel omlaag, onder onze achtersteven. Ik rende de loopplank op. Meteen gaf Ike op de brug bevel alsnog de machine te starten.’

Op de kade gaven Ada en Arazi de bemanning aanwijzingen bij het inhalen van de loopbrug. De President Warfield kwam in beweging. Ike vertelde later: ‘De route naar zee was complex: negentig graden naar stuurboord en daarna honderdtwintig graden naar bakboord. Zelfs mét sleepboot en loods was het een nachtmerrie. Op een gegeven moment kwam de voorsteven gevaarlijk dicht bij de kade aan bakboord. Ik riep Millman toe volle kracht achteruit te varen. Daarna moest het roer helemaal om en gingen we volle kracht vooruit. Ook nu schampten we die havendam. We voeren opnieuw achteruit. Deze keer konden we verder.’

Langzaam maar zeker bracht Ike het schip door het ene dok na het andere. Ze lagen steeds onder een andere hoek ten opzichte van elkaar, zodat de romp steeds weer langs betonnen kademuren schampte. Tot de passagiers die door het zware gebonk uit hun slaap werden gehouden, behoorden Gertruda en Michael, en ook Fira en haar groep kinderen.

Zvi verzamelde in alle haast zijn tolken en vroeg hun de passagiers gerust te stellen. In de kombuis liet Grauel zijn koks mokken koffie inschenken om ze over de bemanningsleden te verdelen die op het dek als extra uitkijk fungeerden om te helpen bij het door het volgende dok manoeuvreren van het schip.

Ike had Millman verzocht langzaam te blijven varen terwijl het schip zijn weg vervolgde langs de havendam waarop Ada en Yehuda stonden toe te kijken. Ze wuifden en wezen naar voren: ze konden de brekers tegen de volgende havendam horen.

Nu gaf Ike bevel de machines te stoppen. Hij wist dat hij zich ervan moest overtuigen dat de romp geen ernstige averij had opgelopen voordat ze verder konden. Opnieuw sprong Marks het water in. Toen hij weer boven kwam, riep hij dat er een kleine deuk was ontstaan, maar dat het schip zeewaardig was. Toen Ike opdracht gaf de machine weer te starten, gebeurde er echter niets. Het eind van de tros die de gendarme had afgekapt, had zich om de schroef gewikkeld. Op zijn gebruikelijke ondoorgrondelijke manier beschreef Ike dat incident alsof er niets dramatisch aan was. ‘Marks kreeg de tros los. We begonnen verder te varen naar de toegang van de haven.’

Ike loodste de President Warfield door het laatste dok. Het zou algauw licht worden en dan zou hij kunnen zien of het oorlogsschip er nog was.

Hoe dieper Yossi benedendeks ging, des te bedompter de atmosfeer werd – een verstikkende mengeling van lichaamsgeuren en oliedampen. Niemand beklaagde zich. Hij stond op het punt weer naar de brug te klimmen toen de hele romp resoneerde met een schrapend geluid en het geluid van de machine plotseling ophield.

De President Warfield was op een zandbank gelopen. Roerganger Millman had bij vergissing naar bakboord in plaats van stuurboord gestuurd. Op de brug verzocht Ike de machinekamer om een rapport. De uitkijken staarden omlaag naar het water. De zee rond de vastgelopen romp begon te schuimen.

Yossi liep verder naar voren en beklom de ladder naar de brug. Het schip begon over te hellen naar stuurboord en Yossi vroeg zich kort af of het zou kapseizen. Het schip hulde zich in een angstige stilte.

Ike klonk onverstoorbaar toen hij een volgend bevel doorgaf aan de machinekamer: ‘Zet de stoom er maar weer op. We varen er doorheen.’

Hij wendde zich tot Millman en vroeg of hij eraan toe was. De lijkbleke roerganger knikte en omklemde het stuurrad. De machine begon te lopen en stopte opnieuw.

De President Warfield kwam heel langzaam naar voren, voer weer wat achteruit en wachtte even, om daarna weer naar voren te varen. In de machinekamer had Nat Nadler het gevoel: ‘Het was alsof we probeerden met een beitel door beton heen te komen. Ik zag de meters over de rooie gaan en bleef maar denken dat dit tegen alle natuurwetten inging en dat we straks allemaal zouden worden opgeblazen.’

Fira Neimark had haar kinderen om zich heen verzameld en hun gezegd te onthouden wat Yossi zojuist had gezegd. Hij had iedereen aan boord via het omroepsysteem verzekerd dat er geen gevaar was.

Noah Klieger had zijn post aan de voet van de ladder naar de brug weer ingenomen om eventuele pogingen van passagiers om die te bereiken te verijdelen. Boven zijn hoofd hoorde hij de rustige stem van Ike instructies geven. Noah was er niet zeker van, maar hij had het idee dat het schip zich iets had verplaatst sinds de laatste keer dat hij naar de vuurtoren had gekeken. Dominee Grauel kwam met een dienblad vol dampende mokken koffie bovendeks, gaf er een aan Noah en bracht de rest naar boven, op de brug. Noah keek nog eens naar de haven: ja, het had er alle schijn van dat het schip zich wat verder had verwijderd van de kust.

De President Warfield bleef naar voren kruipen. Op de brug werd er niet gesproken, behalve Ike die instructies bleef geven. Eindelijk stak Yossi zijn duim op naar Ike. Het schip helde niet meer over.

Ook dr. Cohen merkte dat het schip weer recht lag, toen hij opstond om nadat hij een van de zwangere vrouwen te had onderzocht. Hij glimlachte van opluchting.

Ze hoorden een zuigend geluid dat onder de romp vandaan kwam. Ike gaf de machinekamer opdracht: ‘Vol vermogen!’ Het zuigende geluid klonk luider, alsof het zand weigerde toe te geven. Er volgde een plonzend geluid en plotseling schoot de President Warfield vooruit.

Binnen een uur nadat ze op de zandbank waren gelopen was het schip vrij.

In de verte stonden Ada Sereni en Yehuda Arazi hen uit te wuiven. Ike gaf Millman een koers op. Voor hen uit lag Palestina.

Dominee Grauel was tot laat op de avond in de weer geweest en zijn dagboeknotitie over 11 juli 1947 gunt ons een levendig inkijkje in de gang van zaken aan boord toen het schip Sète achter zich liet. ‘We hadden de open zee bereikt. Het was de eerste keer dat een schip van dat formaat er ooit in was geslaagd zonder loods weg te komen uit die kleine haven. Op het hoofddek krioelde het opeens van mensen die elkaar uitzinnig van blijdschap gelukwensten. Zelf nam ik even de tijd om een dankgebedje te zeggen. We voeren! Het was geweldig er getuige van te zijn hoe veerkrachtig deze mensen waren. Alleen al de gedachte dat zij hun Beloofde Land zouden bereiken, was voor hen voldoende om alles te verdragen.’

Yosef Reich had een bijzondere reden tot blijdschap. Hij had niet alleen een kooi op het bovendek van het schip, waar hij kon genieten van de frisse zilte zeelucht, maar het mooiste van alles was dat hij had ontdekt dat ook zijn oudere broer en diens vrouw aan boord waren. Ze hadden allemaal nog maar één gedachte: ze waren op weg naar huis.

Kort na zonsopgang volgde HMS Cheviot een zuidoostelijke koers, op ongeveer twintig zeemijl van Narbonne aan de monding van het Canal du Midi, de lange waterweg die bij de Atlantische Oceaan begint, dwars door Frankrijk loopt en uitkomt bij de Middellandse Zee. Gezagvoerder J.V. Wilkinson, oorlogsveteraan en drager van het Distinguished Service Cross en de George Medal, had het commando over het schip nog maar betrekkelijk kortgeleden aanvaard; het was van stapel gelopen in de week die volgde op het eind van de oorlog. Hij had verwacht naar het Verre Oosten te worden gestuurd, maar was in plaats daarvan aan de Palestine Patrol toegevoegd en was daar niet blij mee.

De afgelopen paar weken had HMS Cheviot even buiten de Franse territoriale wateren heen en weer gevaren langs Sète. Om half zeven die ochtend had de radar een forse bliep gesignaleerd die zich gestaag door de Golfe du Lion verplaatste. De radarofficier had zich gerept naar de kaartenkamer achter de brug, waar recente foto’s van de blokkadebreker waren opgehangen die de Admiraliteit had aangeleverd. Op de brug begon kapitein-ter-zee Wilkinson de zee af te speuren. Om zeven uur liep hij de radiohut in om de marconist opdracht te geven HMS Childers te melden dat de President Warfield was waargenomen.

De zon was op toen de eerste passagiers aan dek verschenen. De zee was kalm en verlaten en de Franse kust was niet meer dan een waas. Via het omroepsysteem sprak Yossi een van zijn eerste dagelijkse berichten uit. Zvi Tiroches tolken begonnen te vertalen.

Mordechai Rosemont, een van de leiders van de vermaarde Opstand van Warschau, begreep als geen ander waarom Yossi het nodig vond de mensen eraan te herinneren dat van iedereen aan boord zelfdiscipline en strikte gehoorzaamheid werd verwacht als hij of iemand anders van de bemanning een opdracht gaf. Alles had zijn reden. Het enorme aantal mensen aan boord kon tot problemen leiden, bijvoorbeeld doordat de stabiliteit van het schip in gevaar kon worden gebracht als de mensen zich massaal naar één kant van het schip begaven. Iedereen was aan een bepaalde dekhelft toegewezen en diende daar te blijven. Organisatie en discipline waren cruciaal.

Terwijl Yossi aan het woord was, liep Zvi langs zijn tolken om te horen of Yossi’s woorden correct werden vertaald. Pas als hij er zeker van was dat ze goed werden begrepen, liep hij verder.

Rosemont had positie gekozen bij een groep jongeren. Hij vroeg hun of zij het belang van wat er was gezegd goed hadden begrepen. Toen ze knikten, zei hij dat voor hem ‘het moment van aan boord komen gelijk stond aan vanuit de hel in de hemel komen. Ik vermoed dat we allemaal zo’n gevoel hadden, nu we hier in de zon stonden en de frisse zeelucht inademden. Je kunt die echter alleen echt waarderen als je besef hebt van het spirituele aspect van deze reis.’

De zon stond al hoog aan de hemel tegen de tijd dat de dekken vol waren met passagiers en de bemanning overal zeilen en gordijnen had gespannen als bescherming tegen de zon. Veel passagiers zagen er nog uitgeput uit, vanwege het gebrek aan slaap. Diverse passagiers waren uit hun kooi gevallen en hadden de rest van de nacht op de vloer gelegen. Toch had niemand zich beklaagd; en verscheidene passagiers hadden hun buren hun verontschuldigingen aangeboden vanwege de verstoring van hun nachtrust.

Op het promenadedek hadden Gertruda en Michael een plaatsje aan de verschansing veroverd. Beneden hen hoorden ze het gedempte stampen van de stoommachine die de schroef in beweging hield. De rook kwam opbollend uit de schoorsteenpijp.

Fira Neimark liet haar kinderen in de rij staan wachten op hun beurt om een bezoek aan de toiletten te brengen, waarna ze hun handen en gezicht moesten wassen voordat ze gingen ontbijten.

Een van de verpleegsters had twee van de drie hoogzwangere vrouwen thee gebracht, terwijl dr. Cohen de derde achter een scherm onderzocht. Toen hij weer te voorschijn kwam, zei hij dat de weeën waren begonnen en dat hij haar spoedig naar de ziekenboeg zou laten brengen.

Nadat Grauel zich ervan had vergewist dat de distributie van het ontbijt naar behoren verliep, vond hij een hoekje in de luwte van het promenadedek om zijn eerste notitie over 13 juli in zijn dagboek te maken. ‘De deining heeft veel zeeziekte veroorzaakt, naast problemen met de warmte, het voedsel en het drinkwater. Er heerst diarree en de sanitaire voorzieningen zijn overbelast. Maar de passagiers aan boord zijn niet geneigd te klagen over de volte en de moeilijke omstandigheden. Zij zijn op weg naar huis. Inmiddels gedragen de bemanningsleden en de passagiers zich als één grote familie. Verscheidene opvarenden hebben tegen mij gezegd dat mijn aanwezigheid aan boord een goed voorteken is. Yos si zei me dat het extra belangrijk was een dominee als getuige uit de eerste hand aan boord te hebben, iemand die niet Joods is.’

Hoewel er stank opsteeg uit de ingewanden van het schip, deed dat er voor Aviva Porat niet toe, evenmin als de smalle kooi, de rijen voor de toiletten, de rijen voor de kombuis, de herrie en het voortdurende stampen en slingeren van het schip. Ze was vijftien jaar oud en er wenkte haar een nieuw leven: spoedig zou ze in Palestina zijn. Dan lag het lange jaar dat ze had doorgebracht in het opvangkamp bij Rosenheim, waar duizenden weeskinderen bijeen waren gebracht, voorgoed achter haar. Aviva had lange dagen zwaar werk gedaan in de kampwasserij, tot op de dag dat ze haar visum in ontvangst had mogen nemen en in een van de trucks van de Jewish Brigade was geklommen voor het transport naar Sète. Later herinnerde ze zich: ‘Mensen die als vreemden voor elkaar aan boord waren gekomen, werden vrienden. Dit was een tijd voor het uitwisselen van belevenissen, terwijl we hoe langer hoe opgewondener werden bij de gedachte dat we ons thuisland steeds dichter naderden.’

In de radiohut was Harold Leidner erin geslaagd via de kortegolf bbc-nieuwsberichten op te vangen. Zvi Tiroche had het versterkt via de luidsprekers doorgegeven en het was door zijn tolken in een stuk of zes talen vertaald. Tegen het eind van de dag had hij ook een nieuwsblad van één blaadje papier geschreven dat de passagiers aan elkaar konden doorgeven. Hij was echter ook op een eerste probleem gestuit. Ultraorthodoxe Joden wilden de verzekering krijgen dat er niet op sabbat zou worden gekookt. Zvi had uitgelegd dat dit onmogelijk was, gelet op het aantal passagiers dat eten moest krijgen. Een ander probleem deed zich voor toen deze vrome Joden vroegen om een aparte ruimte voor hun gebedsdiensten. Uiteindelijk had Yossi eraan te pas moeten komen om dit probleem op te lossen. Hij vroeg de groep of zij misschien ook een aparte God aanbaden. Ze hadden hem met open mond aangestaard en het punt was niet meer ter sprake gekomen. Over het algemeen konden de passagiers het echter goed met elkaar vinden en was er weinig of geen wrijving.

Yossi had sommige passagiers corveediensten opgedragen: toiletten schoonmaken, afval verzamelen in zakken die overboord werden gezet, bij de maaltijden helpen opdienen en afruimen. Om ze in de tussentijd bezig te houden, liet hij Hebreeuwse les geven voor alle leeftijden en belijdenissen. Zelf gaf Yossi een lezing over de geografie en geschiedenis van Palestina en het klimaat, de begroeiing en de wilde dieren daar. Ike hield een lezing over de Haganah. Nat Nadler vertelde van het leven in New York. Dominee Grauel hield een preek over de kracht van het geloof. Moeders en oudere kinderen hielpen moeders met baby’s en overdag fungeerde een van de passagiershutten als zorgcentrum voor de kleintjes.

Zvi had een kantoor op het promenadedek geïnstalleerd. Hij maakte daar de dagelijkse roosters voor het benutten van de weinige douches en badkamers aan boord. Ook hield hij zich bezig met kinderen die de weg terug naar hun vader of moeder kwijt waren en met de administratie van de voedselvoorraden. Tussen dat alles door gaf hij de vorderingen van het schip door via het omroepsysteem. Hij had het gevoel geen moment rust te hebben, maar nooit had hij zich zo blij gevoeld.

Hij liet mededelingen circuleren over hoe laat er samen gezongen zou worden, of wanneer passagiers sketches wilden opvoeren. Sommige bemanningsleden hadden muziekinstrumenten mee aan boord genomen waarop na iedere maaltijd werd gespeeld. Op het voordek moedigde een van de passagiers, een onderwijzer die door iedereen Nathan werd genoemd, andere passagiers aan elkaar te tekenen met de potloden en het tekenpapier dat hij aan boord had gebracht. Yossi werd verzocht als jury de beste tekening te kiezen, die vervolgens werd opgehangen.

Op de brug hield roerganger Bill Millman de koers nauwlettend in het oog, terwijl de uitkijken op het schip de lege horizon afspeurden. De zee werd door niets verstoord, behalve door de boeggolf van het schip en het water dat langs de romp stroomde. De President Warfield voer met een snelheid van 15 knopen (27,5 km/uur) en Ike ging ervan uit dat ze eerder dan gepland de Palestijnse kust zouden bereiken.

In de vallende schemering vroeg dr. Cohen Johann Goldman en Freddie Kronenberg om zijn patiënte, die op het punt stond te bevallen, op een stretcher te leggen. Abe Lippschitz hield de wacht bij een man die kampte met hartfalen. Simone Smeckler, de enige gediplomeerde verpleegkundige aan boord, stond citroenen door te snijden om die aan zeezieke patiënten uit te delen.

Dr. Cohen maakte zich zorgen over nog een ander probleem: ‘Hoe vaak de toiletten ook werden schoongemaakt, ze waren en bleven verre van hygiënisch. En er stonden voortdurend rijen te wachten, een feilloos recept voor de verbreiding van ziekten. Er was slechts één liter drinkwater per persoon per dag beschikbaar. Dat kon tot uitdrogingsverschijnselen leiden en allerlei problemen veroorzaken. De stank was niet te harden. Hoewel ik alle medicamenten bij me had die ik in Sète had kunnen krijgen, was er niet genoeg. Als er een ernstige ziekte uitbrak, zoals voedselvergiftiging of diarree, kon er een reële crisis ontstaan.’

In de radiohut begon Enava Barak plotseling te lachen. Na uren afstemmen had hij eindelijk de radiofrequentie gevonden waarmee hij verbinding kon krijgen met het huis in de Hayarkonstraat in Tel Aviv. Zijn oproep werd beantwoord door een hoogleraar aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem. Sinds de President Warfield uit Sète vertrokken was, had Ike geen antwoord gekregen op zijn vraag: ‘Welke naam heeft Ben-Goerion gekozen voor ons schip?’ Het Amerikaanse deel van de bemanning had Roosevelt voorgesteld. Ike en Yossi hadden hen eraan moeten herinneren dat het schip een Hebreeuwse naam moest dragen: zij hadden de naam HaMeri Halvri (‘Joods Verzet’) voorgesteld. Ike had Barak verzocht contact te zoeken met de geheime zender van de Haganah. Nu had hij eindelijk het antwoord: ‘Uw naam wordt Haganah-schip Exodus 1947.’

Yossi Harel gebruikte het omroepsysteem om de naam bekend te maken. Veel immigranten huilden openlijk vanwege de Bijbelse betekenis. Die avond legden Ike en Yossi een plank uit op het brugdek en verzochten Bill Millman de nieuwe naam van het schip erop aan te brengen.

Naarmate de dagen zich aaneenregen, groeide ook het verlangen naar het eind van de reis. Mordechai Rosemont vertelde: ‘Iedereen werd in beslag genomen door zijn of haar eigen lot, met dezelfde gedachte: Zullen we het halen? Al het overige was te verdragen: het eten, de waterrantsoenen, in de rij moeten staan voor het toilet, de stinkende lucht onderdeks. We konden erom lachen. Het was voor ons een paradijs, in vergelijking met Auschwitz of andere nazikampen. We waren niet somber, maar opgetogen. We waren op weg naar huis. De mensen zeiden het voortdurend tegen elkaar: We gaan naar huis!’