15

De duistere kant van de maan

Sinds de afvaart vanaf Malta, op de ochtend van 14 juli, had gezagvoerder Bailey zijn tijd op HMS Childers besteed aan het bestuderen van de binnengekomen rapporten van de andere schepen die hij had gepositioneerd. HMS Cardigan Bay patrouilleerde voor de kust van Egypte, voor het geval de President Warfield van plan was het ondiepe water van de Nijldelta in te varen, waar de passagiers van boord konden gaan om over land verder te trekken naar Palestina. HMS Chequers was ten zuiden van Tel Aviv voor de Palestijnse kust gestationeerd. HMS Ajax met sir John Cunningham aan boord had zodanig positie gekozen dat de blokkaderunner niet naar de stranden van Noord-Palestina kon sprinten. HMS Charity zou aan bakboord van HMS Childers blijven varen, beide schepen uitgerust met een enterbrug. HMS Cheviot bleef langs de Franse kust varen. Zodra de President Warfield was gesignaleerd, zou HMS Chieftain positie kiezen achter het schip, klaar om iedere poging van de passagiers of de bemanning om de reddingboten en -vlotten neer te laten te verhinderen.

Eerder die dag had Bailey ontbeten in de daghut van de admiraal aan boord van HMS Ajax, in de haven van Valetta op Malta, om het plan nog eens door te nemen. Sir John had bevel gegeven het smaldeel uit het zicht te houden zolang de President Warfield nog voor een Europese kust voer. De RAF zou op afstand vanuit de lucht een oogje op het schip blijven houden. Niets mocht de verdenking van een naderende onderschepping wekken.

De details waren ondergebracht in een dossier, samen met de foto’s die de twee MI6-agenten in Port-de-Bouc hadden genomen en de luchtfoto’s van de RAF, alsmede de blauwdrukken van het inwendige van het schip op basis waarvan dit was omgebouwd voor zijn rol op D-day. Stewart Menzies had van zijn agenten in Palestina en overal in Europa rapporten waaruit bleek dat het schip onderwerp van felle discussies was geworden. Vanuit New York had Stephenson details over nieuwe fondsenwervingsacties gestuurd: het geld was bestemd voor de aankoop van nog meer schepen, als de President Warfield erin slaagde de blokkade te doorbreken.

Sir John had Bailey deelgenoot gemaakt van zijn visie op de redenen dat de Haganah en zijn politieke leiders klaarstonden om hun voordeel te doen met de reis. Hoewel Groot-Brittannië bijna 100.000 militairen in Palestina had, moesten die voortdurend proberen de illegale immigratie te stoppen én hadden ze daarnaast de handen vol aan het Joodse terrorisme. Bovendien was er de wereldwijde sympathie voor de overlevenden van de Holocaust en de steun daaraan van de regering-Truman, gemobiliseerd door de Joodse lobby en de wereldpers. Net als Bailey’s eigen bemanning was het leeuwendeel van de troepen van de Mandaat-regering nog erg jong en moesten ze hun werk doen in een sfeer van constant gevaar en toenemende spanningen. Sir John besloot zijn uiteenzetting met erop te wijzen dat de President Warfield geen doorsnee-blokkadebreker was en dat het slagen van die missie ertoe kon leiden dat de Joden hun eigen staat kregen. Hij bond Bailey op het hart al deze overwegingen voor ogen te houden als het smaldeel in actie kwam.

Aan boord van HMS Charity zag luitenant-ter-zee 2e klasse Roger Pearce zijn enterploeg oefenen. Ze stonden op de enterbrug, gehurkt alsof ze klaarstonden om over te springen, de wapens in de aanslag en hun gezicht verborgen onder het gasmasker, zodat het zweet onder de brandende zon tappelings van hun wangen stroomde.

Pearce had hun verteld dat de enteractie zelf ’s nachts zou gebeuren en dat zij, om zo veel mogelijk verwarring te zaaien, steeds met drie man tegelijk aan boord van de President Warfield moesten springen, teneinde zo de indruk te wekken dat het schip werd bestormd door een eindeloze rij mariniers. Pearces doel was het stuurhuis van het schip. De andere enterploeg, van HMS Childers, moest de machinekamer veroveren. Pearce had zijn ploeg gewaarschuwd dat zij op zware tegenstand moesten rekenen en dat er gewonden konden vallen. Zelf moesten zij hun reactie beperken tot ‘het hoogst noodzakelijke’.

Geoff Glover was verpleger in de ziekenboeg, wat overeenkomt met een gekwalificeerde verpleegkundige in een burgerziekenhuis. Na zijn opleiding in het marinehospitaal in Portsmouth was hij toegevoegd aan HMS Formidable, een vliegdekschip dat op weg ging naar het Verre Oosten. Toen dat schip Malta had bereikt, was Glover echter naar de Palestine Patrol overgeplaatst om op die schepen te werken als zij blokkadebrekers moesten onderscheppen. In dat geval moest hij aan boord van zo’n schip gaan om te zien waar hij medische hulp kon verlenen. ‘Ik werd er echter uitgescholden en was vaak het mikpunt van pure haat. De passagiers hadden het gevoel dat de Mandaat-regering niet langer in staat was naar behoren te regeren, zoals dit tot uiting kwam in de toenemende verwachtingen van de Joden.’

Glover was altijd blij als hij aan al die vijandigheid kon ontsnappen om te gaan passagieren in zijn favoriete havenplaats, Beiroet. Half juli was hij van verlof terug. Toen werd hem verteld dat hij zich moest aansluiten bij een enterploeg voor de President Warfield, als hun hospik. Hij knipperde met zijn ogen toen hem het aantal illegale immigranten aan boord van dat schip werd genoemd. Nooit eerder had hij onder zoveel potentiële hulpbehoevenden gewerkt, zodat de schrik hem om het hart sloeg. Hoewel hij zijn normale verplegersuniform – een blauwe broek en een wit jasje – kon dragen, zou hij in plaats van zijn eigen bril een beschermende ziekenboegbril moeten dragen, en bovendien een blikken helm. Zijn rugzak werd volgestouwd met instrumenten en verbandmiddelen voor de behandeling van steekwonden, gebroken tanden en kogelwonden. Er was hem onder het oog gebracht dat zijn werk als verpleger hem niet zou vrijwaren van eventuele aanvallen, want sommige opvarenden zouden bewapend zijn. ‘Niet tot de tanden gewapend, maar toch bewapend.’

Lawrence Carey was radaroperator op HMS Ajax. Kort voordat de kruiser naar Malta was afgevaren, was er een sterk waterkanon aan boord gehesen. De negentienjarige Carey begreep er niets van, omdat het schip met de modernste blusapparatuur was uitgerust.

De aanwezigheid van de admiraal aan boord en de gecodeerde boodschappen vanuit de radiohut naar de Admiraliteit in Londen en terug hadden tot steeds meer speculaties geleid. Toen bovendien het waterkanon werd aangesloten op een bluszuil aan dek en er met de krachtige waterstraal boven zee werd geëxperimenteerd, had dat de geruchten in de mess van de onderofficieren en de bemanning aan boord alleen maar aangewakkerd: zouden ze toch naar het Verre Oosten gaan? Carey was een van de weinigen aan boord die beter wisten. De radio-officier had zijn operators voor het vertrek uit Malta onthuld dat HMS Ajax ‘de illegale Joodse immigratie een zware slag zal toebrengen door de President Warfield te onderscheppen en de passagiers in detentie te nemen’.

Op zijn tweede dag op zee – 17 juli, ’s middags om twaalf uur – had Carey een bliep op zijn radarscherm ontdekt. De oorzaak van de bliep bevond zich 125 mijl ten zuiden van Kreta en voer met een geschatte snelheid van 10,2 knopen. Admiraal sir John Cunningham werd onmiddellijk verwittigd van de positie van de President Warfield.

Kort daarna bevestigde de radaroperator van HMS Cardigan Bay de positie. Dat schip had het eind van zijn patrouilletraject van Haifa langs de Palestijnse kust bereikt toen het opdracht kreeg zich bij het smaldeel te voegen.

Tot aan de signalering van de President Warfield had niets de verveling van de radaroperator doorbroken. Nu zag hij dat de bliep op zijn scherm zich langzamer verplaatste. Een paar minuten later bevestigde HMS Cheviot die waarneming. Kort daarna ontving iedere gezagvoerder van de gevechtseenheid een boodschap van de admiraal zelf: ‘Inlichtingen laat weten dat het verzuim dit immigrantenschip te beletten aan te leggen bij de Palestijnse kust vrijwel zeker tot ernstige ongeregeldheden in Tel Aviv en omgeving zal leiden. Het risico voor uw mensen of het gevaar van schade aan uw schip mag u er niet van weerhouden dit schip tegen te houden.’

Na het ontbijt, die 17e juli, hield Ike weer een van zijn vaste besprekingen in het achterste deel van de brug met Yossi Harel, Frank Stanczak, dr. Cohen en dominee Grauel, die rapport kwamen uitbrengen.

De hoofdmachinist wees erop dat de machine prima bleef lopen, maar dat het peilglas van de drinkwatertanks aangaf dat er spoedig zou moeten worden geravitailleerd. Hij deed de aanbeveling alleen nog een fles water bij de maaltijd uit te reiken en verder alleen nog in geval van nood. Ike ging akkoord. Dr. Cohen meldde dat zijn zwangere patiënt over enkele uren zou bevallen. Het aantal zeezieken was echter fors toegenomen en hij wilde dat er meer teams kwamen om de toiletten schoon te houden. Ike ging akkoord. Dominee Grauel zei dat diverse ultraorthodoxe Joden er bij hem op bleven aandringen de maaltijden voor de sabbat een dag eerder te koken, zodat er op sabbat zelf niet hoefde te worden gekookt. Hij had hun uitgelegd dat de kombuis niet over voldoende vriesruimte beschikte om te voorkomen dat het eten in de hitte zou bederven. Dr. Cohen zei dat een uitbraak van voedselvergiftiging het laatste was dat hij wilde. Ike verzocht Yossi om hun voor de laatste keer te verstaan te geven dat ‘dit soort verzoeken van tafel wordt geveegd’.

Yossi Harel had nog van verscheidene andere passagiers een klacht moeten aanhoren: zij vonden dat het schip te langzaam voer en dat er, aangezien de Royal Navy nergens te bekennen was, sneller moest worden gevaren.

Ike slaakte een zucht. Hij was voor de bespreking langs geweest bij de radiohut om via de kortegolf naar het ochtendnieuws van de bbc te luisteren. Er werd geen gewag gemaakt van de President Warfield of, bij wijze van uitzondering, van Palestina zelf. Dit had hem slechts ten dele gerustgesteld. Zijn intuïtie vertelde hem dat de Britse geheime dienst het schip niet zo gemakkelijk zou laten glippen, laat staan de minister van Buitenlandse Zaken Ernest Bevin.

Onder de ogen van de anderen spreidde Ike een van de weinige navigatiekaarten aan boord uit en begon naar verschillende delen van de zee te wijzen. ‘Ergens achter onze horizon ligt de Royal Navy op de loer. Zij hebben hun radar. Wij hebben zoiets niet. Het enige wat we hebben, is onze snelheid.’ Vervolgens hielp hij hen eraan herinneren dat het schip zelfs met dit ongeevenaarde aantal passagiers een maximumsnelheid van achttien knopen kon halen. Het was mogelijk dat de Palestine Patrol daar geen rekening mee had gehouden. Om de Engelsen niet wijzer te maken had hij het schip steeds niet sneller laten varen dan tien knopen. Opnieuw maakte Ike een breed gebaar met zijn hand over de zeekaart en klonk er veel vertrouwen door in zijn kalme stem. ‘Hier hebben we de Egyptische kust; hier de stranden van Palestina – en hier liggen wij nu.’

De anderen knikten bevestigend. Ike wees naar een ander punt op de kaart. Zijn wijsvingertop was dicht bij de territoriale wateren van Palestina. Op dat punt zou hij aan zijn sprint naar de stranden beginnen. Zelfs als de Palestine Patrol hen had ontdekt, zou het dan al te laat zijn om het schip nog tegen te kunnen houden.

De Pool Stanczak, een vroom katholiek, omhelsde Yossi spontaan en zei dat hij zelfs met zijn gebeden tot de maagd Maria geen betere strategie had kunnen bedenken.

De warmte van hoogzomer had de passagiers loom gemaakt. Ikes intuïtie zei hem echter dat de blauwe lucht en kalme zee voorboden van problemen konden zijn. Die dienden zich tegen het eind van de ochtend inderdaad aan, toen ze een verkenningstoestel van de raf laag boven de horizon zagen vliegen. Iedereen aan dek staarde omhoog toen het kleine toestel op afstand begon rond te cirkelen, voordat het plotseling recht over het schip heen vloog. Daarna zwenkte het weg en verdween, even plotseling als het was opgedoken.

Ike wist dat het toestel gekomen was om zijn snelheid en koers te verifiëren. Hij wist nu ook dat iedere hoop op een vredig vervolg van de reis vergeefs was. Op de overvolle dekken ontstond onrustig geroezemoes. Hij greep de microfoon van het omroepsysteem: ‘Er kunnen nog meer vliegtuigen komen, misschien zelfs gevolgd door schepen. Echter, ook de ogen van de rest van de wereld zijn gericht op ons schip. Zelfs de Royal Navy zal het niet wagen ons aan te vallen. Ik verzoek daarom iedereen rustig te blijven. Alles is onder controle om ons allemaal veilig thuis te brengen.’

Toen hij terugkwam van de lunch zag dr. Cohen dat hij te maken had met een medisch noodgeval en dat zijn uitrusting tekortschoot om de situatie adequaat het hoofd te bieden. De verlosinstrumenten die hij in Baltimore had ingepakt, waren voor de stuitbevalling waarmee hij nu werd geconfronteerd ongeschikt. Hij had een narcoseapparaat nodig, en bovendien vaatklemmen, een verlostang en allerlei andere zaken. De baby kwam te vroeg en hij zou een keizersnede moeten doen.

Dr. Cohen had geprobeerd de baby te draaien door het kind door de buikwand van de moeder heen te manipuleren, maar hij wist dat het gevaar van complicaties groot was. Tegen het eind van de middag was de ademhaling van de barende vrouw wanhopig geworden en was ze totaal uitgeput vanwege de weeën. Dr. Cohen bleef haar aanmoedigen te persen. Plotseling schoot de baby te voorschijn in een golf van bloed, de bips eerst en de beentjes vanuit de heupen gevouwen langs de oortjes. Het kind werd gebaad en in een doek gewikkeld; kort daarna overleed de moeder aan een inwendige bloeding. Dr. Cohen sleepte zich naar de brug om rapport uit te brengen.

Ike en Yossi waren het erover eens dat er geen plek aan boord was om het lichaam op te slaan totdat ze in Palestina waren. De enige oplossing was haar een zeemansgraf te geven. Yossi vertelde via het omroepsysteem wat er was gebeurd en vroeg om een vrijwilligster die de baby kon verzorgen totdat ze aan land zouden gaan. Helena Levi gaf zich op.

Een Pools echtpaar kwam naar voren om het lichaam af te leggen en in een zeil te wikkelen. Halverwege de middag gaf Ike via de spreekbuis Frank Stanczak opdracht de machine te stoppen. Het schip begon langzaam te schommelen op de deining.

Vier leden van de bemanning – Cyril Weinstein, Roger Rofe, Ben Foreman en Murray Aronoff – droegen het pakket, verzwaard met kettingschakels, omlaag naar het drukke hoofddek, waar doodse stilte heerste, net als op alle overige dekken. Miriam stond naast Helena die het pasgeboren kind in haar armen wiegde. Toen de dragers de verschansing naderden, legden Johann Goldman en Bill Bernstein een plank op de reling. De vier dragers legden het pakket op de plank en Ike en Yossi posteerden zich aan weerszijden.

De stilte werd verbroken door de krachtige, heldere stem van een rabbijn die kaddisj begon te zeggen. De woorden werden overgenomen door de mensen aan dek en algauw baden vierduizend stemmen het gebed mee. Ike keek Yossi aan en knikte. Beide mannen stapten naar achteren. Met een geleidelijk beweging tilden de dragers het achtereind van de plank op en lieten het lichaam in zee glijden.

Het enige geluid was het weeklagen van de vrouwen die probeerden de echtgenoot van de dode vrouw te troosten. Via het omroepsysteem zei Yossi: ‘Toen onze voorouders wegtrokken uit Egypte, begroeven zij hun doden waar zij waren voordat zij verder trokken naar het Beloofde Land. Wij doen nu hetzelfde.’ In de daaropvolgende stilte liep Ike terug naar de brug en gaf Frank Stanczak opdracht de machine weer in gang te zetten.

De begrafenis had een schaduw over de passagiers geworpen en de vurigste gelovigen onder hen vroegen zich af of er nu sjivah (een rouwperiode) moest worden afgekondigd. Een paar oudere mannen diepten twee kleine zwarte doosjes uit hun zakken op, zogeheten tefillien. Ze bevatten stukjes perkament, beschreven met gebeden. Ze bonden de doosjes met leren riempjes om hun voorhoofd en linkerarm en begonnen voor de moeder te bidden. Na het avondeten kwamen alle passagiers aan dek om traditionele Joodse liederen te zingen; intussen liep dominee Grauel tussen hen door om woorden van troost uit te spreken.

Die avond schreef hij in zijn dagboek: ‘Een van de passagiers had me verteld dat de conditie van de aanstaande moeder niet geschikt was voor een zeereis. Ze had echter per se meegewild. Ze had aan de lokstem van Erets Jisraël geen weerstand kunnen bieden.’

Aan boord van HMS Childers zaten gezagvoerder Bailey en luitenant-ter-zee 2e klasse Robert MacPherson, geschutsofficier, in de officiersmess aan de maaltijd. Buiten de open patrijspoorten schenen in de maanloze nacht de lichtjes van HMS Charity op twee kabellengten afstand (370 m) van hun schip. Het gesprek spitste zich toe op de vraag of de huidige omstandigheden op zee het mogelijk maakten om veilig en wel de President Warfield te enteren: als iemand een misstap maakte, kon de man tussen de blokkadebreker en de torpedobootjager worden vermorzeld. Bailey had MacPherson op het hart gedrukt dat de aanval zo snel mogelijk moest worden uitgevoerd om de bemanning en passagiers van de President Warfield geen kans te geven terug te slaan.

Bailey had hem ook voorgehouden dat de taak die van hem werd verlangd ‘niettemin pijnlijk was, en vol onaanvaardbare implicaties’.

De admiraal had hem eraan herinnerd dat er niet op de President Warfield mocht worden geschoten. Een schot kon ertoe leiden dat het schip zonk, of dat er zware verliezen aan boord werden geleden. Dat zou uitdraaien op wereldwijde veroordeling en hoogstwaarschijnlijk ook een internationale rechtszaak, met onvoorspelbare gevolgen voor alle betrokkenen.

Bailey’s betoog werd onderbroken door een berichtje vanuit de radarhut. De President Warfield was waargenomen op vijftien mijl ten zuiden van HMS Childers.

Bailey ging zijn officieren voor naar de navigatiekamer om een nieuwe koers uit te stippelen en de rest van de gevechtseenheid op de hoogte te brengen van wat er zou gaan gebeuren. Op tafel lagen de foto’s die ’s morgens door het verkenningstoestel van de raf waren genomen.

Na het avondeten verliet Ike de brug, nadat hij Millman opdracht had gegeven de snelheid en koers te handhaven. Zelf ging hij zijn vaste avondronde doen. Hij wist dat zijn aanwezigheid een geruststellende uitwerking had op de passagiers en hun stemming na de begrafenis wat zou opbeuren. Ook stelde het hem in de gelegenheid de voorbereidingen op het schip in ogenschouw te nemen.

Zijn eerste bezoek gold de ziekenboeg. Het was er drukker dan bij zijn laatste bezoek. Er waren zeezieke passagiers, huilende kinderen en oude, kreunende mannen en vrouwen die er nog net een glimlachje uitpersten. Ike kon alleen maar bewondering hebben voor de manier waarop dr. Cohen en zijn helpers de gestage stroom patiënten behandelden. Hij wisselde met iedereen een paar woorden, voordat hij benedendeks ging.

Hoewel de dag was verstreken zonder dat er nog een vliegtuig was overgevlogen of een ander schip in zicht was geweest, wist Ike dat de uren van duisternis gevaar inhielden, zodat hij extra uitkijken op de brug en de dekken had geposteerd. Hij deed de ronde over alle dekken om te controleren of alles naar behoren verduisterd was, zodat geen sprankje licht hun aanwezigheid kon verraden. Ook ging hij zorgvuldig na of de reddingboten en -vlotten klaar waren om te water te worden gelaten (elk vlot was uitgerust met roeipeddels, een vat water en een waterdicht blik met etenswaar). Ike stelde vast dat er sinds zijn laatste inspectie niets was weggehaald.

Hij had instructies gegeven om alle onnodige geluiden aan dek na het invallen van de duisternis tegen te gaan. Ike wist dat dit irritant zou zijn voor passagiers die graag aan dek bleven om na hun avondmaal te genieten van de nacht. Na de overkomst van dat verkenningstoestel, die ochtend, dienden zij hun achtervolgers zo weinig mogelijk hulp te bieden: stemmen droegen in de nachtelijke stilte altijd ver en hij vermoedde dat de Palestine Patrol met de nieuwste afluisterapparatuur uitgerust zou zijn.

Beneden kwam Ike de in de gangboorden patrouillerende zeelieden tegen. Hij kende iedereen bij naam: ook de Amerikaanse vrijwilligers en de jonge kerels van de Haganah-marine, de Palyam. De manier waarop ze hun eigen spanning wisten te verbergen achter beleefde glimlachjes en hun verzekeringen dat er geen problemen waren, beviel hem. Ook ging hij langs bij de kombuis om dominee Grauel te helpen herinneren dat alle dienstdoende bemanningsleden geregeld behoefte hadden aan een mok koffie om scherp te blijven. Niets van de checklist in Ikes hoofd werd overgeslagen.

Yossi had al verscheidene passagiers geselecteerd om groepen jonge, lichamelijk fitte vrijwilligers te leiden. Tot hen behoorden Noah Klieger, Zvi Tiroche en Mordechai Rosemont: het waren mannen die naar zijn oordeel bij een aanval het hoofd koel konden houden en dan het soort leiderschap zouden demonstreren dat hun volgelingen vertrouwen inboezemde. Ze hadden ieder hun eigen defensiegroep uit de passagiers mogen kiezen. Samen vormden deze groepen de verdedigingsmacht van het schip.

Geen van de groepen zou over vuurwapens beschikken – er waren geen vuurwapens aan boord – maar des te meer over massa’s aardappelen, blikken voedsel en slangen die op stoom- en oliepijpen uit de machinekamer waren aangesloten om eventuele enteraars mee te bestoken. Ike was ervan overtuigd dat ‘alleen al hun strijdlust het heel moeilijk zou maken het schip te veroveren’.

Als het zover kwam, zo wist Ike, zouden hij en de belangrijkste leden van zijn bemanning op een keiharde aanpak van de enteraars moeten rekenen. De bemanningen van andere blokkadebrekers waren eveneens heel grof behandeld.

Tegen het invallen van de nacht was Ike terug op de brug, waar hij het commando had overgedragen aan Yossi. De President Warfield – totaal verduisterd op de navigatielichten na – voer stil verder. Met rode ogen van de slaap ging Ike naar zijn hut om te rusten.

Yossi gaf Millman opdracht de snelheid op te voeren tot zestien knopen. Het schip begon te stampen en te slingeren en de machine bonkte wat harder. Boven het water hing mist. Vanaf het hoofddek hoorde hij de stem van Mordechai Rosemont, die zijn honderdtwintig jongeren opdracht gaf zakken aardappelen en dozen blikvoedsel dicht bij de slangen te zetten. Op de andere dekken namen Noah Klieger en Zvi Tiroche overeenkomstige voorzorgsmaatregelen.

Eerste stuurman Bill Bernstein stond naast ‘Big Bill’ Millman teugjes te nemen van zijn hete koffie. Hij vervolgde zijn verhaal over de reden dat hij zijn loopbaan als docent aan de marineacademie in Annapolis eraan had gegeven om zich als vrijwilliger aan te sluiten bij de Aliyah Bet en terug te gaan naar zee. Later vertelde Millman hoe Bill Bernstein er grinnikend aan had toegevoegd dat hij het vooral had gedaan omdat hij na de Tweede Wereldoorlog behoefte had aan wat meer actie. Toen maakte hij de roerganger aan het schrikken met de opmerking dat hij diezelfde nacht inderdaad meer actie zou meemaken en dan gelukkig zou sterven. Big Bill had toen tegen Bernstein gezegd: ‘Je bent niet goed snik! Neem nog een slok koffie!’

Aan boord van HMS Charity stond Roger Pearce met zijn enterploeg in de luwte van de brug de zee af te speuren. In de verte bracht de boeggolf van HMS Childers het kalme water in beroering. Ongeveer een halve mijl voor hen was de achtersteven van de President Warfield niet meer dan een vage donkere vorm in de duisternis. Aan weerszijden van waar Pearce stond bemanden twee matrozen de sterke zoeklichten: op de voorsteven het zoeklicht met een diameter van ruim vijftig centimeter; op de achtersteven het kleinere, met een diameter van vijfentwintig centimeter.

Boven Pearces hoofd, uitstekend vanaf de brug bevond zich de enterbrug. Hij had zijn ploeg gezegd dat ze voorlopig op hun gemak konden staan, maar tegelijkertijd hun beschermende uitrusting moesten controleren: een lange wapenstok, een versterkte kruisbeschermer van leer, elleboogbeschermers en een stalen helm met een dikke lap stof die hun nek tegen een klap kon beschermen. Zij mochten hun geweer of pistoolmitrailleur en traangasgranaten aan boord alleen gebruiken om tegenaanvallen af te slaan. Zelf had hij een pistool; en alleen hij mocht bevel geven te vuren. Hij herinnerde hen eraan dat de passagiers voor het merendeel vrouwen en kinderen waren. Zij zouden ongetwijfeld verzet bieden, zoals immigranten op eerdere blokkadebrekers ook hadden gedaan, maar traangas zou genoeg moeten zijn om hun verzet te breken. Om geweervuur te simuleren zouden de enteraars de voetzoekers ontsteken die ze daartoe hadden meegekregen. Luitenant-ter-zee 2e klasse Pearce besloot met de opmerking dat hij verwachtte dat de verovering van de President Warfield binnen de kortste keren een feit zou zijn.

Bij zijn laatste bezoek aan dr. Cohen in de ziekenboeg, die avond, had dominee Grauel gehoord dat de voorraad citroenen voor de behandeling van het nog steeds toenemende aantal zeezieken bezig was op te raken. Hij nam de tieners daar mee naar de kombuis en gaf hun een mok koffie. Later zou hun verhaal worden verteld door Yoram Kaniuk, de vermaarde biograaf van Yossi Harel. Er was echter op het schip een romance ontstaan waarover tot nu toe nooit iets bekend is geworden.

Al tijdens de eerste dagen op zee had dominee Grauel Fira en haar groep kinderen onder zijn vleugels genomen. Hij had ervoor gezorgd dat ze genoeg te drinken hadden, dat ze aan dek een goed plaatsje kregen om de avondconcerten van de musici te midden van de andere passagiers en bemanningsleden bij te wonen of naar de volksdansers te kijken die over het dek zwierden. Overdag had Grauel vaak naast Fira gestaan als zij trots naar haar kinderen keek die samen zongen of aan dek zaten om Hebreeuws te leren. Hij vond vaak genoeg tijd om bij Fira te zijn en haar Engels te leren. Fira, toen nog een tiener, zei later: ‘Hij was geweldig – altijd klaar om te helpen. Hij kwam de kinderen vaak water brengen. Hij liet me nooit aan mijn lot over. Ik voelde me bij hem geborgen.’

Fira was niet alleen jong, maar ook aantrekkelijk. Met haar lach en manier van lopen trok ze de aandacht van meerdere jongemannen aan boord. Ze was tegen iedereen beleefd, maar liet er geen twijfel over bestaan dat de kinderen haar leven waren. Tijdens de maaltijden probeerden ze naast haar te kunnen zitten en haar te vertellen van de plannen die ze wilden verwezenlijken als ze eenmaal in Palestina waren; zij hoorde het allemaal glimlachend aan, terwijl andere aanbidders voor haar kinderen eten haalden.

Voor dominee Grauel was het ‘een soort flirten voor een eerste afspraakje… heel onschuldig en het leidde tot niets’.

Totdat ze op een dag opmerkzaam werd op Efraim. ‘Plotseling dook hij op. Een knappe, lange knul met rood haar. Hij kon elk meisje krijgen dat hij wilde. Ik wist meteen dat hij mij had gevonden, en ik hem. Het was liefde op het eerste gezicht. Ik droeg een jurk; hij een driedelig pak. De kinderen hadden meteen door dat er iets gebeurde. Alles was even mooi. We hoefden elkaar alleen maar aan te kijken – woorden waren overbodig. We wisten gewoon: dit is liefde.’

Twee uur lang ploegde de President Warfield, nu onder de naam Haganah-schip Exodus 1947, geschilderd op een plank die was opgehangen aan de verschansing, gestaag door het water, in allesomhullende duisternis. Het was een paar minuten voor middernacht. Plotseling baadde het schip in verblindend wit licht uit schijnwerpers die langzaam van boeg naar achtersteven en terug zwaaiden.

Aan stuurboord wilde de versterkte stem van gezagvoerder Bailey weten: ‘Wat is uw koers, President Warfield?’

Gewekt door de lichten en nu doodsbang van deze kille, lichaamloze stem, klommen passagiers huilend en gillend aan dek. Verblind door de lichten haastten ze zich weer naar beneden.

Ike keerde terug naar de brug en schermde met een hand zijn ogen af. Opnieuw vroeg de afgebeten Engelse stem: ‘Kapitein, wat is uw koers?’

Ike nam de microfoon. ‘Hier spreekt de kapitein van Haganah-schip Exodus 1947.

Aan boord van HMS Childers gaf Bailey zijn eerste bevel: ‘Kapitein, u dient nu uw koers te veranderen en mij te volgen.’

Ike aarzelde geen moment: ‘Wij blijven op koers.’

Beide schijnwerpers gingen uit en de oorlogsschepen verdwenen even snel in de nacht als ze waren gekomen.

Ike gaf rustig zijn instructies via het omroepsysteem door. Passagiers die uitdrukkelijk bevel hadden het schip te verdedigen dienden aan dek te blijven of naar hun aangewezen positie te gaan. Alle anderen aan boord moesten onderdeks blijven of naar beneden gaan en in hun kooi gaan liggen. Dat maakte de kans op zeeziekte kleiner. Zojuist had hij namelijk opdracht gegeven om sneller te gaan varen, zodat zij des te eerder in Palestina zouden aankomen. Van benedendeks kwam het eerste gejuich naar boven.

Dr. Cohen: ‘Eens te meer had Ike zijn grote leiderschap getoond door de rust onder de passagiers te herstellen. Echter, nu de Navy geen kans had gezien ons bang te maken, zouden ze terugkomen. Ik voelde dat er nu strijd zou worden geleverd.’ Hoewel zijn vrijwilligers hem zouden blijven helpen, wist hij dat hij vooral moest vertrouwen op de apotheker, Abe Lippschitz, en verpleegkundige Simone Smeckler. Zij zouden verantwoordelijk zijn voor het inschatten van de verwondingen van slachtoffers: de lichtgewonden moesten worden gescheiden van de mensen die ernstig gewond waren. Hoeveel dat er zouden zijn, viel niet te voorspellen. Zou hij voldoende chirurgische instrumenten, verband en medicamenten hebben?

In de radiohut had Enava Barak zijn boodschappen naar het huis in de havenwijk van Tel Aviv afgerond, met alle bijzonderheden van wat er was gebeurd. Een stem in zijn koptelefoon antwoordde dat Kol Israël, de Stem van Israël, nu uitzond op de 45-meterband van de langegolf en vroeg of er een passagier aan boord was die in vloeiend Engels kon beschrijven wat er was gebeurd.

Harold Leidner kwam terug met dominee Grauel, die achter een microfoon plaatsnam. Met zijn krachtige kanselstem zei de dominee der methodisten: ‘Hier spreekt dominee John Grauel, lid van het American Christian Committee for Palestine, aan boord van Haganah-schip Exodus 1947. Wij zijn onderweg naar Palestina. Wij hebben kortgeleden een jonge vrouw na haar bevalling een zeemansgraf moeten geven, maar haar baby maakt het goed. Alle mensen aan boord van dit schip hebben maar één wens, namelijk hun thuisland bereiken en daar in vrede leven. Wij zijn echter al bedreigd door Britse oorlogsschepen en zijn in afwachting van ergere dingen. Wij verzoeken alle luisteraars ons te steunen en voor ons te bidden. Blijf afgestemd op deze frequentie, zodat ik u verder op de hoogte kan houden.’

Hij begon achter de microfoon verwoed in zijn dagboek te schrijven, dat hij nu voortdurend bij zich droeg.

‘Op het hoofddek staat een groep jongens en meisjes van dertien tot zestien jaar oud, de kin uitdagend naar voren gestoken, de ene vuist gebald en een aardappel in de andere hand. Zij zijn bereid zich te verdedigen met de enige wapens die zij hebben. Zelf ben ik geboren en getogen met de kostbare melk van vrijheid. Deze jongeren worden thans gedoopt in de glans van Concord en Lexington en alle andere lovende hoedanigheden die ik ooit over de geboorte van Amerika en zijn vrijheidsstrijd heb gelezen. Ik weet nu dat ik aan boord van dit schip getuige ben van de geboorte van een natie.’

Na het noteren van die woorden schakelde hij de microfoon weer in en begon te spreken.

Op het promenadedek zat Aviva Porat naast een stapel blikken, haar wapens, de zee af te speuren, vervuld van een gevoel van avontuur en toenemende opwinding, nu Mordechai Rosemont haar had opgenomen in zijn defensiegroep. Ze wist dat zij hem niet teleur zou stellen: ze kon even goed gooien als de beste jongen.

Beneden in het ruim, waar Gertruda en Michael en honderden andere passagiers in hun kooien wachtten, werden de geluiden van de zee luider toen de Exodus meer vaart maakte. Ketelman Nat Nadler in de machinekamer had opdracht om bij een aanval snel naar het hoofddek te gaan en een van de oliekranen open te zetten om het dek glad te maken; andere bemanningsleden moesten de slangen op de enteraars richten om ze op oververhitte stoom te trakteren.

De schijnwerpers van HMS Cheviot hadden luitenant Pearce voor het eerst in de gelegenheid gesteld de President Warfield van dichtbij te bekijken. De grootte, de bovenbouw en de met prikkeldraad beschermde romp van het schip gaven hem een indruk van de problemen waarmee zijn enteraars te maken zouden krijgen. Zelfs bij kalme zee zou de sprong van de enterbrug naar het hoofddek van het schip riskant zijn: hij schatte het hoogteverschil op ruim vierenhalve meter. Hoewel de enteraars erop waren getraind, kon dat tot verwondingen leiden. Ook had hij een glimp opgevangen van iets dat hem nog meer zorgen baarde: ineengedoken gestalten op het hoofddek, naast wat verdacht veel leek op een soort projectielen.

De nuchtere jonge officier had genoeg gezien om zich te realiseren: ‘Dit zou weleens een veel zwaardere klus kunnen worden dan ik had verwacht.’

Zvi Tiroche was er eindelijk in geslaagd een hazenslaapje te doen aan het eind van de zoveelste lange dag, gevuld met het organiseren van de passagiers. Toen de schijnwerpers het schip beschenen, was hij moeizaam zijn kleine hut uitgekomen en naar zijn jonge vrijwilligers gegaan. Hij had hen zakken aardappelen en dozen vol voedselblikken laten klaarzetten om de enteraars weerstand te bieden.

Verder naar voren op het dek organiseerde Noah Klieger zijn eigen groep: zij legden slangen opgerold klaar, zoals hij brandweerlieden had zien doen. Iedere slang was aangesloten op een olietank of een pijp naar een stoomkraan in de machinekamer. Het was inmiddels 18 juli 1947, 01:00 u.

Aan boord van de HMS Ajax hield Lawrence Casey de blieps op zijn radarscherm in het oog die de posities toonden van de Britse schepen die ten zuiden van de bliep van de Exodus voeren.

Op de brug had sir John Cunningham de radiohut opdracht gegeven een poging te doen met de Exodus verbinding te krijgen. De navigatieofficier van de kruiser had berekend dat de blokkadebreker kon worden vertraagd door de weersomstandigheden en dan met gebrek aan water en voedsel moest kampen. De radioman van de kruiser moest de Exodus berichten dat de kruiser het schip kon bevoorraden, op voorwaarde dat het verder geen pogingen zou doen de Palestijnse territoriale wateren binnen te dringen. In dat geval zou HMS Ajax een team sturen om voorraden over te brengen. Carey: ‘Als deze mariniers eenmaal aan boord waren, konden ze het schip overnemen en het naar Cyprus varen.’

De radioman riep de Exodus op. Er kwam geen reactie. Cunningham gaf opdracht tot de volgende zet.

In de loop van de nacht deed Yossi nog eens de ronde door het schip, terwijl Ike dezelfde koers bleef varen, in het besef ‘dat ik nog een paar knopen over had’. Hij had een aantal Amerikaanse vrijwilligers gevraagd de brug te omgeven met prikkeldraad. Hij was ervan overtuigd dat een eventuele aanval gericht zou zijn op het commandocentrum van het schip. Tijdens de vluchtige momenten toen de beide oorlogsschepen langszij lagen, had hij een glimp opgevangen van de enterbruggen op beide schepen. Hij was nog bezig uit te knobbelen hoe ze zouden worden gebruikt, toen dr. Cohen op de brug kwam om te melden dat hij zojuist een tweede bevalling had gedaan: het was een jongen.

Uit de nacht doemde HMS Ajax op. Een Duitssprekende stem vulde de duisternis: ‘U wordt ervan verdacht met illegale immigranten op weg te zijn naar Palestina. Als u in de territoriale wateren van Palestina doordringt, zullen wij aan boord moeten komen om u te arresteren. Wehren Sie sich nicht! Wir haben hier und in Palestina überlegene Streitkräfte. Im Notfall werden wir Sie entern und Gewalt anwenden!’

De boodschap was opgesteld door sir John Cunningham.

Ike schakelde de microfoon op de brug in en antwoordde: ‘Speak English! We’re not the Graf Spee!’

Terwijl de kruiser in de nacht verdween, salueerden Ike en Yossi Harel voor elkaar met de stramme armzwaai van de Royal Navy en Ike zei: ‘Dat zijn dus drie oorlogsschepen, tot nu toe. Hoeveel zouden ze er nog meer hebben?’

In het Haganah-huis in de havenwijk van Tel Aviv had Moshe Bar-Gilad opdracht gegeven de radioboodschap van dominee Grauel te vertalen in het Hebreeuws en per strooibiljet te verspreiden. Binnen enkele uren hadden jongeren ze overal in de stad opgehangen of aangeplakt, terwijl andere leden van de organisatie naar Jeruzalem en Haifa reden om hetzelfde te doen. De pamfletten riepen de Joden op verzet te bieden aan iedere poging de Exodus te beletten zijn passagiers aan wal te brengen. De mensen werden opgeroepen hun winkels, restaurants en fabrieken te sluiten, niet alleen als protest tegen de Mandaat-regering, maar ook om de rest van de wereld ertoe te brengen het schip te gaan steunen.

De dienstdoende officier in de residentie van hoge commissaris sir Alan Cunningham op de Heuvel van de Boze Raad werd die nacht in de communicatieruimte gebeld door zijn collega in het hoofdkwartier van de Royal Navy in Haifa, die hem berichtte dat de Exodus in volle vaart opstoomde naar Palestina. De officier van dienst belde meteen naar de slaapkamer van sir Alan en kreeg opdracht generaal sir Gordon McMillan, de bevelhebber van de Britse strijdkrachten in Palestina, te verwittigen. Al spoedig werd in de straten van Haifa het ratelen van de eerste tanks en het geronk van legertrucks gehoord.

In zijn huis in de Keren Kayemetstraat in Tel Aviv wachtte David Ben-Goerion in zijn pyjama naast het radiotoestel in zijn werkkamer, afgestemd op de frequentie van Kol Israël, op de volgende uitzending.

Chaim Weizmann was door een telefoontje naar zijn huis in Rehovot gewekt; hem was verteld dat de Exodus ‘de blokkade had doorbroken’.

Hij wendde zich tot Vera om te overleggen wat hij nu het beste kon doen. Hoewel Weizmann was blijven proberen zijn connecties in het Verenigd Koninkrijk en de rest van Europa ervan te overtuigen dat hun regeringen moesten begrijpen dat de stichting van de staat Israël vereiste dat het immigratieprobleem werd opgelost, had hij slechts lauwe reacties ontvangen. Zou de Exodus deze stand van zaken veranderen? Hij begon zijn connecties overal ter wereld te bellen.

Het was, zo hielp Vera hem herinneren, ‘de avond van de duistere kant van de maan’.

In de vroege uren van 18 juli gaf Ike opdracht de snelheid op te voeren tot achttien knopen, waardoor de viercilinder stoommachine van de Exodus op het maximale toerental moest draaien. Het apparaat dat de afgelegde afstand bijhield, gaf aan dat het schip zich op zeventien zeemijlen van de Egyptische kust bevond.

Binnenkort zou Bill Millman uitvoering geven aan Ikes opdracht om de koers te verleggen naar het noorden, richting strand. Ike wist dat de Exodus met zijn geringe diepgang en platte bodem gedurende die laatste halve mijl door geen enkel oorlogsschip kon worden gevolgd omdat het water daar te ondiep was. Hoewel het aan het strand zetten van de Exodus onherroepelijk het einde van het schip betekende, was dat voor het thuisbrengen van ruim 4500 immigranten een geringe prijs.

Het afgelopen uur hadden Ike en Yossi nogmaals de ronde gedaan door het schip om de verdedigingsmaatregelen te bekijken en degenen die daar de wacht hielden te verzekeren dat ze voldoende zouden zijn om iedere enterpoging te doen mislukken. In de kombuis had dominee Grauel zijn koks gamellen water aan de kook laten brengen om dat over de enteraars uit te gieten. Frank Stanczak had overtollige schroefsleutels en hamers laten uitdelen aan de dekmatrozen. Dr. Cohen had al zijn patiënten naar hun kooien gestuurd, zodat zijn team zich op de komst van gewonden kon voorbereiden.

Aan boord van HMS Childers stond gezagvoerder Bailey op de brug naar de enteraars op de houten enterbrug te kijken, enkele meters van hem vandaan. Vanwege de gasmaskers was het nog moeilijker dan anders hun gezichten te onderscheiden. Iedere marinier in een wit matrozenpak was gewapend met een pistoolmitrailleur of karabijn, een ploertendoder of een bijl. Verscheidene anderen hadden ook traangasgranaten of voetzoekers bij zich. Twee mariniers torsten een ram om deuren met geweld te openen. Iedereen droeg een stalen helm. Tevens had luitenantter-zee 2e klasse MacPherson een Very-pistool aan zijn koppelriem waarmee hij een lichtkogel kon afschieten. Achter hem stond een marconist met zijn zender/ontvanger op de rug.

Ook op HMS Charity stelden de mariniers zich op de enterbrug op, aangevoerd door luitenant-ter-zee 2e klasse Pearce.