De getuigenis van de raven

Twee rovers die mooi weer speelden met andermans centen kwamen op een dag een koopman tegen. Zij beroofden hem van alles wat hij op dat moment bij zich had, trokken hem daarna achter een struik en vermoordden hem daar om te voorkomen dat hij hen zou verraden. Toen de man in doodsnood verkeerde en merkte dat zijn smeekbeden vergeefs waren, riep hij de voorbij vliegende raven toe en vroeg hun of zij de misdadigers wilden aangeven, opdat zij hun gerechte straf zouden krijgen.

De raven vlogen krassend weg en gaven hem op die manier te kennen dat zij zijn verzoek hadden begrepen en dat zij er gehoor aan zouden geven. De rovers lachten de simpele ziel uit. Zij vreesden God noch de vogels, niet wetende dat Hij zelfs via de laagste dieren, zoals muggen, kikkers, mieren en ongedierte, kan straffen, zoals wij weten uit het verhaal van Farao in de tijd van Mozes.

Drie dagen later zaten de twee rovers in een herberg en verbrasten samen de gestolen buit. Terwijl zij, als gezegd, vrolijk bij elkaar zaten, streek er een zwerm raven neer in de lindeboom voor de herberg. Zij krasten daarbij zo luid dat niet alleen de twee rovers, maar ook alle andere gasten in de herberg ervan schrokken. Want het gekrijs van de pikzwarte vogels zou ongeluk brengen en gold als een slecht voorteken. Vogels van een andere kleur zouden daarentegen geluk brengen, vooral wanneer zij rechts zitten of vliegen van degene die hen hoort.

Een van de twee rovers was hevig ontdaan van het hels gekras en zei: 'Dat zijn de getuigen van de man die wij vermoord hebben!' De ander lachte er eerst om, maar daarna begon zijn geweten te spreken en werd hij lijkbleek. Hij vertelde de kelner, die hun te drinken had gebracht en die gehoord had wat de ander had gezegd, dat hij onschuldig bloed had vergoten en hiermee Gods wraak over zich had afgeroepen.

De kelner briefde deze woorden over aan zijn baas, de waard. Deze wist dat dankzij de raven een lijk was gevonden in het bos niet ver daarvandaan. Het was al flink aangevreten en de overheid had opdracht gegeven het lijk te begraven. De waard vermoedde meteen, dat de twee mannen de moord hadden gepleegd.

Omdat hij de koopman goed had gekend en deze een vaste klant van hem was geweest, besloot hij de twee mannen aan te geven. Zo wilde hij en de dood van de koopman wreken en een steentje bijdragen aan de bestrijding van de struikroverij. Want het reizigersverkeer vormde voor hem een noodzakelijke bron van inkomsten. Daarom bood hij de twee mannen wat te drinken aan en stuurde er intussen een knecht opuit om de zaak te melden bij de politie.

De wetsdienaren kwamen meteen en namen de twee in hechtenis, scheidden hen van elkaar, en de rechter verhoorde hen, zoals gebruikelijk. Hij vroeg wie zij waren, wat hun beroep was, waar zij vandaan kwamen en waar zij naar toe gingen. En ten slotte of zij er niet bij waren geweest, toen een koopman van zijn spullen was beroofd. De twee verklaarden dat zij hadden gezien dat een ander het misdrijf had gepleegd, net zoals de grijsaards die de kuise Susanna bespiedden. Zij spraken elkaar echter tegen, zodat men hen op de pijnbank legde om de waarheid boven tafel te krijgen.

De twee mannen gaven toe dat zij de wrake Gods boven zich hadden bespeurd en dat er niemand bij de moord aanwezig was geweest dan de raven. Deze hadden gehoor gegeven aan het verzoek van de stervende man, en het was de getuigenis van de raven geweest die hun geweten had doen spreken. De twee kregen hun gerechte straf en werden voor hun schanddaden terechtgesteld en levend geradbraakt in een gehucht ergens tussen Genua en Livorno, waarvan de naam de verteller ontschoten is.

Hieruit blijkt wel, dat voor alle verborgen zonden geldt hetgeen Salomo over de lasteraars en kwaadsprekers van de koningen zei:

'De vogelen des hemels voeren de stem, en alles, wat vleugels heeft, zegt het hen na!'

Wie zou er iets willen verbergen voor Hem, die het oog heeft gemaakt en het oor heeft geschapen? God is alwetend en kent ook onze gedachten. Onze daden blijven niet voor hem verborgen, zoals blijkt uit het voorbeeld van de twee rovers die -hoe onverwacht ook - toch hun gerechte straf kregen.