Van de jonge Birmaan, de muis, de aap en de beer

Lang geleden leefde er in Birma een jongeman die zijn akker verkocht voor drie el linnen, daarmee zijn ezel bepakte en op weg ging naar een ander land. Onderweg zag hij een groep kinderen, die een muis met een strop om de nek in het water gooiden en er weer uit trokken. Hij had medelijden met het diertje en zei: 'Mishandel die muis niet zo, kinderen! Laat hem toch lopen.' Maar de kinderen antwoordden: 'Wij laten de muis niet lopen. Bemoei je met je eigen zaken!' Hierop sprak de jonge Birmaan: 'Wat willen jullie voor de muis" hebben?' Nadat hij hun een el linnen had gegeven, liet hij de muis vrij.

Een eind verderop zag hij weer een groep kinderen. Zij hadden een aap gevangen en lieten hem dansen. En omdat het nog een jong dier was, riepen zij telkens: 'Netjes dansen!' en sloegen hem. De jonge Birmaan had medelijden met de aap en sprak tot de kinderen: 'Laat die aap toch lopen.' Maar Omdat de kinderen hem niet lieten lopen, gaf de jongeman ook hun een el linnen, waarna het dier zich uit de voeten maakte.

De jonge Birmaan vervolgde zijn weg en trof niet ver van de stad nogmaals een groep kinderen aan. Zij hielden een jonge beer gevangen en treiterden hem. Uit medelijden gaf hij de rest van zijn linnen weg, waarna hij de beer los liet in het bos.

De jonge Birmaan had nu al zijn linnen weggegeven en dacht, terwijl hij zijn ezel voortdreef, bij zichzelf: 'Ik kwam hier naar toe om handel te drijven. Nu ik al mijn spullen kwijt ben, ga ik het paleis van de khan maar in om te kijken of daar wat te halen valt.'

Hij bond zijn ezel vast in het kreupelhout van het bos, ging naar de voorraadkamer van de khan, nam een baal zijde op zijn rug en maakte zich uit de voeten.

De vrouw van de khan zag hem echter bij de ingang van het paleis en riep luid: 'Houdt de dief!' Meteen kwamen er mensen aangesneld. De jonge Birmaan werd gepakt en voor de khan geleid.

'Omdat je zo'n schandelijke daad hebt begaan', sprak de khan, 'zal men je in een kist leggen, de kist met een ijzeren spijker dichtnagelen en in het water gooien.'

Aldus geschiedde. Maar de kist bleef achter een stuk hout steken. De jonge Birmaan kreeg het algauw benauwd in de smalle kist en het scheelde niet veel of hij was gestikt, toen er boven hem iets aan de spijker begon te knagen. En toen hij door de ontstane spleet keek, zag hij de muis, die hij had vrijgekocht.

De muis zei: 'Wacht, ik zal mijn vrienden erbij halen.' De jonge Birmaan kon weer ademhalen. Even later kwam de muis terug met de aap en de beer. De aap maakte de spleet wijder en de beer opende de kist met geweld. De jonge Birmaan klom eruit en zocht een veilig heenkomen op een met gras begroeid eilandje in de rivier, waar de drie dieren hem fruit, andere spijzen en drank brachten. De volgende morgen zag hij aan de oever van de rivier een helder licht en stuurde de aap op onderzoek uit. Deze kwam even later terug met een wondersteen, zo groot als een vogelei.

De jonge Birmaan pakte de steen aan en wenste dat hij zich niet meer in de rivier bevond. En zijn wens werd vervuld: midden op een groot plein verrees een paleis, met stallen voor paarden en muildieren en andere gebouwen. Rondom het paleis, dat schitterend was ingericht, groeiden vele bomen, en de bronnen waren gevuld met zuiver water. Alles wat de jonge Birmaan maar wenste, werd in een oogopslag verwezenlijkt.

Enige tijd later kwamen er rijke kooplieden langs het paleis en keken hun ogen uit. 'Hoe is het mogelijk!' riepen zij. 'Toen wij hier de laatste keer langs kwamen, was hier nog een kale vlakte, en moet je nu eens zien!' De woordvoerder van de kooplieden ging het paleis in en vroeg aan de jonge Birmaan hoe hij dat in zo'n korte tijd had kunnen bouwen. 'Dat heb ik niet gedaan, maar mijn wondersteen', antwoordde de jonge Birmaan en liet hem de steen zien. Daarop sprak Ssardawagi, want zo heette de woordvoerder van de kooplieden: 'Geef ons die wondersteen en jij krijgt al onze koopwaar met alle paarden en lastdieren erbij. Je talisman is alles wat wij wensen.'

Ssardawagi kreeg de wondersteen. De jonge Birmaan had de steen echter nog maar nauwelijks uit handen gegeven of hij zat weer midden in de rivier, op het met gras begroeide eilandje. Alles was in het niets verdwenen.

Terwijl hij daar zo zat te treuren, kwamen zijn drie vrienden eraan en vroegen: 'Wat is er met je gebeurd?' En toen hij alles verteld had, zeiden zij: 'Het zit je ook niet mee! Maar waar ging de man met de steen naar toe? Wij zullen hem gaan zoeken.'

Toen zij met z'n drieën bij de woning van de machtige Ssardawagi aankwamen, zeiden de beer en de aap tegen de muis: 'Wij tweeën komen nooit ongemerkt binnen, muis, maar jou ziet niemand. Ga jij eens kijken waar de wondersteen ligt.'

De muis deed wat de beer en de aap gevraagd hadden en kroop door het sleutelgat naar binnen. Daar zag hij in een schitterend vertrek Ssardawagi, die lag te slapen, en een pijl waarop de wondersteen rustte. De pijl was echter in een grote hoop rijst vastgezet, en aan weerszijden lag een kat aan een lijn. Vanwege de katten durfde de muis de wondersteen niet te naderen. Hij keerde daarom naar zijn beide vrienden terug en vertelde wat hij gezien had. 'Dan zit er niets anders op dan terug te gaan', sprak de beer. Maar de aap zei: 'Misschien is er toch nog een mogelijkheid. Muis, ga terug naar Ssardawagi, knaag aan zijn haar en kijk de volgende nacht, wie er naast het kussen aan de lijn liggen.'

De muis kroop weer naar binnen en knaagde aan het haar. Toen Ssardawagi 's morgens wakker werd en ontdekte dat er aan zijn haar geknaagd was, werd hij boos en sprak: 'Er hebben vannacht muizen aan mijn haar geknaagd. Dat zal me geen tweede keer gebeuren. Ik zal de katten naast mijn kussen aan de lijn leggen.'

Tegen de avond verschenen de beer en de aap aan de deur en stuurden de muis eropuit om de wondersteen te pakken.

De muis was blij dat er ditmaal bij de berg rijst geen katten op de loer lagen. Maar de pijl was zo lang, dat de muis niet bij de wondersteen kon komen. Hij ging dus met lege pootjes terug. 'Dan zit er niets anders op dan terug te gaan', sprak de beer. Maar de aap zei: 'Misschien is er nog een mogelijkheid. Muis, ga terug en woel net zolang in de berg rijst totdat de pijl omvalt. Pak dan de wondersteen en breng hem in je mond hierheen.'

De muis kroop weer naar binnen, pakte de wondersteen en bracht hem naar het sleutelgat. Maar niet verder, want de steen was te zwaar om zo hoog op te tillen. De muis liet daarom de wondersteen liggen en ging terug naar zijn vrienden. De beer sprak: 'Dan zit er niets anders op dan terug te gaan. Aap en ik kunnen niet door het sleutelgat kruipen.' Maar de aap zei: 'Misschien is er nog een mogelijkheid. Muis, ik zal een touwtje aan je staart binden. Als jij de wondersteen met alle vier je pootjes vasthoudt, dan trek ik je aan het touwtje omhoog.'

Met behulp van het aan de staart bevestigde touwtje werd de wondersteen door het sleutelgat gehaald. De aap nam de wondersteen in zijn mond en ging op de beer zitten. En de muis legde zich te ruste in het oor van de beer, want hij was moe geworden van alle inspanningen. De beer liep terug naar de rivier en terwijl hij deze met grote sprongen overstak, sprak hij: 'Wondersteen, aap en muis, ik draag jullie alle drie. Ben ik niet sterk?' Maar de muis sliep, en de aap durfde zijn mond niet open te doen om de wondersteen niet te verliezen. Toen sprak de beer boos: 'Als jullie geen antwoord geven, gooi ik jullie allebei in het water.' 'Niet doen!' riep de aap. En terwijl hij dit riep viel de wondersteen uit zijn mond in het water.

Toen zij de rivier over waren, zei de aap: 'Beer, wat ben jij toch een domkop!' De muis hoorde dit en vroeg: 'Wat is er aan de hand?' De aap vertelde wat er gebeurd was en zei: 'De steen uit het water halen is moeilijker dan alles wat we tot nu toe hebben moeten doen. Laten we daarom maar teruggaan.'

Maar de muis zei: 'Ik wil toch proberen om de steen uit het water te krijgen. Wachten jullie maar een eind verderop.'

De muis begon ijverig langs de rivier heen en weer te lopen, en even later vroegen de waterbewoners: 'Muis, waarom ben je zo onrustig?' De muis antwoordde: 'Hebben jullie niet gehoord dat er een groot leger in aantocht is, en dat jullie voortaan niet meer in het water mogen wonen?' De waterbewoners schrokken en vroegen: 'Zeg ons alsjeblieft wat wij moeten doen.' De muis antwoordde: 'Er zit niets anders op dan een muur langs de rivier te bouwen.' Daarop begonnen de waterbewoners stenen uit de rivier op te duiken en aan land te brengen. De muis pakte de stenen aan en bouwde daarvan een muur. Toen de muur reeds een span hoog was, bracht een kikker de wondersteen in zijn bek aan land en zei: 'Wat een zware steen.'

De muis liet de steen aan zijn vrienden zien en zei: 'Daar heb je hem!' De aap sprak verheugd: 'Muis, wat ben jij toch slim.' De muis legde zich daarna weer te ruste in het oor van de beer, de aap klom op zijn rug, en met z'n drieën kwamen zij nog net op tijd bij de jonge Birmaan, die er slecht aan toe was. Nadat de aap hem de wondersteen had gegeven, sprak de jonge Birmaan: 'Vrienden, jullie hebben mij een grote dienst bewezen.' Na deze woorden wenste hij weer dat hij zich niet meer in de rivier bevond en er verrees meteen een woning, zo mooi als het paleis van de khan, met stallen vol paarden en muildieren. In het park er omheen groeiden allerlei fruitbomen en bloemen, en lieten velerlei soorten vogels hun stem horen. Toen dit alles al wensend verkregen was, sprak de jonge Birmaan: 'Als de wondersteen werkelijk grote krachten bezit, dan wens ik mij een gemalin uit het rijk van de Assuri Tangari.'

Hij had dit nog maar nauwelijks gezegd of er verscheen een Tangari-meisje, begeleid door een talrijk gevolg. De jonge Birmaan leefde nog vele jaren in vreugde en geluk en kreeg honderd knappe en welgeschapen zonen.