HOOFDSTUK 20

Jocelyn maakte een zadeltas open en haalde er een klein pakje uit dat hij op de grond lei. Toen nam hij er een fles uit en schudde die voldaan. Hij stak de fles terug en pakte een andere die nog half vol was. Hij dronk ervan en stak de fles in zijn zak.

Jim was over dit gedrag even verbaasd als Seth Haverly.

'Ik dacht dat het geen tijd was om te drinken, tenzij je zenuwen het begeven,' zei hij terloops.

'Je bent een slimme vent, Seth,' sprak Jocelyn, met het pakje in zijn hand opstaand. 'Maar je bent toch nog niet zo slim als ik. Mijn idee is om Traft zelf de brief aan zijn oom te laten schrijven.'

'Kletskoek! Dat had, ik allang bedacht. En hij had het feitelijk al aangeboden.'

'Wie had het aangeboden?''

'Traft hier. Maar hij stelde als voorwaarde dat we niet te gek veel zouden vragen en dat jij er niet van zou meedelen.'

'O ja? Wat je zegt!' snoof Jocelyn, met een gemene blik op Jim. Hij maakte het pakje open en haalde er papier, pen en inkt uit. 'Haal een kist.'

Een van de mannen haalde een kist van binnen. 'Nu, mister Traft, ik stel voor dat. je een van je bekwaamheden voor een goed doel gebruikt,' sarde Jocelyn. Toen Jim van zijn plaats opstond, maakte Seth zijn karakteristieke handgebaar.

'Wacht,' zei hij zachtjes. 'Jocelyn, ik ga akkoord over het vragen om geld. Maar als je van plan was om de oude Traft te bedriegen, ben ik er tegen.'

'Praat zachtjes, jij...' viel Jocelyn hem snel in de rede. 'Ze kon wakker zijn en je horen... En vertel vlug wat je te zeggen hebt.'

'Ik heb bezwaar tegen twee punten van je plan. Het eerste is, om de schuld op Slinger Dunn te schuiven...'

'Te laat. Dat heb ik in West Fork al voor elkaar gebracht. Laat je tweede punt maar varen.'

'Je hebt de schuld al op Slinger geschoven?'' riep Haverly.

'Dat heb ik zeker. En niemand dan jullie kunnen bewijzen dat hij het niet deed, die klerk neerknallen.'

'Jocelyn, je bent verschrikkelijk slim, maar je kunt nog geen wonderen bewerken,' zei Seth.

'Laten we niet langer kletsen. Ik heb geen tijd om jullie alles uit te leggen. Maar het is voor elkaar. Als hij eenmaal achter ons aan komt, zal hij zich nooit meer kunnen redden.'

'God allemachtig,' hijgde Haverly zwaar.

Op dat ogenblik deed Jim, die zijn ogen voortdurend liet rondgaan, de ontdekking dat Molly om het hoekje van de hut lag te kijken. Hij probeerde naar haar toe te gaan om haar te waarschuwen.

'Laat iemand die knul binden,' beval Jocelyn, die blijkbaar naar alle kanten tegelijk kon zien. 'Hij wil wegkruipen. Ik denk dat hij daarginds naar mijn liefje wilde sluipen.'

Maar niemand verroerde een hand of voet om zijn bevel uit te voeren. Jocelyn greep zijn lasso en zwaaide die zo dat hij Jim tegen de heup raakte.

'Draai je om en ga tegen de deurpost staan,' beval de kerel. 'En hou je handen langs je lijf.' En daarna kon hij Jim gemakkelijk binden. Toen hij Jims handen en voeten stevig had vastgebonden, schopte hij tegen zijn benen, zodat Jim viel. Toen Jim machteloos tegen de deurpost zat, haalde Jocelyn weer zijn fles uit de zak en nam een flinke teug.

'Om deze dag te vieren, mister Traft. En als de fles leeg is, zal ik hem op je hoofd zetten en je werkelijk van goede staaltjes schieten laten genieten.'

Hij keerde naar de kist terug waarop de schrijfbehoeften lagen. 'Verduiveld, ik had hem de brief willen laten schrijven, maar nu heb ik hem gebonden... Nu ja, ik zal zelf schrijven.'

Hij deed het, moeizaam als een schooljongen. Daarna las hij hem met kennelijke voldoening over.

Seth Haverly stak zijn hand uit. 'Ik zou wel willen zien wat je geschreven hebt.'

Onverstoorbaar sloot Jocelyn de brief. 'Ik denk dat je hem toch niet zou kunnen lezen als ik hem je al gaf,' zei hij.

'Jij matigt je meer aan dan onze afspraak was, en je vraagt natuurlijk veel te veel,' riep Haverly, buiten zichzelf van woede.

'Dat doe ik. Ik vraag Traft meer dan die luizige tienduizend dollars. Jij bent een dwaas, Haverly. De ouwe Traft zal betalen om zijn neefje vrij te krijgen.'

'Ja, en hij zal voor niets betalen,' snierde Haverly, wit tot aan zijn lippen.

Jocelyn schonk hem geen aandacht. Hij wendde zich naar Flick en gaf hem de brief. 'Rij als de duivel. Zorg dat dit vandaag in handen van Traft komt, of van Blodgett. En als ze niet bij de hand zijn ga je naar de bank en geef 'm aan Toby. Iedereen zal direct met die briefjes voor de dag komen om lieve Jim te redden. En dan kom je terug, zo vlug je kunt.'

'Het zal veiliger zijn clan hier te wachten, daar kun je om wedden... En ik denk dat ik wel niet hoef te vertellen wat ik je doen zal als je... niet hierheen terugkwam.'

Flick wierp de brief in Jocelyns gezicht. 'Loop naar de hel. Je kunt me niet voor je smerige karretje spannen en bovendien nog beledigen.'

Seth en Matty kwamen snel tussenbeide, de eerste ving de brief op en de tweede trok Flick wat achteruit.

'Goed, ik zal gaan,' zei Flick even later. 'Maar ik zeg je: Jocelyn bedriegt de hele Cibeque.'

Daarmee nam hij zijn zadel, tuig en deken op en verdween rond de hut. Jocelyn stond recht, hief de fles aan zijn mond en dronk hem helemaal leeg. Hij stond op het punt de lege fles weg te werpen, toen hij ergens aan dacht. Zich over Jim bukkend trok hij die in zittende houding tegen de deurpost, duwde zijn hoofd er hard tegenaan en zette de fles op zijn hoofd.

'Daar!' riep hij voldaan. Hij trok zijn revolver, wierp die een keer in de lucht en ving hem met grote behendigheid weer op. 'Iemand zin om te wedden?''

Niemand gaf antwoord. Seth Haverly keek protesterend, maar wist dat het geen zin had het protest te uiten. Jocelyn overheerste de hele troep. Hij had hen allen van zich vervreemd, maar hield ze toch stevig onder zijn duim. Jocelyn deed tien grote stappen en draaide zich toen om. Met vreemd opgewekt gezicht hief hij zijn revolver op. Jim staarde naar het gemene wapen, hij scheen verlamd. En toen kwam er een vlam uit de loop. Hij voelde een kleine schok vlak voordat hij de knal hoorde. Glassplinters vielen op zijn hoofd en schouders.

'Haha!' Hoe vind je dat, Seth?' Bij het eerste schot de nek er af,' riep de grijnzende duivel.

'Wel, als je het mij vraagt is het verdomd stom,' gromde Seth. 'Die revolver van je is mijlen ver te horen.' Maar Jocelyn legde al weer aan zonder te luisteren.

Toen klonk het klepperen van Molly's voeten. Ze kwam naar voren gehold. Ze sloeg zo wild tegen de revolver dat de kogel onschadelijk in de lucht vloog.

'Hé, meisje, je zou jezelf kunnen verwonden,' protesteerde Jocelyn, alsof hij bij zijn geliefkoosde sport werd gestoord.

'Hack Jocelyn, steek dadelijk die revolver weg,' zei Molly woedend.

'Zeg eens, jongedame, ik zie je allemachtig graag, maar je kunt me nog niet commanderen,' teemde Jocelyn. Maar ieder scherp opmerker kon zien dat hij zich onzeker voelde.

'Steek weg... of ik zal...'

'Wat zul jij?'' vroeg Jocelyn donker. Maar hij liet zijn revolver zakken.

Seth Haverly, zijn broer en alle anderen toonden onverholen hun vreugde over de gang van zaken. Het was hen duidelijk dat dit meisje, hoe ook haar verhouding tot deze ongure vent was, zeker niet bang voor hem was.

'Ik ben tot alles in staat, Hack Jocelyn,' zei ze en het was duidelijk dat ze het meende.

Seth deed onzeker een stap voorwaarts. 'Molly, je kunt beter er buiten blijven. Eerlijk, meisje, Hack maakte maar een grapje. Hij zal Traft echt geen kwaad doen.'

'Je bent een leugenaar, Seth,' snauwde Molly. 'Je weet wel beter. En je bent erger dan een leugenaar. Flick had gelijk. Die vent heeft de Cibeque kapot gekregen. Je liet toe dat Jocelyn eerst Slinger wegjoeg en nu...'

'Kop dicht,' siste Jocelyn, zijn revolver wegstekend. 'Molly, je bent donders aardig om te zien als je opgewonden raakt, maar nu ga je te ver. Hou je mond of ik zal er een klap tegen geven, en goed hard.'

'Durf jij me eens aan te raken!' toornde zij met zoveel vuur dat zelfs Jocelyn onder de indruk kwam.

Jims liefde deed hem aanvoelen dat Molly meer wist dan ze liet merken ; dat zij wist hoe alleen zij nog een moord kon voorkomen. En, vroeg hij zich af, sprak ze nu alleen maar om tijd te winnen?' Haar onderdrukte spanning, haar vluchtig rondkijken, deden iets in die geest vermoeden.

'Ik zal je raken, en flink ook!' herhaalde Jocelyn. Hij hief zijn hand op en het meisje stak ook haar hand op om haar gezicht te beschermen.

'Waar heb je die ring vandaan?'' riep Jocelyn ineens verbaasd.

'Dat gaat jou helemaal niet aan, Hack Jocelyn,' kaatste Molly terug en stak haar hand achter de rug. En Jim kreeg de indruk dat ze langs Jocelyn heen keek naar iets achter hem.

Jim tuurde scherp in die zelfde richting en zag plotseling een vage gestalte achter een boom wegschuilen. Het leek haast een Indiaan die nader geslopen kwam. Had Molly hem ook gezien?

'Jij slet met twee gezichten!' barstte Jocelyn uit, woest van jaloezie. 'Steek je hand uit... En laat me kijken.'

Molly bracht kalm haar hand naar voren en stak hem uit, met de vingers uiteen gespreid en de rug naar boven zodat de verbaasde cowboy het goed kon zien. Ze kon veel motieven hebben, maar een daarvan was zeker, dat ze hem pijn wilde doen.

'Ik dacht dat je die voor me verborgen wilde houden,' riep Jocelyn tragisch.

'Dat dacht je maar. Waarom zou ik hem verbergen en voor wie?' Het is mijn verlovingsring.'

'Verlovings...' echode Jocelyn.

'Zeker. Ik kan het evengoed nu aankondigen.'

'Vrouwen zijn me toch duivels,' mompelde Jocelyn, meer tegen zichzelf dan tegen iemand anders. Hij begreep dat hij niets meer snapte van Molly Dunn. Hij bekeek haar alsof hij haar nog nooit eerder gezien had.

Jim maakte van het ogenblik pauze gebruik om weer naar het bos te kijken. Even meende hij, zich helemaal vergist te hebben, maar toen zag hij weer een flauwe beweging aan de rand van het bos - een tak of de staart van een paard of...

'Molly, wie heeft je die ring gegeven?'' vroeg Jocelyn een beetje tot zichzelf komend.

'Mister James Traft,' zei Molly, heftig blozend. Zelfs al speelde ze echt vrouwelijk met zijn jaloezie, ze kon haar meisjesachtige verwarring, haar trots en haar vreugde niet verbergen.

Jocelyn brulde als een gewonde stier.

'Wanneer?... Hoe lang ben je verloofd met die... tenderfoot?''

'Ik denk sinds de avond na de rodeo in Flag.'

Niets had Jocelyn harder kunnen raken dan deze dodelijke slag tegen zijn ijdelheid. Misschien was Molly opzettelijk dit spelletje aan het spelen. Was dat zo, dan nam ze enorme risico's en ze wist het. Er vond een verandering plaats in Jocelyn, niet snel en plotseling, maar langzaam, als het geleidelijk afbrokkelen van een krachtige illusie, maar tevens alsof de enige kwetsbare plek uit hem verdween en hem achterliet als een harde vijand.

Toen hij zijn revolver te voorschijn trok, ging Molly vlak voor hem staan om Jim te beschermen.

'Je zult mij eerst moeten vermoorden,' zei ze vastberaden. Ze wist wel zeker dat hij haar niet zou doden.

Jocelyn had nu helemaal geen haast. Hij had een revolver int zijn hand. Hij kon kwellen en slaan.

Maar Seth Haverly zag hem als werkelijk gevaar voor Molly. 'Mijn God, Jocelyn, doe dat ding omlaag.'

'Noppes. Ik voel me meer op mijn gemak als dat ding voor me uit steekt.'

Het leek Jim toe dat Molly aan het eind van haar krachten was. Langzaam dreef Jocelyn haar achterwaarts tot waar Jim zat, zijn hoofd tegen de deurpost, met nog steeds de gebroken fles erop.

'O, Seth Haverly, wat ben jij een rotte lafaard!' kreet Molly. 'Je laat het aan een meisje over om die duivel in bedwang te houden.'

'Maar, Molly, duivel of niet, ik zit in een zaakje met hem,' protesteerde Seth gekweld. 'En het heeft weinig zin om ook mijn huid te wagen.'

'Zaakje, ja, een heel wat smeriger zaakje dan je zelf denkt. Hij is...'

'Molly Dunn,' sneed Jocelyn af, 'klem je kaken op elkaar of het is te laat.'

'Te laat! Wel, jij slang met giftige tong... dacht je dat ik je nog geloof?... Je kunt mij en Jim vermoorden, en wat mij betreft deze hele troep lafaards. Maar bij God, ik zal je aanbrengen.'

Jocelyn poogde woest haar beet te grijpen. Maar toch verloor hij zijn bezinning niet, zelfs in dit opgewonden ogenblik Hij moest ook de Haverly's in het oog houden. Hij durfde niet al te dicht bij haar te komen.

'Ik waarschuw je nog eens.'

Molly hield haar gloeiende ogen op hem gericht, terwijl ze hem ten aanhore van de Cibeque beschuldigde.

'Seth, hij sneed die afrastering stuk, zelfs terwijl hij nog werkte voor de Diamond. En later. Hij wilde jou en Slinger de schuld ervan in de schoenen schuiven. Hij bedroog jullie even hard als hij het Jim deed... Hij is van plan, de hele losprijs in te pikken en dan Jim te vermoorden en jullie daar ook voor te laten opdraaien... O, ik wéét het... Ik doorzie hem nu helemaal. Hij kreeg me mee hierheen door te zweren dat hij Jims leven zou redden als ik toegaf. En ik deed het. Hij bleef me de hele nacht lastig vallen... ik moest met hem vechten, maar ik wilde niet toegeven...'

'Jij gemene kat met je poppenogen,' riep Jocelyn snijdend. 'Wie wilde dat je toegaf? Ik zal je boeien zoals ik een gemene hoer zou boeien.'

Plotseling dreunde de revolver. Jim voelde de fles van zijn hoofd vliegen en hoorde Molly gillen.

'Recht onder je arm door, Molly. Hoe vind je dat schot?'' En hij begon van de ene zijde naar de andere te lopen, de revolver op zijn heup in aanslag houdend.

Molly week geen stap terwijl hij vooruit kwam. Ze blokkeerde elk van zijn bewegingen en bleef Jim beschermen. Toen sprong ze naar voren en sloeg tegen de revolver. Met beide handen en met haar tanden greep ze Jocelyns pols beet.

'Laat los!' schreeuwde hij, rukkend om vrij te komen. Het lukte hem niet. Met zijn linkerhand greep hij Molly bij de haren en rukte haar omhoog ; haar gewicht betekende niets voor zijn kracht. Maar hij kreeg zijn pols niet los. Er begon al bloed uit te druppelen.

'Bijten, ver...' vloekte hij. Haar nogmaals opheffend probeerde hij op Jim te mikken. Maar toen hij de trekker overhaalde, sloeg zij de pols weer opzij zodat de kogel in de ruimte verdween. De trilling van de zware Colt dwong haar tanden los, maar niet haar handen. Ze schreeuwde als een wilde boskat. En voordat Jocelyn zijn voordeel kon uitbuiten, had ze haar tanden weer in zijn pols gezet.

Ze worstelden heen en weer zwaaiend en Jocelyn loste nog een vergeefs schot.

Molly was aan het eind van haar krachten. Jocelyn voelde het, wilde haar opzij duwen om vrij baan voor zijn schot te krijgen.

En op dat ogenblik zag Jim een schaduw langs zijn ogen flitsen.

'Hé, koeienpuncher!' klonk de stem van Slinger Dunn.

Jocelyn rukte het hoofd omhoog en zijn vertrokken gezicht vertoonde een vluchtige consternatie. Hij liet Molly los en kreeg zijn handen vrij.

Als een koord van een zweep kwam Jocelyns revolver omhoog. Maar terwijl die omhoogkwam, dreunde Dunns revolver. Jocelyn scheen ineens te verstarren. Recht door het hart geschoten, begon hij toen voorover te vallen en lag een tel later doodstil naast de hut.

Een diepe zucht ontsnapte Slinger Dunn, toen hij zijn ogen van Jocelyn naar Molly wendde en vervolgens naar de gebonden Jim Traft. Zijn gezicht vol builen was nauwelijks te herkennen, maar zijn ogen stonden wijd open.

'Het schijnt dat ik niet te vroeg hier kwam,' teemde hij.

'Slinger! Precies op tijd!' hijgde Jim.

Molly zat verdoofd rechtop ; haar haren in wanorde, bloed op haar kin en met bevende handen. 'Oh... Oh...' kreunde zij.

'Ben je gewond, Molly?'' vroeg Dunn.

Ze staarde wild. 'Arch!' riep ze, hem herkennend. 'Is... is hij dood?''

'Ik denk van wel, tenzij hij een heel groot horloge in zijn vestzak draagt.'

Molly kwam beverig overeind en liep wankelend naar Jim, naast wie ze neerviel, nog te vermoeid om zich te beheersen.

'Snij... die touwen... door,' fluisterde ze hijgend, aan Jims boeien plukkend.

Behoedzaam naar de kant van de hut kijkend liet Dunn een mes voor haar neervallen.

'Jim... heeft hij... je geraakt?' vroeg ze angstig, terwijl ze zijn handen bevrijdde.

'Nee. Maar ik weet nu zeker hoe een kogel klinkt... Geef mij dat mes, Molly.'

'Ik kan je niet verstaan... Die revolver heeft me doof gemaakt.'

Jim sneed de touwen door en stond op, Molly met zich omhoogtrekkend, welk gebaar haar de zekerheid gaf dat hij niet gewond was.

'Oh... de hemel zij dank!' kreet zij, tegen zijn borst vallend. 'Jim!' Jim!' Ik dacht dat hij je geraakt had.'

Jim hield haar stevig vast en waarschijnlijk kon geen enkel ogenblik van zijn leven tegen dit moment op. Omkijkend zag hij Slinger zijn revolver wegsteken.

'Kom allemaal naar buiten!' riep hij dwingend en luid.

Seth Haverly kwam als eerste, met bleek gezicht, gevolgd door Matty die liep te beven.

'Wie zijn er nog binnen?''

Sam kwam naar buiten geslopen, gevolgd door Hart Merriwell en ten laatste Fletch.

'Waar is Boyd?''

'Zo.' Dunn wendde zich naar zijn zuster.

'Jocelyn stuurde hem met een brief naar de oude Traft.'

'Molly, je hebt waarachtig flink tegen die skunk gevochten en hem zijn portie gegeven, dat hoef ik niet meer te vragen. Maar Seth hier, en Sam en de rest, stonden die er maar bij en lieten die hombre jou bedreigen?''

Het was een kritiek ogenblik en Molly reageerde zoals van de zuster van Slinger Dunn te verwachten was. Indien Jim al van plan geweest was haar te beïnvloeden, dan liet hij dat snel varen.

'Wis en waarachtig deden ze dat,' kreet zij, haar bleke gezicht van Jims borst opheffend. 'En wat erger was, ze gelóófden hem, Arch, ze gelóófden dat ik zo dik met hem was dat ik daarom met hem mee kwam als een bereidwillige slet... Ik ging met Jocelyn mee omdat hij beloofde Jims leven te redden. Ik wil er niet om liegen, ik deed het. Maar ik heb hem nooit vertrouwd. Ik lag daar achter de hut en hoorde elk woord dat hij hier sprak en toen kende ik zijn spelletje helemaal. Arch, ik werd bijna gek van angst en kwaadheid, totdat ik jou daar tussen de bomen zag... Oh, toen moest ik wel tussenbeide komen en Jocelyns aandacht afleiden... totdat jij... hier kon zijn.'

'Wel, ik begin te geloven dat het iets goeds voor Jim Traft is dat je Slinger Dunns zuster bent,' teemde Arch Dunn.

'Goed en fijn en prachtig,' beaamde Jim enthousiast. 'Ik dank God dat ze Molly Dunn van de Cibeque is.'

'Dan is tussen ons alles in orde, Jim Traft... Voer haar weg en was het bloed van haar mond,' zei Slinger haast grof.

Jim had geen aansporing meer nodig en voerde Molly weg, haar half dragend. Hij beurde haar over de beek, verrast en vermaakt dat ze tamelijk zwaar was. Hij leidde haar verder tegen de helling op, tot waar een schaduwplekje tussen de bomen tot zitten nodigde.

'Dit is ver genoeg,' vond hij en liet haar zitten. 'Ik zal terug rennen...'

'Laat me niet alleen,' kreet ze ; 'er zal gevochten worden, ginds.'

'Alleen maar tot de beek om mijn zakdoek nat te maken.'

'Vlug dan.'

Jim had niet lang nodig voor de tocht naar de beek en terug. Toen hij bij het water stond, hoorde hij luid protesterende stemmen in de hut en vooral de snijdende stem van Slinger Dunn.

Toen hij bij Molly terugkwam, zat die te spuwen als een kat.

'Ik beet hem, Jim. Ik beet hem!' Ik zou hem in stukjes geknaagd hebben. Maar nu het voorbij is, ben ik er misselijk van. Van de smaak en de reuk en het zien van zijn bloed.'

'Denk er niet meer aan, lieveling. Jouw bijten redde mij het leven... Mijn God, wat was je wonderbaarlijk! Wat hield ik van je.' En hij kuste haar hartstochtelijk, de rode lippen en kin en handen. Eindelijk had zijn behandeling haar misselijkheid overwonnen.

'Wat kan ons dat schelen? Maar laat ik je eerst goed afboenen,' lachte Jim, met zijn natte zakdoek haar mond van buiten en van binnen schoon vegend. Ook haar kin en handen kregen een beurt.

'Daar gaat iemand. Slinger heeft hem weggestuurd,' zei Molly.

'Dat is Matty,' zei Jim, die de kleine man uit Seths troep herkende. Matty had grote haast ; hij greep een zadel en tuig en haastte zich naar de paarden, nu en dan over zijn schouder achterom kijkend. 'Hij scheen me geen kwade kerel.'

'Daar ben ik blij om. Slinger is als een duivel wanneer hij is... zoals je hem zag... O, maar was die Hack Jocelyn niet de smerigste en vuilste...' 'Liefje, denk niet meer aan hem,' drong Jim aan. 'Maar hij is dood. Slinger doodde hem... voor mij.' 'Niet helemaal. Ook wat om mij en om zichzelf... Liefje, meende je het werkelijk, dat je mij wilt hebben, toen je dat zo fijn in Jocelyns gezicht slingerde, dat we verloofd waren?''

'Ja, Jim... maar, vurige man, je kunt me nu niet het hof maken. Ik zeg je, Slinger zal Seth Haverly doden en Sam ook.'

'Ik ben er ook bang voor, maar hoop nog van niet,' zei Jim. 'En in ieder geval, Molly Dunn, zolang hun palaver duurt, kan ik je het hof maken.'

'Grappige tenderfoot uit Missouri dat je bent! Je bent haast eender als Curly Prentiss.'

'Dank je. Je kon me haast geen mooier compliment geven.' 'Jim, ik zou Curly wel gemogen hebben, als hij niet de cowboy-zwakte heeft,' zei Molly peinzend. 'En wat is dat dan wel?''

'Te vlug lief doen tegen een meisje... de eerste keer al... helemaal zoals ik ook eens een man uit het Oosten heb meegemaakt.' 'Haha!' En waar had je die ontmoet, Molly?'' 'Ik denk in Flag... O, Jim...' Ze wilde zich aan zijn armen overgeven toen ze plotseling verrast recht ging zitten. 'Kijk! Daar gaat weer iemand.'

'Dat is de kok. Fletch noemden ze hem,' zei Jim, kijkend naar de man die geen seconde verloren liet gaan om Matty's voorbeeld van zoëven te volgen.

'Hart Merriwell is nog binnen, met Seth en Sam. Slinger zal Hart laten gaan. Let maar op.'

Even later zag Jim inderdaad ook Merriwell naar buiten komen. Hij had niet zo'n grote haast als de twee anderen. Hij liep langzaam langs de hut en keek bij de hoek voorzichtig door een spleet.

'Nu, daar moet iets aan de hand zijn,' verklaarde Jim zorgvol.

'Luister. Dat is het brullen van Slinger,' zei Molly.

Jim herkende Slingers hoge en schelle stem, maar alleen het geluid droeg zo ver. Te verstaan was er niets. Wat er allemaal bedoeld werd, moesten ze maar raden, hetgeen echter niet al te moeilijk was. Hij stond de broeders die hem bedrogen hadden, op zijn eigen manier de waarheid te zeggen.

'Precies zoals ik eens op een balavond gehoord heb,' zuchtte Molly. 'Daar!' Ze kromp in elkaar bij het geluid van een revolverknal ; de handen tegen de oren slaand liet ze zich tegen Jim vallen.

'Jeetje, dat klonk niet als Slingers revolver!' riep Jim verbaasd. Zijn hele wezen scheen in zijn gehoor samengetrokken te zijn. Bang! 'Dat was die van Slinger,' ging hij voort, snel zijn arm rond Molly slaand. De schoten wisselden elkaar af; drie of vier. die zo snel op elkaar volgden dat er geen ruimte tussen scheen te zijn. Toen kwam er weer die zware dreun gevolgd door lichtere. Toen was er even een pauze waarin de vijandschap voelbaar scheen te hangen. Even waagde Jim het, te geloven dat alles afgelopen was. Toen kwam er weer het harde schot, geweerschoten en een laatste definitief-klinkend schot. Daarna was alles stil. Rook kringelde uit de deur van de hut.

Hart Merriwell, die blijkbaar weggelopen was, kwam voorzichtig terugsluipen, bleef staan wachten en kwam weer wat naar voren. Er kwamen geen schoten meer.

'Allemaal... dood,' fluisterde Molly, haar hoofd opheffend. Ze moest de schoten gehoord hebben, ook al had ze haar oren dichtgestopt.

'Ik... ik vrees het ook,' zei Jim beverig. 'Ik zie Merriwell terugkomen... Daar. Hij gaat naar binnen... Molly, ik moet ook even gaan.'

'Dat is het eind van de Cibeque,' mompelde zij. 'Arme Arch... hij was in wezen niet zo slecht.'

'Blijf hier, Molly,' zei Jim. 'Ik kom dadelijk terug... als...' Hij klopte haar op de hand, stond op en rende de helling af, sprong over de beek en was weldra bij de hut. Hij gluurde om de deurpost waar hij zo lang tegen aan gezeten had, zijn hand raakte de plek waar Jocelyns kogel was ingedrongen.

Er hing nog veel rook in de hut. Jim zag iemand die als een hoopje vodden in elkaar lag. Toen zag hij aan de andere kant Merriwell neergeknield naast Slinger Dunn .'Leeft hij nog?' riep Jim snel terwijl hij naar binnen rende.

'Hallo!' Jazeker, Slinger leeft nog, maar zit vol kogelgaten,' antwoordde Merriwell. 'Help me, hem uit deze rook dragen.'

Ze beurden het bloedende slappe lichaam op en droegen het naar buiten, in de schaduwzijde van de hut, waar ze het op een deken legden. Jim beurde Dunns hoofd op en Merriwell legde er een zadel onder.

'Ik geloof dat je je portie hebt, Slinger, ouwe jongen,' zei hij slikkend. 'Kan ik iets voor je doen?''

'Waar is Molly?'' vroeg Dunn zwakjes.

'Aan de andere kant van de beek,' zei Jim. 'Ik zal haar gaan roepen.'

Hij stond op en liep om de hut heen. Molly kwam er al aanlopen. Ze had gezien hoe ze haar broer naar buiten droegen. Jim ging haar tegemoet.

'Molly, hij leeft nog. Hij vraagt naar je.' Hij moest hollen om haar op te vangen.

'Oh, Arch!' barstte Molly uit, op haar knieën naast hem neervallend. 'Heb je erg veel pijn?''

'Wel, Molly, ik heb helemaal geen pijn... maar ik geloof dat het met me gedaan is,' zei hij zwak.

'Zolang er leven is, is er hoop,' viel Jim hem in de rede en knielde ook neer.

'O, kunnen we nog iets doen?'' kreet Molly.

'Je hebt niet toevallig wat whisky?'' vroeg Slinger.

'Er moet ergens wat zijn,' zei Jim opspringend. 'Waar zag ik die?... Jocelyn had wat bij zich.'

Jim rende naar de zadeltassen en vond de fles. Dunn nam een stevige slok.

'Wel, Jim Traft, je bent een geluksvogel, dat jij hier niet ergens ligt met een lichaam vol kogelgaten,' zei hij, nu met wat krachtiger stem en iets humoristisch erin.

'Dat geloof ik ook,' zei Jim vol overtuiging.

'Ik was er zelf op uit je te doden... totdat Molly me... iets beloofde.'

'Wat beloofde?''

'Molly, zul je je belofte houden?''

'Ja, Arch.' Ze bukte zich over hem. Haar ogen stonden vol tranen.

'Goed, dan is alles in orde,' zei Slinger en sloot zijn ogen.

'Molly, zeg me wat je hem beloofde,' vroeg Jim ernstig.

'Jim, hij was vast van plan je te doden. Ik smeekte hem het niet te doen. En hij zei dat hij je met rust zou laten als ik... hem beloofde... ja te zeggen als je me weer zou vragen... En dat heb ik beloofd.'

110

Jim pakte Dunns slappe hand. 'Slinger, je hoeft je geen zorgen te maken. Ik zal haar blijven vragen en daar ze je beloofd heeft ja te zeggen, komt alles goed.'

'Je moet wel heel erg gek zijn op die kleine zus van me... | Nu, ik heb niet veel om God voor te danken, maar dit is in elk geval iets.'

'Oh, maar laten we toch iets voor hem proberen te doen,' kreet f Molly wanhopig. 'Hart, waar is hij het ergste verwond?''

'Zijn hele lichaam zit vol gaatjes,' verklaarde Merriwell.

'Jim, ik zeg je dat kogelgaten niets betekenen voor Slinger ' Dunn. Hij heeft geen longbloeding, want hij geeft geen bloed op. Deze snee aan zijn hoofd is niet gevaarlijk, evenmin als zijn gebroken arm. Er zit een gat in zijn rechterschouder... Hier, wat lager nog een, laten we hem verbinden.'

De praktische Molly zette de mannen in beweging en ze deden wat ze maar konden voor de gewonde. Jim meende dat een schot in zijn buik iedere normale man had moeten doden. De kogel was dwars door hem heen gegaan. Ze wasten en verbonden alle wonden van revolver- en geweerkogels.

Toen ze hem zo goed verzorgd hadden als onder de omstandigheden maar mogelijk was, sprak Arch: 'Sam schoot het eerste, toen ik allebei mijn ogen op Seth gericht hield. Hij bezorgde me dat gat in mijn buik. Dat overviel me, anders was het gevecht kort en krachtig geweest... Ik velde Sam. Toen bekende Seth eindelijk kleur. Hij dook weg achter de staldeur en begon van daar te schieten. Hij had een Colt en een .44 Winchester. En hij pompte me vol lood... Ik joeg een paar kogels naar de stal. Raakte hem, want hij vloekte gemeen. Maar hij bleef aan de gang. Toen kroop ik naar de muur, waar hij me niet meer kon zien tenzij hij zelf te voorschijn kwam... Ik kroop verder en kreeg mijn kans toen zijn revolver leeg was en hij het geweer moest pakken.'

Afgezien van een licht beven verschilde Dunns stem niet van zijn gewone gesprekstoon. Er was geen spoor van enige emotie, behalve trots dat hij het gevecht beëindigd had. Hij had een opmerkelijke vitaliteit. Jim wist dat bij kogelgaten het grootste gevaar na de wond zelf bestond in de nawerking van de schok, die tot bewusteloosheid kon voeren. Maar daarvan was bij Dunn geen sprake.

'Nu, Merriwell, wat valt er verder te doen?'' vroeg Jim.

'Ik geloof niets, tenzij hij wenst dat we bidden. Wat zeg je daarvan, Slinger?''

'Noppes,' was het lakonieke antwoord. Hij lag stil, met de ogen dicht in zijn bleke spookgezicht. Molly zat naast hem en ondersteunde zijn hoofd.

'Ik hoor paarden,' zei Dunn ineens, zijn ogen opslaand.

Allen luisterden en Jim schudde het hoofd.

'Je bent niet dicht genoeg bij de grond,' hield Dunn vol. 'Ik hoor beslist paarden.'

Merriwell stond op en liep de hut uit.

'Troep cowboys op komst,' kondigde hij aan toen hij weer binnenkwam. 'Ik denk dat ik me maar verberg.'

Jim ging naar hem toe. 'Niet nodig om weg te lopen, Merriwell. Dat is Curly Prentiss met een paar lui van mijn troep.'

'Bij Jupiter!' En ze hebben Matty en Fletch meegesleept,' riep de ander.

Curly kwam de helling afrijden, gevolgd door Bud en Lonestar en Jackson Way, die de laatste gevluchte leden van de Cibeque-gang aan een touw meevoerde.

Curly wierp de teugels weg en was met een lenige beweging van zijn paard. Zijn blauwe ogen hadden in een flitsende beweging de situatie overzien.

'Hallo, boss!' Morgen, miss Molly!' en met een sierlijk gebaar vloog de sombrero van,zijn blonde kop. Toen richtte zijn blik zich op de liggende Dunn.

'Prentiss, je bent vandaag een beetje laat,' zei Dunn. 'Maar ik zou je aanraden Matty en Fletch te laten lopen. Dat deed ik ook... Het waren Jocelyn en Seth en Sam... Kijk maar in de hut.'

Curly deed zoals hem gezegd werd en keerde weldra terug met een vreemde blik in zijn ogen.

'Wel, Slinger, dat is pas goed werk. Maar het spijt me dat ze je te grazen kregen.'

'Nu, ik ben nog niet opgestapt en als ik dat doe, zal het zeker niet de schuld van Seth of van Jocelyn zijn. De enige die me wat moeite gaf was Sam. Dat had ik van hem niet verwacht.'

Bud Chalfack en de anderen kwamen aanrijden en hielden bij de groep halt.

'Verdorie, Jim, als ik niet blij ben je op je voeten te zien staan,' riep Bud hartelijk. 'Hoe gaat het, Molly?... Als iemand me eens vertelde wat er allemaal gebeurd is?''

Waarop Jim in het kort verslag gaf van zijn ontvoering naar deze hut, de brief om de losprijs, het dubbelhartige gedrag van Jocelyn en de achtereenvolgende vechtpartijen. Waarbij hij goed de nadruk legde op Molly's moed en kwaadheid.

'Ik mag hangen!' barstte Bud los, zijn ogen haast vererend op het meisje gericht. 'Molly, ik heb altijd geweten dat je de liefste en prachtigste kleine duivel van Arizona bent, maar nu kan ik alleen maar mijn hoed voor je afnemen.'

En dat deed hij uitermate galant.

Curly's lofspraak was tot Jim gericht. 'Jij gelukskind van een snertjong. Hierheen te komen en haar van ons allemaal af te stelen.'

Niets van dit alles was Slinger ontgaan. Hij was niet alleen ongewoon vitaal, maar evenzeer ongewoon helder van geest.

'Nu, lui, ze is Molly Dunn uit de Cibeque,' teemde hij.

Molly wilde op dit ogenblik niets van complimentjes weten. 'Jullie harteloze koeienpunchers. Het ligt hier vol doden en Slinger is stervend - en jullie kletsen maar en staan me aan te gapen. Jim, jij bent al even erg. Curly, heb je geen verstand meer?'

'Molly, ik moet je vergiffenis vragen,' sprak Curly statig, toch trok hij meteen zijn handschoenen uit en knielde bij Dunn neer. 'Wijs me maar waar hij geraakt is.'

Molly en Merriwell gaven hem alle inlichtingen. Curly stond op, ernstig maar beslist. 'Misschien heeft hij nog een kans. Sommige kerels kun je nooit dood krijgen... Jack, rij als de bliksem naar Flag en breng de dokter mee terug. Hij kan met een rijtuigje helemaal tot Cottonwood komen. Jij brengt een extra paard mee en komt vlug doorrijden... Holliday, jij en Bud gaan terug naar het kamp en halen nog een paar meer mannen. Breng de slaaprol van de boss mee en vergeet niet allerlei spullen voor miss Molly... Boss, wou je dat deze Cibeque-kerels hier blijven? Ik vermoed, als we ze laten gaan, dat ze Flick tegemoet rijden en hem het losgeld afnemen. En dat willen we niet voor niets kwijt raken.'

'Wel, Traft,' sprak Matty, 'als je het weten wilt: we zijn zo verdomd blij over de manier waarop de dingen gelopen zijn dat je ons heus niet hoeft te bewaken.'

Slinger Dunn verviel in een toestand van bewusteloosheid, die Jim al voor de doodcoma hield. Ook Molly begon te vrezen dat ieder ogenblik zijn laatste zou zijn. Maar de uren gingen voorbij.

De drie gevangenen speelden kaart en gaven geen enkele zorg. Curly en Jim zetten een linnen tent boven Slinger Dunn op en maakten voor Molly een bed van dennenaalden.

Ze maakten een maaltijd van de voorraden die ze in Haverly's bezittingen aantroffen. De ondergaande zon zette het bos in prachtige gloed; de vleugelslagen van wilde kalkoenen, die in de takken kwamen zitten om de nacht door te brengen, waren de enige verbrekingen van de stilte. En Slinger Dunn leefde nog steeds.

De nacht viel en de wind kreunde, dreigend met storm. Jakhalzen huilden protesterend tegen het kampvuur. Vreemde schaduwen dansten tegen de hut en de tent. Molly zat vlak bij haar broer, tegen de wand geleund, zwijgend en waakzaam. De enige manier waarop ze zich kon verzekeren dat Arch nog leefde, was door hem aan te raken ; toen zijn polslag bijna niet meer te voelen was en zijn hand koud werd, legde ze haar hoofd op zijn borst om zijn hart te beluisteren.

Jim bleef bij haar waken. Hij verliet haar telkens slechts kort, om het vuur op te stoken en af en toe eens in de hut te gaan kijken, waar de gevangenen rustig sliepen. Curly lag dwars op de drempel en al trachtte Jim nog zo onhoorbaar over hem heen te stappen, hij werd telkens wakker. De doden waren in een hoek gesleept en met dekens overdekt.

Soms liep Jim wat heen en weer, zijn geest had nu en dan wat lichaamsbeweging nodig. Hij sloot zijn ogen geen seconde, maar zat praktisch de hele tijd naar Molly te kijken. In de doodse stilte van de nacht daar in die tent werd hij zich ten volle bewust van de schitterende hoedanigheden die zij in zo'n primitief leven ontwikkeld had. Hoe veel dingen die door beschaafde mensen onmisbaar worden geacht, zijn in werkelijkheid volkomen overbodig. Molly bezat de belangrijkste eigenschappen: deugd, moed en liefde.

Telkens als hij naar haar toeging om even naast Dunn neer te knielen, omarmde Molly hem vluchtig. Bij het licht van het kampvuur zag hij dan haar grote ogen glanzen en hij stond verwonderd dat het leven hem zoveel schoons bood.

Tegen de dageraad minderde de wind en ondanks de laaghangende wolken werd het kouder en kouder. Jim wikkelde zijn jasje om Molly's schouders en legde zijn deken over Slinger. Hij liet het vuur wat flinker branden en ging er zo dicht bij staan dat hij zijn handen haast brandde.

Het werd pikdonker en doodstil in dat laatste uurtje voor de dageraad; het leven in het bos scheen bijna geheel weg te ebben. Ook Slinger zou weldra voorgoed heengaan, dacht Jim.

Molly riep hem. 'Zonet fluisterde hij iets,' zei ze. 'Ik denk dat hij om Seths zuster riep. Hij was verliefd op haar... Ze zal nu zelfs zijn nagedachtenis haten.'

Toen ging Jim weer bij haar zitten, zwijgend en op het einde wachtend terwijl hij haar tegen zich aangedrukt hield. Het scheen het meest melancholieke en kwellende uur van heel de nacht die geen einde leek te nemen. Wat waren de eerste stralen van het licht welkom!' Er leek iets spookachtigs uit het bos te verdwijnen. Er begon een fijne motregen te vallen. Eindelijk daglicht en Slinger leefde nog steeds!'

Curly verscheen op de hoek van de hut, gapend en zich uitrekkend.

'Morgen, jullie kinderen in het bos,' zei hij en ging naast hen zitten om Dunn te bekijken. 'Wel, Slinger, ouwe jongen, ik had verwacht dat je allang op de plaats zou zijn waar de engeltjes op bazuinen blazen en blauwe vlaggen wapperen.'

'Nee, Curly, nog niet,' zei Jim. 'De hele nacht dachten wij ook dat hij zou sterven, en vooral het laatste uur.'

'Het duurt zo lang,' zei Molly bedroefd.

Curly legde zijn oor op Slingers hart en luisterde.

'Wel, dan zullen jullie allebei wel schrikken,' zei hij met een blijde glimlach, 'want hij gaat beslist niet de pijp uit.'

'Wat!' riep Jim.

'Oh, Curly!' riep Molly, tussen doodsangst en hoop.

'Hij blijft vast en zeker leven. Ik ben wel geen dokter, maar ik heb al aardig wat lui er zien uitknijpen. En Slinger vertoont daar vanmorgen helemaal geen voortekenen van.'

Molly's laatste krachten vloeiden uit haar weg en ze bezwijmde in Jims armen. Hij liet haar heel zacht op het bed van dennenaalden glijden en dekte haar toe. 'Ga slapen, liefste,' zei hij.

'Boss, het gaat regenen,' zei Curly, hoewel het feitelijk al aan de gang was. 'Laten we nog een zeil over de tent slaan... Kijk me die Molly eens slapen! Arm kind... Jim, ik weet nog niet of ik haar wel aan je kan afstaan.'

'Weet je dat niet?' Wel, denk er dan maar verstandig over na,' zei Jim droogjes.

Ze legden een dekzeil over de tent. 'Dat zal wel voldoende zijn voorlopig. Misschien kunnen we hem in de hut brengen als de dokter hem gekeken heeft... Maar, zeg boss, wat doen we met die daar binnen stijf liggen?''

'Die moeten natuurlijk begraven worden.'

'Ja, de Haverly's zullen wel een fatsoenlijke begrafenis moeten hebben, veronderstel ik. Maar die schooier van een Hack Jocelyn, die hoorde eigenlijk voor de jakhalzen geworpen te worden.'

Jim volgde Curly naar binnen. Hij trok de schaarse bedekking van de lijken. Ze boden geen prettige aanblik. Hij huiverde. Maar Curly bekeek ze heel wat kalmer.

'Recht in het rechter borstzakje,' mompelde hij, op Jocelyn wijzend. 'Slingers toverschot, heb ik het vaak horen noemen. Nu, ik mag verdoemd zijn als ik zou wensen ooit het doelwit van zo'n schot te worden.'

Jim draaide zich om en wekte de drie gevangenen.

'Kom eruit, jullie luie bliksems en help het ontbijt klaar maken.'

Matty kwam opgewekt overeind en de anderen volgden hem met een ijver die deed denken dat ze nog ergens moesten zijn. Misschien achtten zij zichzelf onschuldig aan het spelletje dat Jocelyn en de Haverly's met Jim hadden willen spelen.

'Zeg eens, jullie Cibeque-knurften,' zei Curly lachend, 'ik viel vannacht opzettelijk in slaap om jullie de kans te geven om te ontsnappen.'

'Prentiss, ik zou het nog niet eens willen. Alles wat ik op de wereld bezit, zijn de kleren die ik aan heb.'

'Dat is ook niet veel zaaks,' zei Curly.

Tijdens hun ontbijt hield de regen op en de blauwe lucht vertoonde zich boven hen, die echter weldra weer overdekt werd met dikke wolken die naar het zuidwesten joegen.

Molly sliep door en zelfs de bellen van de Diamond-pakpaarden die de helling af kwamen draven, konden haar niet wakker krijgen. Jim kon zich niet herinneren ooit zo blij geweest te zijn bij het zien van zijn cowboys.

'De hele nacht door,' jubelde Bud trouwhartig, 'de hele nacht door!'

'Zeg, Bud, als die jou lang gevallen is, wat dacht je dat ze voor Molly en mij was?'' snoof Jim.

'Ik zie dat je Slingers gezicht niet bedekt hebt, dus moet hij nog leven,' zei Bud praktisch.

'Hallo, jongens, blij jullie te zien,' sprak Jim tot de hele troep. 'Waar zijn Hump en Up?''

'Weet ik niet. Cherry zal je zelf zeggen wat hij denkt en dat zou geen vrolijk nieuws zijn,' zei Bud. 'We hebben enkele paarden en pakken achtergelaten. Jeff komt nog wel ooit terug. En hij heeft het land aan een zadel.'

'Wat is er dan, Cherry?'' vroeg Jim, op Winters toestappend, die juist afsteeg.

'Boss, ik vermoed dat Stevens en Frost iets uitgevoerd hebben. We lieten een briefje voor ze achter om ons te volgen. En ik denk dat ze wel zullen komen, misschien vanavond.'

Jim zag in die woorden van Cherry weinig verontrustends. Maar Cherry's gezicht beviel hem nog minder dan de hint die in Buds woorden gelegen had.

'Nu, pak maar uit en maak het kamp klaar,' beval hij. 'Als Dunn door de crisis heenkomt, zullen we enkele dagen hier moeten blijven. Zet de kleine tent voor Molly op, als je die misschien mee hebt gebracht. Maar zodra je uitgepakt hebt, begraaf je allereerst deze doden.'

Door Jim geleid gingen de cowboys een voor een even naar Slinger en Molly kijken. Vreemd genoeg werd er geen enkele opmerking gemaakt, misschien uit meeleven met het meisje.

Toen gingen ze op efficiënte cowboy-manier aan het werk. Jeff Davis kwam ook nog een handje helpen. De regen bleef uit tot het midden van de ochtend, maar begon toen ook goed te vallen. Molly sliep door dit alles heen, droog en comfortabel onder haar tentdak. Bij Slinger was geen verandering waar te nemen. De drie Cibeque-mannen waren onceremonieel uit de hut gesleept, die de Diamond-mannen grondig hadden gereinigd. Nadat Jim nog even naar Molly en haar broer was gaan kijken of er nog steeds geen verandering intrad, ging hij in de hut zitten. Er viel thans niet veel anders meer te doen dan te wachten.

Bud scheen ijverig aan een of ander werkje bezig. Hij had een stuk boomstam in tweeën gespleten en op het witte oppervlak enkele woorden gesneden. Jim bukte zich over Curly, die oplettend naar de kunstenaar zat te kijken. Nackamore Jocelyn, N.G. Vernietiger van afrasteringen Stierf met zijn schoenen aan, sept. 1889.

'Ik heb de datum helemaal vergeten,' zei Bud, met voldoening zijn werk bekijkend.

'Ik meen dat het zo iets van de drieëntwintigste is. In elk geval eind september. En wat doet de datum er toe?' Jocelyn had nooit geboren moeten worden. Het enige wat we met deze stam op zijn graf willen vieren, is het feit dat hij goed dood is,' antwoordde Curly.

De andere cowboys bekeken Buds handwerk met heel verschillende ogen.

'Bud, iedereen kan zien dat je vroeger op een kerkhof gewerkt hebt,' zei Cherry.

'Waarom zou je voor die lammeling nog zo'n mooie grafpaal maken?'' vroeg Lonestar kwaad. 'Het zou nog iets zinnigs zijn als we Slinger begroeven.'

'Zeker, maar dit is een goede oefening voor het geval Slinger uitknijpt,' meende Bud.

'Moet ik jullie sufferds nog eens vertellen dat Slinger blijft leven?'' zei Curly, kwaad dat zijn oordeel betwijfeld werd.

'Misschien, Curly. Maar het leven is verdraaid onzeker. Ik wil wedden dat Slinger ook doodgaat,' antwoordde Bud.

'Loop naar de bliksem.'

'Nu dan, ik wed met je dat hij uitknijpt voordat doe Shields hier is,' ging Bud voort.

'Wed liever op de doodskist van je grootje,' snoof Curly kwaad. 'Want het is juist zo moppig dat je alle weddenschappen verliest.'

'Dacht je dat?' Vanaf dit ogenblik zijn je sporen van mij. Je zult er zo goed als naakt bij lopen.'

'Bud, het is waarachtig geen wonder dat geen meisje het bij jou kan uithouden,' zei Curly.

'Wat heeft een meisje nu met deze weddenschap te maken?'' vroeg Bud verbaasd. 'Ik ben een geboren wedder, zoals je goed genoeg weet.'

'Dat is juist het geheim. Hoeveel verdiende ik ermee toen de boss jou aftuigde - en Cherry en Up en Lonestad?' Huh! Ik heb alles bewaard en als we nog ooit in Flagerstown terugkomen ben ik een rijk man.'

'Zeker, en je zult dronken zijn ook.'

'Curly, je maakt me verschrikkelijk moe. Als ik niet zo gek op je was - om geen enkele begrijpelijke reden - zou ik kwaad zijn om je beledigingen... luister nu goed. Geld is iets goeds. Win het of hou je kop dicht. Hier is mijn rol.'

Bud haalde een hele rol bankbiljetten te voorschijn ; Curly's ogen puilden uit, evenals die van Lonestar en Cherry.

'Waar, voor de duivel, heb je die vandaan?''

'Opgespaard. Laat nu het jouwe eens zien. Die zal er wel uitzien als een erwtepeul waarop een paard heeft gestaan... Nu, misschien niet helemaal zo plat,' voegde Bud er aan toe, toen Curly hem verbaasde door een flinke rol voor de dag te halen. 'Nu, hier heb je een weddenschap om je te bewijzen wat ik aandurf. Mijn rol tegen de jouwe dat Slinger niet uitknijpt.'

•Curly's gezicht werd gered door de komst van Jack Way en dokter Shields. De laatste was een klein mannetje, die verloren ging in een grote regenjas. Aan de begroeting te zien was hij heel goed bekend met de mannen van de Diamond. Hij steeg af, wikkelde zich uit zijn regenjas en nam toen zijn medicijntas uit de zadeltas.

'Waar is je man?'' vroeg hij, na voorgesteld te zijn aan Jim. 'Maak veel warm water.'

Jim vond het niet nodig Molly wakker te maken. Het zou een zwaar half uurtje worden en ze zou erop staan te helpen. Dokter Shields voelde Slingers pols en hartslag en kuchte: 'Hm!' hetgeen Jim weinig zei. Toen sneed hij Slingers kleren los en haalde eerst het verband van de buikwond. Bij het zien daarvan, schudde hij het hoofd. Maar toen hij zag dat de kogel er recht doorheen was uitgetreden, knikte hij weer. Jim begreep dat dit zijn aanduidingen voor slecht en goed waren. Cherry bracht een pan heet water. Daarop ging de dokter aan het werk en met Jims hulp had hij in een uur zes wonden verzorgd.

Tot Jims verbazing opende Slinger zijn ogen. Ongetwijfeld was hij de hele tijd bij bewustzijn geweest.

'Je zou paardedokter moeten worden,' zei hij. 'Deed me erger pijn dan de kogels.., Knijp ik er vlug tussenuit?'

'Dunn, dat schot in je buik had je allang moeten doden,' antwoordde de dokter. 'Dat in je heup is erg, maar niet kritiek. De andere zijn alleen maar kogelgaten.'

Plotseling zat Molly overeind, met grote ogen verbijsterd kijkend.

'Hallo, bosmuis, je hebt een hele tijd geslapen,' zei Dunn.

'Oh, Arch... Jim!'

'Molly, dit is dokter Shields uit Flag. Hij heeft juist de wonden van je broer verzorgd en...'

Maar Jim kon geen antwoord geven op de onuitgesproken vragen uit Molly's ogen. En dokter Shields, hoe moedig hij ook was, kromp voor die blikken ineen.

'Molly, ik ben heel wat verder van de dood af dan vannacht,' zei Slinger zelf.

'Niet praten. Niet bewegen,' zei de dokter snel en hij voerde Jim en Molly weg. 'Heel waarschijnlijk sprak hij de waarheid,' ging hij eindelijk door. 'Ik durf nog niets voorspellen. Hij had al lang dood moeten zijn. Maar sommige van die cowboys zijn als Indianen ; messteken en kogelwonden doen hen niets. Die Curly Prentiss is er ook zo een... En er gebeuren wonderen. De man kan blijven leven. Als hij het tot morgen uithoudt, zou ik zeggen dat die kans groot is. Ik zal blijven.'

De regen drupte door het dak van de oude hut, op sommige plekken zelfs in kleine stroompjes, waarvan er een toevallig juist in Bud Chalfacks nek kwam. Die had het effect van een brandende lucifer in een kruitvat.

'Bud, wanneer zul je eens ooit aan water wennen?'' klaagde Curly toen de storm uit Buds mond over was.

Molly at in de hut en werd door iedereen vertroeteld. Toen keerde ze naar de tent terug, bewerend dat die tenminste droog was. De drie Cibeque-mannen werden rusteloos naarmate de dag vorderde. Boyd Flick keerde niet terug.

Alle cowboys behalve Bud doodden de tijd met kaarten. Bud was zich blijkbaar bewust geworden van zijn bekwaamheid als houtsnijder, want hij besteedde uren aan de andere helft van de boom. Toen hij eindelijk het resultaat van zijn werk toonde, waren de cowboys met stomheid geslagen. Bud had een meesterwerk gemaakt, een houten grafzerk in optima forma. Hij had gegraveerd : 'Curly Prentiss - Gestorven... Ongehuwd.' Dit bood hij ten aanschouwen van de brullende cowboys Curly aan.

'Jij krombenige kangoeroe-kat,' verklaarde Curly, die de grap ervan niet kon inzien. 'Ik had wel met honderd meisjes kunnen trouwen.'

Zo ging de dag voorbij; iedere minuut werd voor Jim de spanning minder. Hij was vol zorg voor Molly, die weer een nachtwake bij haar broer begon. De regen kletterde op het linnen.

'Traft, je ziet er uitgeput uit,' zei dokter Shields tegen de avond. 'Ga naar bed. Ik hou een oogje op Dunn en zal je wekken als het erger wordt. Hij verbaast me, die knaap.'

Jim glipte even onder Molly's tent om haar moed in te spreken en welterusten te zeggen. Hij voelde in het donker naar haar, toen ze hem zelf naar zich toe trok.

'Sssst! Hij slaapt!' fluisterde zij.

'Molly, zul je niet de hele nacht op blijven zitten?' Dokter Shields zegt dat hij zal waken.'

'Ik zal echt gaan liggen als ik slaap krijg,' beloofde zij. 'Jim, ik begin weer hoop te krijgen.'

'Evenals ik,' zei Jim, terwijl hij zijn arm om haar heen sloeg. Molly verstijfde eventjes, maar ontspande zich toen weer. Jim wachtte af wat zij doen zou en zag na enkele seconden bij het vage licht van het kampvuur haar hoofd omhoogkomen. Toen, nog wat schuw en lief, maar vastberaden, beantwoordde ze zijn omarming en kuste hem op de wang. Dankbaar en tevreden wenste hij haar toen goedenacht.

Hij zocht zijn bed op in de stal waar Seth Haverly zijn dood had gevonden. Toen hij eenmaal lag, voelde Jim hoe moe hij was en viel weldra in een diepe slaap, waaruit hij pas wakker werd toen de mannen al druk bezig waren rondom hem. Hij hoorde Curly spreken:

'En, dokter, hoe maakt onze patiënt het vanmorgen?''

'Ik schei ermee uit, Prentiss. Jullie cowboys zijn niet van vlees en bloed gemaakt. Dunn vroeg zojuist om een sigaret,' zei Shields.

Jim haastte zich naar het kampvuur.

'Dan moet hij... dan zal hij...' hakkelde hij, vol hoop voor Molly.

'Traft, ik vermoed dat hij erdoor komt. Ik zal hem na het ontbijt nog eens onderzoeken. Dan kun je een mannetje met me meesturen. Ik liet mijn paarden aan het eind van de gebaande weg. Ze zullen wel in orde zijn, maar ik heb haast.'

'Boss, dat is waarachtig fijn,' zei Curly. 'Mijn vermoeden was dus juist, maar ik was doodsbenauwd omwille van het kleine meisje.'

Jim was zo dankbaar dat hij het niet kon uiten; hij moest zich dwingen om niet naar Molly te rennen. Ze verscheen toen er voor het ontbijt geroepen werd ; bleek, maar toch stralend, en tot Jims verrukking nam ze naast hem plaats.

De dageraad beloofde wat beter weer. Er kwam wat zonlicht door de sparretoppen op de helling.

Dokter Shields scheen vol goede moed en vertrouwen.

'Miss Molly, u kunt rustig gaan slapen,' zei hij. 'Je broer haalt het wel... Traft, ik hoef maar een paar instructies achter te laten. Een paar dagen geef je Dunn nu en dan een beetje whisky met water. Mocht er koorts komen, laat me dan weer roepen. Maar er is geen spoor van enige complicatie. De boslucht is fijn geweest voor zijn wonden die erg schoon zijn. Dan begin je hem voorzichtig te voeden ; soep, thee van vlees en wat zachte kost. Overdrijf het niet. Na een dag of tien kun je een draagbaar maken en hem met vier man naar de weg dragen, waar je hem veilig op een wagen kunt leggen om naar Flagerstown te brengen.'

Nadat de vriendelijke dokter allen vaarwel had gezegd en met een gids was verdwenen, riep Bud klagend uit: 'Soep voeren!' Thee van vlees!' ik heb zelf zo iets nodig.'

'Hemel!' vulde Curly aan, die zijn makker in alles trouw bleef. 'Ik niet minder! Dat bouwen van die afrastering heeft me tot vel over been gemaakt.'

Jim had al lang geleerd hoe hij deze manier van spreken moest opvatten : als een bewijs van hun goede humeur, maar hij vond nog steeds gelegenheden om te veinzen dat hij hen niet begreep.

'Curly, jij en Bud zitten zo verdomd vol energie - als je eens wat spanten hakte en het dak van de hut repareerde,' stelde hij droog voor.

'Boss, we krijgen geen regen meer,' protesteerde Bud.

'Ik vrees van wel. Het wordt weer bewolkt, net als Curly's gezicht op dit ogenblik.'

'Boss, ik ben zo zwak als een zieke kat,' klaagde Curly.

'De beste medicijn is werken. Dat is wat jullie jongens tekort komen. Goed zwaar werk.'

'Wel allemachtig nog aan toe 1' barstte Bud los.

'Kom op, Bud,' zei Curly gelaten. 'Geen kalkoenenjacht vanmorgen. Wij zullen wel werken terwijl die Missouri-boss van ons naar een meisje zit te kijken als een stervende zwaan in de storm.'

Op weg naar buiten riepen ze Cherry. 'Kom mee, spanten hakken.'

'Wie zegt dat?'' vroeg die verontwaardigd.

'Dat zeggen wij. Orders van de boss.'

Het bleek een geluk dat Jim die opdracht gegeven had. Nauwelijks waren ze met het dak klaar of de regen barstte in volle hevigheid los en hield de hele dag aan. De opgesloten cowboys kaartten, verkochten grappen en trachtten de dag door te komen.

Jim zag Molly slechts bij de maaltijden. Nu de spanning wat week, werd ze weer schuwer en verlegener. Maar de cowboys begonnen haar complimentjes te maken en een beetje met haar te flirten. Jim voelde zich te gelukkig om daar aanstoot aan te nemen.

Die nacht stormde het barbaars. De oude hut kraakte en kreunde aan alle kanten en dreigde af en toe helemaal door de wind meegevoerd te worden. Maar tegen het aanbreken van de dag werd het helderder. De jonge dag vertoonde alle kenmerken van een late herfstdag en Jim bedacht met wat schrik dat hij de afrastering niet meer klaar zou krijgen in de vastgestelde tijd.

Hij ging naar de beek om zich te wassen en juist toen hij zich afdroogde, kwamen Curly en Bud te voorschijn, met hun geweren bij zich en in elke hand een fijne kalkoense haan.

'Morgen, boss, heb je wel genoeg geslapen?'' teemde Curly.

'Boss, je staat niet meer met de leeuwerikken op,' zei Bud met geveinsde bezorgdheid. 'Ik hoop dat je geen erger kwaal hebt dan...'

Jim vloekte hen vriendschappelijk uit. 'Op kalkoenenjacht gaan zonder mij te waarschuwen?' Dat noem ik een gemene streek. Terwijl ik er zo naar verlangde... Ik zal het je betaald zetten.'

'Boss, dat spijt me nou echt,' zei Bud ernstig. 'Maar het was donker en koud en Curly zei...'

'Oei, lieg niet zo,' viel de ander in. 'Je weet best dat je zelf zei: , Het zal de boss aan het huilen brengen als wij met een paar fijne kalkoenen terugkomen '.'

'Ik huil al,' zei Jim.

'Wacht maar es tot de kok deze beestjes gebraden heeft,' zei Curly enthousiast. 'Het water zal je in de mond lopen.'

'Huhl Mag ik de volgende keer mee? Natuurlijk is er nog wel wat werk rondom het kamp...'

Eenstemmig en luidruchtig bezwoeren beide cowboys hoe alles hen speet en dat ze het nog dezelfde dag goed zouden maken.

De volgende morgen echter wekte Jim de beide jongens, toen het nog te donker was om verder dan een halve meter te zien.

'Boss, wilde kalkoenen zijn wel wild, maar het zijn geen uilen,' klaagde Bud.

En Curly stond zijn vriend terzijde en zwoer dat Jim geen kans zou krijgen een kalkoen te schieten omdat ze nog tijdenlang op stok zouden blijven.

'Na dat ding van gisteren geproefd te hebben, wil ik alles eten wat ik in het donker kan neerleggen,' zei Jim.

'Zie je, heb ik het niet gezegd?' Nu, wees dan doodstil, en als het een beetje licht wordt, vangen we wel iets,' raadde Curly.

Jim hield zich stil, al kostte het hem moeite. Maar algauw merkte hij dat twee anderen erop los praatten van geweld. Hij maakte er droog een opmerking over.

'Ah, maar zie je, boss, die kalkoenen zijn eraan gewend dat wij cowboys door het bos rondrijden,' verklaarde Curly. 'Ze kennen onze stemmen.'

Het werd lichter en in de verte zagen ze de hut waar Jocelyn met Molly had willen wachten op de losprijs. Dat deed hun •weer aan het tragische geval denken.

'Flick zou vandaag toch hier moeten zijn,' zei Curly. 'Maar misschien is hij slim genoeg om te snappen dat er iets is misgelopen en gaat er met de buit alleen vandoor.'

'Ik geloof niet...' begon Jim, en kreeg een duw van Bud.

'Sssst!' fluisterde die. 'Monden dicht, jullie kletsmajoors. Kalkoenen!'

Jim hoorde het welbekende kwaken dat hij thuis zo vaak gehoord had. Bud ging voor over een verhoging vanwaar ze een stoppelveld zagen liggen. In de verte hoorden ze het lawaai waarmee een eland zich tussen de bomen doorwerkte.

'Let er niet op,' fluisterde Bud. 'Daar!' Een grote haan - zit hierheen te kijken.' Hij duwde Jim zijn geweer in de handen.

'Waar?'... Dat ding?' Dat is een stomp.'

'Waag een kansje, boss,' zei Curly grinnikend. 'Als het een stomp is, zal het niet weglopen. En als het een kalkoen is, schiet dan goed.'

'Mik laag en schiet vlug,' voegde Bud er aan toe.

Jim protesteerde nog eens dat het slechts een boomstomp was, maar op het aandringen van Bud en Curly schoot hij toch. Tot zijn grote verbazing veranderde de zwarte boomstomp in de prachtigste vogel die hij ooit gezien had.

'Stomp, hé?' Waarom schoot je niet meteen weer toen hij opsprong?'' mopperde Bud.

'Hemel, ik vergat mijn geweer. Wat een gezicht! Zeg, dat was geen kalkoen, maar een struisvogel!'

'En het was in elk geval een rot schot,' zei Curly. 'Maar de rest is tenminste niet opgeschrikt... Zie je ze daar kruipen en krabben?''

Jim zag ze en werd wild opgewonden. Het was een enorme troep, waarvan enkele dieren tekenen van nervositeit vertoonden.

'Bukken nu en kruip achter me aan,' fluisterde Bud, die zich op zijn knieën liet zakken. 'Ze hebben ons gezien of gehoord, maar als we slim zijn, kunnen v/e nog wel een paar schoten lossen... Kom, boss, kruip nu niet als een olifant met een gebroken poot.'

Jim zag niets anders dan gras en bladeren. Maar hij hoorde kalkoenen krijsen. En toen ineens, heel dicht bij: put-put-put.

'Verdomd, het zijn altijd de hanen die de boel in de war sturen,' vloekte Bud. 'Verdorie, daar heb je ze... Nu opstaan en schieten.'

Jim stond op en trilde van opwinding. Er vloog een heel leger van prachtige bronzen vogels naar hen toe. Ze leken helemaal niet meer op tamme kalkoenen. Jim zocht er een uit die zo groot leek als een kerk en haalde de trekker over. Er scheen een pandemonium los te breken. Minstens tien grote wilde beesten leken recht op Jim af te komen vliegen alsof ze hem wilden verscheuren. Jim mikte en schoot, mikte en schoot. Hij hoorde de salvo's van Bud en Curly, boven het krijsen van de woeste dieren uit. Toen keerde de stilte terug.

'Verdorie nog toe, het leek wel een stampede,' hijgde Curly, toen hij weer kon spreken. 'Boss, hoeveel heb je er zowat neergelegd?'

'Hemel, zover ik kon zien heb ik zelfs geen veer geraakt. Maar het was prachtig... Maar waarom, bij alle duivels, heb je me niet voor zo iets gewaarschuwd?''

'Boss, ik v/eet heel wat van kalkoenen, maar dit had ik ook niet verwacht,' zei Bud. 'Heb je er geen een doorboord?'' Jim schudde spijtig het hoofd. 'Ik ben een nul als jager, zo goed als in al het andere.'

'Hoeveel keer heb je geschoten?'' 'Ik weet het niet... Het geweer is leeg.' 'Jeetje. Er zaten tien kogels in het magazijn en een in de loop. Met die stomp mee heb je dus elf schoten gelost.'

'Grote hemel. Dat moet wel. Maar hebben jullie ook niet heel wat geschoten?'

'Ik had een grote kanjer uitgezocht die ik wat heb afgeranseld,' zei Bud lakoniek.

'Boss, ik vind het lam, je te moeten verbeteren,' zei Curly droog. 'Maar ik zag dat je er als maar naast en overheen schoot en daarom moest ik er zelf wel een neerhalen, wilden we wat te eten hebben. Je had de klap moeten horen waarmee hij neerkwam.'

Bud liep een eindje weg en raapte een prachtige vogel op. Curly ging de andere kant uit en nam er ook een op. En beiden keerden ze terug om de prooi aan Jims voeten te leggen.

'Precies in de borst, de mijne,' zei Bud.

'Boss, ik mik bij kalkoenen altijd op de nek. Zie je, zo'n schot verknoeit geen vlees.'

'Een prachtig schot, Curly,' prees Jim bewonderend. Het beest was zo zwaar dat Jim het haast niet kon opbeuren.

'Boss, je schieten mag nog wel wat beter worden,' zei Bud ernstig. 'Ik zou het ellendig vinden als mijn leven van jouw schieten moest afhangen wanneer we omsingeld worden door bijvoorbeeld de bende van Hash Knife, die zijn kans wel zal waarnemen nu de Cibeque uitgeroeid is.'

'Dat zal ik, Bud,' beloofde Jim ernstig.

'Wel, laten we naar het kamp teruggaan. De hele dag flink oefenen. Dan gaan we het morgenvroeg nog eens proberen.'

Terug in het kamp werd de opwinding van de jacht vervaagd door een verbazingwekkend feit. Boyd Flick was aangekomen, met het losgeld. Hij bleek werkelijk blij te zijn daarvan nu verlost te worden. Hij en de drie andere Cibeque-mannen waren al druk aan het pakken om weg te gaan.

'Traft, het was geen zaakje naar mijn smaak,' zei Flick eerlijk. 'Maar dat hoef ik je niet te vertellen. Jocelyn speelde ons allemaal de baas. Blij dat Slinger met hem en de bende afrekende.'

Ze ontbeten nog met de groep van Jim, zeiden hem en Slinger vaarwel en reden het bos in, kennelijk blij dat ze er zo gemakkelijk en zelfs heelhuids vanaf kwamen.

Enige tijd nadat ze weg waren en het kampleven weer wat rustig was geworden, zei Molly tegen Jim : 'Kom eens hier!' Ze voerde hem mee buiten de hut en buiten gezicht en gehoor van de anderen. Jims korte onrust verdween meteen toen hij haar zag glimlachen, ook al schoten haar ogen vuur.

'De gemene valsaards!' De duivels!' brieste zij.

'Wie?''

'Curly en Bud!' Heel de troep. Luister hier. Ik was toevallig binnen, toen Curly en Bud de anderen mee om een hoek van de hut trokken, net naar een plaats waar ik alles verstaan kon. Ze vertelden met grote pret over jouw mislukking. Bud deed het woord. Hij zei: , Lui, het is zo iets geweldigs, dat ik barst als ik het niet vertellen kan. We namen Jim (achter je rug noemen ze je altijd Jim) mee op kalkoenenjacht. Eerst zag hij een pracht van een beest voor een boomstomp aan en was doodverbaasd toen het dier wegliep. We vonden de hele troep en slopen er heen. Zeg, het kon niet mooier gegaan zijn als we met die stomme dieren hadden gesproken. Ze werden kwaad en kwamen recht op ons toe. Ik zei tegen Jim: sta op en schiet. En hij deed het en vuurde erop los. Ik en Curly schoten in het wilde weg. Wij raakten niet één beest, maar Jim knalde er twee neer. Een van minstens vijfendertig pond. Maar we merkten direct dat Jim zelf dacht niets geraakt te hebben: wat was hij mismoedig! Curly gaf me een wenk en we hebben Jim even voor de gek gehouden. En we deden of Curly en ik er ieder een hadden geschoten. Curly gaf nog een hele les hoe je het beest door de nek moest schieten om het vlees te sparen. Kun je daar boven uit, jongens? Hemel... Nu, Jim slikte het hele verhaal. Hij was reuze-aardig en prees Curly en mij en was zo nederig als neergeslagen deeg... We hebben hem in al die tijd nog nooit zó te pakken gehad!'

Molly zweeg even om adem te halen. Haar ogen vlamden. 'En, Jim, de hele troep kronkelde zich van het lachen als vergiftigde jak halzen, ze huilden en joelden en rolden over de grond.'

Jim zelf had veel zin om te huilen en loeien, maar beperkte er zich toe tussen vreugde en woede heen en weer te slingeren. Toen gebruikte hij alle krachttermen die hij ten aanhoren van Molly durfde uiten.

'Is het niet om dol te worden?'' vroeg het meisje. 'Maar, Jim, ze zijn je volkomen trouw en ik kan er niets aan doen dat ik van ze hou.'

'Ik evenmin, Molly. Maar ik zal hiervoor wraak nemen., of sterven,' verklaarde hij.

'Daar kun je donder op zeggen!' En ik zal je helpen. Ik heb een idee, Jim. Die twee jongens kunnen helemaal geen kalkoenen jagen. Ze weten er totaal niets van. Ik wel. Slinger heeft het me geleerd. Ik kon kalkoenen lokken voordat ik tien jaar was.'

'Lokken?' Hoe bedoel je?''

'Ik kan ze tot vlak bij lokken, zodat je ze met een stok kunt neerslaan. Heb ik al wel duizend keer gedaan.'

'Hoe doe je dat?''

'Met een lokker. Die maken we van een vleugelpen. Al kan ik het ook wel met een hol riet. Ik zal je wel leren. Nu is dit mijn plan. Je vertelt Bud en Curly, dat je per saldo toch niet gelooft dat ze zo erg goed zijn. Wij samen gaan een paar kalkoenen doden. Dan gaan we enkele ochtenden en avonden eropuit. Ik hou het meest van de avond. We brengen zo'n dozijn beesten binnen. En dan zeg je met stalen gezicht: , Jongens, ik ben expres niet meer met jullie op jacht gegaan, omdat je me die eerste morgen bedrogen hebt. Ik had die twee beesten neergeschoten die jullie beweren, geschoten te hebben. Jullie probeerden een gemeen truukje uit te halen'.'

'Groots! Prachtig!' riep Jim, buiten zichzelf van plezier over een dubbel aangenaam vooruitzicht. 'Molly, lieveling, ren wat je kunt of ik ga je hier staan kussen.'

Molly rende, over haar schouder tegen hem lachend.

Toon Jim droog tegen de cowboys opmerkte dat hij erover dacht niet meer met hen te gaan jagen, keken ze eventjes verbaasd en toen heel effen.

De sfeer in het kamp werd hoe langer hoe opgewekter ; er was maar één ding dat een schaduw over het geheel wierp. Dat was het feit dat Hump Stevens en Uphill Frost maar niet terugkwamen. Jim vermoedde dat de cowboys een bepaalde vrees voor hem verborgen hielden, misschien zelfs meer dan dat. Op zijn vragen gaf Curly slechts ontwijkende antwoorden, maar er was een wolk in de heldere ogen van de jongen en Jim zag de betekenis daarvan helder in. Hij besloot Jackson Way en Cherry Winters naar Tobe's Well te sturen om te kijken of de vermiste cowboys daar waren. Als ze maar zouden terugkomen met het bericht dat de twee vermisten daar veilig zaten, zou voor Jim alles in orde zijn. En dan kon hij die grimmige oude Westerner, die hem met een zo zware verantwoordelijkheid had opgescheept, onder de ogen komen.

Er waren maar twee geweren in het kamp, die van Bud en Curly.

'Jullie jongens hoeven toch niet te gaan jagen,' zei Jim, toen hij de twee geweren en alle patronen opvroeg. 'Gezien de duizenden kalkoenen die jij al hebt neergelegd, Bud en jij, Curly, door de nek hebt geschoten, zit er voor jullie geen opwinding meer in. Dus denk alleen maar aan mij en Molly, nu wij samen achter de kalkoenen aan gaan.'

Deze toespraak was al haast wraak genoeg, vond Jim. Maar toen hij er even aan dacht wat hij in al die tijd te verduren had gekregen, verhardde hij zijn hart. Ze aten al om vier uur en daarna ging hij met Molly op weg, haast niet in staat zichzelf te beheersen. En toen ze goed en wel uit het kamp weg waren, kon hij het helemaal niet meer.

'Jim, gaan we kalkoenen jagen of vrijen?'' vroeg Molly streng.

'Kunnen we niet alletwee doen?''

'Nee... Als je maar aan me zit te plukken en mijn oor te kussen, hoe kan ik dan kalkoenen lokken?' Als je met alle geweld wilt vrijen, laten we dan eerst onder die boom gaan zitten.'

'O, Molly Dunn!' riep Jim, wetend dat hij zijn verlangens moest onderdrukken. Wat was ze verbijsterend! Haar eenvoud sloeg hem soms uit zijn evenwicht. Hij vermoedde dat zijn beloning des te groter zou zijn, als hij haar zelf de tijd liet kiezen om die te geven.

Ze beklommen een helling, waarbij ze heel wat ander bosgedierte te zien kregen. De schoonheid van dit bos in de avond deed Jim haast pijn, al was het voortgaan ook moeilijk over de ruwe bosgrond. Eindelijk kwamen ze aan een open plek en Molly wees meteen naar sporen van kalkoenen.

'Verse sporen. Ze zijn op zoek naar eikels. Nu, Jim, als je kalkoenen ziet, schiet je pronto.'

De vier maanden dat Jim nu in het Westen was, had hij talrijke opwindende ervaringen beleefd, maar geen enkel kon op tegen deze jacht in gezelschap van Molly. Ze was een echte bosmuis, zoals Slinger haar zo graag noemde. Ze maakte niet het geringste geluid. Als Jim op een twijg trapte die kraakte, of een tak het zwiepen, legde ze een vinger tegen haar rode lippen en keek kwaad en afkeurend. En toen Jim bijna viel over een wortel, siste ze : 'Jij grote hosklos!'

Niettemin leidde ze hem, ondanks zijn onhandigheid, tot op een halve mijl van een grote troep vogels ; Jim dacht dat de troep een kwart van het bos in beslag nam. Er waren beesten van alle maten en gewichten, tussen kuikens en dieren zo groot als een vat.

Molly legde haar geweer aan. 'Opgelet, mister Missouri. Ik tel tot drie en dan schiet je. Maar slechts één keer... Klaar? Een... twee... drie.'

Beide geweren kraakten als in één schot.

Jim scheen doof te worden van het lawaai van vleugels. De haan waarop hij gemikt had sprong wel tien voet omhoog, kwam neer en begon te rennen... spreidde toen zijn vleugels uit en vloog even snel als de kogel die hem gemist had. Toen hij verdwenen was, zocht Jim de andere dieren. Weg! En alle herrie was afgelopen. Slechts in de verte hoorde hij vleugels door het gebladerte. Maar ginds lag een dode kalkoen. Jim ging hem snel ophalen.

'Twee jaar oud,' zei Molly, nadat ze de fijne haan bekeken had. 'Jim, die troep bestaat uit dieren van allerlei leeftijden. We boffen. En kom nu hier.'

Ze voerde hem naar een omgevallen boom aan de rand van het open veldje. 'Hier gaan we zitten en ik zal ze teruglokken.'

Slechts enkele dunne struiken scheidden hen van het veldje.

Molly ging naast Jim zitten en stak haar hand onder zijn arm. Haar hoofd lei ze op zijn schouder.

'Oh, dit zal geweldig leuk worden. Ik ben er zenuwachtig van.

We zullen Bud en Curly in het stof laten kruipen. Nu moeten we even wachten, Jim. Luister... Daar! Daar kwaakt al een hen. En daar een kuiken.'

Jim hoorde niet alleen die geluiden, maar ook het krijsen verderop in het bos. Hij was het met Molly eens dat alles geweldig was. Wat het verder ook voor haar mocht zijn, voor hem was het reeds een weldaad, haar zo dicht bij zich te hebben, haar hand op zijn arm te voelen, haar hoofd op zijn schouder en haar haren tegen zijn wang. En nog pas een half jaar geleden had hij niets meer aan het leven gevonden!

Molly haalde een klein dingetje te voorschijn, dat Jim een slagpen toeleek en bij nader toezien de pen uit een kalkoenvleugel bleek te zijn die helemaal uitgehold was.

'Luister nu, jij boss van de Diamond,' fluisterde zij vrolijk. 'Ik zal eerst een kuiken roepen.'

Rechtop zittend stak ze de pen in haar mond, waarbij ze het andere einde half met de holte van haar hand bedekte. Ze zoog er lucht door naar binnen en het resultaat was een perfekte imitatie van de kreet van een kuiken. Er klonk meteen antwoord ; niet een keer, maar meerdere malen en ieder antwoord klonk dichterbij.

'Die komt vanzelf wel verder. Nu zal ik een hen roepen.'

En ze bracht een hoge, schelle en lange kreet te voorschijn, eveneens een volmaakte nabootsing. Er klonken van alle kanten antwoord-kreten, een zelfs van een haan.

'Hou je geweer klaar, Jim Traft. Schiet vanaf je knie. Neem er je tijd voor. Het is weliswaar moord, maar we moeten eten... Kijk! Daar is het kuiken. Schiet dat niet... Kijk! Daarginds... een hele troep door elkaar.'

Cluck-cluck; put-put, overal in het rond. Toen zag hij van alle kanten kalkoenen aan komen lopen.

'Daar heb je de haan. Leg hem neer, Jim!' fluisterde Molly opgewonden terwijl ze een eindje opzij schoof. 'Wacht tot hij stilstaat. En kijk goed als je geschoten hebt, misschien krijg je kans voor een tweede schot.'

De haan kwam majesteitelijk het veldje oplopen en stond toen ineens onbeweeglijk, de kop opgeheven nog geen veertig voet van Jim af. Hij hoefde zijn geweer haast niet te bewegen. Zelfs terwijl hij met trillende vinger de haan spande, bewonderde hij de schoonheid van dat prachtige dier en vond het haast jammer het neer te schieten. Toen schoot hij en de haan sprong op, geweldig met zijn vleugels klapperend.

'Vlug,' siste Molly, 'die jonge haan daar. Wat een gek, om nog stil te blijven staan.'

Jim zag hem en doodde hem. De anderen waren verdwenen.

'Haal de buit binnen, Missouri,' beval Molly.

Jim haastte zich het te doen. De grote haan was zo zwaar dat hij hem moest slepen.

'Dat heb je er niet zo kwaad afgebracht,' prees Molly toen hij terug was. 'Die grote is toch al een oude baas en die laten zich niet vaak misleiden. Ga zitten en ik zal nog eens lokken.'

'Maar Molly, ze zullen nu toch niet meer terugkomen?'' vroeg Jim verbaasd.

'O nee?' De show is pas begonnen. Arch en ik zijn weleens een halve dag bezig geweest en hebben telkens dezelfde troep terug groepen, totdat er haast geen meer over waren. Maar ik denk dat er nu wel geen hanen meer zullen komen.'

Even opgewonden en vol spanning als de eerste keer luisterde Jim, en hoorde en keek. Molly scheen tegen de kalkoenen te fluisteren. En Jims verrukking scheen aanstekelijk. Een hele rij kuikens kwam snaterend aanlopen en met drie schoten legde Jim er twee neer.

Daarna begon Molly nog eens te roepen. Ditmaal klonken de antwoorden wel, maar het duurde langer voor er dieren te zien kwamen.

'Ik heb te veel en te snel geroepen,' legde ze Jim uit. 'Ik was te verlangend om ze je te laten zien. We zullen even wachten.'

Het bleek dat ze niet meer hoefde te lokken, want uit zichzelf kwam er ineens een fraaie hen vlak achter een kuiken, het veldje op lopen. Maar ze kwamen niet erg dicht. Jim legde met een meesterlijk schot de achterdochtige hen neer ; het kuiken miste hij.

'Dat is wel zowat zoveel als we mee naar het kamp kunnen slepen,' zei Molly. 'Hier is een koord. We zullen hun poten aan elkaar binden en er dan een stevige stok tussen steken.'

'Wat een gewicht. Jeetje! Zullen Bud en Curly niet ziek worden?... Molly, dit was glorieus! Ik heb altijd van jagen gehouden. Maar nooit op iets anders dan konijnen en eekhoorn en soms een patrijs. En dan te denken... heel deze fijne jacht met jou samen, Molly!'

'Ik ben ook blij, Jim. Ik heb nog nooit een jacht zo fijn gevonden.'

'Zou je het erg vinden om me te kussen, Molly?''

'Jim, je schijnt zoveel waarde aan mijn kussen te hechten,' antwoordde ze ietwat droevig. 'Ik vermoed dat ze niet zo... kostbaar zijn als je je verbeeldt.'

'Dat zijn ze wel, Molly.'

'Ik heb je al eens verteld: ik ben vaak gekust,' ging ze beschaamd voort. 'Niet dat ik het wilde... En nu ik weet wat liefde is... ik wou dat mijn lippen alleen voor jou gebleven waren, Jim.'

'Nee, Molly. Je was nog een kind. Dat je kunt voelen wat je nu voelt, is voor mij voldoende, gezien het verleden. Je bent een lief, goed meisje en ik kan er niet aan beginnen je te vertellen hoe ik van je hou en je eerbiedig.'

Toen kuste zij hem, verslonden in de ernst van die kus, haast nog meer dan in de zoetheid van haar overgave.

'Ik denk dat ik mezelf zal laten gaan en je opeten,' zei ze.

Ze droegen de vracht jachtbuit naar het kamp, waarbij ze vaak moesten rusten.

Toen ze in het kamp kwamen, joelde er iemand en Bud en Curly stonden als versteend te staren. Ze werden niet uit hun verdoving wakker voordat Jim en Molly de hele buit onder het afdak opzij van de hut gelegd hadden, zwaar hijgend en blij van die vracht verlost te zijn.

'Potverdorie nog toe!' kreet Bud, welke nette uitroep wel een bewijs leverde hoezeer hij in de war was. 'Hoorde ik jullie jongens niet zeggen dat Jim nog geen schuurwand kon raken?'' vroeg Molly zoetjes.

'Wel, ik meen dat dat wel zou kunnen - tenminste iets in die geest,' antwoordde Curly.

'Hij is een dodelijk schutter.'

'Ahum... Dat schijnt wel zo. Maar hoe bedoel je precies? Op meisjesharten of op kalkoenen?''

'Ik denk alletwee,' kaatste Molly terug en liep weg.

Bij het eten werd er veel over die kalkoenenjacht gepraat. De kok had zijn best gedaan op de beesten en Jim begon zich zorgen te maken over de magen van zijn jongens. Maar als gevolg van het drukke praten en het vele eten, stonden de twee jongens de volgende morgen weer vroeg op, ze wilden nog wel meer kalkoenen schieten. Molly en Jim gingen een uurtje later weer op stap en keerden al vóór Bud en Curly met drie fraaie beesten terug.

Eindelijk keerden de twee cowboys terug, doodmoe van het ongewone klimmen en met lege handen - maar met alle mogelijke uitvluchten die ze te berde mochten brengen voordat ze de buit van Molly en Jim te zien kregen. Pas nadat ze uitgepraat waren, toonde Jim hen die drie prachtige beesten die zij hadden meegebracht.

'Verdomme!' zuchtte Bud, in elkaar zakkend.

'Huh!' Die beesten zijn zeker recht naar het kamp komen wandelen, zodat je ze met een stok hebt kunnen neerknuppelen?' vroeg Curly, vuur spuwend.

'Noppes. Ik ben er een half uurtje voor weg geweest.'

'Nu, deze morgen?''

'Ja, nadat jullie gegaan waren. Je zult kunnen zien dat ze alle drie keurig door de nek geschoten zijn. Ik zag ze recht naar me toe komen vliegen, weet je.'

Curly liet een zwakke kreun horen. Bud had helemaal niets te zeggen.

'Jongens, ik hoop dat dit een lesje voor jullie zal zijn,' ging Jim welsprekend verder, op alle luisteraars diepe indruk makend. 'Ga nooit op stap met een oude jager en als hij wat schiet, doe dan niet of het jullie prooi is. En poch niet op je knapheid.'

'Jim, stond je achter ons... toen we over die twee vogels spraken?'' vroeg Curly, diep ellendig.

'Ja. Ik wist allang hoe perfiede jullie zijn.'

'Oei Oei!' riep Curly gekweld, 'Bud, dit wordt me te veel. Jim heeft ons gemeen te pakken.'

'Ja,' erkende zijn slaapje vol schaamte. 'Maar we hebben het te danken aan de bron van alle ellende voor cowboys: een meisje.'

De volgende dag bleek Slinger Dunn zo voorspoedig te herstellen dat Jim begon te hopen dat ze hem over een weekje konden vervoeren, misschien zelfs eerder.

Dat noodzaakte hem over de toekomst na te denken.

Hij had Boyd Flick een boodschap voor mevrouw Dunn meegegeven dat Molly veilig was en Slinger op weg naar herstel. Jim vatte nu het plan op Molly ook mee naar de stad te nemen. Dat haar broer gewond was en verzorging nodig had, scheen een goed excuus. Hoe zou het vrouwelijke deel van Flagerstown reageren als ze lucht kregen van de romance? Jim onderdrukte een vrolijk lachje.

Oom Jim zou blij zijn te zien dat zijn hartewens in vervulling zou gaan, die hij al geuit had toen er nog geen schijn van kans op was. Maar Molly was nog zo jong... pas zestien.

Een zorg die op het ogenblik belangrijker scheen was, dat Hump en Uphill maar steeds niet kwamen opdagen. Misschien zouden ze nu wel spoedig verschijnen, samen met Jack en Cherry. Maar ook die zorg zette Jim opzij tot een volgende en misschien blijder dag.

Laat in de namiddag slipte hij het kamp uit met een van de geweren, maar niet om te gaan jagen. Hij verlangde naar een lange, eenzame wandeling door het bos. Maar het kwam erop neer dat hij niet zo ver ging ; nauwelijks buiten het gehoor van Jefs bijl die op een dode esp beukte.

Hij nam een kijkje in de hut waar Jocelyn met Molly had willen blijven wachten. Die lag vol vuil, afval van het bos en dode insecten. Toch verried de plek nog dat ze eens door menselijke wezens bewoond was geweest. Wat had zich hier allemaal afgespeeld? Misschien wel hetzelfde als Jocelyn er van plan was geweest. Jim voelde bijna een huivering door zich heen gaan.

Toen volgde hij een inzinking in de bodem, tot waar hij gewoonweg halt moest houden. De vorst had de espen in goud veranderd en heel de omgeving scheen het licht van de espenblaren opgezogen te hebben, die als gouden motjes heen en weer dansten.

Jim ging zitten en keek naar al dat fraais van de omgeving. Een havik zeilde statig door de lucht boven hem. Dromerig zoemen hing in het bos. Hij verbaasde zich nu niet meer dat mensen hier wilden gaan wonen en Molly scheen hem de rijpe vrucht van heel de schoonheid der verschillende seizoenen van een jarenlang verblijf in zo'n omgeving.

Nu hij er eindelijk tijd en gelegenheid voor kreeg, dankte hij God uit het diepst van zijn ziel voor de kans die hij hier gekregen had, voor zijn liefde en de rijke beloften daarvan. Het Westen had hem hard aangepakt, maar ook rijkelijk beloond. Hij had zijn leertijd gehad onder geestige en pittige cowboys en hij voelde dat hij tegen alle komende hardheden bestand zou zijn.

Hij was geen tenderfoot meer, hij was lang niet van gisteren. In de toekomst zou hij zijn onnozele schijn van hard werken kunnen verbergen onder een lach, zoals Curly Prentiss, als hij er tenminste in kon slagen, het masker van deze prins onder de cowboys na te doen.

Maar diens roekeloosheid en het jongensachtig verlangen naar avontuur alleen terwille van het avontuur, zijn zorgeloosheid en zijn grillige humeur - dit alles moest niet alleen onderdrukt worden bij Curly (zoals ook bij enkele anderen), doch helemaal opgeruimd worden. Zijn verantwoordelijkheid had zich vermenigvuldigd.

Jim worstelde met zijn veelvuldige falen zoals een hoefsmid worstelt met gloeiend ijzer. Wilde hij doorgaan met het bouwen van die afrastering, dan zou hij niet alleen iets van Curly Prentiss moeten zien te krijgen, maar ook iets van Slinger Dunn ; hij moest in elk denkbaar opzicht een Westerner worden om die lui volledig te begrijpen.

Dit was het helderste van zijn vele uren van stil zelf-onderricht.

De avond vond Jim terwijl hij de helling naar het kamp afdaalde. Nadat hij het kampvuur geroken had, zag hij een helder rookkolommetje opkrinkelen. Gezadelde paarden stonden in het kamp, met neerhangende teugels.

Hij versnelde zijn pas. Misschien waren de cowboys teruggekomen. Hij werd er zeker van toen hij het paard van Cherry herkende dat liep te grazen.

Doordat hij aan de achterkant van de hut naderde, kon hij niemand zien eer hij om de hoek was.

Maar hij had reeds een vrolijke lach en een diepe stem gehoord. Daar, op een bank voor de hut, zat oom Jim, de hand van Molly vasthoudend.

Jim stond als door de bliksem getroffen.

'Oom!'... Waar komt u vandaan!' riep hij.

'Hallo, jongen. Ik ben al even geleden met Locke komen aanrijden,' antwoordde Traft, terwijl zijn scherpe ogen Jim van hoofd tot voeten opnamen. 'Ik heb me niet eenzaam hoeven voelen, zoals je ziet.'

'Dat zie ik, ja,' antwoordde Jim droogjes, maar hij had een gat in de lucht kunnen springen van vreugde over wat hij zag.

Molly zag er helemaal niet uit alsof ze graag van oom Jim had willen wegvluchten. Haar zongebronsde wangen vertoonden een lieve blos.

Traft draaide de rug van Molly's bruine handje naar boven ; aan een vinger schitterde een diamant als een vrolijk en aangenaam verraad.

'Jongen, ik zie dat je je in schulden gestoken hebt om diamanten aan te schaffen,' teemde Traft senior.

'Eén maar... Heeft Molly het u verteld?' vroeg Jim.

'Wel, ze zei alleen dat jij haar deze gegeven had.'

Molly maakte zachtjes haar hand uit de zijne los.

'Als u me wilt excuseren... ik... ik moet naar Arch gaan kijken,' zei ze verlegen en liep weg. Traft keek Jim aan.

'Jij taartetende, hardhandige Missouri-held!' barstte hij uit.

'Ja?'' zei Jim hoopvol.

'Dokter Shields vertelde me eerst wat hier allemaal gebeurde,' ging de rancher voort. 'Daarom spanden Locke en ik het rijtuigje in en namen een paar paarden mee. We lieten ze achter bij Keech's waar... maar dat kan wachten.

' Curly vertelde me verder alles. En Bud hielp hem een handje Ik maakte een klein praatje met Slinger. En toen heb ik me over Molly ontfermd...

'Jim, je hebt het hem geleverd. Het winnen van de Diamond was al een heel karwei, maar nog niets bij het winnen van dat meisje. Het duurde maar een minuut of ik was zelf verliefd op haar en een uur om het hele verhaal uit haar te krijgen. Zij is van het echte Western-hout.'

'Ik... ik ben verschrikkelijk blij... dat u haar mag, oom,' zei Jim. Hij voelde zich zwak in de knieën worden en ging zitten.

'Dat is dan dat. We komen er later wel op terug... Ik heb ernstig nieuws voor je.'

'Oom, ik kan op het ogenblik niet meer verdragen,' zei Jim en voelde dat het waar was.

'Hump Stevens ligt bij Keech's vol kogelwonden, maar ik geloof niet zo ernstig als Slinger,' vertelde Traft. 'Ik heb hem naar Flag laten brengen. Up Frost kwam de avond tevoren naar de stad, helemaal kreupel. De verdoemde dwaas kwam eerst bij mij rapport uitbrengen voordat hij naar de dokter ging.'

'Oh! Dat geeft me meer opluchting dan verrassing. Ik begon me zorgen te maken. Wie heeft er op hen geschoten, oom?''

'Up vertelde me dat hij en Hump blindelings tegen een stelletje van de bende van Hash Knife opliepen, die druk bezig waren de afrastering kapot te knippen en er werd nogal gevochten. Hump gelooft dat hij er een van de bende doodde. Ze waren met vijven en toen ze wegreden, lag er een dwars over een zadel. Toen bracht Up nog Hump naar Keech's en reed verder naar de stad.'

'De Hash Knife-bende!' riep Jim nadenkend. 'De jongens praatten er al over. Curly zei altijd : , Wacht maar tot de Cibeque bij het werk is neergevallen. En let dan op! '... Oom, wie en wat is die Hash Knife-bende?''

'Hum! Dat is een hele hap, jongen. Een hele geschiedenis. De Hash Knife was vroeger de fijnste en bekendste fokkerstroep uit centraal Arizona. Dat is nu zo'n twintig jaar geleden afgelopen. Thans is het de overtreffende trap van de Cibeque ; een verzamelplaats van ruwe en harde hombres.

' De leider van de bende is een old-timmer, Jed Stone. Heeft nog voor mij gereden, jaren geleden. Hij vermoordde een van de beste voormannen die ik ooit gehad heb. En ik zou niet graag zeggen hoeveel mensen hij verder heeft neergeschoten...

'Nu, Jed en zijn bende erkennen geen baas en geen enkele gezag op de hele prairie ; ze hebben zelfs geen vaste verblijfplaats. Ze trekken als Indianen van kamp naar kamp en je kunt me geloven, ze hebben meer vlees van andere eigenaars gegeten dat de Cibeque-troep gestolen kan hebben.'

'Wat een smerige bende,' zei Jim.

'Je weet het ergste nog niet,' ging zijn oom verder. 'Luister, Jim. De laatste negen mijlen van je hele afrastering zijn neergehaald. En heel wat bomen zijn gesierd met het nieuwste handelsmerk van Jed Stone; een scherp hakmes dat diep in iets snijdt.'

'Wel, wat een brutaliteit!'

'Jim, die bende drinkt bij elke maaltijd zes koppen koffie om hun zenuwen te kalmeren, heeft Jed me eens een keer pochend verteld; als ze dat niet deden, zouden ze nog veel brutaler zijn. Je hebt nu met een heel wat gevaarlijker troep te maken dan de Cibeque was. Oud-cowboys, revolverhelden en veedieven! En je hebt nog zestig mijl afrastering voor de boeg. En die moeten dit jaar nog helemaal klaar zijn. Maar het is een feit dat ik meer dan tevreden ben. Ik ben ronduit trots op je, Jim.'

'Dank u, oom. Zo gauw als ik weet wat er met Slinger en met Molly gebeuren moet, gaan we direct weer aan het werk.'

'Ik wou je maar wat op de proef stellen, Jim. Je gaat niet meer aan die afrastering werken vóór het volgend voorjaar. Je snapt het nog niet. Die kant van de Diamond is in de winter werkelijk onbegaanbaar - en voor de winter zullen de koeien al naar deze kant gekomen zijn. Voordat de eerste sneeuw viel, zijn ze al beginnen te trekken.'

'Sneeuw!'

'Jazeker. Al twee voet hoog bij Tobe's Well en meer naarmate je zuidelijker komt. Je hebt geweldig geboft, jongen, maar stel je geluk niet té hard op de proef. Misschien keert Jed Stone voor de winter wel naar de woestijn terug - al zou dat welhaast te veel gevraagd zijn van je geluk.'

'Ai! Ik had er zo op gehoopt die afrastering klaar te hebben voordat de sneeuw begon te vliegen,' zei Jim haast klagend.

'Dat was een droom, jongen. En Locke en ik lieten je maar dromen...'

'Luister! Ik krijg een idee dat je wel zal bevallen, aangezien Molly Dunn zo hoopvol over haar broer sprak. Het lijkt wel alsof zij denkt dat jij een goede invloed op Slinger hebt. Nu, volg dat idee op. Als je Slinger Dunn kunt winnen voor de Diamond, nu, dan heb je je over de Hash Knife geen zorgen meer te maken. Jongen, dingen bedenken als dit, dat is nu pas het echte Westen.'

'Dat idee had ik zelf ook al een poosje, oom. Als ik hem alleen maar kan overhalen. Wel, Molly zou zingen van vreugde.'

'Goed dan. Laten we de koppen bij elkaar steken. We moeten Slinger eerst naar de stad zien te krijgen en Molly trouwens ook. Dan laten we haar ouders ophalen en houden die op de ranch... Ik zou dat kind niet te snel tot een huwelijk forceren, ik zou een jaartje wachten. Ze is in een heleboel opzichten wat achter en het zal goed zijn als ze eerst allerlei mensen ontmoet...'

'Geweldig! Oom, u bent de beste die er bestaat!' riep Jim, wild van enthousiasme. 'Molly kan naar school gaan, of misschien privé-lessen nemen - en wat kan dat pientere meisje niet leren in zes maanden tijd!'

'Misschien zal het je wat moeite kosten om Slinger hiertoe over te halen,' sprak Traft remmend. 'Ik heb een uurtje geleden even met hem zitten praten. Hij heeft beslist maar één zwakte en dat is Molly. En misschien heeft hij er in zijn hart nog een - en dat zou een ranch zijn. Speel die kaarten goed uit.'

'Ranch?'' vroeg Jim begerig.

'Zeker. Toevallig ben ik ook eigenaar van de Yellow Jacket. Die beslaat een groot wild stuk land met slechts een paar duizend stuks vee. Ik nam hem niet lang geleden van Blodgett over. Er wordt nogal wat gestolen daarginds. Maar het is een fijne winterranch. Precies de plaats waar de Diamond-ploeg de komende zes maanden zou moeten zitten. Jij praat Slinger de Yellow Jacket aan. Vertel hem dat je hem als compagnon wilt nemen met gelijke winstdeling, op voorwaarde dat hij zich bij de Diamond aansluit. Dat zal hem vangen, tenzij jij en Molly hem allebei verkeerd beoordelen.'

Jim stond bevend op en legde een hand op zijn ooms schouder.

'Oom Jim!... Dus dit is een van de dingen die u zo'n groot Westerner gemaakt hebben? O, ik heb er al heel wat over gehoord!... Ik zou niets meer in de wereld kunnen verlangen... tenzij...' Hij stikte bijna in zijn laatste woorden en holde om de hut heen om binnen te vallen bij Slinger en Molly.

Slinger zat half overeind en leek al veel beter, vooral doordat een van de jongens hem geschoren had en zijn gezicht weer wat kleur had gekregen.

Jim slikte hard en moest zich tot kalmte dwingen. Hij durfde niet naar Molly te kijken.

'Hallo, Slinger! Je schijnt het prima te maken!' Ik ben reusachtig blij. Kun je een praatje hebben?''

'Mij best, als jij het praten voor je rekening neemt,' zei Slinger. 'Molly is zowat uitgepraat zonder dat ik iets heb hoeven zeggen.'

Daarop ging Jim naast Molly zitten; hij nam er de tijd voor.

'We zullen je pronto naar Flagerstown brengen,' begon hij.

'Zeg eens, daar verlang ik helemaal niet naar. Ik zou alleen maar recht in de armen van Bray lopen. En het is een feit dat ik nog een beetje ziek ben.'

'Sheriff Bray zal helemaal niet in je buurt komen,' stelde Jim hem gerust. 'Alleen maar dokter Shields. We nemen Molly mee en gaan rechtdoor naar de ranch van oom Jim. En laten dan je vader en moeder daarheen halen...

'Zie je, Slinger, het zit zó. Molly en ik wilden trouwen, met een jaartje of zo en je weet dat ze een verdraaid lief kind is. Zelfs nog veel te veel kind.

'We wilden haar niet naar de Cibeque terug laten gaan - behalve natuurlijk voor bezoekjes - en jij hoort ergens te zijn waar je haar voortdurend in het oog kunt houden.'

'Dat geloof ik waarachtig ook,' beaamde Slinger.

'Fijn. Ik dacht wel dat je het daarmee eens was. En nu is er nog een ander punt. Ken je toevallig de Yellow Jacketranch?' 'Die ken ik zeker.'

'Wat is het voor plekje?''

'Wel, nog geen ding om direct op te pochen... Nog slechts een hut met wat kralen. Maar God, wat een land!' Water en gras en hakhout!'

Jim had werkelijk niets meer nodig dan de blik uit Slingers ogen.

'Die heeft oom aan mij overgedragen, zoals het hele ding reilt en zeilt,' lachte Jim. 'Maar met slechts een drieduizend stuks vee... Nu, Slinger, ik wou dat je met me meeging - als mijn compagnon, om van die Yellow Jacket een fatsoenlijke ranch te maken.'

Hij zag Dunn voor zijn ogen vuurrood worden.

'Molly, is die man van je hier dronken of gek?'' vroeg hij haar.

'Ik... ik weet het zelf niet, Arch,' hakkelde zij. 'Maar ik geloof dat je hem kunt vertrouwen.'

Jims gedachten namen door zijn enthousiasme nog hogere vlucht.

En tevens werd zijn enthousiasme nog wat aangewakkerd doordat een kleine bevende hand tussen zijn handen gleed.

'Natuurlijk zit er een voorwaarde aan het aanbod, Slinger. Die zijn er altijd bij zakelijke overeenkomsten. Het is vast een reusachtige kans voor je - om niet te zeggen hoe prachtig het voor Molly is. Maar ik ben nogal zelfzuchtig, wat dat betreft. Je bent naar mijn gevoel dat compagnonschap meer dan waard, vooropgesteld dat je mijn voorwaarde aanneemt.'

Jim voelde hoe een tweede kleine hand langs zijn rug naar zijn schouder kroop.

'Hm. En hoe luidt die voorwaarde, Jim Traft?'' vroeg Dunn.

'Ken je toevallig ook een zekere Jed Stone?'' wedervroeg Jim.

'Dat zou ik waarachtig wel denken. Jed en ik hebben tegen elkaar getrokken, nu zowat een jaar geleden. Ik geloof dat we allebei zo bang waren dat we allebei misten. Maar sindsdien heb ik hem niet meer ontmoet.'

'En ken je zijn Hash Knife-bende?''

'Beter dan een van je knullen van de Diamond.'

'Nu, Jed en zijn Hash Knife sneden de laatste negen mijl van onze afrastering stuk. En hij sneed zijn merk in een stel bomen. Volgend voorjaar gaan we opnieuw aan het werk, Slinger. Om die omheining klaar te krijgen en te zorgen dat ze blijft staan, heb ik jou nodig! Gesnapt. Wil je meedoen met mij en met de Diamond?''

'God nog toe! Geef me alleen maar de kans!' zei Slinger schor.

'Hier is mijn hand. En daarmee is er een eind aan alle kwaad bloed tussen ons.'

Toen Jim zijn hand uitstak, moest hij natuurlijk de kleine hand die tussen de zijne lag, en die zich strakker en strakker om zijn vingers had vastgeklemd, loslaten.

Plotseling, terwijl hij Slingers hand beet had en stevig drukte en hun ogen elkaar aankeken met het begrijpen van mannen onder elkaar, ging die kleine hand vóór hem omhoog en vond de andere kleine hand die achter hem was.

Hij had reeds alle reden om te weten dat die kleine handen sterk waren en hij kreeg er thans nog eens het bewijs van.

Bovendien bleven Molly's armen onscheidbaar aan die handen.

'Missouri Jim,' fluisterde zij.

En tussen Jim en Slinger, terwijl hun handen elkaar nog vasthielden, verscheen een bleek klein gezichtje met vochtige ogen, die hartstochtelijke dankbaarheid uitstraalden - en met rode, van elkaar gescheiden lippen, die hoger en hoger kwamen...

EINDE