HOOFDSTUK 6

Er verliep een week voordat de mannen van de Diamond thuis kwamen.

Jim benutte die tijd zo goed mogelijk. Hij was bij de dageraad op en werkte tot zonsondergang. Hij ging vaak naar Ring Locke om raad en hulp en Locke betoonde zich een welwillend mentor. Jim vond veel bemoediging in zijn gesprekken met hem.

Het had er de schijn van dat hij zijn oom nooit zag, tenzij hij toevallig tegen hem opliep. In plaats van slechts één paard helemaal te dresseren voor zijn privé-gebruik, maakte hij kennis met alle paarden van de ranch, waarbij hij er niet op lette hoeveel builen en schrammen hij opliep, voordat hij elk dier zijn meesterschap had laten erkennen. Hij leerde elk hoekje van de directe omgeving van de ranch kennen.

Hij merkte heel goed dat hij voor iedereen een belangwekkend voorwerp was, dat men nieuwsgierig bekeek, vooral ook de meisjes. Hij trad iedereen beleefd en hoffelijk tegemoet, zonder kruiperig of bang te doen.

Op een morgen keerde hij terug van een worsteling met een heel wilde hengst, toen een knecht op hem toestapte en zei: 'Boss zegt dat de Diamond-troep thuis is en op je wacht.'

Jim liet hen een poosje wachten totdat hij helemaal vuil en smerig was. Toen hinkte hij om de kralen heen. Zijn oom was niet tussen de mannen die bij het laatste slaaphuis op een kluitje stonden; echte ruwe cowboys zo te zien. Ongetwijfeld was die vlug weggelopen toen Jim om de hoek kwam. 'Ik wed dat hij zich ergens zit te verkneukelen,' mompelde Jim.

Hij liep op de groep jongemannen toe en constateerde onderwijl reeds dat het een opmerkelijke groep was. Oppervlakkig gezien hadden ze een sterke overeenkomst, bij nader toezien waren ze toch heel verschillend.

'Hoe gaat het, jongens,' zei hij kortaf, toen hij vlak voor het troepje stilhield. 'Dus jullie zijn de Diamond-troep, waarover ik de baas ben?'... Nu, ik ben geen cent méér blij om jullie te zien, als jullie zijn om mij te zien.'

De meesten beantwoordden de groet met een knik of een woord. Jim merkte dat hij niet helemaal de juiste waarheid had gezegd, want hij onderging beslist een prikkeling van opwinding toen hij de jongens goed bekeek. Ze schenen geen van allen van zijn leeftijd, noch van zijn breedte, hoewel er enkele even groot waren als hij. Lenige en sterke lichamen, een beetje gebogen benen, smalle ronde heupen en brede schouders ; magere maar scherpe gezichten die door de zon gebronsd waren en waarin scherp glurende ogen flitsten, vormden ze een op zichzelf staande klasse.

'Wie was jullie laatste voorman?' vroeg Jim.

Na enige aarzeling kwam er een antwoord : 'Jan Blue.'

'Is hij niet meer bij jullie?''

'Geloof dat niemand hem ooit meer gezien heeft.'

'Waar is hij?''

'Wel, als hij is waar hij hoorde te zijn, dan is hij in de hel,' klonk het veelzeggend.

'Hoezo?'' snauwde Jim.

'Jan werd vorige maand bij de Diamond neergeschoten.'

'Neergeschoten!'... was het een ongeluk?'

'Voor hem wel. Maar wie het ook deed, hij scheen verdraaid goed te weten wat hij deed.'

Jim deed geen moeite om de schok die dit bericht hem gaf, te verbergen, maar noteerde in zijn geest meteen een factor die zijn oom hem niet had meegedeeld.

'Wie van jullie is het langst bij mijn oom geweest?'' vroeg hij.

'Hump Stevens hier, was de eerste van de Diamond-troep. Zes jaar geleden, niet, Hump?''

'Zo ongeveer,' teemde een tanige jonge cowboy met afhangende schouders.

'Dan zou Stevens eigenlijk voorman hebben moeten zijn,' zei Jim. 'En na hem ieder van jullie in volgorde van diensttijd. Goed, laten we elkaar nu en hier direct goed begrijpen. Ik ben zeker niet zo erg gebrand op dit baantje en vind dat ik de laatste knul op aarde ben die het zou kunnen vervullen. Maar mijn oom heeft het me nu eenmaal opgedragen. En ik wil het niet houden zonder dat ik het verdien. En dat betekent hard en goed te werken van het begin af aan.'

Neutrale, maar ietwat verraste gezichten keken Jim aan. Het viel onmogelijk te zeggen of deze cowboys onder de indruk van zijn woorden waren gekomen. Ze zouden wel vinden dat hij loog.

'Je kunt tot maandagmorgen uitrusten,' zei Jim kortaf. En nog voordat hij zich omdraaide, zag hij dat zijn eerste order met prettige verrassing ontvangen was.

 

Zaterdagavond ging hijzelf naar de stad en voor hij daar goed en wel binnen was, hoorde hij al dat de mannen van Diamond erg sterke verhalen verteld hadden. Jim lachte erom. Maar toen hij ze nog enkele keren, steeds sterker, hoorde vertellen, verging het lachen hem. Vooral toen hij miss Blodgett in een winkel trof, een meisje met hazelkleurige ogen en gezellige sproeten, dat hem al enkele keren had doen denken aan de woorden van zijn oom, werd hij achterdochtiger.

'Ik ontmoette Curly Prentiss in het postkantoortje,' vertelde het meisje.

'Wie is dat?'' vroeg Jim, hoewel hij al een vermoeden had. 'Ken je Curly nog niet?'' kaatste zij vrolijk terug. 'Nu, hij is een van je Diamonds.'

'O, juist, ja. In feite ken ik ze nog geen van allen. Was er iets bijzonders met die ontmoeting met hem?''

'Niet beslist... voor Curly. Hij heeft vroeger voor ons gereden. Fijnste cowboy van de wereld. Maar als hij drinkt... wel, dan raakt zijn tong wat los.' 'Denk dat hij het dan wel over mij had?'' 'Wis en waarachtig... Mr. Jim, heb je iemand die voor je naar huis kan schrijven, naar je moeder en zusters?''

Jim keek haar wantrouwig aan. Deze meisjes in het Westen zijn al even diep als de cowboys, vond hij.

'Je bedoelt over wat er gebeuren moet met mijn stoffelijk overschot?' teemde hij. 'Bedankt, maar ik kijk wel uit dat zo'n brief niet nodig is. Ik ben dol geworden op mijn nieuwe werk. Ik ben van het Westen gaan houden en van haast iedereen die er woont. Goedemiddag, miss Blodgett.'

Naar buiten stappend mompelde Jim in zichzelf: 'Verdomd nog toe, ze zijn allemaal op mijn scalp uit, zelfs de meisjes. We zullen ze wat anders laten zien.'

Hij ging een saloon binnen om wat rookwaar te kopen. Scherp rondkijkend zag hij een jongen die hij als een van zijn cowboys herkende, bezig bij het potspel. De jongen bloosde ineens, kwam naar hem toe en sprak haastig : 'Boss, ik heb niets gedaan.'

'Wie zei van wel?' vroeg Jim, beseffend dat de jongen zijn scherpe kijken verkeerd had begrepen. 'Zoek je Curly?'' 'Ja,' zei Jim als bij inspiratie.

'Sheriff Bray brengt hem juist naar de cel. Eerlijk, boss, Curly gedroeg zich volkomen netjes, maar de sheriff heeft nu eenmaal de pik op de Diamond-troep. En Curly...' de jongen kwam vertrouwelijk wat dichter bij Jim staan, 'Curly had wat op en was een beetje luidruchtig. Dat was voor Bray een kans die hij anders nooit zou krijgen. Die sheriff is een patser, boss. Hij heeft nog nooit iemand van ons in de cel durven gooien.' 'Waar is die ergens?'' vroeg Jim. 'Rechtdoor de straat uit.'

Jim haastte zich weg, ofschoon hij nog onzeker was over zijn eigen positie. Hij hield niet van de sheriff, die hij een paar keer ontmoet had en die helemaal geen gunstige indruk op hem had gemaakt ; hij hield evenmin van het idee dat een van zijn jongens in de bajes zat. Vlak bij de overweg van de spoorlijn door de straat zag hij de sheriff, die een tegenstribbelende cowboy voortsleepte, en door wat mensen gevolgd werd.

'Wacht even, sheriff!' riep Jim hem toe. 'Je hebt een van mijn mannen gearresteerd. Welke beschuldiging heb je tegen hem?''

'Ah, dat is de jonge Mr. Traft,' zei de dikke sheriff. 'Wel, deze jongen werd me een beetje al te luidruchtig naar mijn zin en dus neem ik hem mee.'

'Curly, wat heb je uitgevoerd?'' vroeg Jim, zich nu naar de Cowboy richtend.

'Boss, ik zong alleen maar,' verzekerde Curly. 'Deze platvoet hier zingt in het koor en vindt dat hij de enige is die mag zingen.'

'Je mag in de cel zoveel zingen als je wilt,' zei de sheriff met een valse gloed in zijn ogen.

'Bray, ik geloof dat je Curly beter niet kunt inrekenen,' zei

Jim. 'Laten we een eindje uit deze drukte gaan en ik breng Curly wel langs een omwegje weg.'

'Zeg, voor een tenderfoot zit je wel wat hoog te paard,' snierde sheriff Bray, al zag Jim aan zijn houding dat hij begon te twijfelen.

'Juist, Bray,' zei Jim en pakte Curly bij een arm. Curly's gezicht toonde eveneens hoezeer hij verbaasd en verrast was, een dergelijke kampioen getroffen te hebben.

'Bray, er heeft nog nooit een van de Diamond-jongens in de gevangenis gezeten,' begon hij nu ook te protesteren. 'Het is een schande.'

'En ik sta voor hem in,' voegde Jim er aan toe.

'Prentiss, je komt mee,' zei de sheriff ruw.

Jims bloed werd warm. Hij herinnerde zich dat zijn oom ook weinig ophad met Bray. Hij trok Curly aan zijn arm los. Hij plaatste zich tussen de twee mannen.

'Als je werkelijk een beschuldiging tegen Curly hebt in te brengen, zal ik niet protesteren. Maar hij is niet eens dronken.'

'Dan arresteer ik jullie beiden wegens verzet tegen het gezag,' dreigde Bray, terwijl zijn hand naar zijn holster ging.

Jim zag het en volgde de handbeweging met zijn ogen.

'Dus je wou gaan schieten,' sprak hij spottend.

'Boss, laat maar, blijf er buiten.' Jim hoorde werkelijk zorg, maar ook iets dreigends in Curly's stem. 'Dit is niet langer grappig.'

'Nee, Curly, ik ben verantwoordelijk voor je.'

Bray was eensklaps van houding veranderd, kennelijk had hij de dreiging in Curly's stem begrepen.

'Nu, Traft, dan laat ik hem aan jouw verantwoording over,' knorde hij. 'Maar ik zal je een tip geven. Curly zelf vertelt tegen I iedereen dat de Diamond-troep niet leuk meer is.'

'Dank je, Bray. Ik beschouw dit als een compliment voor mij. Kom mee, Curly.'

Zwijgend liepen Jim en Curly enkele blokken ver, totdat Jim op een hoek bleef staan.

'Curly, wil je nu teruggaan naar de ranch?' Ik zou wel met je meegaan, maar heb nog wat te doen.' 'Boss, is dat een bevel?'' vroeg de jongen. 'Nee, ik vraag het je.' |

'Dan ga ik niet.'

'Goed. Dan maak ik er een bevel van. Ga je nu?'' 'Natuurlijk. De Diamond is nooit ongehoorzaam aan bevelen,! Maar waarom heb je die list nu uitgehaald?'' 'List?' Ik heb je alleen buiten de cel gehouden.' 'Zeker. En de hele bende zal gebeten op me zijn.' 'Curly, ik begrijp je helemaal niet,' zei Jim. 'Ze zullen me niet meer kunnen pruimen, als ik een vriendje van zo'n tenderfoot-boss ben.'

Er begon iets in Jim te dagen. De grote cowboy scheen gekweld door Jims kleine dienst. Hij keek Jim haast afkeurend aan.

Toen legde hij zich kennelijk bij de feiten neer en liep traag weg in de richting van de stal. Jim ging op weg voor zijn verschillende boodschappen, voldaan over zijn eerste persoonlijke! treffen met een van zijn jongens. Het viel hem op dat de stad drukker en drukker werd, de paardestangen raakten vol met dieren die! hij goedkeurend opnam.

Jim wilde het hotel binnengaan waar hij zijn oom zou treffen om samen naar huis te rijden, toen hem de weg versperd werd door een van zijn cowboys, terwijl twee anderen zich terugtrokken.

'Excuseer me, Mr. Traft. Ik ben Hack Jocelyn en wou je even spreken.'

'Ben je niet een van mijn cowboys?'' vroeg Jim. 'Ik reed in de Diamond-troep, als u dat bedoelt,' zei de man. 'Maar ik weet niet zeker of ik dat zal blijven doen.'

'Wel, je moet nooit doen wat je niet prettig vindt. Wat wil je eigenlijk?'' Jocelyn scheen Jim te wegen.

'Ik was bij Babbit in de zaak en daar vertelde iemand me dat er een wagonlading prikkeldraad op weg was. Naar onze ranch. Voor de Diamond. En ik noemde de vent een leugenaar.'

'Dan zul je je verontschuldiging moeten aanbieden. Die lading was voor de Diamond en zal door andere gevolgd worden.'

< Loop naar de duivel!' kreet de cowboy. 'En waar is dat voor bedoeld?''

'Er staan de Diamond enkele nieuwe ervaringen te wachten,' verklaarde Jim droogjes. 'En een ervan is het bouwen van een afrastering.'

'Haha!' Haha!' lachte de cowboy. 'Hoor me zo'n fatje van een tenderfoot, als voorman voor het bouwen van een afrastering!' Hij deed alsof hij de opmerking tegen zijn twee makkers maakte, maar Jims hand draaide hem meteen terug als een tol.

'Noemde je me een fatje en tenderfoot?' vroeg hij. Ondanks zijn kwaadheid had hij gezien dat de cowboy ongewapend was, anders had hij anders moeten optreden.

Jim sloeg hem neer. Zonder aan enige consequentie te denken. Hij had het baantje dat zijn oom hem bood, aangenomen en moest het volbrengen.

'Jocelyn, je bent ontslagen,' teemde hij even koel als de ander gesproken had. 'Maar als je naar de ranch komt en me je verontschuldigingen aanbiedt, zal ik je misschien weer aannemen.'

'Pak maar liever een revolver als ik kom,' zei de man dreigend. 'Hou je kop dicht als je niets verstandigs weet te zeggen,' zei Jim verachtelijk. 'Je beledigde me. En als je niet mans genoeg bent om je woorden waar te maken, is er geen plaats voor je op de Diamond.'

De twee vrienden trokken Jocelyn weg, waarop Jim het hotel binnenging. In de deur zag hij zijn oom en Ring Locke staan, die alles gezien moesten hebben.

'Hallo!' Zeg, het spijt me, maar de vent bracht mijn bloed aan het koken,' zei Jim berouwvol. 'Kom binnen,' sprak zijn oom e toen ze buiten gehoor van derden waren, ging hij verder: 'Man, ik stikte bijna van de moeite om niet te juichen, zoals je die vent zijn bluf beantwoordde.' 'Oom!' riep Jim verrast.

'Jongen, de enige fout die ik in je ontdek, is dat je te vlug en te veel praat. Dat zal je nog eens in moeilijkheden brengen. Wat leg jij ervan, Ring?''

'Het is half om half,' zei Ring Locke hoofdschuddend. 'Ik zou zeggen: meer goed dan kwaad. Als de nieuwe voorman had toegegeven, kon hij wel inpakken. Ik zou zeggen dat de jongens Hack hebben opgestookt. Als dat zo is, zal hij suikerzoet terugkomen en zijn baantje terugvragen. Zo niet...'

'Ring, ik wed om al wat je wilt dat hij morgen naar de ranch komt,' zei Traft.

'Of hij pakt zijn pistool en schiet hem neer, zoals die troep al negen of tien lui heeft neergeknald in de laatste zes jaar,' vulde King Locke aan.

'Nee,' zei Jim junior, 'vertel me niet dat die aardige jongens al moordenaars zijn.'

'Je bent in het Westen,' zei zijn oom. 'En als twee mannen ruzie krijgen en een trekt zijn wapen, dan wordt het geen moord genoemd als de ander hem neerschiet. We kunnen de ranch nu eenmaal niet drijven zonder cowboy's - en dat kunnen in dit land geen zoete en halfzachte jongetjes zijn.'

De hele weg naar huis zat Jim na te denken over het leven waarin hij terechtgekomen was en hoe hij zich daarin staande zou houden.