HOOFDSTUK 13

Jim Traft lag uit te rusten op een zacht bed van geurende dennenaalden achter een stevige spar en wachtte op de gong voor het avondmaal ; zonder opzet hoorde hij een gesprek dat beslist niet voor hem bestemd was.

'Noppes, je hoeft op mij niet meer te rekenen,' hoorde hij Curly Prentiss tegen iemand zeggen. 'Ik doe niet meer mee aan streken tegen de boss.'

'Maar Curly, we vinden allemaal dat je lang niet op je best was toen hij je neersloeg,' zei Uphill Frost.

'Hoezo?''

'Wel, je was nog half dronken. En je weet hoe de drank je slap maakt. En je beschouwde het allemaal als een grap. Je was niet echt kwaad.'

De stilte die op deze woorden volgde, bewees dat de vleierij toch wel inwerkte op Curly.

'Maar verdorie,' sprak hij even later, 'hij raakte me gemeen op mijn neus en zag hoe me dat pijn deed en toen bleef hij daar maar op timmeren. En dat zal hij met jou precies eender doen, Up. Hij zal merken dat je niet tegen een stomp op je maag kunt en dan juist daar raken. En jij, Jack Way, de hemel weze je genadig als jij tegen de boss zou durven vechten. Je zit vol zwakke plekken. En je zult gillen, elke keer als die vuisten van hem je raken. Daar verwed ik een maandloon om.'

'Maar dat zeggen we toch juist,' vond Way. 'Iemand moet hem een pak slaag geven en dat kun jij alleen. Anders is het met de Diamond-ploeg gedaan.'

'Dat zegt Hack Jocelyn ook en dat is een man die van wanten weet.'

'Je zou verstandig doen niet naar Hack te luisteren,' zei Curly zachter. 'Hij is op herrie uit. Hij is gek op Molly Dunn en woest over die geschiedenis in Flagerstown. Vandaag of morgen zal hij echt met de boss aan het vechten slaan en dat wil ik liever niet zien. Hoe graag ik ook zie dat hij flink afgetuigd wordt.'

Druk redenerend gingen de cowboys heen en Jim Traft voelde /ich geamuseerd en op een eigenaardige wijze verheugd. In geen weken had hij iets gehoord wat hem zo bemoedigde, al was de voortgang van de afrastering ook nog zo voorspoedig. Hij voelde dat zijn hele lichaam gehard was en thans tegen alles bestand geworden ; hij zou bij wijze van spreken de hele omheining verder alleen af kunnen maken.

De etensgong verstoorde zijn gedachtengang. Hij stond op, liep door het bos en kwam van de andere kant het kamp binnen, zodat de cowboys geen vermoeden konden krijgen dat hij hun gesprek gehoord had.

'Spijtig dat ik jullie babbeltje stoor, jongens,' zei hij met zwaar sarcasme. 'Maar ik kan mijn maaltijden niet overslaan om jullie rustig te laten praten. Over mij, denk ik.'

'Boss, je vleit jezelf,' zei Bud Chalfack.

'Soms wel, maar nu niet, geloof ik,' zei Jim, langs de maskerachtige gezichten kijkend. 'Hack kijkt zo onschuldig en onverschillig. Maar de rest van jullie lijken me kwaad.'

'We spraken alleen over de afrastering,' zei Frost, 'en dat we nog steeds vinden dat je de verkeerde richting aanhoudt hier in het bos.'

'Nu, we komen morgen uit het bos weer op open land. En dan zal ik jou en Jack voor een paar dagen de gaten voor de palen laten graven.'

Luid vreugdegeloei begroette de laatste opmerking. Toen dat uitgestorven was, vloekten Uphill en Jackson de lucht rond het kampvuur blauw. Hoewel dat geen uitzondering was, deed Jim thans of het hem ergerde.

'Hou je smerige monden dicht,' beval hij. 'Als je kwaad bent, hoef je nog niet zulke gemene woorden te gebruiken.'

'Wat!' riep Uphill. 'Is dit hier geen vrije prairie meer?' Mag ik mijn mond niet meer opendoen?''

'Waarom gebruik je hem niet om te eten?' Het eten staat voor je en we hebben allemaal honger.'

'Hoor je dat, Jack,' brulde Up in echte of goed geveinsde woede.

'Wis en waarachtig!' verzekerde Jack.

En daarop brak het tweetal weer uit in een reeks vloeken en verwensingen. Jim stond op en sloeg hen beiden welbewust midden op de mond, waarmee direct stilte intrad.

'Na het eten wil ik jullie alle genoegdoening geven die je maar wenst,' zei hij en ging zitten.

Uphills gezicht was vuurrood van woede die thans echt was. Jackson Way boog zich over zijn bord en keek als een jongen die iets onverwachts beleeft en schrikt. De stilte werd verbroken door Hack Jocelyn.

'Dus zover is het met de Diamond gekomen!' riep hij minachtend. 'Mijn God!' Geen wonder dat we hét gesprek van de hele streek zijn.'

Jim keek zijn enige werkelijke vijand recht in de ogen.

'Wat een oude koek, Hack. Zou je niet eens iets nieuws kunnen bedenken om te kankeren?' Dat zou misschien grappiger zijn. Probeer eens origineel te worden.'

Hoewel Jim luchtig, haast onverschillig had gesproken, was zijn stem scherp als een mes. Zijn opmerking viel als een deken over het hele gezelschap. De cowboys keken naar Hack, hoe hij die pil zou slikken. Jocelyn werd bleek en boog zich over zijn bord.

Uphill Frost beëindigde zijn maaltijd sneller dan gewoonlijk en maakte meteen voorbereidingen voor het gevecht. Jim Traft zei:

'Bud, jij bent mijn secondant. Bind me de handschoenen stevig vast.'

'Wat?' Waarom handschoenen?'' vroeg Up verbaasd.

'Het zijn hele zachte. Ik wil je niet te veel pijn doen,' zei Jim lakoniek.

'Wat je zegt! Laat me eerst kijken. Je kunt er wel een hoef of een spijker in verborgen hebben,' zei Up brutaal. 'Ik zal het wel met mijn blote handen afdoen.'

'Opschieten dan maar,' zei Jim zakelijk. 'We moeten nog werken, weet je.'

Na een paar schijnbewegingen rende Up als een stier op Jim toe, die eerst zijn linkervuist naar boven bracht en toen met de rechter hard toesloeg. Het kwam aan. Up was buiten adem.

'Hoei!' joelde Curly.

'Boss, denk eraan dat zijn eten er dadelijk uit komt,' waarschuwde een ander.

Up herstelde zich. Jackson Way riep hem aanmoedigend toe. Jocelyn stond op een afstandje een sigaret te roken en deed of hem hem niet aanging. Jim deed niets anders dan zijn tegenstander in de maag en öp het gezicht raken, hem onderwijl allerlei beledigingen toevoegend in onvervalste cowboy-taal. Tenslotte ontving Up zo'n slag tegen zijn maag dat hij dubbel sloeg als een zakmes.

'Heb je genoeg?'' vroeg Jim.

'Meer dan genoeg,' hijgde Uphill. 'Het was stom van me om je tegen te werken, boss. Hier is mijn hand, als je wilt.'

'Nu, Jack, jouw beurt,' zei Jim vrolijk. 'Kom je medicijn halen, of maak je verontschuldiging.'

Jack wist dat hij het evenzeer zou verliezen, maar zag toch nog kans om Jim een bloedneus te slaan voor hij het moest opgeven.

'Boss, werk het verder maar af met Hack,' hijgde hij tenslotte. 'Ik heb mijn portie wel beet.'

'Dat is een idee,' zei Jim snel. 'Wat zeg je ervan, Hack?' Je bent al die maanden al even gemeen geweest. Je bent een bonk vergift, zonder dat ik je ooit iets in de weg gelegd heb.'

Maar Jocelyn ontweek ditmaal liever het gevecht, al was het duideiijk dat de breuk tussen hem en Jim nu definitief was.

Jim hoopte van harte dat de man zijn vaak geuite bedreiging maar waar zou maken en verdwijnen. Zowel Bud als Curly hadden Jim gewaarschuwd dat Hack zijn eigen tijd zou kiezen en iets gemeens van plan was, al wisten ze geen van beiden wat dat precies zou zijn.

Het werd weer zaterdag en een paar van de jongens gingen naar Flagerstown. Hack was reeds in alle vroegte alleen weggereden en Bud kwam vertellen dat zijn sporen naar het zuiden wezen.

'Die is naar West Fork,' zei Curly.

'En als we daar ook eens heen gingen,' stelde Bud voor. Curly keek vragend naar Jim.

'Dat was geen slecht idee,' vond Jim, die zich moest dwingen om niet met hen mee te gaan.

Dit weekend werd het langste dat Jim beleefd had sinds hij in Arizona was aangekomen. Hij zat op spelden tot zondagavond laat, toen Bud en Curly terugkeerden. Met teleurstellende berichten ; ze hadden Hack Jocelyn niet gezien en wisten niets te vertellen over Slinger en Molly Dunn.

Wel hadden ze veel meer vee gezien dan te verwachten was geweest, en veel dode dieren, die echter beslist niet door andere beesten gedood waren doch door mensen.

Jim was te zeer teleurgesteld niets over Molly te horen, dan dat hij dieper op die dode koeien in ging. Alleen de volgende morgen, toen hij met Bud ver van de anderen was, vertelde Bud dat hij Molly in het dorp gezien had en vond dat ze er liever dan ooit uitzag.

Schoorvoetend kwam toen ook het nieuws over Hack eruit: het hele dorp wist te vertellen dat Hack Jocelyn in verbinding stond met de troep van de Cibeque.

Hack Jocelyn kwam pas maandagavond laat het kamp binnenrijden. Dat was tegen alle regels en Jim voelde dat al zijn mannen gespannen afwachtten hoe hij daarop zou reageren.

Zonder zich op te winden sprak hij langzaam en duidelijk slechts de waarschuwing : 'Hack, als je nog één keer een maandag wegblijft, kun je helemaal en voorgoed wegblijven, want dan ben je ontslagen. Goed verstaan?''

'Ik ben niet doof, mister Traft,' zei Jocelyn beledigend-beleefd. Hij at alleen onder het zwijgend toezien van de anderen.

 

De afrastering groeide mijl na mijl en het kamp werd keer op keer verplaatst. Jocelyn ging nog drie zaterdagen naar West Fork, maar kwam steeds zondagavond terug. Het tweede weekend gingen Bud en Curly samen op stap, kennelijk met een welbewuste bedoeling, waarnaar Jim slechts kon raden.

In begin augustus vierde Jim Traft het feit dat de omheining langs de Sycatnore Canyon klaar was gekomen, door het aanplakken van de bekendmaking dat hij geen vee meer zou opeisen dat ten zuiden van de canyon of ten westen van de afrastering zwierf. Dat bleek een goede strategische zet, die door alle cowboys werd toegejuicht, behalve door Jocelyn. Al was die er wel door verrast. Jim won niet alleen de sympathie van zijn cowboys - behalve Jocelyn - maar ook van de kleine boeren uit de streek die hem kwamen bezoeken en danken.

Toch kwam half augustus het eerste teken van tegenwerking ; op een morgen lagen hele stukken van de laatst gebouwde heining kapotgesneden op de grond. Het draad was hopeloos door elkaar verward en er lagen talrijke posten verbroken naast de gaten. Twee dagen werk waren in een nacht verwoest.. Jim vond een kleine troost in de kwaadheid van zijn cowboys. Anderzijds schrok hij ietwat, nu hij voor het eerst zag dat de voorspelling van zijn oom bewaarheid kon worden.

'Boss, laat mij de paardesporen volgen,' smeekte Curly Prentiss opgewonden. 'Ik heb binnen twee dagen achterhaald wie dit gedaan heeft. We moeten meteen ingrijpen, anders zal zo iets veel vaker gebeuren. Bud en ik zijn het eens dat dit werk is van de Cibeque-troep, al kunnen we nog niet bewijzen.'

'Prentiss,' viel Jocelyn snijdend in, 'ik geloof dat je wel weet hoe ongezond het is om namen te noemen als je geen enkel bewijs hebt.'

'Hack, één ding kan ik wel bewijzen, pronto.'

'En dat is?''

'Dat jij een gemene leugenaar bent, Hack!' zei de jongen hartstochtelijk.

Jim kwam tussenbeide en stuurde Curly weg, om nieuwe vechtpartijen te voorkomen.