HOOFDSTUK 7

Zondagnamiddag zaten Jim en zijn oom op de veranda, toen zijn oom hem wees op een cowboy, die naderbij kwam uit een richting waar hij niet te zien was vanuit de slaaphuizen.

'Bud Chalfack,' grinnikte senior.

'En wie is die Bud?'' vroeg junior.

'Je zult het gauw genoeg zien. Hij is de vredestichter van de troep. De diplomaat, de sluwste en koelste vent van heel de troep. Als iemand moeilijkheden heeft, is Bud de man die ze gladstrijkt.'

'Avond, Mr. Traft ; avond boss. Mag ik gaan zitten?'' sprak de krombenige man toen hij de veranda op kwam stappen.

'Natuurlijk, Bud,' zei senior vriendelijk. 'Je ziet er wat slapjes uit, vind ik. Wat zit je dwars?' Te veel stad?''

'Slapjes?' ik zou nog niet rechtop kunnen blijven zitten op een bank, laat staan een paard. V/e zijn de hele dag bezig geweest met Hack. Je zou de rest moeten kunnen zien. Helemaal gevloerd.'

'Is Hack hier?' vroeg Jim rustig.

'In het slaaphuis. Hij heeft me gestuurd.'

'Waarom komt hijzelf niet?''

'Wel, in het begin wilde hij niet en ik vrees dat hij nu niet meer kan.'

Buds ernstige en onschuldige gezicht was even een andere kant uit gericht en Jim en zijn oom gaven elkaar een knipoog ; alles scheen goed te lopen.

'Waarom niet? Was hij gisteren te dronken en vandaag nog ziek?''

'Ik vermoed alletwee, boss. Maar dat is het toch niet. Wij wilden hem niet de hele Diamond laten stukmaken en... nu ja, nu ligt hij in bed. We hadden nog al een rumoerig gesprek met hem.'

'Ik snap het. Dus hij kan niet hier komen om zijn verontschuldiging te maken. Of wil hij zijn baan niet terug?''

'Wel, Hack zou graag zijn baan terug hebben, maar heeft de pest in over de voorwaarde. Hij vroeg me te zeggen dat hij morgen alle excuses wil komen maken, als hij maar geen gaten hoeft te graven voor afrasteringspalen.'

'Maar dat zal hij nu juist wel moeten doen,' zei junior koeltjes.

Bud keek naar senior, om een bevestiging te krijgen.

'Bud, je zult het met Jim moeten uitvechten, die is jullie voorman. Je kunt de jongens wel zeggen dat hij ze niets zal vragen dat hijzelf niet zou doen.'

'Best, sir, dat is tenminste al meer dan enig andere voorman die ik gekend heb... Maar Hack zal toch weigeren te graven. Hij zei dat het enige wat hij graven wilde, was een graf voor die troep veedieven uit Cibeque. Omdat hij er zeker van is: als wij hier omheiningen gaan aanleggen, komen er schietpartijen van. En Seth Haverly en Slinger Dunn zullen eropuit zijn om ons neer te kallen waar ze kunnen.'

'Bud, hoe denken de anderen van de Diamond over die afrastering?' Als ik liet stemmen, zouden ze meedoen of niet?''

'We hebben vanmorgen al gestemd, boss. En er was maar één zwart balletje. Dat zal wel van Hack zijn geweest.'

'Blij dat te horen. En hoe denken jullie over de morele kant van de kwestie?''

'We geloven dat Mr. Traft beter weet dan wij wat er gebeuren moet. Als hij vindt dat er een omheining moet komen, dan is het ons best.'

'Maar jullie vinden dat hij die karwei niet had moeten opdragen aan zijn tenderfoot-neef?'

'Wel... dat is het geloof ik,' beaamde Bud met vuurrood gezicht.

'Daar!' riep Jim triomfantelijk tegen zijn oom. 'Ziet u wat u gedaan hebt... Kom mee, Bud, ik ga met je mee naar het slaaphuis.'

Daar trof hij een half dozijn jongens, maar hij miste er Curly Prentiss tussen. Hack Jocelyn lag op een bed onder het raam ; zijn gezicht vertoonde nogal wat builen en een blauw oog.

'Hack, je kunt je baantje terugkrijgen, al was je excuus ook maar slapjes,' zei Jim.

'Boss, ik zou nooit toegegeven hebben als het niet terwille van deze laaghartige troep boeven was,' zei Jocelyn. 'En ik zeg je van te voren dat ik geen gaten voor die omheining ga graven. Ik wil posten hakken, ik wil koken en wassen en water halen en al wat je wilt.'

 

De volgende morgen reed de Diamond al voor zonsopgang uit, op weg naar het nieuwe avontuur. Dertig pakpaarden droegen materiaal, wagens met prikkeldraad gingen mee. Ring Locke keek hen na, maar oom Jim was nergens te zien. Er was nog een kort meningsverschil met Curly, die bezwaar maakte tegen Jims keuze van een paard, en voorspelde dat de knol Jims hersens zou stuktrappen.

Ze reden tot zowat vijf mijl van het ranchhuis en maakten daar hun eerste kamp.

Toen pakte Jim een spade en begon zelf het eerste gat te graven, terwijl de cowboys gapend rond hem heen stonden.

'Daar!' zei hij toen het gat klaar was.

'Joepiieee!' gilde Hack Jocelyn met stentorstem. 'Jongens, daar heb je het graf voor de Diamond.'

Zijn makkers juichten zo hard mee, dat Jim haast een soort voorgevoel kreeg dat die voorspelling weleens bewaarheid kon worden. Maar toen hij zijn orders uitdeelde, gingen ze toch ordelijk aan het werk ; gaten graven en palen hakken. Bud Chalfack, Lonester Holliday en Hump Stevens hadden vrijwillig aangeboden zich met het prikkeldraad te belasten, iets wat voor deze aristokraten van de prairie feitelijk vernederend moest lijken.

Het was nog een geluk dat de omheining niet precies lijnrecht hoefde te lopen, maar dat ze de extra moeilijkheden die het terrein hier en daar bood, konden omzeilen, als ze maar ruwweg naar het zuiden bleven werken. Jim ging nu en dan een eindje vooruit om de plaatsen aan te geven waar palen ingegraven moesten worden, en keerde dan terug om aan het werk zelf mee te doen. Hij had heel wat ervaring opgedaan toen hij, enkele maanden geleden, zijn eigen ranch in Missouri moest afrasteren, onder de gedegen leiding van zijn vader.

De eerste dag liep ten einde en ze keerden, moe, bezweet en vuil, naar hun kamp terug.

'Wie heeft ooit zo iets gehoord?' Te voet naar het kamp terugsjouwen, Jongens, zouden we onszelf niet als landlopers laten arresteren?'' riep Cherry Winters, zijn sombrero in de lucht gooiend.

'Nu, het is in elk geval nog een geluk dat we zelf niet meer hoeven te koken,' zei een ander. 'Daarvoor moeten we de boss dankbaar zijn.'

Jim had een speciale kok laten komen die in het kamp achter zou blijven. Volgens zijn eigen, per brief gegeven, inlichtingen was die kok iets geweldigs. In elk geval was Jim dankbaar voor de rust en stilte die er heersten toen hij de borden van de luidruchtige cowboys goed vol geschept had.

Na het avondeten zaten ze rond het kampvuur, heel wat rustiger en moe ; de een na de ander liet zich zwijgend op zijn dekens vallen. Jim trok zijn overall uit en liet zich ook op zijn bed zakken, dat hem verrukkelijk scheen na de zware dag die tot in zijn botten was gekropen. Slechts even lag hij omhoog te kijken naar de sterrenhemel, en te luisteren naar de geluiden van de vlakte, die nog weer anders waren dan die rondom de ranch. Hij zou best zin hebben om een dagboek bij te houden om de talloze opmerkingen van de cowboys tijdens het werk te noteren.

Plotseling voelde hij iets achter aan zijn deken trekken. Hij schrok geweldig. Een jakhals!' Kwamen die schooiers van beesten zó dicht bij?' Hij pakte een schoen en sloeg achter zijn bed in het rond, ook al zag hij niets. Toen voelden zijn handen een lasso, die aan zijn deken zat vastgebonden.

En op een afstandje hoorde hij een luid ' Hahahaha ' van zijn cowboys. Het schoot hem te binnen hoe zijn oom gezegd had: als ze het land aan je krijgen zullen ze je links laten liggen ; als ze beginnen je wel te mogen, zullen ze streken uithalen. En, zijn schrik vergetend, lag hij, ondanks alles toch gerustgesteld, op zijn gemak achterover en sliep weldra in.

De volgende morgen sjouwde hij opgewekt rond zonder over het incident te spreken. Ook deze dag werd een zware, vooral door zijn zorg om de mannen aan het werk te houden. Toen ze 's avonds naar het kamp terugkeerden en hij zich gewassen had, wilde hij wat rusten voor het eten. Hij zocht zijn bed op, maar dat was verdwenen. Rondkijkend zag hij zijn slaaprol aan een hoge boom hangen. Als hij in die hoge boom wilde klimmen, met zijn stijve en vermoeide ledematen, zouden de cowboys er te veel van genieten. Ze stonden en zaten in het rond, doende alsof ze alleen maar zaten te wachten tot de kok hen zou roepen en niets van zijn zorgen merkten.

Tim besloot tot een reusachtige bluf. Tot nog toe had hij veel geluk gehad, waarom zou hij dat niet blijven beproeven?' Hij pakte zijn colt en schoot op het touw. Zelf hijgend van verbazing zag hij, hoe het touw doorbrak en zijn rol naar beneden kwam. Nonchalant stak hij zijn revolver weer we'. Hij wendde zich tot de cowboys. 'Ik hoop dat niemand van jullie me ooit dwingt mijn revolver te trekken,' zei hij.

Ze waren werkelijk allemaal overbluft en Curly zei: 'Boss, ik zou het beslist nooit doen.'

Ze moesten een nieuw winstpunt voor de tenderfoot erkennen. Die avond zaten ze nogal peinzend rond het kampvuur en praatten slechts nu en dan achter Jims rug. Jim ging naar bed, vastbesloten hun eerbied af te dwingen.

Die nacht en de volgende dag gebeurde er niets bijzonders, maar de nacht daarop werd hij uit zijn slaap gewekt door een verschrikkelijk lawaai van scheuren en kraken. Hij bleef eventjes doodstil liggen. Hij zag meer sterren dan voor hij in slaap viel ; de pijnboom waaronder hij lag, moest door een bliksemstraal geveld zijn. Maar dat was onmogelijk, want de lucht was veel te helder. Het moest weer een streek van de cowboys zijn. Die aardige vriendelijke cowboys!' Jim bleef rustig liggen en sliep weldra weer in.

Tegen het eind van de week hadden ze de afrastering klaar tot aan Trafts grens stadswaarts. Ze hadden zowat ook afgerekend met Jim. Hij bleef die zaterdag met de kok alleen in het kamp. Hij zou zondag wel naar huis gaan om oom Jim verslag uit te brengen.

Maar het kwam er niet van. Zaterdagavond kwamen de cowboys met tweeën en drieën het kamp binnen gedruppeld, sommigen ietwat aangeschoten. En Jim besloot in het kamp te blijven om te zorgen dat de jongens zondag geen al te dolle streken zouden uithalen.

Maandagmorgen braken ze het kamp op en verplaatsten het naar het zuiden, tot aan de rand van een bos, zowat vijf of zes mijl verder. Hoewel de plek die ze gevonden hadden, meer dan volmaakt scheen, was er iets anders dat .Tim zorgen gaf. Curly Prentiss, die van tijd tot tijd getoond had, geneigd te zijn Jim als zijn kampioen te beschouwen en hem onwetend heel wat geholpen had, bleek omgeslagen als een blad aan de boom en werd haast grof. Jim riep hem ter verantwoording en beschuldigde hem van huichelachtigheid. Prentiss erkende dat de mannen hem onder druk gezet hadden en dat het ging tussen de Diamond-troep of Jim. Terwijl Jim hem de les las op een manier die feitelijk een vechtpartij tengevolge moest hebben, omdat de hele troep rondom hen heen stond en hoorde hoe Curly bejegend werd, drong Lonestar Holliday zich naar voren.

'Lui, daar komt die Slinger Dunn aan,' siste hij waarschuwend.