XX. De terugkeer
En toen was er eindelijk stevige rots onder hun
voeten. Geschokt, en met bleke gezichten, kropen ze van de vortex
vandaan. Ze zwegen want hun enige verlangen was afstand tussen hen
en die donkere gewelven.
Carse vond de tunnel, maar toen hij het einde ervan bereikte, werd
hij plotseling overvallen door de angst dat hij opnieuw verloren in
de tijd zou zijn en hij durfde niet naar buiten te
kijken.
Maar hij hoefde niet te vrezen. Rhiannon had hen veilig geleid. Hij
stond opnieuw op de barre heuvels van zijn eigen Mars. Het liep
tegen de avond en de oneindige vlakten van de dode zeebodem waren
gevuld met het volle, rode licht. De wind kwam koud en droog uit de
woestijn aanwaaien en blies het stof omhoog. En daar lag Jekkara in
de verte... zijn eigen Jekkara van de Lage Kanalen.
Hij draaide zich ongerust naar Ywain om en bestudeerde haar trekken
terwijl zij voor het eerst op zijn wereld neerkeek. Hij zag haar
lippen verstrakken als bij een diepe pijn. Toen rechtte ze haar
schouders en ze glimlachte terwijl ze het heft van haar zwaard
rechttrok.
'Laat ons gaan,' zei ze terwijl ze haar hand in de zijne legde. Ze
liepen nu langs de lange, vermoeiende weg door het verlaten land en
de geesten van het verleden liepen met hen mee. Nu kon Carse, over
de oude botten van Mars heen, het levende vlees zien dat die botten
ééns in volle rijkdom had bekleed ... de hoge bomen en de rijke
aarde ... Hij zou het nooit vergeten.
Hij keek uit over de dode zeebodem en hij wist dat hij voor de rest
van zijn leven het gedreun van de golven op de kusten van een
spookoceaan zou blijven horen.
De duisternis viel in. De kleine, lage manen rezen in de wolkenloze
lucht. Ywain's hand lag sterk en ferm in de zijne. Carse voelde
plotseling een grote blijheid in zich opkomen. Zijn stappen
versnelden zich.
Zo kwamen ze in de straten van Jekkara ... de afbrokkelende straten
naast het Lage Kanaal. De droge wind schudde met de toortsen en het
geluid van de Harpen was zoals hij het zich herinnerde. De kleine,
donkere vrouwen maakten nog steeds tinkelende muziek in het
voorbijgaan.
'Het is nog altijd Mars,' glimlachte Ywain.
Ze wandelden samen door de bochtige straten... de man wiens gezicht
nog altijd de donkere schaduw van een god vertoonde en de vrouw die
een koningin was geweest. De mensen weken opzij om hen door te
laten en staarden hen verwonderd achterna. En het zwaard van
Rhiannon was als een scepter in Carse's hand.
