XI. Vreselijke beschuldiging
Die nacht verlichtten de toortsen de banketzaal
met een rokerig licht. De vuren brandden in de ronde haarden tussen
de pilaren die behangen waren met de schilden en
onderscheidingstekens van een groot aantal schepen. De enorme zaal
was in de rots zelf uitgehouwen en had galerijen die uitzicht op
zee gaven.
Lange tafels waren klaargezet en bedienden renden her en der met
flessen wijn en dampend vlees, vers van het spit. Carse had
IJzerbaard de hele namiddag beker voor beker gevolgd en nu leek het
hem alsof heel Khondor hier aan het feesten was, begeleid door de
wilde muziek van harpen en het gezang van de barden.
Hij zat aan de dis samen met de Zeekoningen, de leiders van de
Zwemmers en het Luchtvolk op een podium aan de noordkant van de
zaal. Ywain was er ook. Ze moest blijven staan en hoewel ze nu al
uren stond, bleef ze onbewegelijk en hield haar hoofd recht op,
zonder teken van zwakte. Carse bewonderde haar. Hij hield van het
feit dat ze nog steeds de trotse Ywain was.
Tegen de wanden van de ronde zaal stonden de boegbeelden van de
schepen die in de oorlog gevallen waren zodat Carse zich omringd
voelde door schaduwachtige, dreigend voor-overleunende monsters die
aan de rand van het leven trilden. Het toortslicht vlocht gensters
uit een bejuweeld oog, of een vergulde klauw, belichtte even een
gebeeldhouwd gezicht dat
half was weggeslagen door een stormram . . . Emer was niet in de
zaal.
Carse's hoofd duizelde van de wijn en het gepraat, en er groeide
een trillende opwinding in hem. Hij betastte het gevest van het
Zwaard van Rhiannon dat tussen zijn knieën stond. Het zou nu vlug
tijd worden.
Rold zette zijn drinkhoorn met een klap neer. 'Laten we nu
ernstiger zaken bespreken,' zei hij. Zoals bij iedereen was zijn
tong een beetje dik, maar hij hield zich nog helemaal in bedwang.
'En wat zijn die ernstige zaken, heren? Eigenlijk is het een
bijzonder prettige zaak. 'Hij lachte. 'Een zaak waar we al zo lang
over hebben gepraat. Wij allen ... de dood van Ywain van
Sark.'
Carse verstijfde. Hij had dat verwacht. 'Wacht! Het is mijn
gevangene!'
Ze juichten hem toe en dronken opnieuw op zijn gezondheid. Allen,
behalve Thorn van Tarak, die man met de kreupele arm en het
verbrande gezicht, die de hele avond gestaag had zitten drinken,
zonder dronken te worden.
'Natuurlijk,' zei Rold. 'Daarom mag jij kiezen! Hij draaide zich om
en keek Ywain vol verwachting aan. 'Hoe zal ze sterven?'
'Sterven?' zei Carse, die overeind kwam. 'Wie zegt dat ze gaat
sterven?'
Ze staarden hem nogal dwaas aan, te verrast, op dat ogenblik, om te
kunnen geloven dat ze goed gehoord hadden. Ywain glimlachte
grimmig.
'Maar waarom bracht je haar dan hierheen?' vroeg IJzerbaard. 'Het
zwaard is een te mooie dood voor haar, want anders had je haar op
de galei gedood. Je hebt haar toch aan ons gegeven om er onze wraak
op te koelen?'
'Ik heb haar aan niemand gegeven!' riep Carse. 'Ik zeg dat ze van
mij is en dat ze niet gedood mag worden!'
Er viel weer een verdoofde stilte. Ywain's ogen keken spottend in
die van de Aardling. En toen sprak Thorn van Tarak slechts één
woord: 'Waarom?'
Hij keek Carse recht aan, met zijn donkere, waanzinnige ogen en de
Aardling vond maar moeilijk een antwoord.
'Omdat ze als gijzelares teveel waard is. Zijn jullie zuigelingen
dat jullie dat niet kunnen zien? Met haar kunnen jullie de
vrijlating van elke slaaf van Khond kopen. .. Sark wellicht dwingen
tot een wapenstilstand.'
Thorn lachte. Het was geen prettige lach. De leider van de Zwemmers
zei: 'Mijn volk wil het anders.'
'Het mijne ook,' zei de gevleugelde aanvoerder.
'En het mijne!' Rold was overeind gesprongen, rood van woede. 'Je
bent een buitenlander, Carse. Misschien begrijp je niet hoe de
zaken bij ons afgehandeld worden!'
'Nee,' zei Thorn van Tarak zacht. 'Geef haar terug ... Zij die
zachtheid leerde op Garach's knie en wijsheid ontving van de
leiders van Caer Dhu. Laat haar vrij om anderen met haar zegen te
merken, net zoals ze mijn schip verbrandde. 'Zijn ogen brandden in
die van de Aardling. 'Laat haar leven, want de barbaar houdt van
haar.'
Carse staarde hem aan. Hij voelde vaag dat de Zeekoningen
verstrakten en hem aanstaarden ... Negen oorlogshoofden met de ogen
van tijgers en hun handen reeds aan het gevest van hun zwaard. Hij
wist dat Ywain's lippen zich welfden alsof ze lachte om een
binnenpretje. En toen barstte hij in lachen uit.
Hij brulde van het lachen. 'Kijk hier!' schreeuwde hij en hij
draaide hen de rug toe zodat ze de littekens van de zweep konden
zien. 'Is dit het liefdesgedicht dat Ywain op mijn huid heeft
geschreven? En als dat zo was ... dan nog zong de Dhuviaan geen
hartstochtelijke ballade voor me, toen ik hem doodde!'
Hij draaide zich weer om. Hij was verhit door de wijn en vervuld
van de macht die hij over hen kon uitoefenen.
'Laat iemand van jullie nogmaals zoiets zeggen... en zijn hoofd
rolt van zijn schouders. Kijk eens naar jullie! Grote helden die
ruzie maken om het leven van één meid! Waarom verzamelen jullie
niet alle krachten voor een massale aanval op Sark?'
Er klonk verward gekletter en geschuifel van voeten toen ze
opsprongen en naar hem schreeuwden, razend om zijn onbeschaamdheid.
Hun gebaarde kinnen staken krijgslustig naar voren en hun zware
vuisten hamerden op de tafel.
'Wie denk je dat je bent, kleine zandhond!' schreeuwde Rold. 'Heb
je nooit gehoord van de Dhuvianen die een verbond hebben met Sark
en die hun duivelse wapens tegen ons gebruiken? Hoeveel Khonds zijn
er gestorven terwijl ze tegen die wapens probeerden te vechten,
denk je?'
'En als jullie ook dergelijke wapens hadden?' zei Carse
plotseling.
Iets in zijn stem drong door tot Rold die hem met een minachtende
glimlach aanstaarde. 'Spreek duidelijker!'
'Sark zou geen stand kunnen houden tegen jullie,' zei Carse, 'als
jullie de wapens van Rhiannon hadden.'
IJzerbaard snoof. 'Oh ja, natuurlijk, de Vervloekte! Vind zijn
tombe en de wapens erin en we volgen je dadelijk naar
Sark!'
'Dan heb ik jullie woord,' zei Carse en hij stak het zwaard hoog
voor zich uit. 'Kijk! Kijk goed! Kent iemand van jullie genoeg van
de legenden om dit zwaard te herkennen?'
Thorn van Tarak stak zijn goede hand uit en trok het zwaard dichter
naar zich toe. Hij bestudeerde het aandachtig. Toen begon zijn hand
opeens te beven. Hij keek naar de anderen en met een verstikte,
overdonderde stem zei hij: 'Dit is het zwaard van
Rhiannon.'
Er klonk een scherp gesis van ingehouden adem en Carse zei: 'Dit is
mijn bewijs. Ik ken het geheim van de tombe.'
Stilte. Toen een verward keelgeluid van IJzerbaard en nadien hoog
opklimmende, wilde opwinding die zich razendsnel, als een bosbrand,
verspreidde.
'Hij kent het geheim! Bij alle goden, hij kent
het!'
Er klonk zo'n opgewonden gebrul en gekletter dat het even duurde
voor Rold zich verstaanbaar kon maken.
Nog steeds schemerde twijfel in zijn blik.
'Zullen we Rhiannon's wapens wel kunnen gebruiken als we ze hebben?
We begrijpen niet eens de werking van de Dhuviaanse wapens die je
uit de galei hebt meegebracht.'
'Geef me de tijd ze te bestuderen en te testen en ik los het geheim
van hun werking en dat van Rhiannon op,' zei Carse
zelfverzekerd.
Hij was er zeker van dat het mogelijk was. Het zou tijd vergen,
maar hij wist beslist dat zijn wetenschappelijke kennis groot
genoeg was om slechts enkele wapens van deze vreemde wetenschap te
laten functioneren.
Hij zwaaide met het grote zwaard om zich heen en het gloeide in het
rode licht van de toortsen. 'Zullen jullie woord houden als ik
jullie op die manier bewapen? Zullen jullie me volgen naar
Sark?'
Deze uitdaging veegde al hun twijfels weg. Deze door de hemel
gezonden kans om Sark eindelijk op minstens gelijke voet aan te
kunnen vallen, was te mooi om af te slaan. 'We zullen je volgen!'
brulden de Zeekoningen.
En toen zag Carse Emer naderbij komen. Ze was door één of andere
gang op het podium gekomen en stond nu tussen twee onbeweeglijke,
reusachtige boegbeelden, vervuld van herinneringen aan de zee, en
keek Carse met van afschuw starre ogen aan.
Iets in haar dwong hem, zelfs op dat ogenblik, zich om te draaien
en haar aan te kijken. Ze kwam naar voren. Ze droeg enkel een wit,
ruim hangend gewaad en haar haar hing los. Het was alsof ze pas uit
een diepe slaap was weggerukt en nog steeds in een droom
wandelde.
Maar het was een boze droom. Het gewicht ervan verpletterde haar
bijna, zodat haar stappen traag waren en haar adem moeizaam ging.
Zelfs de vechtjassen om haar heen voelden die weerklank in hun
hart.
Emer sprak en haar woorden waren erg helder en afgemeten. 'Ik zag
dit eerder toen ik de vreemdeling voor de eerste keer ontmoette,
maar mijn kracht begaf het en ik kon niet spreken. Nu moét ik
spreken. Jullie moeten deze man vernietigen! Hij is gevaar en
duisternis ... hij betekent de dood voor ons allen!'
Ywain verstijfde en haar ogen vernauwden zich. Carse voelde haar
intens nieuwsgierige blik op hem rusten. Maar zijn aandacht was
volledig op Emer gericht. En weer werd hij, net als op de kaai,
vervuld van een vreemde paniek die niets te maken had met gewone
angst. Het was een onverklaarbare afschuw voor de
buitenzintuigelijke krachten van het meisje.
Rold onderbrak haar en Carse vermande zich snel. Dwaas, dacht hij,
laat je niet in de war brengen door vrouwenpraat en vrouwelijke
inbeelding.
'. .. het geheim van de tombe,' zei Rold. 'Heb je het niet gehoord?
Hij kan ons het geheim van Rhiannon geven!'
'Ja,' zei Emer koel. 'Ik heb het gehoord en ik geloof hem. Hij kent
de plaats waar de tombe verborgen is en hij kent de wapens die daar
liggen.'
Ze kwam dichterbij en keek naar Carse die met het zwaard in zijn
handen, doodstil in het toortslicht was blijven staan. Ze sprak hem
nu rechtstreeks aan.
'Waarom zou jij het niet weten, jij die zolang in de duisternis
hebt gewacht? Waarom zou je de kwade machten niet kennen die je met
je eigen handen gemaakt hebt?'
Waren het de hitte en de wijn die de muren plotseling deden bewegen
en die de koude misselijkheid in zijn buik veroorzaakten?
Hij probeerde te spreken, maar slechts hees gekreun kwam over zijn
lippen. En Emer's stem ging onbarmhartig verder. 'Waarom zou jij het niet weten. . . Jij die de
Vervloekte bent... Rhiannon!
De rotsmuren echoden het woord als een
gefluisterde vloek tot de zaal vervuld leek van die spookachtige
naam. Rhiannon! Carse voelde dat zelfs de
schilden de naam weerkaatsten. Begonnen de banieren in het
toortslicht dreigend te bewegen? En het meisje bleef nog steeds
roerloos staan en daagde hem uit, te spreken. Maar zijn tong was
droog en dood in zijn mond.
Ze staarden hem allen
aan ... Ywain, de Zeekoningen en de pretmakers, thans stil tussen
vergoten wijn en het vergeten banket.
Het was alsof hij de
gevallen Lucifer was, beladen met alle zonden van de wereld. En
toen schaterde Ywain. Het was een bizar geluid met een
klank van triomf. 'Nu begrijp ik het! Nu begrijp ik waarom je de
naam van de Vervloekte aanriep in de kajuit, toen je de macht van
Caer Dhu kon weerstaan en S'San doodde.' Haar stem schalde
spottend: 'Heil Heer Rhiannon!' Maar hierdoor verbrak ze Carse's
betovering en hij snauwde: 'Gemene slet! Jij wilt slechts je trots
helen. Natuurlijk kan een gewone man Ywain van Sark niet
overwinnen, maar een god ... dat is wat anders!'
Hij schreeuwde nu tegen hen allen: 'Zijn jullie idioten of kinderen
dat jullie naar dergelijke onzin luisteren? Jij
daar, Jaxart... Jij hebt samen met mij
geroeid. Bloedt een god soms onder de zweep als een gewone slaaf?'
'De eerste nacht op de galei, heb ik je Rhiannon's naam horen
aanroepen,' zei Jaxart traag.
Carse vloekte. Hij richtte zich tot de Zeekoningen. 'Jullie zijn
krijgers, geen dienstmeiden! Gebruik je verstand! Heeft mijn
lichaam soms eeuwen liggen rotten in een tombe? Ben ik soms een
wandelende dode?'
Uit zijn ooghoeken zag hij Boghaz naar het podium komen. Hier en
daar kwamen zijn halfdronken duivels van de galei overeind en
trokken hun zwaarden half uit de schede om hem te hulp te
komen.
Rold legde zijn handen op Emer's schouders en zei ernstig: 'Wat heb
je hier op te zeggen, zuster?' 'Ik had het niet over zijn lichaam,'
zei Emer, 'alleen over de geest. De geest van de machtige
Vervloekte kan eeuwig blijven leven. En op de één of andere manier
is zijn geest in de barbaar geslopen en verblijft daar nu,
verborgen als een slak in haar huis.'
Ze richtte zich weer tot Carse. 'Je bent op zichzelf al vreemd
genoeg. Daarom alleen, zou ik al vrees voor je koesteren, maar
daarom zou ik je dood niet wensen. Maar ik zeg dat Rhiannon door je
ogen kijkt en met jouw tong spreekt en dat zijn zwaard en scepter
in jouw handen rusten. En daarom vraag ik jouw
terechtstelling.'
'Luisteren jullie naar die waanzinnige vrouw?' vroeg Carse
ruw.
Maar hij zag de diepe twijfel op hun gezichten. De bijgelovige
dwazen! Hij was nu werkelijk in gevaar. Carse keek even naar zijn
mannen die zich verzamelden en berekende zijn kansen. Als het moest
zou hij zich vechtend een weg banen. In stilte vervloekte hij die
geelharige heks die met dergelijke ongelooflijke, onmogelijke
nonsens op de proppen was gekomen.
Nonsens, ja... Maar toch had die trillende angst om zijn hart, zich
vernauwd tot één enkele priemende speer.
'Als ik dan toch bezeten ben,' snauwde hij, 'zou ik dan niet de
eerste zijn om het te weten?'
'Denk je?' echode een vraag door zijn brein? En toen sprongen
opeens herinneringen naar boven ... de nachtmerrieachtige, duistere
bel in de tombe, toen hij had menen te voelen hoe een begerige,
vreemde aanwezigheid naar hem greep ... en toen de dromen en de
half herinnerde kennis die de zijne niet was.
Het was onmogelijk. Het moest onmogelijk zijn. Hij zou het geen
werkelijkheid laten worden.
Boghaz sprong nu op het podium. Even keek hij Carse eigenaardig en
sluw aan, maar toen hij de Zeekoningen toesprak was zijn stem zacht
en diplomatisch overredend, net zoals zijn manieren.
'Zonder twijfel is de wijsheid van Vrouw Emer ver verheven boven de
mijne en ik wil haar niet krenken, maar de barbaar is mijn vriend
en ik kan spreken uit mijn eigen ervaring. Hij is wat hij zegt te
zijn, niet meer en ook niet minder.' De mannen van de galei gromden
een waarschuwende onderstreping voor die woorden.
'Denk eens even na, heren,' ging Boghaz verder. 'Zou Rhiannon
een Dhuviaan doden en de Sarks beoorlogen? Zou hij Khondor de
overwinning aanbieden?'
'Nee!' zei IJzerbaard. 'Bij de goden, dat zou hij niet doen.
Hij was de leermeester van de welpen van het
Serpent.'
Maar Emer trok weer alle aandacht toen ze sprak: 'Heren, heb
ik ooit eerder gelogen of u verkeerd geadviseerd?'
Ze schudden hun hoofden, maar Rold zei: 'Nee, maar je woord is
in dit geval niet voldoende.'
'Goed dan. Vergeet mijn woorden. Er is een manier om te bewijzen of
hij Rhiannon is of niet. Laat de Wijzen hem onderzoeken.'
Rold trok met een nadenkende grimas aan zijn baard. Toen knikte
hij.
'Goed gezegd,' zei hij instemmend en de anderen vielen hem
bij.
'Ja, we moeten een bewijs hebben!' Rold richtte zich tot Carse.
'Wil je de proef ondergaan?' 'Nee!' zei Carse woest. 'Zeker niet!
Naar de duivel met al die bijgelovige kinderpraat! Als het aanbod
van de tombe niet genoeg is om mijn kant van de zaak duidelijk te
maken ... dan kunnen jullie zonder het geheim en zonder mij.'
Rold's gezicht verstarde. 'Er zal je geen kwaad geschieden. Als je
Rhiannon niet bent, heb je niets te vrezen. Ik vraag het je
opnieuw: wil je de proef doorstaan?'
- 'Nee!'
Carse liep langs de tafel naar zijn mannen
die reeds als een horde wolven bij elkaar waren getroept en om een
gevecht grauwden. Maar Thorn van Tarak greep zijn enkel toen hij
passeerde en hij viel. De mannen van Khondor overrompelden zijn
bemanning en ontwapenden hen voor er bloed kon vloeien.
Carse vocht als een wilde kat met de Zeekoningen. Zijn korte,
heftige worsteling duurde tot IJzerbaard met tegenzin een met koper
bezette drinkhoorn tegen zijn slaap sloeg.