V. Slaaf van de Sarks
Boghaz herstelde zich met magnifieke branie.
Hij boog diep voor de leider van de Sarks. Het was een grote man
met een zwarte baard en een haviksneus, gekleed in hetzelfde zwarte
harnas als de soldaten op het marktplein hadden gedragen. 'Heer
Scyld,' zei Boghaz vlug, 'het spijt me dat ik zo dik ben en daarom
traag in mijn bewegingen. Ik zou Uedele nooit de moeite hebben
laten nemen om mijn arme deur open te breken, zeker niet nu ik u
wilde gaan opzoeken.' Zijn gezicht straalde gewoon van onschuld bij
zijn laatste woorden. Hij wees naar Carse.
'Zoals u ziet ligt hij veilig vastgebonden op u te wachten.' Scyld
zette zijn vuisten in zijn heupen, stak zijn vierkant geknipte
baard in de lucht en begon te lachen. De soldaten achter hem
proestten het uit en de menigte, die op vertier uit was, begon te
krijsen.
'Hij heeft hem veilig hier,' bulderde Scyld. 'Voor ons!'
Nog meer gelach.
Scyld kwam een stap dichter bij Boghaz. 'Ik mag dan ook wel
veronderstellen,' gromde hij, 'dat het eveneens jouw loyaliteit was
die deze hond van een Khond liet verdwijnen.' 'Maar Heer!'
protesteerde Boghaz, 'die horde zou hem gedood hebben!'
'Daarom kwamen mijn mannen tussenbeide ... we wilden hem levend.
Een dode Khond heeft geen waarde voor ons. Maar jij moest zo nodig
helpen, eh, Boghaz? Gelukkig voor
ons werd je gezien.' Hij streek met een vinger over de gestolen
juwelen die Boghaz om zijn nek droeg. 'Ja,' herhaalde hij, 'erg
gelukkig voor ons.'
Hij trok de riem en de halsketting ruw van Boghaz' nek, bestudeerde
de juwelen in het licht en liet ze toen in zijn gordeltas vallen.
Toen ging hij naar het bed waar het zwaard half verborgen onder de
dekens lag. Hij nam het op en testte het gewicht en de balans van
het lemmet. Hij bestudeerde zorgvuldig de snee van het staal en
glimlachte. 'Een echt wapen,' zei hij. 'Mooi als de Vrouwe zelf...
en even dodelijk.'
Hij gebruikte de punt van het zwaard om Carse los te
snijden.
'Sta op, Khond,' zei hij en hij hielp Carse met de punt van zijn
zware sandalen.
Carse strompelde overeind en schudde zijn hoofd één keer om het op
te helderen. Toen kwam zijn vuist, voor de soldaten iets konden
doen, hard terecht in de dikke buik van Boghaz.
Scyld lachte. Hij had de diepe, hartelijke lach van
een zeeman. Hij grinnikte nog na toen zijn soldaten Carse van
de voorovergebogen Valkisiaan aftrokken.
'Je hoeft je niet te haasten,' grijnsde hij. 'Je hebt tijd
genoeg want jullie zullen elkaar nog heel vaak
zien.'
Carse zag een verschrikkelijk begrip over het zware
gezicht van de Valkisiaan glijden.
'Heer!' smeekte Boghaz nog altijd hijgend van de pijn. 'Ik ben een
loyaal onderdaan die alleen het voordeel van Sark en van hare
Hoogheid Vrouw Ywain beoogt.' Hij boog. 'Natuurlijk,' zei Scyld.
'En hoe kun je het best, zowel Sark als Vrouwe Ywain dienen?
Natuurlijk door aan een roeiriem van haar oorlogsgalei te zitten!'
Boghaz werd met de seconde bleker. 'Maar heer...'
'Wat?' schreeuwde Scyld woest. 'Je protesteert? Waar is je
loyaliteit Boghaz?' Hij hief het zwaard op. 'Je weet wat een
verrader te wachten staat.'
De soldaten stikten bijna van onderdrukte gelach. 'Nee,' zei Boghaz
hees. 'Ik ben loyaal. Niemand kan me beschuldigen van verraad. Ik
wil alleen dienen ...'
Hij brak zijn zin haastig af toen hij merkte dat zijn eigen tong
hem verraden had.
Scyld sloeg met een brede zwaai het plat van het zwaard tegen de
enorme billen van Boghaz. 'Dien dan!' schreeuwde hij
lachend.
Boghaz strompelde huilend naar voren. De soldaten grepen hem en in
een paar seconden hadden ze Boghaz en Carse aan elkaar
geketend.
Scyld stak het zwaard van Rhiannon zelfvoldaan in zijn schede en
wierp zijn zwaard naar een soldaat. Hij ging met een gewichtige
tred uit de hut.
En zo maakte Carse opnieuw een tocht door de straten van dit
Jekkara, maar dit keer 's nachts en in ketenen, zonder juwelen en
zonder zwaard.
Ze gingen naar de paleiskaaien en de koude, onwerkelijke trilling
sloop weer in Carse's lichaam en geest toen hij zag hoe de hoge
torens straalden van licht en hoe de zee met haar zachte,
glanzende, witte vuren in de duisternis brandde. De paleiswijk
stond in rep en roer. Soldaten met maliënkolders waarop het wapen
van Sark was geborduurd, hovelingen, vrouwen en jongleurs
verdrongen zich. Toen ze langs het paleis kwamen hoorden ze de
muziek en geluiden van feestvreugde.
Boghaz mompelde gedempt tegen Carse: 'De idioten herkenden het
zwaard niet. Spreek niet over je geheim... of ze brengen ons
allebei naar Caer Dhu om ons te ondervragen ... en je weet wat
dàt betekent.' Hij rilde
overduidelijk.
Carse was te verdoofd en antwoordde niet. Hij voelde nog altijd de
onwerkelijkheid van deze nieuwe wereld, maar nu ook de zuiver
lichamelijke vermoeidheid.
Boghaz ging op luide toon verder om de wachten te
misleiden.
'Al deze pracht is ter meerdere eer en glorie van Vrouwe Ywain van
Sark! Een prinses die werkelijk zo machtig en hoofs is als haar
vader, koning Garach! Het is een voorrecht om op haar galei te mogen dienen.'
Scyld lachte spottend. 'Goed gezegd, Valkisiaan! En je verhitte
loyaliteit zal beloond worden want het voorrecht is je voor een
lange tijd gegund!
Het bleek nu dat de magnifieke, zwarte oorlogsgalei hun doel
was.
Carse keek naar de lange, slanke lijnen en zag toen een roeiersput
die het dek in het midden deelde en de lage achtersteven.
Toortsen brandden op het achterdek en licht sijpelde vaag uit de
ramen van de kajuiten onder het achterdek. Groepjes soldaten van
Sark hingen daar rond en dolden luid met elkaar.
Maar uit de lange, donkere roeiersput kwam alleen bittere
stilte.
Scyld schreeuwde met zijn stentorstem: 'Hé daar, Callus!' Een grote
man kwam met een zware stap uit de schaduwrijke put. Hij liep
behendig op de loopplank tussen de twee rijen riemen. In zijn
rechterhand had hij een leren fles en in de andere een zwarte zweep
... een lange, leren tong die soepel was door het vele
gebruik.
Hij groette Scyld zwijgend door zijn fles omhoog te
steken.
'Voer voor de banken,' zei Scyld. 'Ontferm je over hen.' Hij
grijnsde. 'Keten ze maar aan dezelfde riem.'
Callus keek naar Carse en Boghaz en grijnsde lui. Hij wees met zijn
fles.
'Maak dat je naar achter komt, gebroed,' gromde hij en de zweep
beschreef een zwiepende boog over hun hoofden. Carse staarde hem
woest en met vertrokken mondhoeken aan, maar Boghaz greep de
Aardling bij de schouders en schudde hem door elkaar.
'Komaan, dwaas!' fluisterde hij. 'We zullen zonder erom te vragen
al genoeg van de zweep krijgen!'
Hij trok Carse met zich mee in de roeiersput en toen naar voren op
de loopplank tussen de banken.
De Aardling was zo verdoofd door de gebeurtenissen en zo
lichamelijk uitgeput dat hij zich maar nauwelijks bewust was van de
gezichten die naar hem staarden of van het gerinkel van ketels en
de stank van het ruimwater. Hij zag de vreemde, ronde hoofden van
de twee behaarde wezens die op de loopplank sliepen en hen voorbij
lieten gaan.
De laatste stuurboordriem vóór de verhoging op het achterdek was
slechts bemand met één geketende man. De twee andere plaatsen waren
vrij. De soldaten bleven staan tot Carse en Boghaz geketend
waren.
Toen gingen ze, met Scyld voorop weg.
Callus liet zijn zweep knallen als een geweerschot, blijkbaar als
een waarschuwing voor iedereen en ging toen ook naar het
vooronder.
Boghaz porde Carse in de ribben. Toen leunde hij voorover en
schudde hem doorelkaar. Maar Carse sliep als een dode,
voorovergezakt over de riem.
Carse droomde. Hij droomde dat hij opnieuw die nachtmerrieachtige
val door de zwarte bel deed. Hij viel en viel door die krijsende
oneindigheden ...
En opnieuw voelde hij tijdens die akelige val die sterke, levende
aanwezigheid dicht bij hem... iets dat met een donker en gevaarlijk
verlangen naar zijn brein greep. 'Nee,' fluisterde Carse in zijn
droom. 'NEE!'
Opnieuw kreunde hij die weigering ... Hij weigerde iets wat de
donkere aanwezigheid van hem vroeg, iets dat bedekt en
angstaanjagend was.
'Nee, Rhiannon!'
Hij merkte plotseling dat hij wakker was en
hij keek duizelig naar de maanverlichte roeibanken.
Callus en de opzichter
kwamen over de loopplank en sloegen de slaven wakker. Boghaz keek
Carse met een vreemde blik aan.
'Je riep de Vervloekte
aan!' fluisterde hij. De andere slaaf aan de riem staarde Carse ook
aan, net als de lichte ogen van de twee bonte schaduwen die aan de
loopplank waren geketend.
'Een nachtmerrie,'
mompelde Carse. 'Dat is alles.' Een gefluit en een knallend geluid
onderbraken hem en toen voelde hij een zwiepende pijn over zijn rug
branden.
'Aan je riem, uitschot!' schreeuwde Callus' stem boven hem. Carse
slaakte bijna een woedende kreet, maar de dikke hand van Boghaz
belandde op zijn mond. 'Rustig,' fluisterde Boghaz, 'rustig
maar.'
Carse beheerste zich,
maar niet snel genoeg om een nieuwe zweepslag te ontwijken. Callus
keek grinnikend op hem neer.
'Jij hebt aandacht
nodig,' gromde hij. 'Veel aandacht.'
En toen schreeuwde hij
tegen de roeiers.
'Oké, honden! Vooruit!
Met het tij vertrekken we naar
Sark en
de eerste die het ritme verliest vil ik levend.'
Boven de slaven waren
een paar matrozen bezig met de zeilen. Ze vielen breed en
donker in het maanlicht naar beneden.
Een plotselinge,
gespannen stilte gleed over het schip. Mannen hielden hun adem in
en spanden hun spieren. Een slaaf boog zich aan het einde van de
loopplank over een grote trommel.
Toen klonk een order.
De drummer balde zijn vuist en sloeg op zijn trommel. De riemen
vielen over de hele lengte van het schip in het water en vonden een
regelmatig ritme. De trommel gaf het ritme aan en de zweep
bestendigde die. Op de één of andere manier hielden Carse en Boghaz
het ritme bij. De roeiersput was te diep om iets te zien buiten het
schip, behalve af en toe een glimp door de riemgaten. Maar Carse
hoorde het gejuich van de menigte op de kaaien, toen de
oorlogsgalei van Ywain van Sark langzaam loskwam en naar de open
zee stevende.
De nachtbries was licht
en de zeilen vingen weinig wind. De trommel roffelde vlugger en de
riemen kwamen steeds sneller in het water. De ruggen van de slaven
werden tot het uiterste beproefd.
Carse voelde de romp
omhoog gaan toen ze in open zee kwamen. Door het riemgat zag hij de
rustige oceaan als een melkwitte vlam. Hij ging nu naar Sark over
de Witte Zee van Mars.