18 - De Nulde Wet
92 * Kendel Amadiro had het niets naar zijn zin. De zwaartekracht op het Aardoppervlak was naar zijn smaak iets te hoog, de atmosfeer iets te dicht; de geluiden en geuren in de openlucht net iets, maar onaangenaam, verschillend van die op Aurora; en er was geen onderdak dat ook maar beschaafd mocht heten.
De robots hadden een soort onderkomen gebouwd. Er was voedsel genoeg en er waren geïmproviseerde privés die wel aan hun doel beantwoordden maar in alle andere opzichten hopeloos tekortschoten.
Maar wat het ergst was, het was een heldere dag, en al was de ochtend heel prettig, de te helle zon van Aarde steeg. Al vlug zou de temperatuur te hoog zijn, de lucht te vochtig, en de bijtende insecten zouden komen. Amadiro had eerst niet begrepen waar die jeukende bultjes op zijn armen vandaan kwamen, tot Mandamus het hem had verteld. 'Vreselijk!' mompelde hij nu en krabde. 'Ze kunnen wel infecties meebrengen.'
'Ik geloof dat ze dat soms ook doen,' zei Mandamus schijnbaar onverschilling. 'Maar het is niet waarschijnlijk. Ik heb een olie om de jeuk weg te nemen, en we kunnen iets branden dat de insecten onaangenaam vinden, al vind ik die geur ook onaangenaam.'
'Steek het aan,' zei Amadiro.
Maar Mandamus ging onverstoorbaar door: 'En ik wil niets, hoe onbeduidend ook - geen geur, geen rook - dat onze kans op ontdekking verhoogt.'
Amadiro keek hem wantrouwig aan. 'U hebt me keer op keer gezegd dat in deze streek nog nooit Aardlingen of hun veldrobots zijn geweest.'
'Inderdaad, maar het is geen wiskundige stelling. Het is een statistische waarneming en daarop zijn altijd uitzonderingen mogelijk.'
Amadiro trok een afkeurend gezicht. 'De beste weg naar de veiligheid is het afronden van dit project. U zei dat u vandaag klaar zou zijn.'
'Ook dat was een statistische waarneming, dr. Amadiro. Ik verwachtte vandaag klaar te zijn. Ik wilde graag klaar zijn. Ik kan het niet met wiskundige zekerheid garanderen.'
'Hoe lang nog voor u dat wél kunt?'
Mandamus spreidde zijn handen in een gebaar van wie-weet. 'Dr. Amadiro, ik heb de indruk dat ik dit al eens heb uitgelegd, maar ik wil dat nog wel eens doen. Het heeft me zeven jaar gekost om zo ver te komen. Ik heb gerekend op nog een paar maanden persoonlijke waarnemingen doen op de veertien relaisstations op het Aardoppervlak. Dat kan nu niet want we moeten klaar zijn voor die robot Giskard ons vindt en het ons misschien wel verhindert. Dat betekent dat ik de controle moet uitvoeren met onze eigen mensachtige robots op de relaisstations. Ik kan ze niet zo goed vertrouwen als mezelf. Ik moet hun rapporten van voor tot achter controleren en ik moet misschien nog zelf hier of daar naar toe voor ik tevreden ben. Dat kan dagen kosten - weken misschien.'
'Weken. Onmogelijk! Hoe lang denkt u, Mandamus, dat ik het op deze planeet kan uithouden?'
'Meneer, op een van mijn eerdere bezoeken ben ik bijna een jaar op deze planeet geweest; een andere keer vier maanden.'
'En vond u het prettig?'
'Nee, meneer, maar ik had iets te doen en dat deed ik -zonder mezelf te sparen.' Mandamus keek Amadiro aan met kille blik.
Amadiro werd rood en zei wat meer ingetogen: 'Nou dan, hoe staat het ermee?'
'Ik zit nog steeds de rapporten te beoordelen die binnenkomen. We hebben hier niet te maken met een evenwichtig kunstmatig opgebouwd systeem, weet u. We zitten met een ongewoon heterogene korst. Gelukkig is het radioactieve materiaal wijd verspreid, maar op bepaalde plekken is het gevaarlijk weinig en daar moeten we een relais plaatsen, met toezicht van robots. Als die relais niet precies goed geplaatst zijn en goed werken, dan neemt de fusieversterking af en dan is het gezwoeg van al die jaren voor niets geweest. Of anders wordt de versterking plaatselijk zo groot dat hij een explosieve kracht krijgt, en uitgebrand zal hij op de rest van de aardkorst niet meer inwerken. In beide gevallen zal de totale schade van geen betekenis zijn.
En, dr. Amadiro, wij willen dat het radioactieve materiaal, dus aanzienlijke gedeelten van de aardkorst, langzaam - voortdurend - definitief' - hij sprak de woorden afgebeten uit met een pauze ertussen - 'meer en meer radioactief wordt, Aarde allengs onleefbaarder wordt. De samenleving zal te gronde gaan en Aarde zal geen goed woonoord meer zijn voor de mensen. Ik neem aan, dr. Amadiro, dat u dat wenst. Ik heb het u jaren geleden zo uitgelegd, en toen zei u dat u het zo wilde.'
'Dat wil ik nog steeds, Mandamus. Doe niet zo gek.'
'Neem het ongemak dan voor lief, meneer, of gaat u anders weg, dan ga ik door zolang het nodig is.'
'Nee nee,' mompelde Amadiro. 'Ik moet hier zijn als het gebeurt... maar ik ben gewoon wat ongeduldig. Hoe lang krijgt het proces de kans tot uitwerking te komen?... Ik bedoel, als de eerste versterkingsgolf eenmaal begint, hoe lang duurt het dan voor Aarde onbewoonbaar is?'
'Dat is afhankelijk van de versterkingskracht waar ik mee begin. Ik weet nog niet precies wat er vereist is want dat is afhankelijk van de algehele uitwerking van de relais, dus ik heb een variabele schakelaar gemaakt. Ik wil een vervalperiode van tien a twintig decennia veroorzaken.'
'En als u een kortere vervalperiode instelt?'
'Hoe korter de vervalperiode, hoe sneller bepaalde gedeelten van de aardkorst radioactief zullen worden en hoe vlugger de planeet warmer en gevaarlijk zal worden. En dat betekent ook, hoe minder kans dat er een belangrijk gedeelte van de bevolking op tijd kan worden geëvacueerd.'
'Wat doet dat ertoe?' mompelde Amadiro.
Mandamus trok zijn wenkbrauwen op. 'Hoe sneller Aarde in verval raakt, hoe groter de kans is dat de Aardlingen en de Kolonisten gaan vermoeden dat er een technische oorzaak is, en dan zullen wij de schuld wel krijgen. De Kolonisten zullen dan woedend een aanval op ons doen, en omwille van hun Heilige Planeet zullen ze zich doodvechten, zolang ze ons maar flinke schade kunnen toebrengen. We hebben het hier al eerder over gehad en ik dacht dat we het erover eens waren. Het is verreweg het beste om het ruim tijd te gunnen; intussen kunnen we ons op het ergste voorbereiden en het verstomde Aarde kan dan denken dat de langzaam toenemende radioactiviteit een of ander natuurverschijnsel is dat ze niet begrijpen. En dat is volgens mij iets dat vandaag nog meer van belang is dan gisteren.'
'O ja?' Ook Amadiro trok nu zijn wenkbrauwen op. 'U kijkt zo zuur en puriteins dat ik ervan overtuigd ben dat u een manier hebt bedacht om de verantwoordelijkheid daarvoor op mij af te schuiven.'
'Met alle respect, meneer, dat ligt in dit geval voor de hand. Het was niet verstandig om een van onze robots uit te sturen om Giskard te vernietigen.'
'Integendeel, dat moest gebeuren. Giskard is de enige die ons aankan.'
'Eerst moet hij ons vinden, en dat kan hij niet. En zelfs al vindt hij ons, wij zijn kundige robotici. Denkt u niet dat wij hem aan zouden kunnen?'
'Nou,' zei Amadiro, 'dat dacht Vasilia ook, en zij kende hem beter dan wij... en ook zij kon hem niet aan. En ook het strijdschip dat hem moest halen en vernietigen op een afstand kon hem niet aan. Nu is hij dus op Aarde. Hoe dan ook, hij moet nu vernietigd zijn.'
'Maar dat is hij niet. Er is geen bericht van.'
'Slecht nieuws wordt door een voorzichtige overheid soms geheim gehouden, en de Aardse functionarissen kunnen dan barbaars zijn, maar misschien toch voorzichtig. En als onze robot mis heeft geschoten en ondervraagd is, dan zal hij definitief blokkeren. Dat betekent dat we een robot kwijt zijn, en dat kunnen we ons permitteren, maar meer ook niet. En als Giskard nog steeds rond zou lopen, des te meer moeten wij ons haasten.'
'Als we een robot kwijt zijn en het lukt ze erachter te komen van waaruit wij werken, dan zijn we meer kwijt dan een robot alleen. We hadden eigenlijk een robot van hier moeten gebruiken.'
'Ik heb er een genomen die meteen beschikbaar was. En hij zal niets verraden. Ik meen dat je op mijn programmering wel kunt vertrouwen.'
'Alleen al door zijn bestaan, gestold of niet, verraadt hij dat hij van Aurorische makelij is. Aardse robotici, en die heb je hier, weten dat beslist. Reden temeer om de radioactiviteit heel traag te doen toenemen. We hebben minstens tien decennia nodig, vijftien misschien, of twintig.'
Hij wandelde weg om zijn instrumenten weer te raadplegen en contact op te nemen met de relais zes en tien, waar nog steeds moeilijkheden mee waren. Amadiro keek hem na met een mengeling van minachting en intense afkeer, en mompelde bij zichzelf: 'Ja, maar ik heb geen twintig decennia meer, of vijftien, en zelfs misschien geen tien. Jij wel... maar ik niet.'
93 * In New York was het ochtend. Giskard en Daneel veronderstelden dat op grond van de toenemende activiteit.
'Daar boven en buiten de Stad,' zei Giskard, 'komt nu de zon op. Ik heb Aarde tegenover Elijah Baley eens de Wereld van de Dageraad genoemd. Zal het dat nog lang blijven? Of is het dat al niet meer?'
'Cynische gedachten, vriend Giskard,' zei Daneel. 'Het is beter dat we ons bezighouden met wat er vandaag moet gebeuren om te zorgen dat Aarde de Wereld van de Dageraad blijft.'
Gladia kwam het vertrek binnen met een badjas en pantoffels aan. Haar haar was net droog. 'Belachelijk!' zei ze. 'Aardlingenvrouwen lopen 's morgens slordig en slonzig door de galerijen op weg naar de massaprivés. Ik denk, expres. Het zijn slechte manieren, als je op weg naar de privé je haar loopt te kammen. Als je slonzig begint, bevordert dat blijkbaar een verzorgd uiterlijk daarna. Jullie hadden moeten zien hoe ze keken toen ik mijn badjas aanhield. Als je uit de privé komt, hoor je er piekfijn uit te zien... Ja, Daneel?'
'Mevrouw,' vroeg Daneel, 'kunnen wij u even spreken?'
Gladia aarzelde. 'Eigenlijk niet, Daneel. Je zult wel weten dat dit een grote dag wordt, en mijn ochtendafspraken beginnen zo al.'
'Daar wilde ik het nu net met u over hebben, mevrouw,' zei Daneel. 'Op deze belangrijke dag gaat alles beter als wij niet bij u zijn.'
'Wat?'
'Aan de indruk die u op Aardlingen wilt maken wordt ernstig afbreuk gedaan als u robots om u heen hebt.'
'Ik heb ze niet om me heen. Alleen jullie twee zijn er. Ik kan toch niet zonder?'
'Het is nodig dat u dat leert, mevrouw. Zolang wij bij u zijn onderscheidt u zich van de Aardlingen. Dan lijkt het wel of u bang voor ze bent.'
'Ik moet toch wat bescherming hebben, Daneel. Weet je nog wat er gisteravond gebeurd is?'
'Mevrouw, wat er gisteravond gebeurde konden wij niet voorkomen, en als dat nodig was geweest hadden wij u niet kunnen beschermen. Gelukkig was u gisteravond niet het doelwit. De zengerbliksem was op Giskards hoofd gemikt.'
'Op Giskard? Hoezo?'
'Hoe zou een robot op u of op een ander mens kunnen mikken? De robot had het om de een of andere reden op Giskard voorzien. Wanneer wij dicht bij u zijn hebt u dus meer gevaar te duchten. Denkt u eraan dat het verhaal over gisteravond de ronde doet, en al probeert de Aardoverheid de precieze feiten geheim te houden, er zullen geruchten gaan dat er een robot was die een zenger in zijn hand hield en hem afschoot. Dat zal publieke verontwaardiging oproepen tegen robots - tegen ons dus - en ook tegen u, als u erop blijft staan dat wij u begeleiden. Het zou beter zijn dat men u zonder ons ziet.'
'Hoe lang?'
'Net zo lang als uw werk hier duurt, mevrouw. De gezagvoerder zal beter in staat zijn u de komende dagen bij te staan dan wij. Hij kent de Aardlingen en staat bij hen in aanzien - en hij heeft voor u grote waardering, mevrouw.'
'Kun je dat dan zien?' vroeg Gladia.
'Ik ben weliswaar een robot, maar mij schijnt het zo. En als u ons weer nodig hebt komen we natuurlijke terug... maar voor het moment denken wij dat we u het best kunnen dienen en beschermen door u in de handen van gezagvoerder Baley te laten.'
'Ik zal erover denken,' zei Gladia.
'Inmiddels, mevrouw,' zei Daneel, 'zullen wij gezagvoerder Baley gaan opzoeken en zien of hij het met ons eens is.'
'Doe dat,' zei Gladia en liep haar slaapkamer in.
Daneel keerde zich om en zei heel zachtjes tegen Giskard: 'Wil ze?'
'Maar al te graag,' zei Giskard. 'Ze is met mij in de buurt nooit voor honderd procent op haar gemak en mij zal ze nauwelijks missen. Tegenover jou, vriend Daneel, heeft ze tegenstrijdige gevoelens. Jij doet haar duidelijk denken aan vriend Jander, wiens psychische stolling vele decennia geleden zo pijnlijk voor haar was. Dat roept bij haar tegelijk aantrekking en afstoting op, dus het was niet nodig veel te doen. Ik verzwakte haar aantrekking tot jou en versterkte haar sterke aantrekking tot de gezagvoerder. Ze kan het makkelijk zonder ons stellen.'
'Laten we de gezagvoerder dan opzoeken,' zei Daneel.
Samen gingen ze de kamer uit en de hal in die voor de wooneenheid lag.
94 * Zowel Daneel als Giskard waren eerder op Aarde geweest, Giskard het laatst. Ze wisten hoe ze het computerregister moesten gebruiken waarin ze sector, vleugel en nummer vonden van de wooneenheid die D.G. was toegewezen, en ze begrepen de kleurcodering in de gaanderijen die ze de juiste hoeken om en liften in bracht.
Het was nog zo vroeg dat er weinig mensen op de been waren, maar de mensen die passeerden of op hen toe kwamen staarden Giskard verbijsterd aan en keken dan met ostentatieve ongeïnteresseerdheid de andere kant op.
Toen ze bij de deur van D.G.'s wooneenheid waren, klonken Giskards stappen wat ongelijk. Het was niet opvallend, maar Daneel merkte het. Zachtjes zei hij: 'Heb je moeilijkheden, vriend Giskard?'
'Ik moest de verbazing, de vrees, en zelfs de interesse bij een aantal mannen en vrouwen wegwissen, en bij een tiener, en dat was extra moeilijk. Ik had de tijd niet om te zorgen dat ik absoluut geen schade toebracht.'
'Wat je deed was van belang. Ze mogen ons niet tegenhouden.'
'Dat begrijp ik wel, maar de Nulde Wet werkt bij mij niet zo goed. In dat opzicht gaat het jou gemakkelijker af.' Hij ging door, als om de aandacht van zijn ongemak af te wenden. 'Ik heb al vaak gemerkt dat een sterke weerstand in de positronische circuits het eerst merkbaar is bij het staan en lopen, en dan bij het spreken.'
Daneel sloeg met de deurklopper. 'Bij mij is het ook zo, vriend Giskard,' zei hij. 'Onder de gunstigste omstandigheden is het nog moeilijk om in evenwicht te blijven. Beheerste evenwichtsverstoring, zoals bij het lopen, is nog moeilijker. Ik heb eens gehoord dat er vroeger pogingen gedaan zijn om robots te vervaardigen met vier benen en twee armen. Ze werden "centauren" genoemd. Ze werkten goed maar waren niet aanvaardbaar, omdat ze er zo vreselijk onmenselijk uitzagen.'
'Op het moment zou ik best vier benen kunnen gebruiken, vriend Daneel,' zei Giskard. 'Maar de moeilijkheden gaan al over.'
D.G. kwam nu opendoen. Hij keek hen aan met een brede glimlach. Toen keek hij naar twee kanten de gaanderij in, waarop zijn glimlach verdween en een blik van diepe bezorgdheid op zijn gezicht kwam. 'Wat doen jullie hier zonder Gladia? Is ze-'
'Gezagvoerder,' zei Daneel, 'met mevrouw Gladia is alles goed. Ze is niet in gevaar. Mogen we binnenkomen en u uitleg geven?'
D.G. keek nors toen hij hen binnen wenkte. Hij zei, met een stem die blafferig klonk, zoals men vanzelf tegen onwillige apparaten praat: 'Waarom hebben jullie haar alleen gelaten? Wat konden daar in godsnaam voor redenen voor zijn?'
'Zij is niet meer alleen dan wie ook op Aarde,' zei Daneel, 'en niet meer in gevaar ook. Wanneer u haar dit later wilt vragen, denk ik dat zij u zal zeggen dat ze hier op Aarde niet doeltreffend kan werken met robots achter zich aan. Ik denk dat ze u zal zeggen dat ze de vereiste begeleiding en bescherming liever van u krijgt dan van robots. Dit is volgens ons haar wens... nu althans. Wanneer zij ons terug wil, kan ze ons krijgen.'
D.G.'s gezicht ontspande zich weer tot een glimlach. 'Ze wil dat ik haar bescherm, hè?'
'Op 't ogenblik, gezagvoerder, geloven wij dat ze meer naar uw aanwezigheid uitziet dan naar de onze.'
De glimlach van D.G. werd tot een grijns. 'Geef haar eens ongelijk... Ik maak me klaar en ga dan zo vlug mogelijk naar haar verblijf.'
'Maar eerst, meneer...'
'O' zei D.G., 'boter bij de vis?'
'Ja, meneer. Wij willen heel graag zoveel mogelijk te weten komen over de robot die afgelopen avond de zenger afvuurde op het balkon.'
'D.G. keek weer gespannen. 'Verwacht je dat mevrouw Gladia nog bedreigd wordt?'
'Zó absoluut niet. De robot van gisteravond vuurde niet op mevrouw Gladia. Als robot had hij dat niet gekund. Hij vuurde op vriend Giskard.'
'Waarom zou hij dat doen?'
'Daar willen we graag achter komen. Daarom zouden we willen dat u mevrouw Quintana opbelt, de onderminister van energie, en zegt dat het belangrijk is en dat ze u en de regering van Baleybol een genoegen zou doen - als u zo vriendelijk wilt zijn dat erbij te zeggen - wanneer ze mij zou toestaan haar een paar vragen daarover te stellen. We zouden graag willen dat u doet wat u goeddunkt, om haar over te halen dat ze ons zo'n gesprek toestaat.'
'Is dat alles? Een hoogst belangrijk iemand, die het heel druk heeft, overtuigen dat ze zich door een robot aan een kruisverhoor moet laten onderwerpen?'
'Meneer,' zei Daneel, 'als u het ernstig genoeg vraagt zegt ze misschien ja. Ze woont misschien een heel eind van hier, dus het zou prettig zijn wanneer u bovendien voor ons een schicht wilde huren om ons daarheen te brengen. U kunt zich voorstellen dat wij haast hebben.'
'Meer niet?' vroeg D.G.
'Bijna niet, gezagvoerder,' zei Daneel. 'We hebben een bestuurder nodig, en betaalt u hem alstublieft genoeg dat hij ook bereid is vriend Giskard te vervoeren, die onmiskenbaar een robot is. Tegen mij zal hij geen bezwaar hebben.'
'Ik hoop wel dat je beseft, Daneel,' zei D.G., 'dat je iets volstrekt onredelijks vraagt.'
'Ik had gehoopt van niet, gezagvoerder,' zei Daneel. 'Maar als dat volgens u zo is, valt er niets meer te zeggen. Dan moeten we wel teruggaan naar mevrouw Gladia, en dat zal ze niet prettig vinden, want ze verkiest uw gezelschap.'
Hij draaide zich om om te vertrekken en wenkte Giskard mee te gaan, maar D.G. zei: 'Wacht. Er is hier vlakbij een
communicatiebatterij. Ik kan het in elk geval proberen. Blijf hier op me wachten.'
De twee robots bleven staan. 'Moest je veel doen, vriend Giskard?' vroeg Daneel.
Giskard scheen nu weer goed in evenwicht te zijn. 'Ik was machteloos,' zei hij. 'Hij had het grootste bezwaar om mevrouw Quintana te bellen en niet minder om ons een schicht te bestellen. Aan die gevoelens had ik zonder schade niets kunnen doen. Maar toen jij met het idee kwam dat we terug zouden gaan naar mevrouw Gladia sloeg zijn houding opeens drastisch om. Dat had je verwacht, neem ik aan, vriend Daneel?'
'Inderdaad.'
'Het lijkt wel of je me eigenlijk niet nodig hebt. Er is meer dan één manier om iemands geest te beïnvloeden. Maar iets heb ik toch gedaan. De gemoedsverandering van de gezagvoerder ging gepaard aan een heel gunstig gevoel tegenover mevrouw Gladia. Ik heb de gelegenheid te baat genomen dat te versterken.'
'Daar heb je de reden waarom ik je nodig heb. Ik had dat niet gekund.'
'Je zult het leren, vriend Daneel. Al vlug misschien.'
D.G. kwam terug. 'Je zult het niet geloven, Daneel, maar ze wil je spreken. De schicht met bestuurder is zo hier, en hoe vlugger jullie vertrekken hoe beter. Ik vertrek meteen naar Gladia's woning.'
De twee robots stapten de galerij in en gingen staan wachten.
'Hij is heel gelukkig,' zei Giskard.
'Zo schijnt het, vriend Giskard,' zei Daneel, 'maar ik ben bang dat voor ons het gemakkelijkste gedeelte nu voorbij is. Zonder veel moeite hebben we kunnen regelen dat mevrouw Gladia ons liet gaan om zelfstandig te opereren. Met weinig moeite hebben we de gezagvoerder ertoe gekregen een gesprek met de onderminister te arrangeren. Maar bij haar loopt de zaak misschien dood.'
95 * De bestuurder wierp een blik op Giskard en de moed leek hem in de schoenen te zinken. 'Kijk eens,' zei hij tegen Daneel, 'ze zeiden me dat ik dubbel betaald kreeg als ik een robot meenam, maar in de Stad mogen geen robots komen en ik kan grote moeilijkheden krijgen. Als ik mijn vergunning kwijtraak heb ik aan geld weinig. Als ik u alleen eens meenam, heer?'
'Ik ben ook een robot, meneer,' zei Daneel. 'Wij zijn nu in de Stad en dat is uw schuld niet. Wij proberen de Stad uit te komen en u helpt ons daarbij. We gaan naar een hoge overheidsfunctionaris die dat naar ik hoop wil regelen, en het is uw burgerplicht ons te helpen. Als u weigert ons mee te nemen, bestuurder, dan bevordert u dat robots in de Stad blijven en dat kan als schending van de wet beschouwd worden.'
Het gezicht van de bestuurder werd strak. Hij deed het portier open en zei ruw: 'Stap maar in.' Wel sloot hij zorgvuldig de dikke, doorschijnende afscheiding tussen hem en de passagiers.
'Was het moeilijk, Giskard?' vroeg Daneel zacht.
'Niet erg, vriend Daneel. Wat jij zei had de vereiste uitwerking. Het is verbazend dat een aantal uitspraken die stuk voor stuk juist zijn, samen gebruikt kunnen worden om een resultaat te bereiken dat met de waarheid niet te bereiken valt.'
'Dat heb ik in gesprekken onder mensen waargenomen, vriend Giskard, zelfs bij gewoonlijk heel oprechte mensen. Ik denk dat die praktijk voor hun gevoel gerechtvaardigd is omdat het een hoger doel dient.'
'De Nulde Wet, bedoel je.'
'Of de pendant ervan, als de menselijke geest zo'n pendant heeft... Vriend Giskard, straks zei je dat ik wellicht al vlug ook jouw vermogens zou hebben. Ben jij me daarop aan 't voorbereiden?'
'Zo is het, vriend Daneel.'
'Waarom? Mag ik je dat vragen?'
'Opnieuw, de Nulde Wet. Toen ik even op mijn benen stond te trillen besefte ik hoe onbetrouwbaar ik ben als ik de Nulde Wet probeer toe te passen. Voor het avond is moet ik misschien volgens de Nulde Wet handelen om de planeet en de mensheid te redden, en kan ik het niet. In dat geval moet jij in staat zijn het werk te doen. Ik bereid je stukje bij beetje voor, zodat ik je op het gewenste moment de laatste instructies kan geven, en alles mooi in elkaar past.'
'Ik zie niet in hoe dat mogelijk is, vriend Giskard.'
'Als het zover is zul je daar geen probleem mee hebben. Ik heb deze techniek in beperkte mate gebruikt bij robots die ik naar Aarde heb gestuurd, vroeger, voor ze uit de Steden gebannen werden, en zij hebben de Aardse leiders beïnvloed zodat ze het besluit goedkeurden om Kolonisten uit te zenden.'
De bestuurder, wiens schicht geen wielen had maar steeds een centimeter of wat boven de bodem bleef, was via afzonderlijke galerijen gegaan voor die voertuigen, en wel snel genoeg om hun benaming eer te doen. Nu kwam hij op een gewone Stadsgaanderij uit waarlangs niet zo heel ver naar links een snelweg liep. De schicht sloeg, veel langzamer nu, naar links af, dook onder de snelweg door, kwam aan de andere kant uit, en hield na een kilometer van bochten voor een barok gebouw stil.
Het portier van de schicht ging vanzelf open. Daneel stapte eerst uit, wachtte tot Giskard eruit was en gaf de bestuurder toen een stuk folie dat hij van D.G. gekregen had. De bestuurder bekeek het aandachtig; toen sloegen met een klap de portieren dicht en hij zweefde snel, zonder iets te zeggen, weg.
96 * Het duurde even voor de deur op hun signaal openging en Daneel veronderstelde dat ze heimelijk bekeken werden. Toen hij open was bracht een jonge vrouw hen behoedzaam het gebouw in. Ze gunde Giskard geen blik, maar gaf blijk van meer dan gewone nieuwsgierigheid naar Daneel.
Ze vonden onderminister Quintana achter een groot bureau. Ze glimlachte en zei met een opgewektheid die wat gemaakt leek: 'Twee robots, niet begeleid door mensen. Is dat veilig?'
'Absoluut, mevrouw Quintana,' zei Daneel ernstig. 'Het is voor ons even ongewoon een mens te zien zonder robots.'
'Ik kan u verzekeren,' zei mevrouw Quintana, 'dat ik ook robots heb. Ik noem ze ondergeschikten, en een van hen heeft u hier gebracht. Het verbaast me dat ze bij het zien van Giskard niet flauwgevallen is. Dat was zeker gebeurd als ze niet was gewaarschuwd, en als jij, Daneel, niet zo'n uitermate interessante verschijning was. Maar goed. Gezagvoerder Baley drong zo aan dat ik jullie zou ontvangen, en mijn belang bij het in stand houden van prettige relaties met een belangrijke Kolonie-planeet is van die aard, dat ik met een gesprek heb ingestemd. Maar mijn dagen zijn nu eenmaal vol en ik zou het op prijs stellen als we dit snel af kunnen werken... Wat kan ik voor jullie doen?'
'Mevrouw Quintana-' begon Daneel.
'Een ogenblik. Kunnen jullie gaan zitten? Ik zag je gisteravond zitten, niet?'
'Wij kunnen wel zitten, maar staan is voor ons even gemakkelijk. Ons kan het niet schelen.'
'Maar mij wel. Voor mij is staan niet gemakkelijk, en als ik blijf zitten krijg ik een stijve nek van het omhoog kijken. Neem alsjeblieft een stoel en ga zitten. Dank je wel... Nu, Daneel, waar gaat het om?'
'Mevrouw Quintana,' zei Daneel, 'ik neem aan dat u zich nog het gebeuren herinnert van gisteravond na het banket, toen er een zenger op het balkon werd afgevuurd.'
'O zeker. En bovendien weet ik dat een mensachtige robot geschoten heeft, ook al wordt dat officieel niet erkend. Toch zit ik hier nu met twee robots tegenover me, en zonder bescherming. En een van jullie beiden is nog mensachtig ook.'
'Ik heb geen zenger, mevrouw,' zei Daneel met een glimlach.
'Dat mag ik hopen... Die andere mensachtige robot leek helemaal niet op jou, Daneel. Jij bent echt een kunstwerk, weet je dat?'
'Ik ben ingewikkeld geprogrammeerd, mevrouw.'
'Ik bedoel uiterlijk. Maar wat was er met dat schieten?'
'Mevrouw, die robot heeft ergens op Aarde zijn basis en ik moet weten waar die is. Ik ben van Aurora gekomen om die basis te zoeken en zulke incidenten te voorkomen, die de vrede tussen onze planeten kunnen verstoren. Ik heb redenen om aan te nemen-'
'Jij bent gekomen? Niet de gezagvoerder? Niet mevrouw Gladia?'
'Wij, mevrouw,' zei Daneel. 'Giskard en ik. De situatie leent zich er niet toe, u het hele verhaal te vertellen van hoe we aan dit werk begonnen zijn, en in elk geval kan ik u niet zeggen welke mens ons er opdracht toe gegeven heeft.'
'Zo zo! Interplanetaire spionage! Wat boeiend. En wat jammer dat ik je niet helpen kan, maar ik weet niet waar die robot vandaan kwam. Ik begrijp eigenlijk niet eens waarom je voor dergelijke gegevens hier komt. Als ik jou geweest was, Daneel, had ik me tot het ministerie van Veiligheid gewend.' Ze boog zich naar hem toe. 'Heb je echte huid op je gezicht, Daneel? Als het namaak is, is het wel iets heel bijzonders.' Ze stak haar hand uit en legde zacht haar hand op zijn wang. 'Het voelt zelfs zo aan.'
'Desondanks is het geen huid, mevrouw. Als hij beschadigd wordt geneest het niet vanzelf. Anderzijds kan een scheurtje gemakkelijk dichtgelast worden, en zelfs een heel stuk kan vervangen worden.'
'Brr,' zei mevrouw Quintana met een rimpel in haar neus. 'Maar wij hebben verder geen zaken meer, want wat die zengertrekker betreft kan ik jullie niet helpen. Ik weet er niets van.'
'Mevrouw, ik zou het graag uitleggen,' zei Daneel. 'Deze robot maakt wellicht deel uit van een groep die belangstelling heeft voor de wijze van energieproduktie waar u het gisteravond over had: splitsing. Wanneer dat zo is, dat ze belangstelling hebben voor splitsing en voor het uranium en thorium in de aardkorst, wat zou dan een geschikte plek zijn om als basis te gebruiken?'
'Misschien een oude uraniummijn? Ik weet niet eens waar die zijn. Je moet begrijpen, Daneel, dat de Aarde een bijna bijgelovige afkeer heeft van alles wat met atoomkracht te maken heeft, en met name met splitsing. In onze populaire werken over energie zul je er nauwelijks iets over vinden, en in vakboeken voor deskundigen alleen de essentiële zaken. Zelf ik weet er weinig van - maar ja, ik ben geen geleerde maar een ambtelijk iemand.'
'Dan nog iets, mevrouw,' zei Daneel. 'We hebben de moordenaar in spe ondervraagd over waar zijn basis was, heel streng. Hij was geprogrammeerd om dan voorgoed buiten werking te treden, zijn breincircuits zouden volledig stollen. En dat gebeurde ook. Maar daarvoor, in zijn strijd tussen antwoorden en stollen, deed hij drie keer zijn mond open alsof hij - mogelijk - drie lettergrepen wilde zeggen, of drie woorden, of drie woordgroepen, of een combinatie daarvan. De tweede klank of woord was: "mijl". Zegt dat u iets in verband met splitsing?'
Langzaam schudde Quintana haar hoofd. 'Nee, dat kan ik niet zeggen. Het is beslist geen woord dat in het Interstellaire woordenboek te vinden is. Het spijt me, Daneel. Ik vond het leuk om je nog eens te zien, maar mijn bureau ligt vol klusjes die afgewerkt moeten worden. Je wilt mij wel verontschuldigen.'
Daneel deed net of hij het niet hoorde. 'Er is mij gezegd, mevrouw, dat "mijl" een verouderd woord kon zijn waarmee een oude lengte wordt aangegeven, misschien langer dan een kilometer.'
'Ook al zou dat zo zijn,' zei mevrouw Quintana, 'dan kan dat er niets mee te maken hebben. Wat zou zo'n Aurorische robot nu weten van verouderde woorden en oude-' Abrupt zweeg ze. Haar ogen werden groot en haar gezicht bleek. 'Is dat mogelijk?' zei ze.
'Wat, mevrouw?' vroeg Daneel.
'Er is een plek,' zei mevrouw Quintana, half in gedachten verzonken, 'waar nooit iemand komt, geen Aardling en geen robot. Als ik theatraal wilde doen zou ik zeggen dat het een vervloekte plek is. Hij is zo vervloekt dat nauwelijks iemand het bestaan ervan kent. Op de kaarten komt hij niet eens voor. Over splitsing gesproken... Ik herinner me dat ik het tegengekomen ben toen ik pas onderminister was. Toen werd er over gepraat als de plek van het "voorval" waardoor de Aardlingen zich voorgoed keerden tegen splitsing als energiebron. Die plek is het eiland Driemijlsland.'
'Een afgelegen plaats dus,' zei Daneel. 'Volkomen afgelegen, je wordt er niet gestoord; zo'n plaats die je beslist tegen zou komen als je oud studiemateriaal over splitsing bestudeerde en dan meteen zou zien als een, uit het oogpunt van geheimhouding, ideale basis; met een naam waarvan het midden "mijl" luidt. Dat moet het zijn, mevrouw... Kunt u ons zeggen hoe wij daar komen, en kunt u iets organiseren zodat wij de Stad uit kunnen en naar Driemijlsland gebracht kunnen worden, of zo dicht mogelijk daarbij?'
Mevrouw Quintana glimlachte. Als ze lachte zag ze er jonger uit. 'Tja, als je met een interessant geval van interplanetaire spionage te maken hebt, dan heb je geen tijd te verliezen, wel?'
'Nee, mevrouw, zoals u zegt.'
'Kijk, het past in het kader van mijn taak dat ik een kijkje ga nemen op Driemijlsland. Ik zou jullie per luchtwagen mee kunnen nemen. Ik kan een luchtwagen besturen.'
'Mevrouw, uw drukke werkzaamheden-'
'Daar komt niemand aan. Die gaan niet lopen terwijl ik weg ben.'
'Maar dan komt u buiten de Stad-'
'En wat dan nog? De oude tijd is voorbij. In die boze oude tijd onder de Ruimtelingen kwamen de Aardlingen hun steden niet uit, dat is waar, maar nu zijn we ons al bijna twintig decennia aan 't verbreiden en de Melkweg aan 't koloniseren. Er zijn nog wel minder ontwikkelde lieden die de oude, kleinzielige houding blijven aannemen, maar de meesten van ons zijn heel beweeglijk geworden. Algemeen heerst het idee, geloof ik, dat men zich tenslotte toch bij een groep Kolonisten aansluit. Ik persoonlijk ben dat niet van plan, maar ik vlieg regelmatig met mijn luchtwagen en vijf jaar geleden ben ik naar Chicago gevlogen en daarna ook weer terug... Blijf maar zitten. Ik zal het even regelen.' Als een wervelwind verdween ze.
Daneel keek haar na en mompelde: 'Dat lijkt me voor haar niet echt typisch, vriend Giskard. Heb jij iets met haar gedaan?'
'Nauwelijks,' zei Giskard. 'Toen we binnenkwamen leek het me dat de jongedame die ons binnenliet, je van uiterlijk aantrekkelijk vond. Ik was er zeker van dat in mevrouw Quintana's geest gisteravond aan het diner hetzelfde een rol speelde, maar ik zat ver van haar af en er waren te veel anderen in de zaal om het zeker te weten. Maar toen ons gesprek met haar begon was het onmiskenbaar. Ik heb dat versterkt en telkens als ze een eind aan het gesprek wilde maken leek ze minder vastbesloten, en geen enkele keer maakte ze ernstig bezwaar dat je doorging. Tenslotte kwam ze met die luchtwagen omdat ze volgens mij zover was, dat ze de kans om nog een tijd bij je te zijn niet wilde laten schieten.'
'Dat kan het voor mij ingewikkeld maken,' zei Daneel peinzend.
'Het is voor een goede zaak,' zei Giskard. 'Denk erover in de geest van de Nulde Wet.' Op de een of andere manier maakte hij de indruk dat hij daarbij geglimlacht zou hebben als er op zijn gezicht zo'n uitdrukking had kunnen komen.
97 * Mevrouw Quintana liet een zucht van opluchting toen ze haar luchtwagen neerzette op een voor dat doel geschikte plaat beton. Meteen kwamen er twee robots opdagen voor de vereiste controle van het voertuig en om het zo nodig bij te laden.
Ze keek naar rechts en leunde daarbij voor Daneel langs. 'Het is in die richting, een paar kilometer stroomopwaarts van de Susquehanna. Het is ook wel een warme dag.' Met duidelijke tegenzin ging ze weer rechtop zitten en glimlachte tegen Daneel. 'Dat is het ergste buiten de Stad. Het milieu is hier absoluut niet geregeld. Dat het hier zomaar zo heet kan zijn. Heb jij het niet heet, Daneel?'
'Ik heb een inwendige thermostaat, mevrouw, die uitstekend werkt.'
'Geweldig. Ik wilde dat ik er ook zo een had. Er zijn in dit gebied geen wegen, Daneel. Er zijn ook geen robots om de weg te wijzen, want ze komen hier nooit. En ik weet ook niet de juiste plek in dit gebied, dat behoorlijk groot is. We zouden het hele gebied door kunnen struinen zonder de basis te vinden, al zitten we er maar vijfhonderd meter vandaan.'
'Niet "wij", mevrouw. Het is beslist noodzakelijk dat u hier blijft. Het kan nu eventueel gevaarlijk worden, en omdat u geen luchtkoeling hebt zou het werk zwaarder worden dan u lichamelijk kon verdragen, ook al was er geen gevaar. Zou u op ons willen wachten, mevrouw? Ik vind het heel belangrijk dat u dat doet.'
'Dan zal ik wachten.'
'Wij blijven misschien uren weg.'
'Er zijn hier allerlei voorzieningen, en het Stadje Harrisburg is hier niet ver vandaan.'
'Dan, mevrouw, gaan we op pad.' Hij sprong lenig uit de luchtwagen en Giskard kwam achter hem aan. Ze vertrokken in noordelijke richting. Het was vroeg in de middag en de felle zomerzon schitterde op de glanzende delen van Giskards lichaam.
'Als je tekenen van geestelijke activiteit ontdekt, moeten we daar wezen,' zei Daneel. 'Kilometers in de omtrek moet er verder niemand zijn.'
'Weet je zeker dat we ze kunnen tegenhouden als we ze vinden, vriend Daneel?'
'Nee, vriend Giskard, zeker ben ik allerminst... maar het moet.'
98 * Levular Mandamus gromde en keek naar Amadiro op met een strak glimlachje op zijn magere gezicht. 'Verbazend,' zei hij, 'en hoogst bevredigend.'
Amadiro depte zijn wenkbrauwen en wangen met een stuk handdoek en zei: 'Wat bedoel je?'
'Dat alle relaisstations goed werken.'
'Dus u kunt de versterker gaan inschakelen?'
'Zo gauw ik de juiste mate van w-deeltjesconcentratie heb bepaald.'
'En hoeveel tijd kost dat?'
'En kwartier, een half uur.'
Amadiro bleef toekijken met een steeds grimmiger gezicht tot Mandamus zei: 'Goed. Ik heb het. Het is 2,72 op de willekeurige schaal die ik heb opgesteld. Dat geeft ons vijftien decennia voor een evenwichtsgrens bereikt wordt die zonder wezenlijke veranderingen miljoenen jaren in stand blijft. En dat niveau zorgt ervoor dat er op Aarde op z'n best hier en daar een groepje kan blijven leven in gebieden met een betrekkelijk geringe straling. We hoeven alleen maar te wachten en over vijftien decennia zal een hoogst wanordelijk troepje Kolonieplaneten naar ons pijpen dansen.'
'Ik leef geen vijftien decennia meer,' zei Amadiro langzaam.
'Dat spijt me heel erg, meneer,' zei Mandamus droog, 'maar we hebben het nu over Aurora en de Ruimtewerelden. Er komen anderen om onze taak voort te zetten.'
'Zoals u?'
'U hebt mij de leiding van het Instituut beloofd, en u ziet dat ik die heb verdiend. Vanuit die politieke basis mag ik redelijkerwijs verwachten eenmaal Voorzitter te worden, en ik zal de politiek ten uitvoer brengen die nodig is om de dan anarchistische Kolonieplaneten definitief ten onder te brengen.'
'U bent wel zeker van uw zaak. Als u die w-deeltjesstroom nu aanzet en iemand anders zet hem in de loop van de komende vijftien decennia af?'
'Dat kan niet, meneer. Wanneer het toestel eenmaal is ingesteld zal een inwendige atomaire verschuiving het in die stand vastzetten. Daarna is het proces onomkeerbaar, wat er hier ook gebeurt. Al zou deze hele plek verdampen, de aardkorst zal langzaam blijven verbranden. Ik neem aan dat er een hele nieuwe opstelling gebouwd kan worden als er iemand op Aarde of onder de Kolonisten mijn werk na kan doen, maar dan kunnen ze de mate van radioactiviteit alleen vergroten, nooit verkleinen. Daar zorgt de Tweede Wet van de thermodynamica voor.'
'Mandamus,' zei Amadiro, 'u zegt dat u de leiding verdiend hebt. Maar ik denk dat ik daarover heb te beslissen.'
'Dat hebt u niet, meneer,' zei Mandamus strak. 'Met alle respect, ik ken de details van dit proces, en u niet. Die details staan gecodeerd op een plaats die u niet kunt vinden, en ook als u ze vindt, ze worden bewaakt door robots die ze eerder zullen vernietigen dan ze in uw handen laten vallen. U kunt hiervoor de eer niet opeisen. Ik wel.'
'Maar toch zal mijn goedkeuring de zaak voor u bespoedigen,' zei Amadiro. 'Als u hoofd wilt worden zonder mijn medewerking zult u voortdurend weerstand ondervinden van de andere leden van de Raad, en daar zult u al uw jaren op die post hinder van ondervinden. Wilt u alleen de titel van hoofd, of de gelegenheid om alles te genieten wat een ware leider toekomt?'
'Is dit een moment om over politiek te praten?' vroeg Mandamus. 'Net nog was u een en al ongeduld om het feit dat ik nog een kwartier aan mijn computer moest zitten.'
'Jawel, maar nu praten we over de afstelling van de w-deeltjesstraal. U wilt hem op 2,72 zetten - was dat het getal niet? -en ik vraag me af of dat goed is. Wat is de uiterste grens die u kunt bereiken?'
'De schaal gaat van 0 tot 12, maar 2,72 moet het wezen. Plus of minus 0,05, om precies te zijn. Volgens de rapporten van alle veertien relais zal het dan vijftien decennia duren tot het evenwicht bereikt is.'
'Maar ik vind dat het juiste getal 12 is.'
Mandamus staarde de ander verschrikt aan. '12? Weet u wel wat dat betekent?'
'Ja. Dat betekent dat Aarde in één of anderhalf decennium te radioactief is om er te leven, en dat zal een paar miljard Aardlingen het leven kosten.'
'En we raken zeker in oorlog met een woedende federatie van Kolonies. Wat kunt u van zo'n ramp verwachten?'
'Ik zeg het nogmaals: ik zal geen vijftien decennia meer leven, en ik wil meemaken dat Aarde ten onder gaat.'
'Maar u zou de verminking van Aurora oproepen - dat op z'n minst. Dat kunt u niet menen.'
'O jawel. Ik moet twintig decennia verdrukking en vernedering goedmaken.'
'Die decennia zijn veroorzaakt door Han Fastolfe en Giskard, en niet door Aarde.'
'Nee, ze zijn veroorzaakt door een Aardling, Elijah Baley.'
'Die al meer dan zestien decennia dood is. Wat is de waarde van een ogenblik van wraak op een man die al lang dood is?'
'Ik wil er niet over discussiëren. Ik doe u een voorstel. U wordt meteen hoofd. Ik zal mijn functie neerleggen meteen als we terug zijn op Aurora, en u in mijn plaats benoemen.'
'Nee. Op zulke voorwaarden wil ik geen hoofd worden. Miljarden doden!'
'Miljarden Aardlingen. Tja, dan kan ik niet vertrouwen dat u het toestel goed afstelt. Laat mij zien hoe de afstelling werkt, dan neem ik de verantwoordelijkheid. Ook dan zal ik bij terugkeer mijn functie neerleggen en u benoemen.'
'Nee. Het betekent nog steeds de dood van vele miljarden, en wie weet, misschien ook miljoenen Kolonisten. Dr. Amadiro, begrijpt u alstublieft dat ik dit op geen enkele voorwaarde wil doen en dat u het zonder mij niet kunt. Het afstelmechaniek werkt alleen op de druk van mijn linkerduim.'
'Ik vraag het u nog één keer.'
'U moet wel gek zijn als u het opnieuw vraagt, na alles wat ik gezegd heb.'
'Dat, Mandamus, is uw persoonlijke mening. Ik ben niet zo gek of ik heb alle robots van hier op een of ander karweitje uit gestuurd. Wij zijn hier alleen.'
Mandamus trok spottend een hoek van zijn bovenlip op. 'En waarmee denkt u mij te bedreigen? Gaat u mij vermoorden nu er geen robots hier zijn om het te verhinderen?'
'Ja, Mandamus, dat zal ik inderdaad doen als het moet.' Amadiro haalde uit een tasje aan zijn zij een zenger van klein kaliber. 'Ze zijn op Aarde moeilijk te krijgen, maar niet onmogelijk als je wilt betalen. En ik weet ermee om te gaan. Gelooft u me maar als ik u zeg dat ik geen moment zal aarzelen u door uw hoofd te schieten, als u uw duim niet op de knop zet en mij de wijzer op twaalf laat zetten.'
'Dat zou u nooit durven. Als ik sterf, hoe kunt u dan, zonder mij, die wijzer verzetten?'
'U bent toch niet achterlijk? Als ik u door uw hoofd schiet zal uw linkerduim onbeschadigd blijven. Hij houdt nog een tijdje de lichaamswarmte. Ik gebruik die duim en verstel de wijzer net zo gemakkelijk als ik een kraan laat lopen. Ik zou u liever laten leven, want het kan weleens lastig zijn op Aurora uw dood te verklaren, maar daar vind ik wel iets op. Ik geef u dus dertig seconden om tot een besluit te komen. Wanneer u meewerkt wordt u nog steeds meteen hoofd. Zo niet, dan gebeurt het toch precies zoals ik wil, en u bent dood. Het gaat nu in. Een... twee... drie...'
Vol schrik keek Mandamus Amadiro aan, die doortelde en hem over de geheven zenger met harde, uitdrukkingloze ogen aantuurde. 'Doe die zenger weg,' zei Mandamus toen met een benauwd gesis, 'of we worden allebei vastgegrepen omdat we beschermd moeten worden tegen kwaad dat ons overkomt.'
Die waarschuwing kwam te laat. Sneller dan het oog kon zien strekte zich een arm uit naar Amadiro's pols, verlamde hem door een druk, en weg was de zenger.
'Ik bied u mijn verontschuldiging aan dat ik u pijn moest doen, dr. Amadiro,' zei Daneel, 'maar ik kan niet toelaten dat u een zenger gericht houdt op een ander mens.'
99 * Amadiro sprak geen woord. Mandamus zei koud: 'Jullie zijn twee robots, en voor zover ik zien kan is er geen meester bij. Bij gebreke ben ik jullie meester en ik geef jullie bevel weg te gaan en niet terug te komen. Zoals jullie zien is er op het ogenblik geen mens hier in gevaar, dus niets staat jullie in de weg om aan dit bevel gevolg te geven. Verdwijn onmiddellijk.'
'Met alle respect, meneer,' zei Daneel, 'we hoeven tegenover u niet te verheimelijken wie we zijn en wat we vermogen, want dat weet u al. Mijn metgezel, R. Giskard Reventlov, bezit het vermogen gevoelens waar te nemen... Vriend Giskard...'
'Toen we van een hele afstand uw aanwezigheid hadden ontdekt,' zei Giskard, 'en dichterbij kwamen, merkte ik, dr. Amadiro, in uw geest een zinderende woede. En bij u, dr. Mandamus, uitzinnige angst.'
'Die woede, als die er was,' zei Mandamus, 'was de reactie van dr. Amadiro op de nadering van twee vreemde robots, met name van de ene, die de menselijke geest kon beïnvloeden, en die de geest van mevrouw Vasilia al ernstig en misschien blijvend beschadigd had. Mijn angst, als die er was, kwam ook door hun nadering. Nu hebben we onze emoties in de hand en er is geen reden voor jullie tussenkomst. Wij bevelen jullie nogmaals om voorgoed te verdwijnen.'
'Het spijt me, dr. Mandamus,' zei Daneel, 'maar ik wil me er alleen maar van verzekeren dat we veilig uw bevel kunnen opvolgen. Zag ik toen we naderkwamen geen zenger in dr. Amadiro's hand en was deze niet op u gericht?'
'Hij legde uit hoe hij werkte,' zei Mandamus, 'en zou hem net wegsteken toen jullie hem het ding afnamen.'
'Zal ik het hem dan teruggeven, meneer, voor ik vertrek?'
'Nee,' zei Mandamus zonder een krimp te geven, 'want dan hadden jullie een smoes om hier te blijven om, zoals jullie het noemen, ons te beschermen. Neem hem mee als je weggaat, en je hebt geen reden om terug te komen.'
'Wij hebben reden te denken dat u hier in een gebied bent waar mensen niet mogen komen-' zei Daneel.
'Dat is volgens de gewoonte, niet volgens de wet, en voor ons geldt die niet want wij zijn geen Aardlingen. Trouwens, robots mogen hier ook niet komen.'
'Wij zijn hierheen gebracht, dr. Mandamus, door een hoge functionaris van de Aardse regering. We hebben reden om te denken dat u hier bent om het niveau van radioactiviteit in de aardkorst te verhogen en zware, onherstelbare schade aan de planeet toe te brengen.'
'Er is geen sprake van-' begon Mandamus.
Nu kwam Amadiro voor het eerst ertussen. 'Met welk recht wil jij ons ondervragen, robot? Wij zijn mensen en hebben jullie een bevel gegeven. Gehoorzaam nu.'
Hij sprak met overdonderend gezag en Daneel stond te trillen, terwijl Giskard zich half omkeerde. Maar Daneel zei: 'Neemt u mij niet kwalijk, dr. Amadiro. Ik ondervraag niet. Ik wil alleen maar zeker zijn dat ik veilig het bevel kan gehoorzamen. Wij hebben reden te denken dat-'
'Je hoeft je niet te herhalen,' zei Mandamus. Toen, ter zijde: 'Dr. Amadiro, laat u mij alstublieft antwoorden.' En weer tegen Daneel: 'Daneel, wij zijn hier op een antropologische expeditie. Ons doel is het, verschillende gebruiken van mensen te zoeken die invloed hebben gehad op de gedragswijze van Ruimtelingen. De oorsprong daarvan kan alleen hier op Aarde gevonden worden, en hier zoeken wij die dus.'
'Hebt u daar toestemming voor van Aarde?'
'Zeven jaar geleden heb ik de betreffende functionarissen op Aarde geraadpleegd en hun toestemming gekregen.'
'Wat vind jij, vriend Giskard?' zei Daneel zachtjes.
'Er zijn in dr. Mandamus' geest aanwijzingen dat wat hij zegt, niet in overeenstemming is met de werkelijkheid,' zei Giskard.
'Hij liegt dus,' zei Daneel energiek.
'Ik geloof het wel,' zei Giskard.
Met onverstoorbare kalmte zei Mandamus: 'Jij mag dat dan geloven, maar geloof is geen zekerheid. Je kunt een bevel niet in de wind slaan op grond van iets dat je gelooft. Dat weet ik, en dat weten jullie ook.'
'Maar in de geest van dr. Amadiro,' zei Giskard, 'wordt de woede alleen maar in toom gehouden door emotionele krachten die maar nauwelijks tegen die taak zijn opgewassen. Het kan goed zijn dat die krachten om zo te zeggen scheuren en de woede de vrije loop laten.'
En Amadiro riep: 'Mandamus, waarom scherm je met die dingen?'
Mandamus schreeuwde: 'Zeg geen woord, Amadiro. Je speelt hun in de kaart.'
Amadiro trok zich daar niets van aan. 'Het is vernederend,
en nutteloos.' Hij schudde Mandamus' arm die hem tegenhield ziedend van boosheid van zich af. 'Ze kennen de waarheid, maar wat maakt dat uit?... Robots, wij zijn Ruimtelingen. Ja, wij zijn zelfs Auroriërs, van de planeet waarop jullie zijn gebouwd. En dat niet alleen, wij zijn ook hoge functionarissen op de planeet Aurora, en jullie moeten het woord "mensen" in de Wetten van de robotica begrijpen als "Auroriërs".
Als jullie ons nu niet gehoorzamen dan berokken je ons kwaad en vernedert ons, zodat je de Eerste en de Tweede Wet beide overtreedt. Dat onze bezigheden hier gericht zijn op het doden van Aardlingen, in grote aantallen zelfs, dat is waar maar heeft niets te betekenen. Je zou evengoed kunnen weigeren te gehoorzamen omdat wij vlees eten van gedode dieren. Nu heb ik het jullie uitgelegd. Vertrek nu!'
Maar de laatste woorden werden een schor gekerm. Amadiro's ogen puilden uit en hij kromp op de grond in elkaar. Mandamus boog zich met een ongearticuleerde kreet over hem heen.
'Dr. Mandamus,' zei Giskard, 'dr. Amadiro is niet dood. Hij is nu bewusteloos maar kan elk moment bijgebracht worden. Maar hij zal alles vergeten zijn wat met dit project in verband staat, en hij zal ook nooit iets kunnen begrijpen wat ermee te maken heeft, wanneer u het hem bijvoorbeeld zou proberen uit te leggen. Toen ik dat teweegbracht - en dat kon ik pas toen hij bekende dat hij van plan was grote aantallen Aardlingen te vernietigen - heb ik misschien ook schade toegebracht aan andere gedeelten van zijn geheugen of zijn denkprocessen. Dat spijt me, maar ik kon dat niet vermijden.'
'Dr. Mandamus,' zei Daneel, 'u moet weten dat we een tijdje geleden op Solarië robots tegengekomen zijn die mensen strikt definieerden als alleen Solariërs. Wij beseffen dat als verschillende robots met verschillende strikte definities rondlopen, alleen tomeloze vernietiging het gevolg kan zijn. Het heeft geen zin om te proberen ons de mens te laten definieëren als enkel de Auroriër. Wij definiëren mensen als alle leden van de soort homo sapiens, waaronder ook Aardlingen en Kolonisten vallen, en wij zijn van mening dat het voorkomen van kwaad aan groepen mensen en aan de mensheid als geheel gaat voor het voorkomen van kwaad aan wie dan ook in het bijzonder.'
Met ingehouden adem zei Mandamus: 'Maar dat zegt de Eerste Wet niet.'
'Dat is wat ik de Nulde Wet noem, en die weegt zwaarder.'
'Zo zijn jullie niet geprogrammeerd.'
'Zo heb ik mezelf geprogrammeerd. En aangezien ik vanaf het moment van uw komst hier wist dat u kwaad in de zin had, kunt u mij niet wegsturen of voorkomen dat ik u schade doe. De Nulde Wet prevaleert en ik moet Aarde redden. Daarom vraag ik u om vrijwillig te helpen bij de vernietiging van die apparatuur die u hier hebt. Zo niet, dan zal ik gedwongen zijn u met kwaad te bedreigen, net als dr. Amadiro deed, ofschoon ik geen zenger zou gebruiken.'
'Wacht! Wacht!' zei Mandamus. 'Luister naar me. Laat het mij uitleggen. Het is goed dat de geest van dr. Amadiro schoongeveegd is. Hij wilde Aarde vernietigen, maar ik niet. Daarom juist hield hij die zenger op mij gericht.'
'Maar van u kwam het idee, en u hebt deze apparatuur ontworpen en gebouwd. Anders had dr. Amadiro u nooit ergens toe hoeven dwingen. Dan had hij het zelf gedaan en van u geen hulp nodig gehad. Klopt dat?'
'Ja, dat klopt. Giskard kan mijn emoties controleren en zien of ik lieg. Ik heb die apparatuur gebouwd en was bereid hem te gebruiken, maar niet zoals dr. Amadiro wilde. Spreek ik de waarheid?'
Daneel keek naar Giskard, die zei: 'Voor zover ik kan zien is het waar.'
'Natuurlijk,' zei Mandamus. 'Ik wil een lichte versterking van de natuurlijke radioactiviteit in de aardkorst teweegbrengen. Gedurende honderdvijftig jaar kunnen de Aardlingen naar andere planeten verhuizen. Daardoor zal de bevolking van de huidige Kolonieplaneten toenemen en zullen er veel Kolonieplaneten bijkomen. Aarde als grote, uitzonderlijke wereld, die de Ruimtelingen blijvend bedreigt en de Kolonisten blijvend verlamt, zal verdwijnen. Het middelpunt van mystieke gloed dat de Kolonisten vasthoudt zal verdwijnen. Spreek ik de waarheid?'
Weer zei Giskard: 'Voor zover ik kan zien is het waar.'
'Als mijn plan slaagt zou het de vrede bewaren en de Melkweg tot een tehuis maken voor zowel Ruimtelingen als Kolonisten. Daarom heb ik bij het bouwen van dit toestel-' Hij stak zijn hand ernaar uit, drukte zijn linkerduim op de knop, zijn andere hand schoot naar de afstelling en hij schreeuwde: 'Staan blijven!'
Daneel maakte een beweging naar hem toe en bleef verstard staan, met zijn rechterhand geheven. Giskard bewoog zich niet.
Mandamus keerde zich hijgend weer om. 'Hij staat op 2,72. Het is gebeurd. Het kan niet ongedaan gemaakt worden. Nu gebeurt het precies zoals ik wil. Jullie kunnen niet tegen mij getuigen, want dan zouden jullie een oorlog ontketenen en jullie Nulde Wet verhindert dat.'
Hij keek neer op het voorover liggende lichaam van Amadiro en zei met een kille, minachtende blik: 'Idioot! Jij zult nooit begrijpen wat er gebeuren moest!'