14 - Het duel
61 * Gladia bekeek de bol van Aurora op het scherm. Het wolkendek leek verstijfd, midden in zijn werveling rond de grote halvemaan die straalde in het licht van haar zon. 'Zo dichtbij zijn we toch niet?' zei ze.
D.G. glimlachte. 'Lang niet. We kijken door heel sterke lenzen. Hij is nog dagen ver, de gekromde route in aanmerking genomen. Als we ooit een antizwaartekrachtaandrijving krijgen, waar de natuurkundigen alsmaar van dromen maar die ze blijkbaar niet kunnen maken, wordt de ruimtevaart echt gemakkelijk en snel. Nu kunnen de sprongen ons maar veilig tot een flinke afstand van de planeetmassa brengen.'
'Merkwaardig,' zei Gladia peinzend.
'Wat, vrouwe?'
'Toen we naar Solarië gingen dacht ik bij mezelf: Ik ga naar huis. Maar toen ik landde merkte ik dat het helemaal niet thuis was. Nu gaan we naar Aurora en ik dacht bij mezelf: Nu ga ik naar huis. Maar... die planeet daar is ook niet thuis.'
'Waar is dan thuis, vrouwe?'
'Ik begin het me af te vragen... Maar waarom noemt u me "vrouwe"?'
D.G. keek verbaasd. 'Hoort u liever "vrouwe Gladia", vrouwe Gladia?'
'Dat is ook respectsurrogaat. Denkt u zo over mij?'
'Respectsurrogaat? O nee. Maar hoe moet een Kolonist een Ruimtelinge anders aanspreken? Ik probeer beleefd te zijn en mij aan uw gewoonten aan te passen... datgene te doen waardoor u zich op uw gemak voelt.'
'Maar zo voel ik me niet op mijn gemak. Noem me maar Gladia. Ik noem u tenslotte ook D.G.'
'Dat vind ik uitstekend, al heb ik liever dat u mij in het bijzijn van officieren en manschappen "kapitein" noemt, dan noem ik u "vrouwe". Discipline moet er wezen.'
'Ja natuurlijk,' zei Gladia afwezig en staarde weer naar Aurora. 'Ik heb geen thuis.' Met een zwaai keerde ze zich naar D.G. 'Meent u het, dat u mij mee wilt nemen naar Aarde, D.G.?'
'Half en half,' zei D.G. met een glimlach. 'U wilt misschien niet... Gladia.'
'Ik denk van wel,' zei Gladia, 'tenzij ik de moed verlies.'
'Er bestaat kans op besmetting,' zei D.G., 'en daar zijn Ruimtelingen bang voor, niet?'
'Te bang misschien. Ik heb toch uw stamvader gekend en ben niet besmet. Ik ben op dit schip geweest en heb het overleefd. Kijk, we zitten vlak bij elkaar. Ik ben zelfs op uw planeet geweest, met duizenden dicht om me heen. Ik denk dat ik een bepaalde weerstand heb opgebouwd.'
'Ik moet u zeggen, Gladia, op Aarde is de bevolking duizend keer zo dicht als op Baleybol.'
'Maar toch,' zei Gladia, en haar stem werd warmer. 'Ik denk volslagen anders... over vele dingen. Ik heb gezegd dat er na drieëntwintig decennia niets meer was om voor te leven, maar het blijkt van wél. Op Baleybol is er iets nieuws gebeurd - mijn praatje... hoe het de mensen aansprak - wat ik me nooit had voor kunnen stellen. Het was net of ik opnieuw geboren werd, opnieuw begon met een eerste decennium. Het lijkt me nu dat ook als Aarde mij doodt, het de moeite waard zou zijn, want dan stierf ik jong en actief en vechtend tegen de dood; niet oud en vermoeid en blij om te sterven.'
'Zo!' zei D.G. en-hief zijn armen in een melodramatisch gebaar. 'Dat klinkt als een historisch intergolfstuk. Hebt u die op Aurora ooit gezien?'
'Jazeker. Die zijn heel geliefd.'
'Bent u daarvoor aan 't repeteren, Gladia, of meent u echt wat u zegt?'
Gladia lachte. 'Het lijkt zeker wel gek, D.G., maar het rare is dat ik het méén... als ik de moed niet verlies.'
'Dan doen we het. We gaan naar Aarde. Ik denk niet dat ze het een oorlog waard vinden, zeker niet als u volledig verslag uitbrengt van de gebeurtenissen op Solarië, zoals ze verwachten, en als u uw erewoord geeft als Ruimtelinge - als er bij u zoiets bestaat - om terug te komen.'
'Maar dat wil ik niet.'
'Later, misschien... En nu, vrouwe - Gladia, bedoel ik - het is altijd een genoegen om met u te praten, maar ik heb steeds de neiging om te lang te blijven en in de stuurcabine zullen ze me missen. En als dat niet zo is en ze redden het zonder mij, heb ik liever dat ze daar niet achter komen.'
66 * 'Heb jij dat gedaan, vriend Giskard?'
'Waar heb je het over, vriend Daneel?'
'Mevrouw Gladia wil graag naar Aarde gaan en misschien niet terugkomen. Dat verlangen staat zo lijnrecht op wat een Ruimtelinge als zij zou willen, dat ik je wel moet verdenken iets aan haar geest gedaan te hebben, dat ze dit wil.'
'Ik heb haar niets gedaan,' zei Giskard. 'Het is al moeilijk genoeg een willekeurig iemand te beïnvloeden binnen de grenzen van de Drie Wetten; om dat te doen met de geest van een bepaald iemand voor wiens veiligheid je direct verantwoordelijk bent, dat is nog moeilijker.'
'Waarom wil zij dan naar Aarde?'
'Wat ze op Baleybol heeft meegemaakt heeft haar sterk van mening doen veranderen. Ze heeft een taak - de vrede in de Melkweg veilig te stellen - en ze brandt van verlangen om daaraan te werken.'
'Zou het, vriend Giskard, in dat geval niet beter zijn om de gezagvoerder op jouw manier zo goed als je kunt over te halen om rechtstreeks naar Aarde te gaan?'
'Dat geeft moeilijkheden. De Aurorische overheid is er zo op gebrand dat mevrouw naar Aurora terugkomt, dat dat het beste is, althans voorlopig.'
'Maar dat kan ook gevaarlijk wezen,' zei Daneel.
'Je denkt dus nog steeds, vriend Daneel, dat ze mij willen hebben, omdat ze erachter zijn wat ik kan?'
'Ik zie geen andere reden dat ze er zo op staan dat mevrouw Gladia terugkomt.'
'Denken als een mens, merk ik, heeft zijn voetangels en klemmen. Je kunt niet-bestaande moeilijkheden gaan bedenken. Ook al zou op Aurora iemand vermoeden wat ik kon, dan zou ik dat idee met mijn vermogens tenietdoen. Vriend Daneel, er is niets te vrezen.'
'Als jij het zegt, vriend Giskard,' zei Daneel stug.
67 * Gladia keek peinzend om zich heen en stuurde met een zorgeloze handbeweging de robots weg. Terwijl ze dat deed keek zij naar die hand, waarmee ze de hand van alle bemanningsleden van het schip gedrukt had voor ze in het kleine landingsvaartuig stapte dat haar en D.G. naar beneden bracht, naar Aurora. Ze had beloofd dat ze terug zou komen en ze hadden haar toegejuicht, en Niss had gebruld: 'Zonder u gaan we niet weg, vrouwe!'
Het gejuich had haar geweldig goedgedaan. Haar robots dienden haar ononderbroken, trouw en geduldig, maar haar toejuichen deden ze nooit.
D.G. keek nieuwsgierig naar haar en zei: 'Nu bent u toch wel thuis, Gladia.'
'Ik ben in mijn complex,' zei ze zacht. 'Dit is het mijne geweest sinds dr. Fastolfe het mij twintig decennia geleden ter beschikking heeft gesteld, en toch voelt het mij vreemd aan.'
'Mij is het vreemd,' zei D.G. 'Als ik hier alleen was voelde ik me heel verloren.' Met een vaag lachje keek hij om zich heen naar het sierlijke meubilair en de uitvoerig beschilderde wanden.
'U zult niet alleen zijn, D.G.,' zei Gladia. 'Mijn huishoud-robots zijn steeds bij u en zij hebben hun opdrachten. Ze zullen zich wijden aan uw gerief.'
'Verstaan ze mijn Kolonistenaccent?'
'Zoniet, dan vragen ze u het nog eens te zeggen, en dan spreekt u langzaam en met gebaren. Ze zullen eten voor u klaarmaken, u laten zien hoe de voorzieningen in de gastenkamers te gebruiken - en ook houden ze u scherp in de gaten om te zorgen dat u de gastvrijheid niet misbruikt. Als het nodig is houden ze u tegen, maar dat doen ze zonder pijn te doen.'
'Ik hoop dat ze me wel als een mens beschouwen.'
'Wat die gelastigde niet deed... Nee, dat kan ik u verzekeren, D.G., al zullen uw baard en uw accent ze misschien even in de war brengen en hun reactie wat vertragen.'
'En tegen indringers beschermen ze mij, neem ik aan?'
'Zeker, maar indringers komen er niet.'
'De Raad wil me misschien komen halen.'
'Dan sturen ze robots, en de mijne zullen ze afhouden.'
'En als hun robots de uwe overweldigen?'
'Dat kan niet, D.G. Er is nog nooit een complex geschonden.'
'Kom nou, Gladia. Wilt u me zeggen dat niemand ooit-'
'Niemand ooit!' antwoordde ze onmiddellijk. 'U blijft rustig hier en mijn robots voorzien in al uw behoeften. Als u contact wilt maken met uw schip, met Baleybol, of zelfs met de Aurorische Raad, weten ze precies wat ze moeten doen. U hoeft geen vinger uit te steken.'
D.G. zakte in de dichtstbijzijnde stoel, strekte zich erin en zuchtte diep. 'Wat zijn wij verstandig, dat we op de Kolonieplaneten geen robots toelaten. Weet u hoe lang het zou duren voor ik in zo'n soort samenleving lui en laks werd? Hoogstens vijf minuten. Ik ben nu al bedorven.' Hij geeuwde en rekte zich wellustig. 'Vinden ze het erg als ik in slaap val?'
'Natuurlijk niet. Dan zorgen de robots dat het om u heen stil en donker is.'
Opeens ging D.G. rechtop zitten. 'En als u niet terugkomt?'
'Waarom zou ik niet terugkomen?'
'De Raad heeft u schijnbaar dringend nodig.'
'Ze kunnen mij niet vasthouden. Ik ben een vrije Aurorische burgeres en ik ga waar het mij goeddunkt.'
'Als een overheid wil kan zij altijd een noodsituatie scheppen, en nood breekt wet.'
'Onzin. Giskard, houden ze me daar?'
'Ze zullen u daar niet houden, mevrouw Gladia,' zei Giskard. 'De kapitein hoeft zich daar geen zorgen over te maken.'
'Je hoort het, D.G. En je stamvader heeft me de laatste keer dat ik hem zag, gezegd dat ik Giskard altijd moest vertrouwen.'
'Mooi! Prachtig! Want de reden waarom ik met u mee gekomen ben, Gladia, was om te zorgen dat ik u terugkrijg. Denk daaraan en zeg dat desnoods tegen die dr. Amadiro van u. Als ze u hier tegen uw wil willen vasthouden, dan moeten ze dat mij ook, en mijn schip in de omloopbaan weet daar wel raad mee.'
'Nee, alstublieft,' zei Gladia ontdaan. 'Daar moet u niet aan denken. Aurora heeft ook schepen, en ik ben ervan overtuigd dat ze het uwe in de gaten houden.'
'Maar er is een verschil, Gladia. Ik denk niet dat Aurora om u een oorlog wil. Maar Baleybol is daar van zijn kant best toe bereid.'
'O nee! Ik zou niet willen dat ze oorlog voerden om mij. En waarom zouden ze trouwens. Omdat ik met jullie stamvader bevriend was?'
'Dat niet precies. Ik denk dat niemand eigenlijk kan geloven dat u die vriendin was. Uw overgrootmoeder misschien - niet u. Zelfs ik kan dat niet geloven.'
'U wéét dat ik het was.'
'Verstandelijk, ja. Voor mijn gevoel is het onmogelijk. Het was twintig decennia geleden.'
Gladia schudde haar hoofd. 'U ziet die dingen als een kortlever.'
'Wij allemaal misschien, maar dat doet er niet toe. Wat u voor Baleybol belangrijk maakt is die toespraak van u. U bent een heldin en u moet op Aarde worden voorgesteld. Daar mag niets tussen komen.'
Een beetje verschrikt vroeg Gladia: 'Op Aarde voorgesteld? Met allerlei ceremonieel?'
'Met schallende bazuinen.'
'Waarom zouden ze dat belangrijk genoeg vinden om een oorlog te voeren?'
'Dat kan ik een Ruimteling niet goed uitleggen. Aarde is een... heilige wereld. Het is de enige ware wereld. Daar kwamen de mensen tot bestaan, en het is de enige wereld waarop ze evolueerden, en zich ontplooiden, en geleefd hebben tegen een hele achtergrond van leven. Op Baleybol hebben we bomen, en insecten... maar op Aarde hebben we een wilde weelde van bomen en bloemen die niemand van ons ooit gezien heeft, behalve op Aarde. Onze planeten zijn namaak, slappe imitaties. Ze bestaan niet en ze kunnen niet bestaan zonder de intellectuele, culturele en geestelijke kracht die ze aan Aarde ontlenen.'
'Daar denken de Ruimtelingen heel anders over,' zei Gladia. 'Als we het over Aarde hebben, en dat gebeurt niet vaak, spreken we over een planeet die barbaars is, en in verval.'
D.G. werd rood. 'Daarom zijn de Ruimtewerelden allengs zwakker geworden. Jullie zijn die planten die zich van hun wortels hebben losgerukt; als dieren die hun eigen hart hebben uitgesneden.'
'Nou,' zei Gladia, 'ik ben heel benieuwd naar die Aarde, maar nu moet ik gaan. Beschouw dit hier als uw eigen huis, alstublieft, tot ik terugkom.' Vief liep ze naar de deur, bleef staan en keerde zich om. 'Er zijn in dit complex geen alcoholhoudende dranken, nergens op Aurora, of tabak, of alkaloïde pepmiddelen, geen kunstmatige weet-ik-wat... die u misschien gewend bent.'
D.G. grijnsde zuur. 'Dat weten wij Kolonisten wel. Jullie zijn echte puriteinen.'
'Helemaal geen puriteinen,' zei Gladia met een frons in haar voorhoofd. 'Wij moeten betalen voor dertig a veertig decennia leven, en dit is een van de manieren. U denkt toch niet dat het toverij is, wel?'
'Nou, ik red het wel met gezond vruchtensap en gezuiverde halfkoffie, en ik kan aan bloemen ruiken.'
'Daar vindt u meer dan genoeg van,' zei Gladia koel, 'en als u terug bent op uw schip vindt u vast wel compensatie voor de ontberingen die u nu moet lijden.'
'U bent het enige dat ik zal ontberen, vrouwe,' zei D.G. ernstig.
Gladia moest wel glimlachen. 'Kapitein, u bent een aartsleugenaar. Tot ziens... Daneel... Giskard.'
68 * Star zat Gladia in het kantoor van Amadiro. Decennia lang had ze Amadiro alleen uit de verte gezien, of op een kijkscherm, en ze had zich aangewend dan de andere kant op te kijken. Ze zag hem alleen als Fastolfes grote vijand, en nu ze zich voor het eerst met hem in dezelfde kamer bevond, oog in oog, moest ze haar gezicht strak houden, uitdrukkingloos, om te zorgen dat de haat er niet afstraalde.
Zij en Amadiro waren wel de enige tastbare mensen in het vertrek, maar er waren ook nog minstens tien hoge functionarissen, waaronder de Voorzitter zelf, aanwezig via afgeschermde holovisie. Gladia had de Voorzitter herkend en nog een paar anderen, maar niet iedereen.
Het was best een griezelige gewaarwording. Het leek zo op het kijken dat op Solarië algemeen was en waaraan ze zich als jong meisje gewend had - en waaraan ze met zo'n weerzin terugdacht. Ze deed haar best duidelijk te spreken, zakelijk, bondig. Werd haar een vraag gesteld dan hield ze het zo kort als de duidelijkheid het toeliet, en zo neutraal als de beleefdheid het toeliet.
De Voorzitter luisterde onbewogen en de anderen volgden zijn voorbeeld. Hij was duidelijk al oud - dat waren Voorzitters eigenlijk altijd, want die positie verwierven ze gewoonlijk pas laat in hun leven. Hij had een lang gezicht, nog een volle kop haar en dikke wenkbrauwen. Zijn stem was welluidend, maar allesbehalve vriendelijk. Toen Gladia klaar was zei hij: 'U oppert dus dat de Solariërs het begrip "mens" zo beperkt hebben gedefinieerd dat het alleen op Solariërs van toepassing was.'
'Ik opper niets, meneer de Voorzitter. Alleen heeft niemand een andere verklaring kunnen bedenken voor wat er gebeurd is.'
'Weet u wel, mevrouw Gladia, dat er in de hele geschiedenis van de robotica nog nooit een robot ontworpen is met een beperkte definitie van "mens"?'
'Meneer de Voorzitter, ik ben geen robotica en ik weet niets van de wiskunde van positronische circuits. U zegt dat het nooit gebeurt is; ja, dat neem ik natuurlijk aan. Maar op grond van mijn eigen kennis kan ik niet zeggen of het feit dat het nooit gebeurd is betekent dat het ook nooit zal gebeuren.'
Ze had nog nooit zulke grote, onschuldige ogen opgezet, en de Voorzitter bloosde en zei: 'Theoretisch is het niet onmogelijk de definitie te beperken, maar het is ondenkbaar.'
Met haar ogen neergeslagen op haar handen, die elkaar op haar schoot losjes vasthielden, zei Gladia: 'De mensen kunnen soms zulke rare dingen uitdenken.'
De Voorzitter veranderde van onderwerp en zei: 'Er is een Aurorisch schip vernietigd. Hoe wilt u dat verklaren?'
'Ik was er niet bij toen het gebeurde, meneer de Voorzitter. Ik heb geen idee wat er gebeurd is, dus ik kan er geen verklaring voor geven.'
'U was op Solarië en u bent daar geboren. Wat zou u, op grond van uw recente ervaringen en uw vroegere achtergrond, denken dat er gebeurd is?' De Voorzitter gaf tekenen van nauw verholen ongeduld.
'Als ik raden moet,' zei Gladia, 'zou ik zeggen dat ons strijdschip is opgeblazen met een draagbare fusieversterker, net zo een als er bijna gebruikt is tegen het Kolonieschip.'
'Maar valt het u niet op dat het twee heel verschillende zaken zijn? In het ene geval dringt een Kolonieschip Solarië binnen om zich Solarische robots toe te eigenen; in het andere geval komt een Aurorisch vaartuig naar Solarië om te helpen een zusterplaneet te beschermen.'
'Ik kan alleen maar veronderstellen, meneer de Voorzitter, dat de gelastigden - de mensachtige robots die zijn achtergelaten om de planeet te bewaken - niet goed genoeg geïnstrueerd zijn om het verschil te onderkennen.'
De Voorzitter keek gekwetst. 'Het is onvoorstelbaar dat ze het verschil niet geleerd is tussen Kolonisten en mede-Ruimtelingen.'
'Als u het zegt, meneer de Voorzitter. Maar toch, als hun enige definitie van een mens is: iemand met het fysieke uiterlijk van een mens, plus het vermogen met een Solarische tongval te praten - zoals het volgens ons, die ter plaatse waren, moest zijn - dan zouden de Auroriërs, die niet met een Solarische tongval praten, volgens de gelastigden niet onder die definitie vallen.'
'U zegt dat de Solariërs hun mede-Ruimtelingen als niet-menselijk gedefinieerd hebben en ze aan vernietiging hebben blootgesteld.'
'Ik opper het alleen als een mogelijkheid, omdat ik geen andere manier kan bedenken om de vernietiging van het Aurorische strijdschip te verklaren. Meer ervaren lieden kunnen wellicht andere verklaringen bedenken, natuurlijk.' Weer die onschuldige, bijna uitdrukkingloze blik.
'Mevrouw Gladia,' vroeg de Voorzitter, 'bent u voornemens naar Solarië terug te keren?'
'Nee, meneer de Voorzitter, dat ben ik niet van plan.'
'Heeft uw vriend de Kolonist u dat gevraagd, om de planeet te zuiveren van gelastigden?'
Langzaam schudde Gladia haar hoofd. 'Dat is mij niet gevraagd. Ik zou dat ook geweigerd hebben. Ik ben trouwens alleen maar naar Solarië gegaan om mijn plicht tegenover Aurora te vervullen. Dat is mij gevraagd door dr. Levular Mandamus van het Robotisch Instituut, die werkt onder dr. Kendel Amadiro. Mij werd verzocht te gaan, zodat ik na mijn terugkomst verslag kon uitbrengen - wat ik zojuist gedaan heb. Het verzoek had, in mijn oren en naar mijn begrip, de klank van een bevel, en ik kreeg dat bevel' - ze keek even in de richting van Amadiro - 'van dr. Amadiro zelf.'
Amadiro reageerde daar niet merkbaar op.
'Wat zijn dan uw plannen voor de toekomst?' vroeg de Voorzitter.
Gladia wachtte een paar hartslagen en besloot toen dat ze de toestand net zo goed brutaal het hoofd kon bieden. 'Ik ben van plan, meneer de Voorzitter,' zei Gladia, 'een bezoek aan Aarde te brengen.'
'Aarde? Waarom zou u Aarde willen bezoeken?'
'Meneer de Voorzitter, het kan voor de Aurorische overheid van belang zijn te weten wat er zich op Aarde afspeelt. Aangezien ik door de overheid van Baleybol ben uitgenodigd om een bezoek aan Aarde te brengen en gezagvoerder Baley klaarstaat om me erheen te vliegen, zou het een mooie gelegenheid zijn om een verslag mee terug te brengen, net als ik nu verslag heb gedaan van de gebeurtenissen die zich op Solarië en Baleybol hebben afgespeeld.'
Zo, dacht Gladia. Zal hij de gewoonte schenden en mij op Aurora gevangen houden? Als hij dat deed moesten er manieren bestaan om zijn beslissing aan te vechten. Gladia voelde haar gespannenheid stijgen en ze wierp een snelle blik in de richting van Daneel, die er natuurlijk volstrekt onbewogen uitzag.
Maar de Voorzitter zei met een zure blik: 'In dat opzicht hebt u het recht van een Auroriër om te doen wat u wilt, mevrouw Gladia - maar het is uw eigen verantwoordelijkheid. Niemand vraagt dit van u, zoals u volgens u gevraagd bent Solarië te bezoeken. Om die reden moet ik u waarschuwen dat Aurora zich niet gebonden zal voelen u te helpen bij tegenspoed.'
'Dat begrijp ik, meneer.'
Plotseling zei de Voorzitter: 'Amadiro, hierover moet nog heel wat doorgepraat worden straks. Ik neem contact met u op.'
De beelden vervaagden en Gladia en haar robots waren opeens alleen met Amadiro en zijn robots.
69 * Gladia stond op en zei stijfjes, er wel zorg voor dragend dat ze Amadiro niet recht aankeek: 'Ik neem aan dat de zitting voorbij is, dus ik ga nu maar.'
'Ja, natuurlijk, maar ik heb nog een paar vragen; ik hoop dat u het niet erg vindt dat ik die stel.' Toen hij opstond was zijn lange gestalte indrukwekkend, en hij glimlachte en sprak uiterst hoffelijk tegen haar, alsof ze oude vrienden waren. 'Ik zal u begeleiden, mevrouw Gladia. Dus u gaat naar Aarde?'
'Ja. De Voorzitter maakte geen bezwaar en een Aurorisch staatsburger mag in vredestijd vrijelijk door de Melkweg reizen. Neemt u me niet kwalijk, maar mijn robots en eventueel de uwe zijn begeleidiging genoeg.'
'Zoals u wilt, mevrouw.' Een robot hield de deur voor hen open. 'Ik neem aan dat als u naar Aarde gaat u uw robots meeneemt.'
'Vanzelfsprekend.'
'Welke robots, als ik vragen mag, mevrouw?'
'Deze twee. De twee robots die ik bij me heb.' Haar schoenen klikten strak terwijl ze snel de gang door liep, met haar rug naar Amadiro, zonder moeite te doen om voor hem verstaanbaar te zijn.
'Is dat wel verstandig, mevrouw? Het zijn moderne robots, uitnemende produkten van de grote dr. Fastolfe. U zit midden tussen de barbaarse Aardlingen, die ze misschien willen hebben.'
'Al zouden ze ze willen, krijgen zullen ze ze niet.'
'U moet het gevaar niet onderschatten, en de bescherming van de robots niet overschatten. U komt in een van hun Steden tussen tientallen miljoenen Aardlingen, en robots mogen mensen geen kwaad doen. Hoe moderner een robot is, hoe gevoeliger voor de subtiliteiten van de Drie Wetten, en hoe onwaarschijnlijker dat hij iets zal doen waardoor hij iemand, hoe dan ook, schade toebrengt... Niet, Daneel?'
'Ja, dr. Amadiro,' zei Daneel.
'En ik denk dat Giskard het met je eens is.'
'Jawel,' zei Giskard.
'Ziet u, mevrouw? Hier op Aurora, in een geweldloze samenleving, kunnen robots u tegen anderen beschermen. Op Aarde - waanzinnig, verlopen, barbaars - is er geen sprake van dat twee robots u of zichzelf beschermen kunnen. Wij willen niet dat u beroofd wordt. Of, om het minder altruïstisch uit te drukken, wij, van het Instituut en van de overheid, zouden moderne robots niet graag in handen van de barbaren zien. Zou het niet beter zijn gewonere robots mee te nemen, waar de Aardlingen geen acht op slaan? In dat geval kunt u er veel meer meenemen. Wel twaalf als u wilt.'
'Dr. Amadiro,' zei Gladia, 'ik heb deze twee robots meegenomen op een Kolonieschip en heb een Kolonieplaneet bezocht. Niemand heeft een vinger naar ze uitgestoken om ze af te nemen.'
'De Kolonisten gebruiken geen robots en beweren ertegen te zijn. Maar op Aarde zelf worden nog steeds robots gebruikt.'
'Als ik mag interrumperen, dr. Amadiro,' zei Daneel. 'Ik heb begrepen dat op Aarde de robots geleidelijk worden geëlimineerd. In de Steden zijn er nog heel weinig. Vrijwel alle robots op Aarde zijn nu in de land- of mijnbouw werkzaam. Voor het overige werkt men met niet-robotische automatisering.'
Amadiro keek even naar Daneel en zei toen tegen Gladia: 'Uw robot zal wel gelijk hebben, en ik denk dat het geen kwaad zou kunnen Daneel mee te nemen. Hij kan trouwens best voor een mens doorgaan. Maar Giskard kunt u beter in uw complex laten. Hij zou de nieuwsgierige instincten van een nieuwsgierig volkje weleens kunnen wekken, ook al is het zo dat ze zich van robots willen ontdoen.'
'Meneer, ze blijven geen van beiden hier,' zei Gladia. 'Ze gaan met me mee. Ik ben degene die beslist wat ik van mijn eigendommen meeneem en wat niet.'
'Uiteraard.' Amadiro glimlachte uiterst beminnelijk. 'Dat zal niemand bestrijden... Wilt u hier even wachten?'
Er ging een deur open naar een kamer die allergerieflijkst was ingericht. Hij had geen ramen maar was zacht verlicht en er klonk een nog zachtere muziek. Op de drempel bleef Gladia staan en vroeg op hoge toon: 'Waarvoor?'
'Een lid van het Instituut wil u even zien en met u praten. Het duurt niet lang, maar het is nodig. Daarna bent u vrij om te gaan. Vanaf nu zal ik u zelfs niet meer met mijn aanwezigheid hinderen. Alstublieft.' In dat laatste woord zat een klank van staal verborgen.
Gladia stak haar armen uit naar Daneel en
Giskard. 'We gaan samen naar binnen.'
Amadiro begon joviaal te lachen. 'Denkt u dat ik probeer uw robots van u te scheiden? Denkt u dat ze dat toelieten? Lieve, u bent te lang onder de Kolonisten geweest.'
Gladia keek naar de dichte deur en zei tussen haar tanden: 'Ik heb een gruwelijke hekel aan die vent. En nog het ergst als hij glimlacht en zoete koekjes bakt.' Ze rekte zich uit en geeuwde uitgeput. 'Maar hoe dan ook, ik ben moe en als er iemand komt met nog meer vragen over Solarië en Baleybol, dan krijgt hij korte antwoorden, dat kan ik je wel vertellen.' Ze ging op de bank zitten die onder haar gewicht iets meegaf. Ze glimlachte slaperig, zuchtte diep terwijl ze opzij zakte, en met haar hoofd van de kamer afgewend viel ze meteen in een diepe slaap.
70 * 'Het is goed dat ze zelf al slaap kreeg,' zei Giskard. 'Ik kon het versterken zonder een schijntje schade aan haar... Ik zou niet graag hebben dat mevrouw Gladia hoort wat er waarschijnlijk gezegd zal worden.'
'Wat is dat dan, vriend Giskard?' vroeg Daneel.
'Het gevolg, denk ik, van mijn ongelijk, vriend Daneel, en van jouw gelijk. Ik had jouw voortreffelijke denken ernstiger moeten opvatten.'
'Willen ze jou dan toch op Aurora houden?'
'Ja. En door dringend te vragen om terugkeer van mevrouw, vroegen ze om mijn terugkeer. Je hoorde hoe dr. Amadiro vroeg om ons thuis te laten. Eerst ons allebei, toen mij alleen.'
'Kan het zijn dat zijn woorden niet meer betekenen dan ze zeggen, dat hij gevaarlijk vindt dat moderne robots de Aardlingen in handen vallen?'
'Er zat een bezorgdheid achter, vriend Daneel, die naar mijn oordeel veel te diep was voor zijn woorden.'
'Weet je of hij op de hoogte is van je bijzondere vermogens?'
'Dat kan ik zo niet zeggen, want de gedachten zelf kan ik niet lezen. Maar in de loop van de ondervraging door de leden van de Raad was er twee keer een scherpe stijging in de kracht van dr. Amadiro's gevoelens. Ik kan het niet met woorden beschrijven, maar het lijkt ergens op het zien van een tafereel in zwart-wit dat opeens, heel kort, in felle kleuren staat.'
'Wanneer gebeurde dat, vriend Giskard?'
'De tweede keer toen mevrouw Gladia zei dat ze naar Aarde zou gaan.'
'Bij de leden van de Raad wekte dat geen merkbare beroering. Hoe was het met hun geest?'
'Dat wist ik niet. Ze waren via holovisie aanwezig, en die beelden hebben geen gemoedsaandoeningen die ik kan waarnemen.'
'We mogen dus besluiten dat, of de Raad nu onthutst is door mevrouw Gladia's voorgenomen reis naar Aarde of niet, dr. Amadiro het in elk geval wél is.'
'Niet zomaar onthutst. Dr. Amadiro scheen zich hevige zorgen te maken, zoals bijvoorbeeld wanneer hij - wat wij dachten - een plan had om - wat wij dachten - Aarde te vernietigen, en bang was dat het ontdekt zou worden. En, vriend Daneel, toen mevrouw vertelde over haar plannen keek dr. Amadiro even naar mij - de enige keer tijdens die hele zitting. De heftige gemoedsbeweging viel samen met die blik. Ik denk dat het idee dat ik naar Aarde ging hem bang maakte - wat we konden verwachten als hij dacht dat ik, met mijn bijzondere vermogens, zijn plannen ernstig in gevaar kan brengen.'
'Zo zou hij ook kunnen reageren, vriend Giskard, als gevolg van de vrees dat een Aardling zich jou, moderne robot, probeerde toe te eigenen, wat slecht zou zijn voor Aurora.'
'De kans dat dat gebeurt en de schade die dat aan de Ruimtelingengemeenschap toebrengt zijn te klein om zo te vrezen. Wat zou het Aurora schaden als ik in Aardse handen was - en ik gewoon de Giskard was waarvoor ze mij aanzien?'
'Jij komt dus tot de slotsom dat dr. Amadiro weet dat jij niet gewoon de Giskard bent waarvoor ze je aanzien.'
'Ik weet het niet zeker. Misschien vermoedt hij het pas. Als hij het wist, zou hij dan niet zijn uiterste best doen geen plannen te maken waar ik bij was?'
'Misschien is het gewoon pech voor hem dat mevrouw Gladia ons bij zich wil houden. Hij kan niet eisen dat je de deur uit gaat zonder daarmee te verraden wat hij van je weet.' Daneel zweeg even en zei toen: 'Je hebt een grote voorsprong, vriend Giskard, dat je de gevoelsinhoud van de geest kunt wegen...
Maar je zei dat dr. Amadiro's gevoelens bij die reis naar Aarde voor de tweede keer opflakkerden. Wanneer was de eerste keer?'
'De eerste keer bij het noemen van de fusieversterker; en ook dat leek van belang. Het idee van een fusieversterker is op Aurora welbekend. Ze hebben geen draagbare, ze hebben er geen die licht en praktisch genoeg is om op een schip bruikbaar te zijn, maar het is niet iets dat bij hen in zou slaan als een bliksem. Vanwaar die angst?'
'Mogelijk,' zei Daneel, 'omdat zo'n versterker iets te maken heeft met zijn plannen op Aarde.'
'Misschien.'
En op dat moment ging de deur open en er kwam iemand binnen, en een stem zei: 'Zo... Giskard!'
71 * Giskard keek naar degene die binnenkwam en zei met rustige stem: 'Mevrouw Vasilia.'
'Je kent me dus nog,' zei Vasilia met een warme glimlach.
'Ja, mevrouw. U bent een bekend robotica en u bent regelmatig op het intergolfnieuws te zien.'
'Kom, Giskard. Ik bedoel niet of je mijn gezicht kent. Iedereen kent dat. Ik bedoel, weet je nog. Vroeger noemde je mij juffrouw Vasilia.'
'Dat weet ik nog, mevrouw. Dat is lang geleden.'
Vasilia sloot de deur achter zich en ging in een van de stoelen zitten. Ze draaide haar gezicht naar de andere robot. 'En jij bent natuurlijk Daneel.'
'Ja, mevrouw,' zei Daneel. 'Om me te houden aan het onderscheid dat u zojuist maakte, ik weet ook nog, want ik was eens bij rechercheur Elijah Baley toen hij u ondervroeg; en ik ken u bovendien.'
'Noem de naam van die Aardling niet meer,' zei Vasilia schril. - 'Ik ken jou ook, Daneel. Jij bent op jouw manier even befaamd als ik. Jullie zijn allebei befaamd, want jullie zijn de grootste scheppingen van wijlen dr. Han Fastolfe.'
'Van uw vader, mevrouw.'
'Je weet heel goed, Giskard, dat ik aan die verwantschapsrelatie als zodanig geen enkele waarde hecht. Ik wil niet dat je hem nog zo aanduidt.'
'Ik zal het niet doen, mevrouw.'
'En zij?' Onverschillig keek ze naar de slapende figuur op de bank. 'Aangezien jullie twee hier zijn kan ik redelijkerwijs aannemen dat die schone slaapster de Solarische is.'
'Het is mevrouw Gladia,' zei Giskard, 'en ik ben van haar. Wilt u dat zij wakker wordt, mevrouw?'
'Ze zou zich maar ergeren, Giskard, als jij en ik over vroeger praten. Laat haar maar slapen.'
'Ja, mevrouw.'
Tegen Daneel zei Gladia: 'Het gesprek tussen Giskard en mij zal ook voor jou niet interessant zijn, Daneel. Wil je buiten wachten?'
'Ik vrees dat ik niet weg kan gaan, mevrouw,' zei Daneel. 'Het is mijn taak mevrouw Gladia te beschermen.'
'Ik geloof niet dat ze tegen mij beschermd hoeft te worden. Je ziet dat ik niet één robot bij me heb, dus Giskard zal in z'n eentje bescherming genoeg zijn voor je Solarische mevrouw.'
'In deze kamer hebt u geen robots, mevrouw,' zei Daneel, 'maar in de gang zag ik, toen de deur openging, vier robots. Het is het beste als ik blijf.'
'Nou, ik zal niet proberen je je opdracht uit je hoofd te praten. Blijf dan maar... Giskard!'
'Ja, mevrouw?'
'Weet je nog toen je werd geactiveerd?'
'Ja, mevrouw.'
'Wat herinner je je daarvan?'
'Eerst licht. Toen geluid. Toen vormde zich het beeld van dr. Fastolfe. Ik verstond Interstellair en ik had een zekere hoeveelheid kennis in mijn positronische circuits. De Drie Wetten natuurlijk; een grote hoeveelheid woorden met definities; de taak van de robot; de gewoonten van de mensen. Andere dingen leerde ik snel.'
'Weet je nog wie je eerste eigenaar was?'
'Zoals ik al zei, dr. Fastolfe.'
'Denk eens goed na, Giskard. Was ik het niet?'
Giskard zweeg even en zei toen: 'Mevrouw, als eigendom van dr. Fastolfe was mij de taak gegeven u te beschermen.'
'En dat niet alleen, dacht ik. Tien jaar lang deed je alleen wat ik zei. Als je naar iemand anders luisterde, ook naar dr. Fastolfe, gebeurde dat bij toeval, als gevolg van je robottaak, en voor zover het in overeenstemming was met je eerste taak: mij beschermen.'
'Ik was aan u toegewezen, dat is zo, mevrouw Vasilia, maar dr. Fastolfe bleef mijn eigenaar. Toen u uit het complex wegging nam hij, als eigenaar, het beheer over mij weer helemaal op zich. Ook bleef hij mijn eigenaar toen hij me later aan mevrouw Gladia toewees. Zolang hij geleefd heeft is hij mijn eigenaar geweest. Toen hij stierf is de eigendom over mij door zijn testament overgegaan op mevrouw Gladia, en zo is de situatie nu.'
'Nee hoor. Ik vroeg je of je nog wist toen je werd geactiveerd, en wat je je daarvan herinnerde. Wat je was toen je geactiveerd werd, is niet wat je nu bent.'
'Mevrouw, mijn geheugenbanken zijn nu onvergelijkelijk veel voller dan toen, en ik heb een heleboel ervaring die ik toen niet had.'
Vasilia's stem werd strenger. 'Ik heb het niet over geheugen, en evenmin over ervaring. Ik heb het over vermogens. Ik heb iets met je positronische circuits gedaan. Ze veranderd. Ze verbeterd.'
'Ja, mevrouw, dat hebt u gedaan, met hulp en instemming van dr. Fastolfe.'
'Een keer, Giskard, bij een gelegenheid heb ik een verbetering, althans een uitbreiding ingevoerd zonder de hulp en de instemming van dr. Fastolfe. Weet je dat nog?'
Een hele tijd bleef Giskard stil. Toen zei hij: 'Ik herinner me een geval dat ik er niet bij was toen u het aan hem voorlegde. Ik nam aan dat u het buiten mijn aanwezigheid aan hem had voorgelegd.'
'Als je dat aangenomen hebt is dat ten onrechte. Je wist dat hij toen niet op onze planeet was, dus je kon dat onmogelijk aannemen. Met andere woorden, je draait eromheen.'
'Nee, mevrouw. U had het via de intergolf aan hem kunnen voorleggen. Dat leek mij mogelijk.'
'Ja, maar die toevoeging was alleen van mij,' zei Vasilia. 'Het gevolg was dat je sindsdien een heel andere robot was dan tevoren. De robot die je vanaf die verandering was, is mijn ontwerp, mijn schepping, en dat weet je best.'
Giskard zei niets.
'Welnu, Giskard, met welk recht was dr. Fastolfe je meester toen je geactiveerd werd?' Ze wachtte even en zei toen vinnig: 'Geef antwoord, Giskard. Dit is een bevel!'
'Omdat hij mij ontworpen heeft en toezag op mijn bouw was ik zijn eigendom,' zei Giskard.
'En toen ik je feitelijk opnieuw ontwierp en verbouwde, op een heel essentiële manier, werd je toen niet mijn eigendom?'
'Op die vraag kan ik geen antwoord geven,' zei Giskard. 'Er zou een uitspraak van een gerechtshof nodig zijn om dit bijzondere geval uit te pluizen. Misschien hangt het af van de mate waarin ik werd herontworpen en herbouwd.'
'Besef je wel in welke mate dat was?'
Weer deed Giskard er het zwijgen toe.
'Dit is kinderachtig, Giskard,' zei Vasilia. 'Moet ik je bij elke vraag aanporren? Daar moet je me niet toe dwingen. In dit geval is je zwijgen zonder twijfel een bevestiging. Je weet wat voor verandering het was, hoe essentieel die was, en je weet dat ik weet wat het was. Je hebt de Solarische in slaap gebracht omdat je niet wilde dat ze van me hoorde wat het was. Zij weet het niet, hè?'
'Nee, mevrouw,' zei Giskard.
'En jij wilt niet dat zij het weet, wel?'
'Nee, mevrouw,' zei Giskard.
'Weet Daneel het?'
'Ja, mevrouw.'
Vasilia knikte. 'Dat vermoedde ik al toen hij per se wilde blijven... Giskard, luister eens goed. Neem aan dat een gerechtshof erachter komt dat je, vóór mijn nieuwe ontwerp, een gewone robot was en daarna een robot die de gemoedstemming van een mens kon waarnemen en naar zijn willekeur veranderen. Zou je denken dat ze het anders konden zien dan als een verandering, groot genoeg om de eigendom op mij te laten overgaan?'
'Mevrouw Vasilia,' zei Giskard, 'dit kan onmogelijk tot een rechtszaak komen. Onder deze omstandigheden zou ik beslist tot staatseigendom verklaard worden, om voor de hand liggende redenen. Ze zouden misschien zelfs bevel geven mij buiten werking te stellen.'
'Onzin. Denk je dat ik een kind ben?' Jij zou met je vermogens het hof van zo'n beslissing kunnen afhouden. Maar daar gaat het niet om. Ik stel niet voor dat we hiermee naar het gerecht gaan. Ik vraag naar jouw oordeel. Zou jij niet zeggen dat ik je rechtmatige eigenares ben, al sinds ik een heel jonge vrouw was?'
'Mevrouw Gladia beschouwt zich als mijn eigenares,' zei Giskard, 'en tot de wet anders bepaalt moet zij als zodanig worden beschouwd.'
'Maar jij weet dat zowel zij als de wet van een misvatting uitgaan. Als je je zorgen maakt over de gevoelens van je Solarische, zou het niet moeilijk zijn haar gemoedsstemming zo te veranderen dat het haar niet meer kon schelen of jij haar bezit was. Je zou zelfs kunnen zorgen dat ze zich opgelucht voelt dat ik haar van je verlos. Die opdracht zal ik je geven, zo gauw je ertoe komt om te erkennen wat je al weet: dat ik je eigenares ben. Hoe lang weet Daneel al af van je geaardheid?'
'Decennia, mevrouw.'
'Hem kun je het laten vergeten. Dr. Amadiro weet het ook al een tijdje, en die kun je het ook laten vergeten. Dan weten alleen jij en ik het.'
Opeens zei Daneel: 'Mevrouw Vasilia, aangezien Giskard zich niet als uw eigendom beschouwt kan hij gemakkelijk zorgen dat u het vergeet, en dan bent u volstrekt tevreden met de bestaande situatie.'
Vasilia keek hem aan met een kille blik. 'O ja? Maar kijk eens, het is niet aan jou te beslissen wie Giskard als zijn eigenaar beschouwt. Ik weet dat Giskard weet dat ik zijn eigenares ben, zodat zijn dienstbaarheid, binnen de grenzen van de Drie Wetten, uitsluitend voor mij is. Als hij het iemand moet laten vergeten, en dat doen kan zonder lichamelijk letsel toe te brengen, dan zal hij mij wel als laatste moeten kiezen. Hij kan het mij niet laten vergeten, of hoe dan ook aan mijn geest morrelen. Bedankt, Daneel, dat je me de kans geeft dit haarfijn uit te leggen.'
'Maar mevrouw Gladia's gevoelens zijn zo met Giskard verweven, dat het haar zou kunnen schaden als hij haar ertoe bracht hem te vergeten,' zei Daneel.
'Dat moet Giskard beslissen,' zei Gladia. 'Giskard, je bent van mij. Je bent van mij en ik beveel je het deze namaakmens naast je te laten vergeten, en ook die vrouw die je als haar eigendom beschouwt. Doe het terwijl ze slaapt, en je berokkent haar geen enkele schade.'
'Vriend Giskard,' zei Daneel, 'mevrouw Gladia is je wettige eigenares. Als je het mevrouw Vasilia laat vergeten, berokken je haar geen schade.'
'O jawel,' zei Vasilia meteen. 'De Solarische zal het niet schaden, want zij hoeft alleen maar te vergeten dat ze denkt dat ze Giskards eigenares is. Maar ik weet ook dat Giskard psychische vermoegens heeft. Dat wegwerken is ingewikkelder en Giskard weet best dat hij, vanwege mijn vastbeslotenheid dat niet te vergeten, mij wel moet schaden door die kennis weg te nemen.'
Daneel zei: 'Vriend Giskard-'
'Ik beveel jou, robot Daneel Olivaw, je mond te houden.' zei Vasilia met een stem, hard als diamant. 'Ik ben niet je eigenares, maar je eigenares slaapt en geeft geen tegenbevel, dus je moet mij gehoorzamen.'
Daneel zweeg, maar zijn lippen trilden, alsof hij ondanks het bevel probeerde te spreken.
Vasilia zag dat verschijnsel met een vermaakt glimlachje aan. 'Je ziet het, Daneel, je kunt niet praten.'
Hees fluisterend zei Daneel: 'Jawel, mevrouw; moeilijk, maar ik kan het, want ik meen dat er iets boven uw bevel gaat, hetwelk slechts geregeerd wordt door de Tweede Wet.'
Vasilia's ogen werden groot en ze zei met hoge stem: 'Zwijg, zeg ik je. Er gaat niets boven mijn bevel dan de Eerste Wet, en ik heb al aangetoond dat Giskard de minste schade veroorzaakt - helemaal geen schade zelfs - als hij bij mij terugkomt. Mij, die hij het minst van al kan schaden, zal hij schaden als hij iets anders doet.' Haar vinger wees naar Daneel en weer zei ze, zacht sissend: 'Zwijg!'
Het kostte Daneel de grootste moeite om iets uit te brengen. Het pompje in hem dat de luchtstroom regelde om de stem te maken bracht bij zijn werk een licht zoemend geluid voort. Maar al fluisterde hij nu zelfs zachter, hij was nog steeds verstaanbaar. 'Mevrouw Vasilia,' zei hij, 'er is iets dat zelfs boven de Eerste Wet uitgaat.'
Giskard zei, even zacht maar niet geforceerd: 'Daneel, dat moet je niet zeggen. Er gaat niets boven de Eerste Wet.'
Vasilia, de wenkbrauwen een beetje opgetrokken, toonde een zekere belangstelling. 'O ja? Daneel, ik waarschuw je dat je, als je die vreemde redenering verder voortzet, jezelf beslist zult vernietigen. Ik heb nooit een robot zien of horen doen wat jij doet, en het zou hoogst boeiend zijn te zien hoe jij jezelf vernietigde. Ga verder.'
Nu deze opdracht gegeven was werd Daneels stem meteen weer normaal. 'Dank u wel, mevrouw Vasilia... Jaren geleden heb ik aan het sterfbed gezeten van een Aardling, wiens naam u niet wilt dat ik noem. Mag ik hem nu noemen, of weet u over wie ik spreek?'
'Je hebt het over Baley, die politieman,' zei Vasilia toonloos.
'Ja, mevrouw. Op zijn sterfbed zei hij tegen mij: "Het werk van elk individu draagt bij tot een geheel, en wordt zo een onvergankelijk deel van dat geheel. Het totaal aan mensenlevens in verleden en heden - en toekomst - vormt een weefsel dat nu al tienduizenden jaren bestaat en al maar gedetailleerder is geworden, en in grote lijnen al die tijd mooier. Zelfs de Ruimtelingen zijn draden in dat weefsel, en ook zij dragen bij tot de detaillering en de schoonheid van het patroon. Een mensenleven is een draad in het weefsel, en wat is een draad vergeleken met het geheel? Daneel, blijf goed aan het weefsel denken en laat je niet van je stuk brengen door het verdwijnen van een draad,'"
'Flauwe sentimentaliteit,' mompelde Vasilia.
'Ik geloof dat mijn collega Elijah probeerde mij te beschermen tegen de uitwerking van zijn op handen zijnde dood. Hij sprak over zijn leven als "een draad in het weefsel"; zijn eigen leven was "het verdwijnen van een draad", wat me niet van mijn stuk moest brengen. In die moeilijke uren hebben zijn woorden mij beschermd.'
'Ongetwijfeld,' zei Vasilia, 'maar maar ter zake: wat gaat er uit boven de Eerste Wet? Want dat zal jou nu vernietigen.'
'Decennia lang heb ik gepeinsd over die woorden van rechercheur Elijah Baley,' zei Daneel, 'en het is hoogst waarschijnlijk dat ik ze meteen begrepen had als de Drie Wetten daarbij niet in de weg hadden gestaan. Bij mijn onderzoek ben ik geholpen door mijn vriend Giskard, die al lange tijd dacht dat de Drie Wetten onvolledig zijn. Ook ben ik geholpen door de gedachten die mevrouw Gladia uitsprak in een rede onlangs op een Kolonieplaneet. Bovendien hebben de huidige problemen mijn denken verscherpt, mevrouw Vasilia. Ik weet nu wat er aan de Drie Wetten ontbreekt.'
'Een robot die ook roboticus is,' zei Vasilia met een zekere minachting. 'Wat ontbreekt er dan aan de Drie Wetten, robot?'
'Het weefsel van het bestaan is van meer belang dan één draad. Als we dat niet toepassen op Elijah, mijn collega, maar meer algemeen, komen we... komen we... komen we tot de slotsom dat de mensheid als geheel van meer belang is dan een enkel mens.'
'Je struikelt over je woorden, robot. Je gelooft het zelf niet.'
'Er is,' zei Daneel, 'een wet die hoger is dan de Eerste Wet: "Een robot mag de mensheid geen kwaad berokkenen, of toelaten dat de mensheid door zijn nalatigheid schade lijdt." Ik noem dit nu de Nulde Wet van de robotica. De Eerste Wet moet dan luiden: "Een robot mag een mens geen kwaad berokkenen, of toelaten dat een mens door zijn nalatigheid schade lijdt, behalve als dit in strijd is met de Nulde Wet." '
Vasilia snoof. 'En je staat nog overeind, robot?'
'Ik blijf overeind staan, mevrouw.'
'Dan zal ik jou eens iets uitleggen, robot, en we zullen zien of je dat overleeft. - De Drie Wetten van de robotica hebben betrekking op afzonderlijke mensen en afzonderlijke robots. Een afzonderlijk mens of een afzonderlijke robot kun je aanwijzen. Maar die "mensheid" van jou, wat is dat anders dan een abstractie? Kun je de mensheid aanwijzen? Je kunt een bepaald mens al of niet kwaad berokkenen en de toegebrachte schade of het ontbreken daarvan waarnemen. Kun jij schade aan de mensheid zien? Kun je hem waarnemen? Kun je die aanwijzen?'
Daneel zweeg.
Vasilia glimlachte breed. 'Geef antwoord, robot. Kun je schade aan de mensheid zien en aanwijzen?'
'Nee mevrouw, dat kan ik niet. Maar ik geloof wel dat het bestaat, en u ziet dat ik toch nog op mijn benen sta.'
'Vraag Giskard dan eens of hij aan jouw Nulde Wet van de robotica zou willen, of kunnen gehoorzamen.'
Daneel draaide zijn hoofd naar Giskard. 'Vriend Giskard?'
'Ik kan de Nulde Wet niet aanemen, vriend Daneel,' zei Giskard langzaam. 'Je weet dat ik veel gelezen heb over de geschiedenis van de mensheid. Daarin heb ik grote misdaden gevonden van bepaalde mensen tegen anderen, en altijd onder voorwendsel dat die misdaden gerechtvaardigd werden door de noden van de stam, van de staat, van de mensheid zelfs. Juist omdat mensheid een abstractie is kan men er zo vrij een beroep op doen om wat dan ook te rechtvaardigen; daarom is je Nulde Wet ongeschikt.'
'Maar jij weet, vriend Giskard,' zei Daneel, 'dat er nu een gevaar voor de mensheid bestaat en dat dat beslist toe zal slaan als jij eigendom wordt van mevrouw Vasilia. Dat is in elk geval geen abstractie.'
'Het gevaar waar jij het over hebt,' zei Giskard, 'is niet iets wat we weten, maar wat we afgeleid hebben. Op grond daarvan kunnen we toch niet voorbijgaan aan de Drie Wetten.'
Daneel zweeg even en zei toen zacht: 'Maar jij hoopt dat je studie van de geschiedenis der mensheid je zal helpen om de wetten op te stellen die het gedrag van de mensen regeren; dat je de mensengeschiedenis zult leren voorspellen en sturen - of tenminste een begin maakt zodat eens iemand haar zal leren voorspellen en sturen. Jij noemt die techniek al "psychohistorie". Ben jij dan niet bezig met dat weefsel van de mensheid? Probeer jij niet met de mensheid te werken als met een algemeen iets in plaats van verzamelingen van afzonderlijke mensen?'
'Ja, vriend Daneel, maar het is tot nog toe niet meer dan een hoop, en alleen op hoop kan ik mijn gedrag niet baseren, of de Drie Wetten ermee in overeenstemming brengen.'
Daar gaf Daneel geen antwoord op.
'Nou, robot,' zei Vasilia, 'al je pogingen zijn niets uitgedraaid en je staat nog overeind. Je bent wel erg koppig, en een robot als jij, die de Drie Wetten kan verloochenen en toch blijven functioneren is beslist een gevaar voor ieder mens. Daarom vind ik dat je onmiddelijk gesloopt moet worden. Dit geval is te gevaarlijk voor de plechtstatige traagheid van de Wet, vooral omdat je toch een robot bent en niet de mens waarop je probeert te lijken.'
'Maar mevrouw,' zei Daneel, 'het is niet gepast dat u alleen tot een dergelijk iets besluit.'
'Toch heb ik het besloten, en als er wettelijke gevolgen zijn zal ik daar later mee afrekenen.'
'Dan neemt u mevrouw Gladia nog een robot af, en wel een waarover u zelfs het recht niet opeist.'
'Zij en Fastolfe hebben mij samen voor meer dan twintig decennia van mijn robot Giskard beroofd, en ik geloof niet dat ze daar een van beiden ooit van wakker gelegen hebben. Ik maak me nu geen zorgen dat ik haar iets ontneem. Ze heeft nog tientallen robots en hier op het Instituut zijn er massa's die haar veilig terug kunnen brengen naar de hare.'
'Vriend Giskard,' zei Daneel, 'als je mevrouw Gladia wakker wilt maken, misschien kan zij dan mevrouw Vasilia overtuigen...'
Vasilia keek met een betrokken gezicht naar Giskard en zei vinnig: 'Néé, Giskard. Laat die vrouw slapen.'
Giskard, die op Daneels woorden in beweging was gekomen, stond weer stil.
Vasilia knipte drie keer met vinger en duim van haar rechterhand; meteen ging de deur open en er kwamen vier robots in ganzenmars naar binnen. 'Je had gelijk, Daneel, hier zijn vier robots. Ze zullen je slopen en je krijgt de opdracht geen weerstand te bieden. Daarna zullen Giskard en ik voor de rest zorgen.' Over haar schouder keek ze naar de binnengekomen robots. 'Doe de deur achter je dicht. En nu vlug en goed deze robot slopen,' en ze wees op Daneel.
De robots keken naar Daneel en seconden lang bewogen ze zich niet. 'Ik heb jullie gezegd dat het een robot is,' zei Vasilia ongeduldig, 'en dat je niet moet letten op zijn menselijk uiterlijk. Daneel, zeg hun dat je een robot bent.'
'Ik ben een robot,' zei Daneel, 'en ik zal geen weerstand bieden.'
Vasilia stapte opzij en de vier robots kwamen op Daneel toe. Daneel liet zijn armen langs zijn zij hangen. Nog een keer wendde hij zich, om een blik te werpen op de slapende Gladia, een toen keek hij naar de robots.
'Dit moet heel interessant worden,' zei Vasilia met een glimlach.
De robots wachtten. 'Toe dan,' zei Vasilia. Ze bewogen zich niet, en Vasilia keerde zich verbijsterd naar Giskard. Ze maakte die beweging niet af: haar spieren verslapten en ze kromp ineen. Giskard ving haar op en zette haar neer met haar rug tegen de wand. Met een fluisterstem zei ze: 'Even maar - en dan gaan we.'
Dat 'even' ging voorbij. Vasilia's ogen bleven glazig, ongericht. Daneel was met één stap bij Gladia.
Giskard keek op en zei tegen Vasilia's robots: 'Bewaak je meesteres. Laat niemand binnen voor ze wakker wordt. Ze zal in alle rust wakker worden.' En terwijl hij nog sprak maakte Gladia een beweging en Daneel hielp haar overeind. 'Wie is die vrouw?' vroeg ze verbaasd. 'Wat voor robots... Hoe heeft ze...'
Giskard sprak resoluut, maar zijn stem klonk mat. 'Straks zal ik u alles uitleggen, mevrouw. Nu moeten we maken dat we wegkomen.'
En ze vertrokken.