17 - De moordenaar

86 * Secretaris-generaal Edgar Andrev, de hoogste gezagsdrager op Aarde, was een vrij lange, imposante figuur, gladgeschoren naar de Ruimtelingenmode. Hij bewoog zich altijd afgemeten, als waren er steeds camera's op hem gericht, en hij had iets flitsends over zich, alsof hij altijd heel blij was met zichzelf. Zijn stem was voor zo'n lijf wat te hoog, maar hij klonk niet schril. Zonder hard te lijken was hij toch niet al te gevoelig.

Nu ook niet. 'Onmogelijk,' zei hij gedecideerd tegen D.G. 'Ze moet verschijnen.'

'Ze heeft een zware dag achter de rug, secretaris-generaal,' zei D.G. 'Ze is niet gewend aan mensenmenigten en aan zo'n omgeving. Ik ben Baleybol verantwoording schuldig voor haar welzijn; mijn eigen eer staat op het spel.'

'Ik kan me uw situatie voorstellen,' zei Andrev, 'maar ik vertegenwoordig de Aarde en ik kan de Aardse bevolking niet van haar aanblik beroven. De galerijen staan vol, de intergolfzenders staan klaar; ik kan haar niet verstoppen, al zou ik het nog zo graag willen. Hierna - en hoe lang kan het duren? Een halfuurtje? - kan ze zich terugtrekken en hoeft ze pas morgenavond weer te verschijnen voor haar toespraak.'

'We moeten voor haar welzijn zorgen,' zei D.G., die zijn eigen positie maar liet voor wat hij was. 'Ze moet op een afstand van de mensen gehouden worden.'

'Er is een cordon van de lijfwacht dat haar meer dan genoeg ademruimte zal geven. De voorste mensen worden op een behoorlijke afstand gehouden. Daar buiten staan ze. Als we niet aankondigen dat ze weldra verschijnt, krijgen we relletjes.'

'Het had zo niet georganiseerd mogen worden,' zei D.G. 'Het is onveilig. Er zijn Aardlingen die niet zo van Ruimtelingen houden.'

De secretaris-generaal trok zijn schouders op. 'U moet me eens zeggen hoe ik dat ooit had kunnen verhinderen. Op het moment is zij een heldin, je kunt haar niet weghouden. En nu zal iedereen haar toejuichen - zonder uitzondering. Maar als ze niet komt wordt dat anders.'

D.G. haalde bakzeil, teleurgesteld. Hij ving Gladia's blik. Ze zag er moe en ongelukkig uit. 'Het moet, Gladia,' zei hij. 'Het kan niet anders.'

Een ogenblik keek ze neer op haar handen alsof ze zich afvroeg of die iets konden doen om haar te beschermen, en toen ging ze rechtop zitten en haar kin kwam omhoog - een kleine Ruimtelinge te midden van een horde barbaren. 'Als het moet, moet het. Blijf je bij me?'

'Zolang ze me niet van je wegsleuren.'

'En mijn robots?'

D.G. aarzelde. 'Gladia, hoe kunnen twee robots je helpen te midden van miljoenen mensen?'

'Ik weet het, D.G. En ook weet ik dat ik het uiteindelijk zonder ze zal moeten stellen als ik met mijn taak blijf doorgaan. Maar nu nog niet alsjeblieft. Nu voel ik me nog veiliger mét hen, of dat zinnig is of niet. Als die Aardse functionarissen willen dat ik toegeef aan de menigte en glimlach en wuif en wat ze verder ook verwachten, dan heb ik steun aan de aanwezigheid van Daneel en Giskard... Kijk, D.G., ik ben hen terwille in iets heel belangrijks, ook al voel ik me zo slecht op mijn gemak dat ik liefst zou weglopen. Laten zij mij in dit kleine opzicht terwille zijn.'

'Ik zal het proberen,' zei D.G. duidelijk ontmoedigd, en toen hij op Andrev af stapte ging Giskard onopvallend mee.

Een paar minuten later toen Gladia, omringd door een zorgvuldig geselecteerd groepje functionarissen naar voren liep, naar een open balkon, bleef D.G. iets achter Gladia. Links van D.G. liep Giskard, en rechts Daneel. Klaaglijk had de secretaris-generaal gezegd: 'Goed dan, goed dan. Ik weet niet waarom ik ja zeg, maar goed.' Hij wreef over zijn voorhoofd en voelde een lichte, vage pijn in zijn rechter slaap. Om een of andere reden keek hij Giskard aan en terwijl hij zich omkeerde onderdrukte hij een huivering. 'Maar, kapitein, u moet ze stil houden, denk daaraan. En hou alstublieft de robot die er als robot uitziet zo onopvallend mogelijk. Hij geeft mij de kriebels en ik wil niet dat de mensen meer van hem merken dan nodig is.'

'Ze kijken naar Gladia, meneer de secretaris-generaal,' zei D.G. 'Iets anders zien ze niet.'

'Dat mag ik hopen,' zei Andrev snijdend. Hij zweeg om een briefkoker aan te nemen die iemand in zijn hand drukte. Hij stopte hem in zijn zak, liep mee en dacht er pas weer aan toen hij op het balkon stond.

 

87 * Het leek Gladia dat het telkens als ze in nieuwe omstandigheden terechtkwam erger werd: meer mensen, meer lawaai, meer verwarrend licht, meer inbreuk op alle zintuigen. Er werd geschreeuwd. Ze hoorde haar eigen naam schreeuwen. Ze overwon haar neiging zich terug te trekken en te verstarren. Ze stak haar arm op en zwaaide en glimlachte, en het geschreeuw werd luider. Iemand begon te spreken, zijn stem dreunde uit de luidsprekers, een beeld van hem kwam op een groot scherm boven hen zodat de hele menigte het zien kon. Ongetwijfeld was het ook te zien op talloze schermen in talloze zalen in elke wijk van elke Stad op de planeet.

Gladia zuchtte van opluchting dat er iemand anders in de aandacht stond. Ze probeerde in zichzelf weg te zinken en liet de stem van de spreker de aandacht van de mensen opeisen.

Secretaris-generaal Andrev zocht net als Gladia dekking achter de stem. Hij was heel blij dat hij Gladia voorrang gegeven had en bij deze gelegenheid niet had willen spreken. Opeens dacht hij weer aan de brief in zijn zak. Plotseling verontrust wat er zo belangrijk zijn kon om hem bij zo'n grootse plechtigheid te storen fronste hij zijn voorhoofd; toen voelde hij, omgekeerd, een hevige ergernis omdat het bericht wel volstrekt onbelangrijk zou blijken.

Hij drukte de muis van zijn rechterhand hard tegen de lichte uitholling die daarvoor gemaakt was en de koker ging open. Hij haalde het dunne velletje plastipapier eruit, las wat erop stond en zag het toen verschrompelen en uit elkaar vallen. Het onafbreekbare poeder dat overbleef veegde hij weg en hij gaf D.G. een bevelend teken.

Bij het grote, aanhoudende lawaai op het plein hoefden ze nauwelijks te fluisteren. 'U zei,' zei Andrev, 'dat u binnen de ruimte van het zonnestelsel een Aurorisch strijdvaartuig hebt ontmoet.'

'Ja. Ik denk dat de waarneming op Aarde het wel heeft ontdekt.'

'Uiteraard. U zei dat er van weerszijden geen vijandelijkheden waren.'

'Er zijn geen wapens gebruikt. Zij eisten mevrouw Gladia en haar robots op, ik weigerde, en zij vertrokken. Dat heb ik allemaal uitgelegd.'

'Hoeveel tijd kostte dat?'

'Niet lang. Een uur of wat.'

'U bedoelt dat Aurora een strijdschip stuurde om een uur of wat met u te bekvechten en dan weg te gaan.'

D.G. haalde zijn schouders op. 'Secretaris-generaal, ik ken hun motieven niet. Ik meld alleen wat er gebeurd is.'

Hooghartig keek de secretaris-generaal hem aan. 'Maar u hebt niet alles gemeld. De gegevens van de waarneming zijn nu door de computer scherp geanalyseerd en ze wijzen erop dat u in de aanval bent gegaan.'

'Ik heb geen kilowatt energie afgevuurd, meneer.'

'Kinetische energie inbegrepen? U hebt het schip zelf als een projectiel gebruikt.'

'Dat kan hun zo lijken. Zij kozen ervoor weg te zijn zonder mijn kaarten te willen zien.'

'Maar was het bluf?'

'Misschien.'

'Ik heb de indruk, kapitein, dat u bereid was binnen het zonnestelsel twee schepen te vernietigen en mogelijk een oorlogsdreiging op te roepen. Dat was wel een groot risico dat u nam.'

'Ik dacht niet dat het zo ver zou komen, en dat is ook niet gebeurd.'

'Maar die gang van zaken heeft u opgehouden en uw aandacht in beslag genomen.'

'Dat zal wel waar wezen, maar waarom legt u daar de nadruk op?'

'Omdat onze waarneming iets opmerkte wat u is ontgaan, of wat u tenminste niet gemeld hebt.'

'Wat dan wel, secretaris-generaal?'

'De lancering van een landingsvaartuig met naar het schijnt twee man aan boord, dat afdaalde naar de Aarde.'

Het tweetal was in een eigen wereldje opgesloten. Niemand op het balkon besteedde enige aandacht aan hen. Alleen de twee robots naast D.G. keken naar hen en luisterden.

Op dit moment zweeg de spreker; zijn laatste woorden waren: 'Vrouwe Gladia, als Ruimtelinge geboren op de planeet Solarië, als Ruimtelinge woonachtig op de planeet Aurora, die op de Kolonieplaneet Baleybol een burgeres werd van de Melkweg!' Hij keerde zich naar haar toe en maakte een weids gebaar. 'Vrouwe Gladia...'

De veelkoppige menigte begon langdurig en vrolijk te roezemoezen en werd een woud van zwaaiende armen. Gladia voelde een zachte hand op haar schouder en hoorde een stem die in haar oor zei: 'Alstublieft, vrouwe, een paar woorden.'

'Mensen van Aarde,' zei Gladia zwakjes. De woorden dreunden over het plein en het werd griezelig stil. Weer zei Gladia, nu minder onvast: 'Mensen van Aarde, ik sta voor u als een mens, net als u. Iets ouder, moet ik bekennen, zodat ik uw jeugd, uw hoop, uw geestdrift niet meer bezit. Maar mijn ongeluk wordt op dit moment verzacht doordat ik me in uw bijzijn voel alsof uw vuur mij aansteekt, zodat de mantel des tijds wegvalt-'

Er zwol een applaus aan en iemand op het balkon zei tegen zijn buurman: 'Ze maakt ze blij met hun korte leven. Die Ruimtelinge is zo schaamteloos als de duivel.'

Andrev lette niet op. 'Die hele toestand met u was misschien maar een afleidingsmanoeuvre om die mannen op de Aarde te krijgen,' zei hij tegen D.G.

'Dat kon ik onmogelijk weten. Ik kon nergens anders aan denken dan aan de redding van vrouwe Gladia en van mijn schip. Waar zijn ze geland?' vroeg D.G.

'Dat weten we niet. Ze zijn niet geland in een van de Stads-havens.'

'Nee, dat zal wel niet,' zei D.G.

'Het is niet van belang,' zei de secretaris-generaal. 'Een ergernis van voorbijgaande aard. De afgelopen jaren zijn er vaker zulke landingen geweest, zij het niet zo grondig voorbereid. Er is nooit iets gebeurd en wij schenken er geen aandacht aan. De Aarde is ten slotte een open planeet. Het is het tehuis van de mensheid en iedereen van welke planeet ook kan rustig komen... ook Ruimtelingen als ze willen.'

D.G. wreef in zijn baard, met een rasperig geluid. 'En toch zullen ze er wel niet op uit zijn om ons veel goed te doen.'

'Ik wens u allen het goede, op deze planeet waar de mens ontstond, op deze goed voorziene, bijzondere planeet, en in dit juweel van een Stad...' zei Gladia net, en nam met een glimlach het groeiend applaus in ontvangst, en stond daar te wuiven terwijl de toenemende geestdrift de mensen in vuur en vlam zette.

Andrev verhief zijn stem zodat hij boven het juichende publiek uit te horen was voor D.G. 'Wat hun bedoelingen ook zijn, er komt niets van terecht. De vrede die over de Aarde is gedaald sinds de Ruimtelingen zich teruggetrokken hebben en de kolonisatie begon, is noch van buiten af noch van binnen uit te verstoren. Tientallen jaren lang zijn de wildere geesten onder ons vertrokken naar Kolonieplaneten, zodat er op de Aarde geen geesten meer zijn zoals u, kapitein, die het waagt in de ruimte van het zonnestelsel de vernietiging van twee vaartuigen te riskeren. Er is op Aarde geen noemenswaardige misdaad meer, geen geweld. De wacht die deze menigte in bedwang moet houden is ongewapend, want wapens hebben ze niet nodig.'

Terwijl hij sprak werd er in de grote, naamloze menigte een zenger in de richting van het balkon gestoken en nauwkeurig gericht.

 

88 * Verschillende dingen gebeurden vrijwel gelijktijdig.

Giskard draaide zijn hoofd en keek naar de menigte, getrokken door iets onverwachts.

Daneel blik volgde, hij zag de gerichte zenger en deed een uitval, in een bovenmenselijk snelle reactie.

Het geluid van de zenger klonk.

De mensen op het balkon verstarden en begonnen toen luid te schreeuwen.

D.G. greep Gladia en trok haar opzij.

Het lawaai van de menigte zwol aan tot een angstwekkend gebrul.

Daneel was uitgevallen naar Giskard en had de andere robot neergeslagen.

De zengerstraal drong in de kamer achter het balkon door en boorde een gat door het plafond. Een lijn van de zenger naar dat gat liep door de ruimte die een ogenblik eerder door Giskards hoofd werd ingenomen.

'Geen mens,' mompelde Giskard toen hij neer werd gehaald. 'Een robot.'

Daneel liet Giskard los en overzag snel het tafereel. De begane grond was zo'n zes meter onder het balkon en de ruimte eronder was leeg. De wacht worstelde zich een weg naar een opstootje onder de mensen, wat de plaats aanduidde waar de moordenaar in spe had gestaan.

Daneel sprong over het balkon en liet zich vallen; zijn metalen skelet ving de schok gemakkelijk op, wat dat van een mens niet had gekund. Hij rende de menigte in. Hij had geen keus. Hij had nog nooit zoiets meegemaakt. Het was hoogste noodzaak de robot met de zenger te bereiken voor hij uit elkaar gerukt was, en met dat doel voor ogen merkte Daneel voor het eerst in zijn bestaan dat hij geen rekening kon houden met de gevoeligheid van afzonderlijke personen, om ze voor schade te behoeden. Nu en dan moest hij wel iemand een duwtje geven.

Of liever, hij smeet ze opzij terwijl hij de menigte in drong en met een stentorstem riep: 'Opzij! Opzij! De persoon met de zenger moet ondervraagd worden!'

De wacht kwam achter hem aan en zij vonden de 'persoon' even later, op de grond, enigszins toegetakeld. Zelfs op de Aarde, dat er trots op ging geen geweld te kennen, liet een woede-uitbarsting tegen een klaarblijkelijke moordenaar zijn sporen na. De moordenaar was gegrepen, geschopt en geslagen. Alleen doordat de menigte zo dicht was, was hij niet uit elkaar gerukt. De verschillende aanvallers stonden elkaar in de weg en richtten betrekkelijk weinig uit.

De wacht duwde de menigte met moeite achteruit. Naast de robot op de grond lag de zenger. Daneel keek er niet naar om.

Hij knielde bij de gevangen moordenaar neer. 'Kun je spreken?' vroeg hij.

Heldere ogen keken Daneel aan. 'Ja,' zei de moordenaar met zachte, maar overigens gewone stem.

'Ben je van Aurorische oorsprong?'

De moordenaar gaf geen antwoord.

'Ik weet dat je dat bent,' zei Daneel snel. Het was een overbodige vraag. 'Waar is je basis op deze planeet?'

De moordenaar gaf geen antwoord.

'Je basis?' zei Daneel. 'Waar? Je moet antwoord geven. Ik beveel je te antwoorden.'

'Jij kunt mij niet bevelen,' zei de moordenaar. 'Jij bent R. Daneel Olivaw. Ik heb van je gehoord en ik hoef je niet te gehoorzamen.'

Daneel keek op, stiet de dichtstbijzijnde wacht aan en vroeg: 'Meneer, wilt u deze persoon vragen waar zijn basis is?'

De wacht probeerde, verbijsterd, iets te zeggen en bracht een hees gekraak voort. Hij slikte van verlegenheid, schraapte zijn keel en blafte toen: 'Waar is je basis?'

'Het is mij verboden die vraag de beantwoorden, meneer,' zei de moordenaar.

'Dat moet je,' zei Daneel resoluut. 'Het wordt je gevraagd door een functionaris van deze planeet... Meneer, wilt u hem bevelen te antwoorden?'

'Ik beveel je te antwoorden, gevangene,' echode de wacht. De wacht bukte zich om de moordenaar ruw bij zijn schouder te pakken, maar Daneel zei snel: 'Ik denk dat het niet veel zin heeft geweld te gebruiken, meneer.' Hij keek om zich heen. Het geschreeuw van de menigte was al bijna verstomd. Er hing spanning in de lucht alsof er miljoenen mensen stonden te wachten wat Daneel zou gaan doen.

Daneel zei tegen de verschillende wachten die nu om hem en de neergestorte moordenaar heen stonden: 'Heren, wilt u de weg voor mij vrijmaken? Ik moet de gevangene naar mevrouw Gladia brengen. Misschien kan zij hem tot een antwoord dwingen.'

'Moet de gevangene niet medisch verzorgd worden?' vroeg een van de wachten.

'Dat is niet nodig, meneer,' zei Daneel. Uitleg gaf hij niet.

 

89 * 'Dit had niet mogen gebeuren,' zei Andrev gespannen, terwijl zijn lippen trilden van de emotie. Ze waren van het balkon de kamer in gegaan en hij keek omhoog naar het gat in het plafond dat er nog zat, als stille getuige van het geweld dat zich had voorgedaan.

Gladia zei, en ze deed met succes haar best haar stem niet te laten trillen: 'Er is niets gebeurd. Ik ben niet geraakt. Er zit een gat in het plafond dat u moet laten repareren, en misschien nog wat in de kamer erboven. Dat is alles.'

Terwijl ze nog sprak hoorde ze de mensen boven die dingen bij het gat weg schenen te trekken en vermoedelijk de schade opnamen.

'Dat is niet alles,' zei Andrev. 'Het stuurt onze plannen voor morgen in de war, voor uw grote toespraak tot de planeet.'

'Integendeel,' zei Gladia. 'De planeet zal met des te meer spanning naar me luisteren als ze weet dat ik bijna het slachtoffer ben geworden van een zenger.'

'Maar het kan weer gebeuren - bij een tweede aanslag.'

Gladia haalde luchtig haar schouders op. 'Dat geeft mij het gevoel dat ik op de juiste weg ben... Secretaris-generaal Andrev, ik heb pas geleden ontdekt dat ik een taak heb in het leven. Het is niet bij me opgekomen dat die taak gevaar met zich mee kon brengen, maar nu dat wel zo blijkt te zijn dringt het tot me door dat ik niet in gevaar zou zijn en niet de moeite van een moord waard, als mijn woorden geen doel troffen. Als gevaar de maatstaf is van mijn doelmatigheid dan ben ik bereid dat gevaar te lopen.'

Giskard, die allang weer overeind stond, zei: 'Mevrouw Gladia, daar is Daneel met naar ik vermoed de persoon die de zenger op het balkon gericht heeft.'

Niet alleen Daneel, die een ontspannen gestalte in zijn armen droeg welke zich niet verzette, verscheen in de deuropening, maar ook een zestal wachten. Het lawaai van de menigte buiten leek niet zo hard meer en verder weg. De menigte begon zich blijkbaar te verspreiden en van tijd tot tijd hoorde men door de luidsprekers omroepen: 'Er is niemand gewond. Er is geen gevaar. Gaat u terug naar huis.'

Andrev wuifde de wachten weg. 'Is dat de man?' vroeg hij vinnig.

'Er is geen twijfel aan, meneer, dat dit de persoon met de zenger is,' zei Daneel. 'Het wapen lag naast hem; de mensen die erbij stonden waren getuigen van zijn daad; hijzelf erkent het gedaan te hebben.'

Andrev staarde hem verbijsterd aan. 'Hij is zo rustig. Het lijkt niet menselijk.'

'Hij is niet menselijk, meneer. Het is een robot, een mensachtige robot.'

'Maar er zijn op de Aarde geen mensachtige robots... behalve jij.'

'Deze robot, secretaris-generaal,' zei Daneel, 'is net als ik van Aurorische makelij.'

Gladia fronste haar voorhoofd. 'Maar dat kan niet. Geen robot zou zich de opdracht laten geven mij te vermoorden.'

D.G. keek geërgerd en zei met een boze grom, en met een hoogst bezitterige arm om Gladia's schouders: 'Een Aurorische robot, speciaal geprogrammeerd...'

'Onzin, D.G.,' zei Gladia. 'Onmogelijk. Aurorisch of niet, speciaal geprogrammeerd of niet, een robot kan niet opzettelijk een mens proberen kwaad te berokkenen. Als deze robot inderdaad in mijn richting gevuurd heeft, dan heeft hij met opzet misgeschoten.'

'Waarvoor?' vroeg Andrev. 'Waarom moest hij missen, mevrouw?'

'Begrijpt u dat niet?' vroeg Gladia. 'Degene die die robot zijn opdracht gegeven heeft was blijkbaar van mening dat de poging al genoeg zou zijn om mijn plannen hier op Aarde in de war te sturen, en daar was hij op uit. Hij kon de robot niet de opdracht geven mij te doden, maar wel om langs mij heen te schieten, en als dat genoeg was om het programma te verstoren was hij tevreden. - Maar ze sturen het programma niet in de war; daar zal ik wel voor zorgen.'

'Speel geen heldin, Gladia,' zei D.G. 'Ik weet niet wat ze verder van plan zijn, en niets, niets is het verlies van jou waard.'

Gladia's ogen werden zacht. 'Bedankt, D.G. Ik waardeer je gevoelens maar we moeten de kans wagen.'

Andrev stond van de consternatie aan zijn oor te trekken. 'Wat nu gedaan? Het feit dat een mensachtige robot in een menigte met een zenger schiet zullen de Aardlingen wel niet licht opvatten.'

'Nee, zeker niet,' zei D.G. 'Laten we het ze maar liever niet vertellen.'

'Een aantal mensen moet al weten, of vermoeden, dat we met een robot te doen hebben.'

'Het gerucht is niet uit de wereld te helpen, meneer de secretaris-generaal, maar het is niet nodig het in een officiële verklaring te bevestigen.'

'Wanneer Aurora zo ver wil gaan om-' zei Andrev.

'Aurora niet,' zei Gladia snel. 'Bepaalde figuren op Aurora, bepaalde fanaten. Ook onder de Kolonisten zijn zulke krijgszuchtige ultra's, dat weet ik, en waarschijnlijk op Aarde ook. Speelt u die fanaten niet in de kaart, meneer de secretaris-generaal. Ik doe een beroep op de enorme meerderheid van verstandige mensen van beiden kanten, en dat beroep mag nergens door worden afgezwakt.'

Daneel, die geduldig had gewacht, vond eindelijk een pauze, lang genoeg dat hij zijn zegje kon zeggen. 'Mevrouw Gladia... mijne heren... het is van belang om van deze robot te vernemen waar zijn basis is op deze planeet. Er kunnen er meer zijn.'

'Heb je hem dat dan niet gevraagd?' vroeg Andrev.

'Jawel, meneer de secretaris-generaal, maar ik ben een robot. Deze robot is niet verplicht vragen te beantwoorden die een andere robot hem stelt. En evenmin om mijn opdrachten uit te voeren.'

'Nou, dan zal ik het eens vragen,' zei Andrev.

'Dat zou niet helpen. De robot heeft strenge orders geen antwoord te geven, en uw opdracht om te antwoorden kan daar vermoedelijk niet tegenop. U kent de juiste bewoording en intonatie niet. Mevrouw Gladia is een Aurorische en weet hoe dat moet. Mevrouw Gladia, zou u hem willen vragen waar zijn basis is op deze planeet?'

Met zachte stem, zodat alleen Daneel het hoorde, zei Giskard: 'Misschien lukt het niet. Hij kan de opdracht hebben definitief te verstarren als de vragen te dringend worden.'

Daneel keerde met een ruk zijn hoofd naar Giskard. 'Kun jij dat voorkomen?'

'Niet zeker,' zei Giskard. 'Het brein is al beschadigd doordat hij een zenger afschoot in de richting van mensen.'

Daneel keek weer naar Gladia. 'Mevrouw,' zei hij, 'mag ik voorstellen dat u het met vragen doet, en niet met overdonderen?'

'Nou, ik weet niet,' zei Gladia onzeker. Ze keek de robot-moordenaar aan, ademde diep in en zei met een stem die vastberaden, maar toch zacht en vriendelijk was: 'Robot, hoe kan ik je noemen?'

'Ik word R. Ernett Second genoemd, mevrouw,' zei de robot.

'Ernett, kun je horen dat ik een Aurorische ben?'

'U spreekt op de Aurorische manier, mevrouw, maar niet precies.'

'Ik ben op Solarië geboren, maar ik ben een Ruimtelinge die twintig decennia op Aurora gewoond heeft, en ik ben eraan gewend door robots bediend te worden. Sinds ik een kindje was heb ik alle dagen van mijn leven diensten van robots verwacht en gekregen. Nooit heeft er een mij teleurgesteld.'

'Dat neem ik aan, mevrouw.'

'Ernett, zul je mijn vragen beantwoorden en mijn opdrachten aanvaarden?'

'Zeker, mevrouw, als ze niet in strijd zijn met bestaande opdrachten.'

'Wanneer ik je vraag waar op deze planeet je basis is, welke plek je als het complex van je meester beschouwt, geef je dan antwoord?'

'Dat kan ik niet doen, mevrouw. En ook niet op andere vragen met betrekking tot mijn meester. Geen enkele.'

'Besef je dat ik, als je geen antwoord geeft, bitter teleurgesteld ben en dat mijn gerechtvaardigde verwachting van de diensten van robots blijvend kan worden geschaad?'

'Dat begrijp ik, mevrouw,' zei de robot zwakjes.

Gladia keek Daneel aan. 'Zal ik het proberen?'

'U hebt geen keuze, mevrouw Gladia. Wanneer die poging geen gegevens oplevert staan we er niet slechter voor dan nu.'

Gladia zei, met een stem die galmde van gezag: 'Ernett, berokken mij geen kwaad door je weigering mij te zeggen waar je basis is op deze planeet. Ik beveel je het mij te zeggen.'

De robot scheen te verstijven. Zijn mond ging open maar hij maakte geen geluid. Weer ging hij open en hees gefluisterd klonk er een woordje: 'Mijl.' Hij opende zijn mond voor de derde keer, geluidloos - en terwijl hij open bleef verdween de glans uit de ogen van de robot-moordenaar en werden ze uitdrukkingloos en dof. Zijn ene arm, die een beetje geheven was, viel neer.

'Het positronisch brein is verstard,' zei Daneel.

Giskard fluisterde, alleen voor Daneel: 'Definitief! Ik heb mijn best gedaan, maar kon hem niet vasthouden.'

'We staan met lege handen,' zei Andrev. 'We weten niet waar de andere robots kunnen wezen.'

'Hij zei: "mijl",' zei D.G.

'Ik ken dat woord niet,' zei Daneel. 'Het is geen Interstellair zoals het op Aurora gesproken wordt. Betekent het op Aarde iets?'

Een beetje beteuterd zei Andrev: 'Hij heeft misschien geprobeerd "heil" te zeggen, of "Miles". Ik heb eens iemand gekend die van zijn voornaam Miles heette.'

'Ik zie niet in,' zei Daneel ernstig, 'hoe een van beide woorden een zinnig antwoord kan vormen, of een gedeelte daarvan, op die vraag.'

Een oude Aardling die tot dan toe niets gezegd had, zei met een schijn van verlegenheid: 'Ik heb de indruk dat mijl een oude afstandsmaat kan zijn, robot.'

'Hoe lang?' vroeg Daneel.

'Ik weet niet,' zei de Aardling. 'Meer dan een kilometer geloof ik.'

'Is hij niet meer in gebruik, meneer?'

'Al sinds de voor-hyperse periode niet meer.'

D.G. trok aan zijn baard en zei bedachtzaam: 'Hij is nog in gebruik. We hebben tenminste op Baleybol een gezegde "een mijl op zeven". Dat betekent dat iets omslachtig of ondoelmatig gedaan wordt. Ik dacht altijd dat "mijl" "heel klein stukje" betekende. Als het echt een afstandsmaat is begrijp ik die uitdrukking beter.'

'Als dat zo is,' zei Gladia, 'dan heeft de moordenaar dat misschien wel willen zeggen. Hij drukte misschien zijn voldoening uit dat hij met opzet mis moest schieten, dat hij letterlijk niet doeltreffend te werk had mogen gaan.'

'Mevrouw Gladia,' zei Daneel, 'een robot van dit type lijkt mij niet bijzonder ingewikkeld. Ik denk niet dat hij zinsneden zou gebruiken die dan op Baleybol gangbaar mogen zijn, maar op Aurora onbekend. En hij zou niet filosoferen. Er werd hem iets gevraagd en hij probeerde gewoon antwoord te geven.'

'O,' zei Andrev, 'inderdaad, misschien probeerde hij dat. Hij wilde ons zeggen dat de basis zo-en-zoveel mijl van hier was, bijvoorbeeld.'

'Waarom zou hij dan zo'n verouderde maat gebruiken?' vroeg D.G. 'In zulke samenhang zou elke Auroriër kilometer gebruiken, en elke robot van Aurorische makelijk ook. Eigenlijk,' ging hij verder met een zeker ongeduld, 'verviel de robot al tot totale passiviteit, en misschien maakte hij alleen willekeurige geluiden. Het heeft geen nut een betekenis te zoeken in iets wat geen betekenis heeft... En nu ga ik eens zorgen dat mevrouw Gladia wat rust krijgt, of dat ze tenminste hier wegkomt voor het plafond echt in elkaar stort.'

Snel gingen ze weg en Daneel, die even achterbleef, zei zachtjes tegen Giskard: 'Het is ons weer niet gelukt!'

 

90 * Echt rustig werd het in de Stad nooit, maar er waren tijden dat het licht wat gedempt was, het lawaai van de altijd bewegende snelwegen minder luid en het eindeloze rumoer van machinerie en mensen iets bedaard. In miljoenen wooneenheden sliepen mensen.

Gladia kroop in bed in de wooneenheid die haar was toegewezen; ze vreesde dat ze in de loop van de nacht de galerij op zou moeten, want bepaalde voorzieningen ontbraken. Was het buiten nacht, vroeg ze zich af net voor ze in slaap viel, of was het gewoon 'slaaptijd', willekeurig vastgesteld voor dit Stalen Hol, uit eerbied voor een gewoonte die in de honderden miljoenen jaren dat de mensen en hun voorouders op het land geleefd hadden tot ontwikkeling gekomen was.

En toen sliep ze in.

Daneel en Giskard sliepen niet. Daneel, die ontdekte dat er in de wooneenheid een computerterminal was, had een half uur nodig om al proberend achter de hem niet vertrouwde toetsencombinaties te komen. Een handleiding was er niet - wie heeft er een handleiding nodig voor dingen die elk kind op school leert? - maar gelukkig was de bediening niet zo verschillend van die op Aurora. Na een tijdje wist hij het register van de stedelijke bibliotheek te vinden en de encyclopedie op te roepen. Er gingen uren voorbij.

Midden in de slaaptijd zei Giskard: 'Vriend Daneel?'

Daneel keek op. 'Ja, vriend Giskard?'

'Ik moet een uitleg vragen voor je gedrag op het balkon.'

'Vriend Giskard, jij stond naar de mensen te kijken. Ik volgde je blik, zag een wapen op ons gericht en reageerde meteen.'

'Dat is zo, vriend Daneel,' zei Giskard, 'en verschillende dingen in aanmerking genomen begrijp ik goed dat je toesprong om mij te beschermen. Neem het feit dat de zogezegde moordenaar een robot was. Hoe hij ook geprogrammeerd was, hij had zijn wapen nooit op een mens kunnen richten met de bedoeling hem of haar te raken. Het was ook niet waarschijnlijk dat hij op jou mikte, want jij ziet er zo menselijk uit dat de Eerste Wet zijn werk zou doen. Zelfs als de robot gezegd was dat er een mensachtige robot op het balkon stond, had hij niet zeker kunnen weten dat jij het was. Dus als de robot iemand op het balkon te pakken moest nemen moest ik het wel zijn, de onmiskenbare robot, en je kwam meteen in actie om me te redden.

Of neem het feit dat de moordenaar een Auroriër was - afgezien van of hij een mens of een robot was. Het is heel waarschijnlijk dat dr. Amadiro de opdracht tot zo'n aanval gegeven heeft, want hij is heel fanatiek in zijn anti-Aardse standpunt en is volgens ons op de vernietiging van Aarde uit. We kunnen er vrij zeker van zijn dat dr. Amadiro over mijn bijzondere vermogens gehoord heeft van dr. Vasilia, en er is reden om aan te nemen dat hij eerst van al mij wilde vernietigen, omdat hij mij natuurlijk meer vreest dan wie ook, van alle mensen en robots. Volgens deze gedachtengang is het logisch dat je je zo gedragen hebt om mij te beschermen. En als je me niet neergeslagen had, ja, dan geloof ik dat de straal mij vernietigd zou hebben.

Maar, vriend Daneel, je kon onmogelijk weten dat de moordenaar een robot was, of een Auroriër. Ik had zelf net pas die merkwaardige afwijking van een robotbreinpatroon tegenover het vage geheel van menselijke gevoelens ontdekt, toen jij me die duw gaf, en pas later kon ik je erover vertellen. Buiten mijn vermogens om kon je alleen weten dat er een wapen gericht werd door iemand, die je normaal zou zien als een mens, een Aardling. Dan was het vanzelfsprekende doel mevrouw Gladia, zoals iedereen op het balkon dacht. Waarom liet je dan mevrouw Gladia aan haar lot over en beschermde je mij?'

'Vriend Giskard, stel je mijn gedachtengang voor,' zei Daneel. 'De secretaris-generaal had gezegd dat er een tweepersoons Aurorische landingsboot op het aardoppervlak was neergekomen. Ik nam onmiddellijk aan dat dr. Amadiro en dr. Mandamus naar Aarde gekomen waren. Daar kon maar één reden voor zijn. Hun plan, wat het ook is, is bijna of helemaal rond. Nu jij op Aarde gekomen bent, vriend Giskard, zijn ze haastig hierheen gekomen om het uit te voeren voor jij het met je geestbeïnvloedende vermogen in de war kon sturen. Als extra zekerheid zouden ze wel proberen je te vernietigen. Derhalve ging ik, toen ik een wapen gericht zag, er meteen toe over jou uit de vuurlijn te drukken.'

'De Eerste Wet zou je dwingen mevrouw Gladia uit de vuurlijn te halen. Daar zou geen gedachte of redenering iets aan veranderen.'

'Nee, vriend Giskard. Jij bent belangrijker dan mevrouw Gladia. Jij bent zelfs belangrijker dan welke mens ook op dit moment. Als er iemand de vernietiging van Aarde kan tegenhouden ben jij het. Aangezien ik me bewust ben van de diensten die jij de mensheid kunt verlenen, vereist de Nulde Wet, als ik voor een keuze gesteld word, dat ik jou meer bescherm dan wie ook.'

'En voel je je niet onaangenaam dat je gehandeld hebt in strijd met de Eerste Wet?'

'Nee, want ik heb gehoorzaamd aan de belangrijkere Nulde Wet.'

'Maar de Nulde Wet is niet in je geprogrammeerd.'

'Ik heb hem aanvaard als een voortvloeisel uit de Eerste Wet, want hoe kan een mens goed tegen kwaad beschermd worden als er niet gezorgd kan worden dat de mensenmaatschappij als geheel beschermd wordt en kan blijven functioneren?'

Giskard dacht even na. 'Ik begrijp wat je zeggen wilt, maar als nu gebleken was, na je actie om mij en dus de mensheid te redden, dat er niet op mij gericht was en dat mevrouw Gladia gedood was? Hoe had je je dan gevoeld, vriend Daneel?'

Met zachte stem zei Daneel: 'Dat weet ik niet, vriend Giskard. Maar als ik mevrouw Gladia te hulp was gekomen en het was gebleken dat zij in het geheel niet bedreigd was, en ik had jou laten vernietigen en naar mijn inzicht mét jou de toekomst van de mensheid, hoe had ik die slag dan moeten overleven?'

Het tweetal staarde elkaar, in gedachten verzonken, een tijdje aan. Tenslotte zei Giskard: 'Dat mag dan zo zijn, Daneel, maar je zult toch moeten toegeven dat een oordeel in dergelijke gevallen moeilijk is.'

'Daar ben ik het mee eens, vriend Giskard.'

'Het is al moeilijk genoeg als je snel tussen twee personen moet kiezen, om te beslissen wie van beiden je de grootste schade moet toebrengen of laten overkomen. De keuze tussen één iemand en de mensheid is, als je niet weet over welke kant van de mensheid het gaat, zo moeilijk dat de geldigheid van de Wetten van de robotica dubieus worden. Zodra de mensheid als abstract geheel in het geding is vermengen de Wetten van de robotica zich met de Wetten van de humanica - die misschien niet eens bestaan.'

'Ik kan je niet volgen, vriend Giskard,' zei Daneel.

'Dat verbaast mij niets. Ik kan mezelf nauwelijks volgen. Maar bedenk eens... Als we denken over de mensheid die wij moeten redden, denken we over Aardlingen en Kolonisten. Ze zijn talrijker dan de Ruimtelingen, krachtiger, expansiegerichter. Ze tonen meer initiatief omdat ze minder afhankelijk zijn van robots. Ze hebben een groter vermogen tot biologische en maatschappelijke evolutie doordat ze korter leven, zij het lang genoeg om persoonlijk grote dingen te doen.'

'Ja,' zei Daneel, 'mooi samengevat.'

'En toch schijnen de Aardlingen en de Kolonisten een mystiek, ja onredelijk vertrouwen te hebben in de heiligheid en onschendbaarheid van Aarde. Zou die mystiek niet even fataal zijn voor hun ontwikkeling als de mystiek van robots en van lang leven, die de Ruimtelingen knevelt?'

'Daar had ik niet aan gedacht,' zei Daneel. 'Ik weet het niet.'

'Als je je even sterk bewust was van de geesten als ik,' zei Giskard, 'dan had dat wel bij je op moeten komen... Hoe maak je een keuze?' ging hij opens heftig verder. 'Denk aan de mensheid als verdeeld in twee soorten: de Ruimtelingen met hun naar het schijnt fatale mystiek, en de Aardlingen en Kolonisten met een andere misschien fatale mystiek. In de toekomst komen er misschien nog andere soorten, met nog onaantrekkelijker eigenschappen.

Dan is het niet genoeg te kiezen, vriend Daneel, dan moet er gevormd worden. We moeten een wenselijk soort kunnen vormen en dan beschermen, in plaats van gedwongen blijken te kiezen tussen twee of meer ongewenste zaken. Maar hoe kunnen we het wenselijke bereiken zolang we geen psychohistorie hebben, de wetenschap waar ik van droom maar die ik niet grijpen kan?'

'Ik kan me de moeilijkheid niet voorstellen, vriend Giskard,' zei Daneel, 'die het bezit van het vermogen om geesten waar te nemen en te beïnvloeden met zich meebrengt. Kan het wezen dat je zoveel te weten komt dat de Wetten van de robotica niet meer feilloos werken in je?'

'Die mogelijkheid bestond altijd, vriend Daneel, maar pas door de jongste gebeurtenissen is hij actueel geworden. Ik ken het circuitpatroon dat het geestwaarnemings- en beïnvloedingsvermogen in mij teweegbrengt. Ik heb decennia lang mezelf bestudeerd om erachter te komen, en ik kan het aan je doorgeven zodat jij jezelf kunt programmeren om net te zijn als ik... maar tegen de neiging daartoe heb ik me verzet. Dat zou tegenover jou onaardig zijn. Het is al genoeg dat ik die last moet dragen.'

'Niettemin, vriend Giskard,' zei Daneel, 'als volgens jouw oordeel het welzijn van de mensheid dat ooit zou vereisen, zou ik die last aanvaarden. Ja, de Nulde Wet zou mij ertoe verplichten.'

'Maar dit is een nutteloos gesprek,' zei Giskard. 'Het lijkt wel zeker dat de crisis nu op uitbreken staat, en we zijn er nog niet eens achter wat voor crisis het is...'

'Daar heb je dan toch geen gelijk in, vriend Giskard,' viel Daneel hem in de rede. 'Ik ken nu de aard van deze crisis.'

 

91 * Niemand zou verwachten dat Giskard verbazing zou tonen. Zijn gezicht had immers geen expressievermogen. Zijn stem had een buiging zodat hij menselijk klonk en niet eentonig of onaangenaam was. Maar die buiging werd nooit merkbaar door gevoelens beïnvloed. Toen hij dus zei: 'Meen je dat?' klonk het net alsof hij zijn twijfel had uitgesproken over Daneels weersverwachting voor de volgende dag. Maar door de manier waarop hij zijn hoofd naar Daneel gekeerd had en een hand was omhooggekomen, was het zonneklaar dat hij verbaasd was.

'Welzeker, vriend Giskard,' zei Daneel.

'Hoe ben je het te weten gekomen?'

'Voor een deel door wat de onderminister, mevrouw Quintana, mij tijdens het diner verteld heeft.'

'Maar zei je niet dat je van haar niets nuttigs gehoord had en dat je bang was de verkeerde vragen gesteld te hebben?'

'Zo leek het meteen daarna. Maar toen ik er verder over nadacht merkte ik dat ik uit wat ze gezegd had nuttige gevolgtrekkingen kon maken. Ik heb de afgelopen uren via de computerterminal gezocht in de centrale encyclopedie van Aarde-'

'En bevestiging voor die gevolgtrekkingen gevonden?'

'Dat niet precies, maar ik heb niets gevonden dat ermee in strijd was, en dat is bijna even goed.'

'Maar is een ontbreken van bewijs genoeg om zeker te zijn?'

'Dat niet. Derhalve ben ik niet zeker. Maar laat ik je mijn redenering voorleggen, en als je er een fout in ontdekt, zeg het me dan.'

'Vriend Daneel, ga verder, alsjeblieft.'

'De fusiekracht, vriend Giskard, werd op Aarde ontwikkeld vóór de tijd van het hyperruimtereizen, en dus in de periode dat er op maar één planeet mensen waren: op Aarde. Dat is welbekend. Het kostte een hele tijd nadat de mogelijkheid ontdekt was voor er een praktisch toepasbare fusiekracht ontwikkeld was en er een gezonde wetenschappelijke basis voor was geschapen. De voornaamste moeilijkheid om het idee om te zetten in de praktijk zat in de noodzaak om in een zeer dicht gas een zeer hoge temperatuur op te wekken om de fusie tot ontbranding te brengen.

En toch hadden er, al decennia voor er beheerste fusiekracht was, fusiebommen bestaan; die bommen werkten met een onbeheerste fusiereactie. Maar beheerst of niet, fusie kon alleen plaatsvinden onder enorm hoge temperatuur, in de miljoenen graden. Als de mensen die temperatuur, nodig voor beheerste fusiekracht, niet konden opwekken, konden ze het voor onbeheerste ook niet.

Mevrouw Quintana vertelde mij dat er op Aarde, voor er fusie was, een ander soort kernreactie bestond: kernsplitsing. Er werd energie verkregen door het splijten van grote kernen als van thorium en uranium. Dat was dacht ik een manier om een hoge temperatuur te bereiken.

De encyclopedie die ik vannacht heb geraadpleegd bevat heel weinig gegevens over kernbommen, en zeker geen echte details. Ik veronderstel dat het onderwerp taboe is en dat moet op alle planeten zo zijn, want ik heb op Aurora ook nooit zoiets gelezen of erover horen praten. Het is een stuk van de geschiedenis waar de mensen zich voor schamen, of bang voor zijn, of allebei, en dat lijkt me heel zinnig. Maar bij wat ik over fusiebommen gelezen heb stond niets dat uitsloot dat de splijtbom als ontsteking diende. Ik neem dan deels op grond van het ontbreken van andersluidende gegevens aan dat de splijtbom de ontsteking was.

Maar hoe werd die splijtbom dan tot ontbranding gebracht? Splijtbommen bestonden voor fusiebommen, en als splijtbommen voor de ontbranding een even hoge temperatuur nodig hadden als de fusiebom, dan bestond er voor de splijtbom niets dat zo'n hoge temperatuur kon opwekken. Hieruit leid ik af, ook al zegt de encyclopedie hier niets over, dat splijtbommen bij betrekkelijk lage temperatuur tot ontbranding kunnen komen, misschien al bij kamertemperatuur. Er zaten problemen aan, want het vereiste jaren van ononderbroken werk na de ontdekking van de splitsing, voor de bom was ontwikkeld. Wat dat voor moeilijkheden ook geweest mogen zijn, het oproepen van extreem hoge temperaturen was daar niet bij... Wat vind jij hiervan, vriend Giskard?'

Giskard had tijdens die uitleg zijn ogen onafgebroken op Daneel gericht gehouden en zei nu: 'Ik denk dat je gedachtenbouwsel zo zijn zwakke punten heeft, vriend Daneel, en daardoor niet al te betrouwbaar is... maar ook al was het helemaal goed, wat heeft het dan te maken met een mogelijk komende crisis die wij moeizaam proberen te begrijpen?'

'Ik vraag je om geduld, vriend Giskard,' zei Daneel, 'en wil verder gaan. Nu is het zo dat zowel het fusie- als het splitsingsproces vormen zijn van de zwakke interactie, een van de vier die alle gebeurtenissen in het heelal beheersen. Dus de

fusieversterker waarmee een fusiereactor tot ontploffing gebracht wordt kan ook een splijtreactor tot ontploffing brengen.

Maar er is een verschil. Fusie vindt alleen plaats bij extreem hoge temperaturen. De versterker brengt het superhete deel van de brandstof dat juist met fusie bezig is tot ontploffing, plus een deel van de brandstof eromheen dat door de oorspronkelijke ontploffing tot fusiehitte is verwarmd voor het materiaal met een klap uit elkaar springt en de hitte zich zo spreidt dat de rest van de aanwezige brandstof niet tot ontbranding komt. Met andere woorden: een deel van de fusiebrandstof explodeert, maar een ander deel, het meeste misschien, niet. Toch is de ontploffing wel zo krachtig dat de fusiereactor vernietigd wordt, en alles in de onmiddellijke omgeving ervan, zoals het schip waar die reactor in ingebouwd is.

Een splijtreactor anderzijds kan werken bij lage temperatuur, misschien onder het kookpunt van water, misschien zelfs bij kamertemperatuur. De fusieversterker zal hier dus alle splijtstof ontsteken. Ja, zelfs als de splijtreactor niet in werking is zal de versterker hem tot ontploffing brengen. Ofschoon ik heb begrepen dat splijtbrandstof per gram minder energie vrijmaakt dan fusiebrandstof, zal de splijtreactor een grotere ontploffing teweegbrengen dan een fusiereactor, aangezien er meer brandstof explodeert.'

Giskard knikte traag en zei: 'Dat mag dan zo zijn, vriend Daneel, maar zijn er op Aarde dan splijtkrachtstations?'

'Nee, niet een. Dat heb ik van onderminister Quintana begrepen, en de encyclopedie schijnt dat te bevestigen. Al bestaan er op Aarde inrichtingen die door kleine fusiereactors van energie worden voorzien, er is niets dat op een splijtreactor draait, groot of klein.'

'Dan, vriend Daneel, kan een fusieversterker niets uitrichten. Je hele redenering zou, ook al was hij vlekkeloos, toch op niets uitlopen.'

'Niet helemaal, vriend Giskard,' zei Daneel ernstig. 'Er is nog een derde soort kernreactie in aanmerking te nemen.'

'Wat kan dat dan wezen?' vroeg Giskard. 'Ik kan geen derde bedenken.'

'Men komt er niet gemakkelijk op, vriend Giskard, want op Ruimtewerelden en Kolonieplaneten zit heel weinig thorium en uranium in de korst, en dus heel weinig radioactiviteit. Het onderwerp is derhalve van weinig belang en verreweg de meeste natuurkundigen stappen eroverheen. Maar op Aarde, daar heeft mevrouw Quintana mij op gewezen, zijn uranium en thorium betrekkelijk gewoon, en natuurlijke radioactiviteit met zijn enorm trage uitstraling van warmte en energie moet dus een betrekkelijk belangrijk element van het milieu zijn. Dat is de derde soort kernreactie die in aanmerking genomen moet worden.'

'Hoezo, vriend Daneel?'

'Natuurlijke radioactiviteit is ook een vorm van de zwakke interactie. Een fusieversterker die een fusiereactor of een splijt-reactor tot ontploffing kan brengen, kan ook naar ik aanneem natuurlijke radioactiviteit ertoe brengen een stuk van de aardkorst op te blazen als er uranium of thorium in zit.'

Giskard staarde Daneel een tijdje aan zonder zich te bewegen of iets te zeggen. Toen zei hij zachtjes: 'Jij wilt dus beweren dat dr. Amadiro van plan is, de aardkorst op te blazen, de planeet als woonoord te vernietigen en zo de Ruimtelingen te verzekeren van de heerschappij over de Melkweg.'

Daneel knikte. 'Of, als er niet genoeg thorium en uranium is voor een geweldige explosie, zal de toegenomen radioactiviteit warmte vrijmaken waardoor de klimaten zullen veranderen, en stralingen waardoor kankers en geboorteafwijkingen ontstaan - en dat zal, iets langzamer, tot eenzelfde doel leiden.'

'Dat is een afschuwelijk idee,' zei Giskard. 'Denk je dat ze dat echt kunnen doen?'

'Mogelijk. Het schijnt mij toe dat er al jaren - hoeveel, dat zou ik niet kunnen zeggen - mensachtige robots van Aurora, zoals die pseudo-moordenaar, op Aarde zijn. Ze zijn modern genoeg voor een gecompliceerde programmering en kunnen als dat nodig is de stad in voor benodigdheden. We moeten aannemen dat ze fusieversterkers hebben gebouwd op plaatsen waar de bodem rijk is aan uranium en thorium. Misschien zijn er in de loop van de jaren vele versterkers geplaatst. Dr. Amadiro en dr. Mandamus zijn nu hier om de laatste problemen te regelen en de versterkers in werking te stellen. Vermoedelijk organiseren ze alles zó dat ze tijd hebben om te ontsnappen voor de planeet vernietigd wordt.'

'In dat geval,' zei Giskard, 'moet de secretaris-generaal gewaarschuwd worden, de veiligheidsdienst van Aarde moet meteen in paraatheid gebracht worden en dr. Amadiro en dr. Mandamus moeten onverwijld worden opgespoord; en men moet zorgen dat ze hun plan niet kunnen uitvoeren.'

'Ik denk niet dat dat mogelijk is,' zei Daneel. 'De secretaris-generaal zal aan onze woorden geen geloof willen schenken, vanwege het wijdverbreide mystieke geloof in de onkwetsbaarheid van de planeet. Jij hebt dat genoemd als een element dat tegen de mensheid in zou werken, en dat is hier dan nu het geval, vrees ik. Wanneer zijn geloof in de unieke positie van Aarde wordt aangetast zal hij zijn overtuiging, hoe onredelijk ook, niet loslaten en een uitweg zoeken door te weigeren ons te geloven.

Maar als hij ons wel geloofde zou de voorbereiding voor tegenmaatregelen langs de bureaucratische weg van de overheid moeten gaan, en hoe dat proces ook versneld werd, het zou veel te veel tijd in beslag nemen om doeltreffend te zijn.

En dat niet alleen; ook al werden alle krachten van Aarde meteen gemobiliseerd, dan denk ik nog niet dat Aardlingen in staat zijn twee mensen te vinden in een enorme woestenij. De Aardlingen hebben al tientallen decennia in de Steden gewoond en komen vrijwel nooit buiten de Stadsgrenzen. Ik weet dat nog heel goed van mijn eerste zaak met Elijah Baley hier op Aarde. En zelfs als Aardlingen zich ertoe zouden brengen de open vlakte op te trekken, komen ze die twee mensen niet zo vlug tegen, tenzij door zuiver toeval, en daar kunnen we niet op rekenen.'

'De Kolonisten zouden gemakkelijk een zoekersgroep kunnen vormen. Zij zijn niet bang voor open of onbekend terrein.'

'Maar zij zijn even sterk overtuigd van de onschendbaarheid van de planeet als de Aardlingen, en net zo koppig als het erop aankomt ons te geloven, en hun kans is niet groter om die twee mensen snel genoeg te vinden om de situatie te redden, zelfs al zouden ze ons geloven.'

'En de Aardse robots?' vroeg Giskard. 'Zij zitten overal in het gebied tussen de Steden. Sommigen zouden al moeten weten van mensen onder hen. Zij moeten ondervraagd worden.'

'Die mensen onder hen zijn deskundige robotici. Zij zullen er zeker voor gezorgd hebben dat de robots in hun omgeving hun aanwezigheid niet opmerken. Om dezelfde reden hebben ze ook niets te vrezen van robots die deel uitmaken van een zoekersgroep. Ze zullen ze opdracht geven te vertrekken en het te vergeten. En bovendien zijn de Aardse robots betrekkelijk eenvoudige modellen, die eigenlijk alleen gemaakt zijn voor bepaalde taken: gewassen verbouwen, vee hoeden en mijnen exploiteren. Ze kunnen niet gemakkelijk worden aangepast tot zo'n algemeen doel als een zinvol zoeken.'

'Heb je alle mogelijkheden onder de loep genomen, vriend Daneel?' vroeg Giskard. 'Blijft er nog iets over?'

'We moeten die twee mensen zelf vinden,' zei Daneel, 'en we moeten het ze verhinderen... en wel nu.'

'Weet jij waar ze zijn, vriend Daneel?'

'Ik niet, vriend Giskard.'

'Als het dan zo onwaarschijnlijk is dat een uitgebreide zoekersgroep van vele, vele Aardlingen of Kolonisten of robots of zelfs alle drie ze op tijd zou kunnen vinden, tenzij door puur geluk, hoe kunnen wij dat dan?'

'Dat weet ik niet, vriend Giskard, maar we moeten het.'

'Moeten is niet genoeg,' zei Giskard met een stem die iets wrangs had. 'Vriend Daneel, je hebt het ver gebracht. Je bent achter het bestaan van een crisis gekomen en stukje bij beetje te weten gekomen wat voor crisis. En het leidt tot niets. Hier staan we nu, volslagen onmachtig er iets aan te doen.'

'Er is nog één kans,' zei Daneel. 'Een piepklein kansje. Maar we moeten het grijpen. Amadiro heeft uit vrees voor jou je een robot-moordenaar op je dak gestuurd, en dat kon weleens een vergissing blijken.'

'En als dat piepkleine kansje nergens op uitloopt, vriend Daneel?'

Daneel keek Giskard rustig aan. 'Dan zijn we machteloos en Aarde zal vernietigd worden en de geschiedenis van de mensheid zal allengs op een eind lopen.'