Weest Hem indachtig
Keith Harriman, die nu twaalf jaar directeur onderzoek was bij United States Robots & Mechanische Mensen NV, merkte dat hij er niet helemaal zeker van was dat wat hij ging doen juist was. Het puntje van zijn tong gleed over zijn dikke maar nogal bleke lippen en het leek hem toe dat de holografische afbeelding van de grote Susan Calvin die strak op hem neerkeek er nog nooit zo grimmig had uitgezien.
Meestal verwenste hij dat beeld van de grootste roboticist in de geschiedenis omdat ze hem op zijn zenuwen werkte. (Hij probeerde aan het beeld te denken als 'het' maar dat lukte hem nooit helemaal.) Deze keer had hij het lef niet en haar sinds lang dode blik boorde zich in zijn gezicht.
Het was een ontzaglijke en vernederende stap die hij zou moeten nemen.
Tegenover hem zat George Tien, kalm en onberoerd door Harrimans zichtbare onbehaaglijkheid of door het beeld van de beschermheilige van de robots die boven in haar nis stond te gloeien.
'We hebben nog niet echt de kans gehad om dit uit te praten, George,' zei Harriman. 'Je bent nog niet zo lang bij ons en ik heb nog niet goed de gelegenheid gehad met jou alleen te zijn. Maar nu zou ik de kwestie graag uitgebreid bespreken.'
'Dat wil ik heel graag,' zei George. 'Tijdens mijn verblijf bij US Robots heb ik begrepen dat de crisis iets te maken heeft met de Drie Wetten.'
'Ja. Je kent de Drie Wetten natuurlijk.'
'Zeker.'
'Ja, uiteraard. Maar laten we nog wat dieper graven en het echte fundamentele probleem bekijken. Gedurende twee eeuwen van ik mag wel zeggen aanzienlijk succes, is het US Robots nooit gelukt mensen zo ver te krijgen dat ze robots accepteren. We hebben robots alleen daar geplaatst waar werk verricht moest worden dat niet door mensen kon worden gedaan, of in situaties die mensen onaanvaardbaar gevaarlijk vonden. Robots hebben voornamelijk in de ruimte gewerkt en dat heeft onze mogelijkheden beperkt.'
'Maar,' zei George Tien, 'dat is toch nog een heel groot terrein waarop US Robots een bloeiend bestaan kan leiden.'
'Nee, dat is niet zo en daar zijn twee redenen voor. Ten eerste wordt het voor ons vastgestelde werkterrein onvermijdelijk steeds kleiner. Hoe geperfectioneerder bijvoorbeeld de Maankolonie wordt, des te meer vermindert daar de vraag naar robots, en we verwachten dat binnen de eerstkomende jaren robots op de Maan zullen worden uitgebannen. Dit zal zich op elke wereld die de mensheid koloniseert herhalen. Ten tweede is werkelijke welvaart onmogelijk zonder robots op Aarde. Wij van US Robots zijn er stellig van overtuigd dat mensen robots nodig hebben en moeten leren leven met hun mechanische tegenhangers wil de vooruitgang verzekerd zijn.'
'Is dat dan al niet het geval? Meneer Harriman, u hebt op uw bureau een computeraansluiting die, naar ik heb begrepen, is verbonden met de Multivac van de organisatie. Een computer is een soort niet-mobiele robot, een robotbrein waaraan geen lichaam is verbonden...'
'Klopt, maar ook dat is beperkt. De computers die door de mensheid worden gebruikt zijn steeds verder gespecialiseerd om een al te menselijke intelligentie te voorkomen. Een eeuw geleden waren we een heel eind op weg naar kunstmatige intelligentie van het meest onbeperkte soort dank zij het gebruik van grote computers die we Machines noemden. Die Machines hebben uit eigen beweging hun daden beperkt. Zodra ze de ecologische problemen hadden opgelost die de menselijke samenleving hadden bedreigd, schakelden ze zichzelf uit. Door hun voortbestaan, zo redeneerden ze, zouden ze de rol krijgen van steunpilaar voor de mensheid en omdat ze vonden dat dat schadelijk zou zijn voor de menselijke wezens, veroordeelden ze zichzelf op grond van de Eerste Wet.'
'En hadden ze daar dan niet gelijk in?'
'Volgens mij niet. Door hun daad versterkten ze het Frankenstein-complex van de mensen; die zijn doodsbenauwd dat als ze een kunstmatig mens creëren, die zich tegen zijn scheppers zal keren. De mensen zijn bang dat robots de plaats van menselijke wezens kunnen innemen.'
'Bent u daar zelf niet bang voor?'
'Ik weet wel beter. Zolang de Drie Wetten der robotica bestaan, kan dat niet. Ze kunnen dienen als partners van de mensheid; ze kunnen meehelpen in de grote strijd om de natuurwetten te doorgronden en op een verstandige manier te hanteren zodat ze samen meer kunnen doen dan voor de mensheid alleen ooit mogelijk zal zijn; maar altijd zodanig dat robots menselijke wezens dienen.'
'Maar als in de loop van twee eeuwen is gebleken dat de Drie Wetten in staat zijn robots in toom te houden, wat is dan de oorzaak van het wantrouwen van menselijke wezens ten opzichte van robots?'
'Nou,' Harrimans vingers woelden door zijn grijzende kuif terwijl hij krachtig op zijn hoofd krabde, 'voornamelijk bijgeloof natuurlijk. Helaas spelen er ook een paar complicaties mee die door anti-robotagitators worden aangegrepen.'
'Die te maken hebben met de Drie Wetten?'
'Ja. Met de Tweede Wet in het bijzonder. De Derde Wet geeft geen enkel probleem. Die is universeel. Robots moeten zichzelf altijd opofferen voor menselijke wezens, welke menselijke wezens dan ook.'
'Natuurlijk,' zei George Tien.
'De Eerste Wet is misschien minder bevredigend, omdat je je altijd een situatie kunt voorstellen waarin een robot óf handeling A óf handeling B moet uitvoeren, handelingen die elkaar uitsluiten en waarin beide handelingen het gevolg hebben dat menselijke wezens kwaad wordt gedaan. De robot moet daarom snel kiezen welke handeling het minst schadelijke effect heeft. De positronische paden van een robotbrein zodanig ontwerpen dat die keuze mogelijk is, is niet eenvoudig. Als handeling A resulteert in letsel aan een talentvolle jonge artiest en B resulteert in gelijksoortig letsel aan vijf oudere mensen die geen bijzondere kwaliteiten hebben, welke handeling moet dan worden gekozen?'
'Handeling A,' zei George Tien. 'Letsel aan éen persoon is minder dan letsel aan vijf personen.'
'Ja, robots zijn altijd zo ontworpen dat ze die beslissing nemen. Om van robots te verwachten dat ze zulke verfijnde aspecten beoordelen als talent, intelligentie, het algemeen nut voor de samenleving, heeft altijd onpraktisch geleken. Dat zou de beslissing zodanig vertragen dat de robot tot geen enkele daad in staat zou zijn. Dus gaan we af op aantallen. Gelukkig kunnen we aannemen dat dergelijke crisissituaties zich maar heel zelden kunnen voordoen ... Maar nu komen we aan de Tweede Wet.'
'De Wet van de Gehoorzaamheid.'
'Ja. De noodzaak van gehoorzaamheid is er altijd. Een robot kan twintig jaar hebben bestaan zonder dat hij ooit snel heeft hoeven te handelen om te voorkomen dat een menselijk wezen kwaad wordt gedaan, of zonder dat hij zich ooit genoodzaakt heeft gezien zijn eigen bestaan te riskeren. Al die tijd echter zal hij constant bevelen hebben gehoorzaamd ... Wiens bevelen?'
'Die van een menselijk wezen.'
'Van welk menselijk wezen dan ook? Hoe beoordeel je een menselijk wezen om te weten of je hem gehoorzamen moet of niet? Wat is de mens, dat gij hem indachtig zijt, George?'
George aarzelde.
Harriman zei haastig: 'Een bijbels citaat. Laat maar zitten. Ik bedoel, moet een robot de bevelen gehoorzamen van een kind, of van een gek, of van een misdadiger, of van een door en door fatsoenlijke, intelligente man die toevallig niet ter zake kundig is en zich daarom niet bewust is van de ongewenste gevolgen van zijn opdracht? En als twee menselijke wezens een robot tegenstrijdige opdrachten geven, welke opdracht gehoorzaamt de robot dan?'
'Zijn deze problemen in die 200 jaar,' zei George Tien, 'niet gerezen en opgelost?'
'Nee,' zei Harriman, heftig zijn hoofd schuddend. 'Juist door het feit dat onze robots alleen zijn gebruikt in gespecialiseerde omgevingen in de ruimte, waar de mensen die met ze te maken hadden op hun terrein experts waren. Er waren daar geen kinderen, geen gekken, geen misdadigers, geen goedbedoelende stommelingen. Desondanks is het wel voorgekomen dat er schade werd aangericht door dwaze of gewoon ondoordachte bevelen. Zo'n schade in gespecialiseerde en beperkte omgevingen kun je in de hand houden. Op Aarde echter moeten robots beoordelingsvermogen hebben. Dus degenen die tegen robots zijn blijven op hun standpunt staan en ze hebben verdomme nog gelijk ook.'
'Dan moet u het vermogen om te beoordelen in het positronische brein invoegen.'
'Precies. We zijn weer begonnen met de produktie van JG-modellen waarmee een robot elk menselijk wezen kan wegen wat betreft geslacht, leeftijd, sociale en maatschappelijke positie, intelligentie, ontwikkeling, sociale verantwoordelijkheid enzovoort.'
'Welke invloed zou dat hebben op de Drie Wetten?'
'Op de Derde Wet geen enkele. Zelfs de meest waardevolle robot moet zichzelf vernietigen ter wille van het meest waardeloze menselijke wezen. Daar kan niet mee geknoeid worden. De Eerste Wet wordt alleen beïnvloed als er sprake is van alternatieve handelingen die allemaal schade aanrichten. De kwaliteit van de menselijke wezens moet evenals de kwantiteit worden overwogen, vooropgesteld dat er tijd is voor zo'n beoordeling en de basis daarvoor aanwezig is, wat niet vaak het geval zal zijn. De Tweede Wet wordt het meest ingrijpend veranderd omdat elke potentiële gehoorzaamheid een beoordeling zal vereisen. De robot zal trager gehoorzamen, behalve wanneer de Eerste Wet van toepassing is, maar hij zal rationeler gehoorzamen.'
'Maar de vereiste beoordelingen zijn erg ingewikkeld.'
'Dat zijn ze zeker. De noodzaak om zulke beoordelingen te maken vertraagden de reacties van onze eerste paar modellen tot op het punt van verlamming. Dat hebben we in latere modellen verbeterd, maar daarvoor moesten zoveel paden worden aangebracht dat het brein van de robot veel te omvangrijk werd. Bij onze laatste modellen echter geloof ik dat we het antwoord gevonden hebben. De robot hoeft niet onmiddellijk een beoordeling te kunnen maken van de waarde van een menselijk wezen en de bevelen die hij geeft. Hij begint met het gehoorzamen van alle menselijke wezens zoals elke gewone robot dat zou doen en dan leert hij. Een robot groeit, leert, ontwikkelt zich. Eerst staat hij gelijk aan een kind dat voortdurend onder toezicht gehouden moet worden. Terwijl hij groeit, kan hij echter steeds meer zonder toezicht in de Aardse samenleving worden toegelaten. Totdat hij uiteindelijk een volwaardig lid is van de samenleving.'
'Dan worden hierdoor zeker alle bezwaren van degenen die tegen robots zijn ondervangen.'
'Nee,' zei Harriman nijdig. 'Nu komen ze met andere bezwaren. Ze willen geen beoordelingen accepteren. Een robot, zeggen zij, heeft het recht niet een bepaald persoon als minderwaardig te bestempelen. Door de bevelen van A te gehoorzamen en die van B niet, wordt B gebrandmerkt als minder belangrijk dan A en worden zijn menselijke rechten geschonden.'
'Wat is daar de oplossing voor?'
'Die is er niet. Ik geef het op.'
'Ik begrijp het.'
'Wat mijzelf betreft... Ik wend me tot jou, George.'
'Tot mij?' George Tiens stem bleef neutraal. Er klonk enige verbazing in door maar er viel verder niets aan hem te bespeuren. 'Waarom tot mij?'
'Omdat jij geen mens bent,' zei Harriman gespannen. 'Ik heb je gezegd dat ik wil dat robots de partners van menselijke wezens worden. Ik wil dat jij mijn partner bent.'
George Tien hief zijn handen omhoog en stak ze uit, met de palmen naar buiten, in een vreemd menselijk gebaar. 'Wat kan ik doen?'
'Het lijkt je misschien toe dat jij niets kunt doen, George. Je bent nog niet zo lang geleden gecreëerd, en je bent nog een kind. Jij bent zodanig ontworpen dat je niet boordevol begininformatie zit - daarom moest ik je de situatie zo uitgebreid uitleggen - en daardoor heb je de ruimte om te groeien. Maar je verstand zal groeien en je zult zover komen dat je het probleem vanuit een niet-menselijk gezichtspunt kunt benaderen. Waar ik geen oplossing zie, zou jij, vanuit jouw eigen andere gezichtspunt, er misschien wel een zien.'
'Mijn brein is door mensen ontworpen,' zei George Tien. 'Hoe kan het dan niet-menselijk zijn?'
'Jij bent het laatste model van de JG-serie, George. Jouw brein is het meest gecompliceerde dat we ooit hebben gemaakt, in sommige opzichten nog subtieler gecompliceerd dan die van de oude reusachtige Machines. De paden zijn niet vastgelegd en, al beginnen die op een menselijke basis, kunnen ze - nee, zullen ze - in allerlei richtingen uitgroeien. Ook al blijf je altijd binnen de onvermijdelijke grenzen van de Drie Wetten, je kunt toch volkomen niet-menselijk worden in je denkwijze.'
'Weet ik genoeg over menselijke wezens om dit probleem rationeel te benaderen? Over hun geschiedenis? Hun psychologie?'
'Natuurlijk niet. Maar je zult zo snel mogelijk leren.'
'Krijg ik hulp, meneer Harriman?'
'Nee. Dit blijft helemaal tussen ons tweeën. Niemand anders weet hiervan en je mag dit project niet noemen tegenover welk menselijk wezen dan ook, noch bij US Robots, noch ergens anders.'
'Doen we dan iets verkeerds, meneer Harriman, dat u de zaak geheim wilt houden?' zei George Tien.
'Nee. Maar de oplossing van een robot zal nooit worden aanvaard, juist omdat die van een robot komt. Als je een oplossing in gedachten hebt, zul je die aan mij geven; en als ik die bruikbaar vind, zal ik die naar voren brengen. Niemand zal ooit weten dat die van jou afkomstig was.'
'In het licht van wat u me eerder verteld heeft,' zei George Tien kalm, 'is dit de juiste procedure... Wanneer zal ik beginnen?'
'Nu meteen. Ik zal ervoor zorgen dat je alle films krijgt die je nodig hebt om in je geheugen op te nemen.'
Harriman zat alleen. In het kunstmatig verlichte interieur van zijn kantoor was aan niets te zien dat het buiten donker was geworden. Hij was zich niet bewust dat er drie uur was verstreken sinds hij George Tien terug had gebracht naar zijn kubus en hem daar had achtergelaten met de eerste informatiefilms.
Hij was nu enkel alleen met de geest van Susan Calvin, de briljante roboticist die - vrijwel in haar eentje - de positronische robot had opgebouwd van een massief stuk speelgoed tot het meest verfijnde en veelzijdige instrument dat de mens bezat; zo verfijnd en veelzijdig dat men het niet durfde gebruiken, uit jaloezie en angst.
Het was nu meer dan honderd jaar geleden dat ze was gestorven. Het probleem van het Frankenstein-complex had in haar tijd al bestaan, en zij had het nooit opgelost. Ze had het ook nooit geprobeerd op te lossen, omdat het niet nodig was. De robotindustrie was in haar tijd meegegroeid met de behoeften aan ruimte-exploratie.
Juist het succes van de robots had de vraag van de mensen naar hen doen verminderen en daardoor zat Harriman, in deze latere tijd... Maar Susan Calvin zou zich tot robots om hulp hebben gewend. Dat zou ze zeker hebben gedaan...
En hij bleef daar tot diep in de nacht zitten.
Maxwell Robertson had de meerderheid van de aandelen van US Robots en daarom ook een beslissende stem. Zijn uiterlijk was allerminst indrukwekkend. Hij was van middelbare leeftijd, nogal pafferig, en had de gewoonte om op zijn onderlip te bijten als hem iets dwars zat. Hij had in het twintigtal jaren dat hij te maken had met regeringsfunctionarissen een manier ontwikkeld om ze aan te pakken. Meestal gebruikte hij zachtheid, toegevend en glimlachend, en hij wist altijd tijd te winnen.
Het werd moeilijk. Gunnar Eisenmuth was een van de voornaamste redenen dat het moeilijker werd. Van de opeenvolgende wereldbeheerders die de laatste honderd jaar wat de macht betrof alleen nog werden overvleugeld door de wereldleiders, was het Eisenmuth die zich steeds het dichtst bij de hardere grens van het grijze gebied van het compromis bevond. Hij was de eerste beheerder die geen Amerikaan van geboorte was en hoewel niet kon worden aangetoond dat de verouderde naam van US Robots zijn vijandigheid opriep, was iedereen bij US Robots daar wel van overtuigd.
Er was een voorstel geweest, zeker niet het eerste van dat jaar - of van die generatie - om de naam van het bedrijf te veranderen in Wereld Robots, maar dat zou Robertson nooit toestaan. Het bedrijf was oorspronkelijk opgebouwd met Amerikaans kapitaal, Amerikaanse kennis en Amerikaanse arbeid, en hoewel het bedrijf al lang een wereldomvattende organisatie was wat werkterrein en structuur betrof, zou de naam, zolang hij het voor het zeggen had, blijven getuigen van haar oorsprong.
Eisenmuth was een grote man en zijn lange, sombere gezicht was grof en had diepe groeven. Hij sprak Mondiaals met een zwaar Amerikaans accent, hoewel hij voordat hij zijn ambt aanvaardde nooit in Amerika was geweest. 'Het lijkt me volmaakt duidelijk, meneer Robertson. Er is geen enkel probleem. De producten van uw bedrijf worden altijd verhuurd, nooit verkocht. Als het verhuurde eigendom nu op de Maan niet meer nodig is, is het aan u om de producten terug te nemen en ze over te brengen.'
'Ja, beheerder, maar waarheen? Het zou tegen de wet zijn om ze zonder toestemming van de regering naar de Aarde te brengen en ons verzoek om dat te mogen doen is afgewezen.'
'Ze zouden hier van geen enkel nut voor u zijn. U kunt ze naar Mercurius brengen of naar de asteroïden.'
'Wat kunnen we er daar dan mee doen?'
Eisenmuth haalde zijn schouders op. 'De mensen van uw bedrijf zijn wel zo vindingrijk dat ze iets zullen kunnen bedenken.'
Robertson schudde zijn hoofd. 'Het zou een enorm verlies voor het bedrijf betekenen.'
'Dat vrees ik ook,' zei Eisenmuth onbewogen. 'Ik heb begrepen dat de financiële toestand van het bedrijf er de afgelopen jaren weinig rooskleurig uitziet.'
'Voornamelijk door de beperkingen die de regering ons oplegt, beheerder.'
'U moet realistisch zijn, meneer Robertson. U weet dat het publiek zich steeds feller tegen robots verzet.'
'Ten onrechte, beheerder.'
'Maar toch is het zo. Misschien is het verstandiger om het bedrijf te liquideren. Dat is natuurlijk alleen maar een voorstel.'
'Uw voorstellen zijn van groot belang, beheerder. Ik hoef u toch niet te vertellen dat onze Machines een eeuw geleden de ecologische crisis hebben opgelost?'
'Ik weet zeker dat de mensheid dankbaar is, maar dat is al lang geleden. We leven nu in evenwicht met de natuur, hoe ongemakkelijk dat soms ook kan zijn, en het verleden raakt op de achtergrond.'
'U doelt op wat we de laatste tijd voor de mensheid hebben gedaan?'
'Zoiets.'
'Men verwacht toch zeker niet van ons dat we onmiddellijk liquideren, met enorme verliezen. We hebben tijd nodig.'
'Hoeveel?'
'Hoeveel kunt u ons geven?'
'Dat is niet aan mij om te beslissen.'
Robertson zei zacht: 'We zijn alleen. We hoeven er niet omheen te draaien. Hoeveel tijd kunt u mij geven?'
Aan Eisenmuths gezicht was te zien dat hij in gedachten berekeningen maakte. 'Ik denk dat u op twee jaar kunt rekenen. Ik zal open kaart met u spelen. De Mondiale regering is van plan uw firma over te nemen en op te heffen als u dat tegen die tijd niet zelf min of meer uit eigen beweging hebt gedaan. En als er geen enorme kentering in de publieke opinie is gekomen, wat ik ten zeerste betwijfel...' Hij schudde zijn hoofd.
'Twee jaar dus,' zei Robertson zacht.
Robertson zat alleen. Er zat geen lijn in zijn gedachten en die waren afgedwaald naar het verleden. Vier generaties Robertsons hadden de firma geleid. Geen van hen was roboticist. Het waren mensen geweest als Lanning en Bogert en vooral, vooral Susan Calvin die US Robots zover hadden opgebouwd, maar het kon evenmin worden ontkend dat de vier Robertsons het klimaat hadden geschapen waardoor zij hun werk hadden kunnen doen.
Zonder US Robots zou de eenentwintigste eeuw op een enorme ramp zijn uitgelopen. Dat dat niet was gebeurd, was te danken geweest aan de Machines die een generatie lang het mensdom tussen de stroomversnellingen en klippen van de geschiedenis door hadden geleid.
En na dat alles had hij twee jaar gekregen. Wat kon je in twee jaar doen om de onoverkomelijke vooroordelen van de mensen te overwinnen? Hij wist het niet.
Harriman had hoopvol gesproken over nieuwe ideeën, maar hij had niet in details willen treden. Dat maakte niets uit, want Robertson zou er toch niets van hebben begrepen. Wat was er ooit gedaan om de intense antipathie die de mensen tegen imitaties hadden uit de weg te ruimen? Niets...
Robertson viel half in slaap waarbij hij evenmin nieuwe inspiratie opdeed.
'Je hebt het nu allemaal, George Tien,' zei Harriman. 'Alles dat betrekking heeft op het probleem dat ik maar kon bedenken heb je gekregen. Wat de hoeveelheid informatie betreft alleen al heb je meer in je geheugen opgeslagen over menselijke wezens en hun doen en laten, zowel in het verleden als in het heden, dan ik of welk menselijk wezen ook zou kunnen hebben.'
'Dat is heel waarschijnlijk.'
'Is er iets dat je volgens jou nodig hebt?'
'Wat informatie betreft geloof ik niet dat er duidelijke leemten zijn. Misschien nog wat kleinigheden aan de grenzen. Dat zou ik niet kunnen zeggen. Maar dat zou altijd het geval zijn, hoe groot de massa informatie die ik in me opneem ook is.'
'Dat klopt. En we hebben al evenmin de tijd om eeuwig informatie te blijven opnemen. Robertson heeft me gezegd dat we maar twee jaar hebben, en een kwart van een van die jaren is al verstreken. Heb je een voorstel?'
'Op het ogenblik niet, meneer Harriman. Ik moet de informatie afwegen en daarvoor zou ik hulp kunnen gebruiken.'
'Van mij?'
'Nee, juist niet van u. U bent een menselijk wezen met een krachtige persoonlijkheid, en iets dat u zegt zou gedeeltelijk de sterkte van een opdracht kunnen hebben en mijn overwegingen belemmeren. Om diezelfde reden ook niet van een ander menselijk wezen, te meer omdat u me hebt verboden met andere mensen hierover te spreken.'
'Maar wat voor hulp zou je dan kunnen gebruiken, George?'
'Hulp van een andere robot, meneer Harriman.'
'Welke andere robot?'
'Er zijn er nog meer van de JG-serie gebouwd. Ik ben de tiende, JG-10.'
'De exemplaren voor jou waren onbruikbaar, experimenteel...'
'Meneer Harriman, George Negen bestaat.'
'Wat zou hij nou kunnen doen? Hij lijkt erg veel op jou op zekere gebreken na. Jij bent een stuk veelzijdiger dan hij is.'
'Daar ben ik van overtuigd,' zei George Tien. Hij knikte ernstig. 'Maar desondanks, als ik een gedachtegang ontwikkel ben ik door het feit alleen al dat ik die heb gecreëerd bevooroordeeld en heb ik moeite om er afstand van te nemen. Als ik na de ontwikkeling van een gedachtegang die aan George Negen mee zou kunnen delen, zou hij erover nadenken zonder hem eerst te hebben uitgedacht. Hij zou er zonder vooroordelen tegenover staan. Hij zou misschien leemten en tekortkomingen ontdekken die ik niet zie.'
Harriman glimlachte. 'Met andere woorden, beter twee hoofden dan één, hè George?'
'Als u daarmee, meneer Harriman, twee individuen met ieder een hoofd bedoelt, ja.'
'Goed. Is er nog iets anders dat je wilt?'
'Ja. Iets meer dan films. Ik heb erg veel bekeken over menselijke wezens en hun wereld. Ik heb menselijke wezens hier bij US Robots gezien en ik kan mijn interpretatie van wat ik heb bekeken toetsen aan mijn directe zintuiglijke indrukken. Maar dat geldt niet voor de natuurwereld. Die heb ik nog nooit gezien en van wat ik heb bekeken is me duidelijk geworden dat mijn omgeving hier er in geen enkel opzicht representatief voor is. Ik zou haar graag willen zien.'
'De natuurwereld?' Harriman leek een ogenblik verbijsterd door de enormiteit van die gedachte. 'Je stelt toch zeker niet voor dat ik je buiten het terrein van US Robots breng?'
'Dat is inderdaad mijn voorstel.'
'Maar dat is altijd al verboden geweest. Zoals de publieke opinie nu is, zou het fataal zijn.'
'Als we worden ontdekt, ja. Ik stel niet voor dat u me naar een stad brengt of zelfs maar naar een woonplaats van menselijke wezens. Ik zou wat open terrein willen zien, zonder menselijke wezens.'
'Ook dat is verboden.'
'Als we worden gesnapt. Dat hoeft toch niet?'
'Hoe belangrijk is dit, George?' vroeg Harriman.
'Dat kan ik niet zeggen, maar het lijkt me toe dat het nuttig zou zijn.'
'Heb je iets in gedachten?'
George Tien leek te aarzelen. 'Dat kan ik niet zeggen. Het lijkt me toe dat ik iets in gedachten zou kunnen hebben als bepaalde gebieden van onzekerheid werden verkleind.'
'Nou, ik zal er eens over nadenken. En in die tussentijd zal ik George Negen op laten trommelen en ervoor zorgen dat jullie een eigen kubus krijgen. Dat valt tenminste zonder problemen te regelen.'
George Tien zat alleen. Hij stelde voorlopige hypothesen op, voegde ze samen, en trok een conclusie; telkens weer; en uit die conclusies bouwde hij andere hypothesen op die hij aannam en beproefde en weer verwierp als hij een tegenstrijdigheid vond; of niet, en dan bouwde hij weer nieuwe hypothesen op.
Bij geen enkele van de conclusies die hij bereikte voelde hij verwondering, verbazing, tevredenheid; hij noteerde alleen een plus of min.
Harrimans gespannenheid was zelfs na de geruisloze verticale landing op het landgoed van Robertson nauwelijks verminderd. Robertson had de opdracht tot terbeschikkingstelling van de draagvleugel mede-ondertekend en het geruisloze vliegtuig, dat zich even gemakkelijk in horizontale lijn als in verticale richting bewoog, was groot genoeg om het gewicht te dragen van Harriman, George Tien en natuurlijk de piloot.
(Het stuwkrachttoestel zelf was een van de resultaten van de door de Machines ontwikkelde uitvinding van de microprotonreactor die milieuveilige energie in kleine doses leverde. Sindsdien was er nooit meer iets gedaan dat van zoveel belang was voor het comfort van de mensen - bij die gedachte klemde Harriman zijn lippen op elkaar - en toch was men US Robots ook daar niet dankbaar voor.)
De vlucht van het terrein van US Robots naar het landgoed van Robertson was het meest riskante deel geweest. Als ze daarbij waren aangehouden, zou de aanwezigheid van een robot hen een massa problemen hebben bezorgd. Zo zou dat ook op de terugweg zijn. Het landgoed zelf, kon men aanvoeren, zou men aanvoeren, was een deel van het eigendom van US Robots en op dat eigen terrein mochten robots wel verblijven als ze onder toezicht stonden.
De piloot keek achterom en wierp een behoedzame blik op George Tien. 'Wou u ook uitstappen, meneer Harriman?'
'Ja.'
'Dat ook?'
'O ja.' Toen, een tikje sardonisch: 'Ik zal u niet met hem alleen laten.'
George Tien stapte eerst uit en Harriman volgde. Ze waren op de landingsbaan neergekomen en de tuin was vrij dichtbij. Die zag er schitterend uit en Harriman verdacht Robertson ervan dat hij verjongingshormonen gebruikte om het insectenbestand te reguleren, zonder rekening te houden met milieuregels.
'Kom mee, George,' zei Harriman. 'Dan zal ik je alles laten zien.' Samen liepen ze naar de tuin.
'Het is bijna zoals ik het me had voorgesteld,' zei George. 'Mijn ogen zijn niet zodanig ontworpen dat ik de verschillende golflengten kan onderscheiden, dus alleen daaraan zal ik allerlei voorwerpen niet kunnen herkennen.'
'Ik hoop dat je het niet al te verschrikkelijk vindt dat je kleurenblind bent. We hadden te veel positronische paden nodig voor je beoordelingsvermogen en konden daarom niets overhouden voor kleurgevoel. In de toekomst, als er een toekomst is...'
'Ik begrijp het, meneer Harriman. Er blijven nog genoeg verschillen over waaraan ik kan zien dat er hier veel verschillende vormen van plantaardig leven zijn.'
'Zeker. Tientallen.'
'En elk in biologisch opzicht gelijk aan de mens.'
'Elke vorm is een aparte soort, ja. Er zijn miljoenen soorten levende wezens.'
'Waarvan het menselijk ras maar één soort is.'
'Maar voor menselijke wezens verreweg het belangrijkste soort.'
'Voor mij ook, meneer Harriman. Maar ik spreek in biologische zin.'
'Ik begrijp het.'
'Het leven is dus, als men het in al zijn vormen beschouwt, ongelooflijk complex.'
'Ja, George, dat is de grote moeilijkheid van het probleem. Wat de mens doet voor zijn eigen behoeften en comfort beïnvloedt het complexe totaalleven, de ecologie, en wat op korte termijn winst lijkt kan op de lange duur nadelig blijken te zijn. De Machines hebben ons geleerd een menselijke samenleving op te bouwen die dat tot een minimum beperkt, maar de ramp die aan het begin van de eenentwintigste eeuw nog net is voorkomen, heeft de mensheid wel achterdochtig gemaakt ten opzichte van vernieuwingen. Dat, gevoegd bij de angst voor robots...'
'Ik begrijp het, meneer Harriman ... Dat is een exemplaar van dierlijk leven, neem ik aan.'
'Dat is een eekhoorn, een van de vele soorten eekhoorns.'
De staart van de eekhoorn bewoog snel toen hij naar de andere kant van de boom wipte.
'En dit,' zei George, terwijl zijn arm een flitsende beweging maakte, 'is wel een heel klein dingetje.' Hij hield het tussen zijn vingers vast en keek ernaar.
'Het is een insect, een of andere kever. Er zijn duizenden soorten kevers.'
'En elke kever is net zo levend als de eekhoorn en uzelf?'
'Een organisme dat, binnen de totale ecologie, even compleet en onafhankelijk is als alle andere. Er zijn nog kleinere organismen; vele zijn zelfs zo klein dat je ze niet kunt zien.'
'En dat is een boom, niet waar? Hij voelt hard aan...'
De piloot zat alleen. Hij had zelf ook graag zijn benen willen strekken, maar een vaag gevoel van veiligheid hield hem in het stuwkrachttoestel. Hij was van plan er meteen vandoor te gaan als die robot onhandelbaar werd. Maar hoe zou hij kunnen zien of hij onhandelbaar werd? Hij had veel robots gezien. Als meneer Robertsons privé-piloot was dat onvermijdelijk. Maar altijd waren ze in de laboratoria en opslagplaatsen geweest, waar ze hoorden, met veel specialisten in de buurt.
Toegegeven, dr. Harriman was een specialist. De beste, zeiden ze. Maar hier op deze plek zou geen enkele robot mogen zijn; op Aarde; in het vrije veld, vrij om zich te bewegen ... Hij zou zijn goede baan niet op het spel zetten door hierover tegen iemand anders te praten ... Maar het was niet juist.
'De films kloppen nauwkeurig met wat ik heb gezien,' zei George Tien. 'Heb jij de exemplaren die ik voor jou heb uitgezocht bekeken, Negen?'
'Ja,' zei George Negen. De twee robots zaten dicht tegenover elkaar, knie aan knie, als een beeld en de weerspiegeling daarvan. Dr. Harriman zou ze in één oogopslag kunnen onderscheiden omdat hij wist welke kleine verschillen in fysiek ontwerp er waren. Als hij ze niet kon zien, maar wel met ze zou kunnen praten, zou hij ze nog steeds uit elkaar kunnen houden, hoewel met wat minder zekerheid, want George Negens antwoorden zouden op een subtiele manier afwijken van degene die werden geproduceerd door de aanzienlijk ingewikkelder samengestelde positronische breinpaden van George Tien.
'In dat geval,' zei George Tien, 'wil ik dat je mij je reacties geeft op wat ik ga zeggen. Ten eerste, menselijke wezens vrezen en wantrouwen robots omdat ze robots als concurrenten beschouwen. Hoe zou dat kunnen worden voorkomen?'
'Verminder het gevoel van concurrentie,' zei George Negen, 'door de robot een andere vorm te geven dan die van een menselijk wezen.'
'Toch is de essentie van een robot de positronische imitatie van leven. Een imitatie van leven in een vorm die niet wordt geassocieerd met leven zou afgrijzen kunnen opwekken.'
'Er zijn twee miljoen soorten levensvormen. Kies een daarvan als vorm voor robots in plaats van dat van een menselijk wezen.'
'Welke van al die soorten?'
George Negens denkprocessen gingen drie seconden lang geruisloos door. 'Een die groot genoeg is om een positronisch brein te bevatten, maar een die geen onprettige associaties heeft voor menselijke wezens.'
'Geen enkele vorm van leven op het land heeft een hersenpan die groot genoeg is voor een positronisch brein behalve een olifant, die ik niet heb gezien, maar die is beschreven als heel groot en daarom schrikwekkend voor de mens. Hoe zou je dat dilemma oplossen?'
'Imiteer een levensvorm die niet groter is dan een mens maar vergroot de hersenpan.'
'Een klein paard dus, of een grote hond, bedoel je?' zei George Tien. 'Zowel paarden als honden hebben een lange geschiedenis van samenleving met menselijke wezens.'
'Dus dat is goed.'
'Maar denk eens na ... Een robot met een positronisch brein zou menselijke intelligentie kunnen nabootsen. Als een paard of een hond kon spreken en redeneren als een menselijk wezen, zou er ook concurrentie zijn. Onverwachte concurrentie van wat zij beschouwen als lagere levensvormen zou nog meer wantrouwen en woede opwekken bij menselijke wezens.'
'Maak het positronische brein dan minder complex en de robot minder intelligent,' zei George Negen.
'De moeilijkheid van de complexiteit van het positronische brein zit in de Drie Wetten. Een brein dat minder complex is kan de Drie Wetten niet volledig bevatten.'
'Dat is onaanvaardbaar,' zei George Negen onmiddellijk.
'Daar ben ik ook op vastgelopen,' zei George Tien. 'Dat is dus geen persoonlijke eigenaardigheid in mijn eigen gedachtengang en denkwijze. Laten we opnieuw beginnen ... Onder welke omstandigheden zou de Derde Wet niet nodig zijn?'
George Negen verroerde zich alsof de vraag moeilijk en gevaarlijk was. 'Als een robot nooit in een situatie terechtkomt waarin hij zelf gevaar loopt; of als een robot zo gemakkelijk te vervangen is dat het niet uitmaakt of hij wordt vernietigd of niet.'
'En onder welke omstandigheden zou de Tweede Wet niet nodig zijn?'
George Negens stem klonk een beetje hees. 'Als een robot zodanig wordt ontworpen dat hij op zekere stimulansen automatisch reageert met vastgelegde reacties en als er niets anders van hem wordt verwacht zodat hij nooit een opdracht hoeft te krijgen.'
'En onder welke omstandigheden,' George Tien pauzeerde even, 'zou de Eerste Wet niet nodig zijn?'
George Negen zweeg langer en toen fluisterde hij zacht: 'Als de vastgelegde reacties nooit zouden kunnen leiden tot gevaar voor menselijke wezens.'
'Stel je eens een positronisch brein voor dat maar een paar reacties op zekere stimulansen geeft en dat eenvoudig en goedkoop wordt gemaakt zodat het niet de Drie Wetten nodig heeft. Hoe groot zou het dan moeten zijn?'
'Helemaal niet groot. Afhankelijk van de vereiste reacties, zou het misschien 100 gram wegen, of 1 gram, of 1 milligram.'
'Jouw gedachten komen overeen met de mijne. Ik zal met dr. Harriman gaan praten.'
George Negen zat alleen. In gedachten ging hij steeds opnieuw de vragen en antwoorden na. Hij kon ze op geen enkele manier veranderen. En toch gaf het idee van een robot van welke soort, maat of vorm dan ook zonder de Drie Wetten hem een eigenaardig leeg gevoel.
Hij vond het moeilijk om zich te bewegen. George
Tien had ongetwijfeld een soortgelijke reactie. Toch was hij
gemakkelijk genoeg van zijn stoel opgestaan.
Het was anderhalf jaar geleden dat Robertson het geheime onderhoud met Eisenmuth had gehad. In die tussentijd waren de robots van de Maan weggehaald en van alle ver verspreide activiteiten van US Robots was niets meer over. Al het geld dat Robertson bij elkaar had weten te krijgen was in die ene donquichotachtige onderneming van Harriman gestoken. Die was zijn laatste troef, hier in zijn eigen tuin. Een jaar geleden had Harriman de robot hierheen gebracht, George Tien, de laatste complete robot die US Robots had geproduceerd. Nu was Harriman hier met iets anders...
Harriman leek zelfvertrouwen uit te stralen. Hij maakte een praatje met Eisenmuth, en Robertson vroeg zich af of hij werkelijk het zelfvertrouwen voelde dat hij leek te hebben. Dat moest wel. Volgens Robertsons ervaring was Harriman geen acteur.
Eisenmuth liep glimlachend bij Harriman vandaan en kwam naar Robertson toe. Eisenmuths glimlach verdween meteen. 'Goedemorgen, Robertson,' zei hij. 'Wat voert uw man in zijn schild?'
'Dit is zijn grote moment,' zei Robertson effen. 'We zullen hem maar zijn gang laten gaan.'
'Ik ben klaar, beheerder,' riep Harriman.
'Waarmee, Harriman?'
'Met mijn robot, meneer.'
'Uw robot?' zei Eisenmuth. 'Hebt u een robot hier?' Hij keek met een streng afkeurende blik om zich heen waar toch ook iets van nieuwsgierigheid in zat.
'Dit is eigen terrein van US Robots, beheerder. Zo beschouwen wij het tenminste.'
'En waar is de robot, dr. Harriman?'
'In mijn zak, beheerder,' zei Harriman opgewekt.
Uit een ruime zak van zijn colbert haalde hij een kleine glazen fles.
'Dat?' vroeg Eisenmuth ongelovig.
'Nee, beheerder,' zei Harriman. 'Dit!'
Uit de andere zak kwam een voorwerp te voorschijn met een lengte van bijna vijftien centimeter en dat qua vorm enigszins deed denken aan een vogel. In plaats van de snavel was er een nauwe buis; de ogen waren groter, en de staart was een afvoerkanaal.
Eisenmuth fronste zijn zware wenkbrauwen. 'Bent u van plan een serieuze demonstratie te geven, dr. Harriman, of bent u gek geworden?'
'Een paar minuten geduld alstublieft, beheerder,' zei Harriman. 'Een robot in de vorm van een vogel is daarom niet minder een robot. En al is het nog zo klein, het positronisch brein dat hij bezit is daarom niet minder verfijnd. Het andere voorwerp dat ik vasthoud is een flesje fruitvliegen. Er zitten vijftig fruitvliegen in die zullen worden vrijgelaten.'
'En ...'
'De robovogel zal ze vangen. Wilt u zo vriendelijk zijn, meneer?'
Harriman overhandigde de fles aan Eisenmuth die ernaar staarde, toen naar de mensen om zich heen, een paar functionarissen van US Robots, zijn eigen assistenten. Harriman wachtte geduldig. Eisenmuth opende de fles en schudde hem toen. Harriman zei zacht tegen de robovogel die op de palm van zijn rechterhand zat: 'Nu!'
De robovogel was weg. Hij suisde door de lucht, zonder vleugelgeklapper, alleen het functioneren van een piepkleine microprotonreactor.
Af en toe was hij te zien als hij even op één punt bleef zweven om dan weer verder te suizen. Hij vloog de hele tuin door in een ingewikkeld patroon en toen kwam hij, een beetje warm, terug op Harrimans handpalm. Er viel ook een klein propje op zijn hand, alsof een vogel iets liet vallen.
'Als u wilt kunt u de robovogel besturen, beheerder,' zei Harriman, 'of demonstraties organiseren wanneer u dat schikt. Feit is dat deze vogel zonder mankeren fruitvliegen zal oppikken, en alleen die, alleen het ene soort Drosophila melanogaster; ze oppikken, doden en samenpersen om ze dan af te voeren.'
Eisenmuth stak zijn hand uit en raakte de robovogel behoedzaam aan. 'En dus, meneer Harriman? Gaat u verder.'
'We kunnen het insectenbestand niet reguleren zonder dat we gevaar lopen schade aan te richten aan het milieu,' zei Harriman. 'Chemische insecticiden hebben een te brede werking, verjongingshormonen zijn te beperkt. De robovogel kan echter grote gebieden in stand houden zonder te worden verorberd. Ze kunnen zo specifiek zijn als we ze willen maken ... Voor elk soort een andere robovogel. Ze gaan af op maat, vorm, kleur, geluid, gedragspatroon. Ze zouden zelfs met moleculair speurvermogen uitgerust kunnen worden... Anders gezegd, met reukvermogen.'
'Dan zou je toch nog steeds in het milieu ingrijpen,' zei Eisenmuth. 'De fruitvliegen hebben een natuurlijke levenscyclus die dan verstoord wordt.'
'Minimaal. We voegen een natuurlijke vijand toe aan de levenscyclus van de fruitvlieg, een waar niets verkeerd mee kan gaan. Als er een tekort komt aan fruitvliegen, doet de robovogel gewoon niets. Hij vermenigvuldigt zich niet; hij wendt zich niet tot andere soorten voedsel; hij ontwikkelt zelf geen ongewenste gewoonten. Hij doet niets.'
'Kan hij worden teruggeroepen?'
'Natuurlijk. We kunnen robodieren bouwen om van elke plaag af te komen. Sterker nog, we kunnen robodieren maken die een opbouwende rol in het milieu kunnen vervullen, al zal het voorlopig wel niet nodig zijn. Het is bijvoorbeeld helemaal niet ondenkbaar om robobijen te maken voor het bevruchten van specifieke planten, of robo-aardwormen om bepaalde functies in de grond te vervullen. Wat u maar wilt...'
'Maar waarom?'
'Om dat te doen wat we nog nooit eerder hebben gedaan. De ecologie aan onze behoeften aanpassen door onderdelen daarvan te versterken in plaats van te ontwrichten ... Vanaf het moment dat de Machines een eind hebben gemaakt aan de ecologiecrisis, heeft de mensheid in een ongemakkelijk bestand geleefd met de natuur, bang om in welke richting ook iets te doen. Dit heeft ons krachteloos gemaakt, heeft de mensheid een soort intellectuele lafheid gegeven, zodat men elke wetenschappelijke vooruitgang, elke verandering, ging wantrouwen.'
Eisenmuth zei, met een vleugje vijandigheid in zijn stem: 'U biedt ons dit aan, niet waar, in ruil voor toestemming om door te gaan met uw robotprogramma... Ik bedoel van de gewone robots met menselijke vormen?'
'Nee!' Harriman maakte een heftig gebaar. 'Die tijd is voorbij. Ze hebben hun dienst bewezen. We hebben nu genoeg geleerd over positronische breinen om genoeg paden in een minibrein te stoppen om een robovogel te maken. We kunnen ons nu met dergelijke dingen bezighouden en er wel bij varen. US Robots zal de noodzakelijke kennis en vakkundigheid leveren en we zullen in nauwe samenwerking met het departement voor Mondiaal Behoud opereren. Wij zullen ervan profiteren. U zult ervan profiteren. De mensheid zal ervan profiteren.'
Eisenmuth dacht zwijgend na. Als het allemaal voorbij was...
Eisenmuth zat alleen. Hij merkte dat hij erin geloofde. Hij voelde opwinding in zich opwellen. Al zou US Robots de uitvoering ervan op zich nemen, de regering zou het leidende brein zijn. Hij zelf zou het leidende brein zijn. Als hij nog vijf jaar aan het bewind bleef, wat heel goed mogelijk was, zou er tijd genoeg zijn om de ondersteunende functie van robots in de ecologie geaccepteerd te zien worden; nog tien jaar en zijn eigen naam zou er onlosmakelijk mee verbonden zijn.
Was het een schande om te willen dat je naam bleef voortleven vanwege een grote en waardige revolutie in de toestand van de mens en van de aardbol?
Sinds de dag van de demonstratie had Robertson zich nauwelijks op het terrein van US Robots laten zien. Dit was gedeeltelijk te wijten aan de conferenties waaraan hij vrijwel voortdurend moest deelnemen in het gebouw van het Mondiale Bestuur. Gelukkig was Harriman er ook bij geweest, want als hij er alleen voor had gestaan, zou hij meestal niet hebben geweten wat hij moest zeggen.
Een andere reden dat hij niet naar US Robots was geweest, was dat hij er niet wilde zijn. Hij was nu in zijn eigen huis, samen met Harriman. Hij voelde een redeloos ontzag voor Harriman. Harrimans deskundigheid op het gebied van robots was wel nooit in twijfel getrokken, maar de man had in één klap US Robots van de zekere ondergang gered en Robertson had ergens het gevoel dat de man het niet in zich had. En toch...
'U bent toch niet bijgelovig, Harriman?' vroeg hij.
'In welk opzicht, meneer Robertson?'
'U denkt toch niet dat er aura wordt achtergelaten door iemand die is gestorven?'
Harrimans tong gleed over zijn lippen. Eigenlijk hoefde hij niet verder te vragen. 'U bedoelt Susan Calvin, meneer?'
'Ja, natuurlijk,' zei Robertson aarzelend. 'We houden ons nu bezig met het maken van wormen en vogels en insecten. Wat zou zij ervan zeggen? Ik voel me vernederd.'
Harriman had zichtbaar moeite zijn lachen in te houden. 'Een robot is een robot, meneer. Worm of mens, hij zal doen wat van hem gevraagd wordt en werken ten behoeve van het menselijk wezen en daar gaat het om.'
'Nee,' antwoordde Robertson gemelijk. 'Dat is niet zo. Dat wil er bij mij niet in.'
'Het is wél zo, meneer Robertson,' zei Harriman ernstig. 'Wij gaan een wereld scheppen, u en ik, die eindelijk positronische robots in een vorm heel normaal gaat vinden. De gemiddelde mens kan bang zijn voor een robot die eruitziet als een mens en die intelligent genoeg lijkt om hem te vervangen, maar hij zal geen angst voelen voor een robot die eruitziet als een vogel en die niets anders doet dan insecten eten omdat dat in het voordeel van de mens werkt. Als hij niet meer bang is voor sommige robots zal hij na een tijdje zijn angst voor alle robots kwijtraken. Hij zal zo gewend zijn aan een robovogel en een robobij en een roboworm dat hij een robomens alleen als een logisch vervolg zal beschouwen.'
Robertson wierp een snelle blik op de ander. Met zijn handen op zijn rug liep hij met snelle, nerveuze stappen de hele kamer door. Hij liep terug en keek weer naar Harriman. 'Bent u dit al die tijd van plan geweest?'
'Ja, en zelfs al demonteren we al onze humanoïde robots, we kunnen een paar van onze meest geavanceerde experimentele modellen houden en verder gaan met het ontwerpen van meer exemplaren die nog verfijnder zijn, om klaar te zijn voor de dag die zeker zal komen.'
'We zijn overeengekomen, Harriman, dat we geen humanoïde robots meer zullen bouwen.'
'En dat doen we ook niet. Maar niemand heeft gezegd dat we niet een paar van de al gebouwde modellen kunnen houden, zolang ze de fabriek maar niet verlaten. Niemand zegt dat we op papier geen positronische breinen mogen ontwerpen, of geen breinmodellen mogen maken om die te testen.'
'Maar hoe kunnen we dat verklaren? Dat wordt ongetwijfeld gemerkt.'
'Als dat gebeurt, leggen we uit dat we dat doen om principes te ontwikkelen die het mogelijk maken om ingewikkelder microbreinen te maken voor de nieuwe robodieren die we vervaardigen. Dat is dan nog waar ook.'
'Ik ga een eindje lopen,' mompelde Robertson. 'Ik wil hierover nadenken. Nee, blijft u hier. Ik wil er alleen over nadenken.'
Harriman zat alleen. Hij was opgetogen. Het zou zeker lukken. De gretigheid waarmee de ene regeringsfunctionaris na de andere had ingestemd met het programma toen dat eenmaal was toegelicht, was onmiskenbaar.
Hoe was het mogelijk dat niemand bij US Robots ooit aan zoiets had gedacht? Zelfs de grote Susan Calvin had nooit aan positronische breinen in termen van levende wezens, anders dan menselijke, gedacht.
Maar nu zou de noodzakelijke terugtocht van de humanoïde robot, een tijdelijke terugtocht, leiden tot een terugkeer onder omstandigheden waarbij eindelijk met angst zou zijn afgerekend. En dan, met de hulp en de samenwerking van een positronisch brein dat min of meer gelijkwaardig was aan dat van de mens zelf, en dat (dank zij de Drie Wetten) alleen bestond om de mens te dienen, en nog geruggensteund door een met robots beheerde ecologie ook, wat zou het menselijk ras dan niet allemaal kunnen bereiken!
Eén ogenblik herinnerde hij zich dat het George Tien was geweest die de aard en het doel van een met robots beheerde ecologie had uitgelegd, en toen zette hij die gedachte kwaad van zich af. George Tien had het antwoord geproduceerd omdat hij, Harriman, hem daartoe opdracht had gegeven en voor de noodzakelijke gegevens en mogelijkheden had gezorgd. Het was net zo min een verdienste van George Tien als dat het van een rekenliniaal zou zijn geweest.
George Tien en George Negen zaten zij aan zij naast elkaar. Geen van hen beiden bewoog. Zo zaten ze maanden aaneen tussen die gelegenheden in dat Harriman ze activeerde voor een consult. Zo zouden ze, realiseerde George Tien zich onbewogen, misschien vele jaren blijven zitten.
De microprotonreactor zou hen natuurlijk energie blijven leveren om de positronische breinpaden van die minimale intensiteit te voorzien die nodig was om hen operationeel te houden. Dat zou zo blijven tijdens al die perioden van inactiviteit die nog zouden komen.
De situatie was enigszins analoog aan wat beschreven zou kunnen worden als de slaap van menselijke wezens, maar er waren geen dromen. Het bewustzijn van George Tien en George Negen was beperkt, traag en krampachtig, maar wat er was, was werkelijkheid.
Af en toe konden ze met elkaar praten in nauwelijks hoorbare fluisteringen, nu een woord of een lettergreep, een andere keer weer een ander, steeds als het toevallig voorkwam dat de positronische golven even iets boven de noodzakelijke minimale intensiteitsdrempel kwamen. Voor beiden leek het een aaneengesloten gesprek gevoerd in een schemerige tijdsduur.
'Waarom zijn we zo?' fluisterde George Negen.
'De menselijke wezens willen ons niet accepteren,' fluisterde George Tien. 'Maar dat zal ooit veranderen.'
'Wanneer?'
'Over enige jaren. De exacte tijd doet er niet toe. De mens bestaat niet alleen, maar is een deel van een enorm complex patroon van levensvormen. Als het deel van dat patroon dat is gerobotiseerd groot genoeg is, zullen we worden geaccepteerd.'
'En wat dan?'
Zelfs voor de lang uitgerekte haperende toestand van het gesprek volgde er daarop een abnormaal lange stilte.
Tenslotte fluisterde George Tien: 'Laat me je denkwijze testen. Je bent in staat om de Tweede Wet op de juiste manier te leren toepassen. Je moet beslissen welk menselijk wezen je moet gehoorzamen en welke niet als er tegenstrijdige bevelen zijn. En óf je een menselijk wezen wel moet gehoorzamen. Wat moet je allereerst doen om dat te kunnen?'
'Ik moet de term "menselijk wezen" definiëren,' fluisterde George Negen.
'Hoe? Aan het uiterlijk? Aan de samenstelling? Aan formaat en vorm?'
'Nee. Van twee menselijke wezens die uiterlijk in elk opzicht gelijk zijn, kan de een intelligent zijn, de ander dom; de een kan geleerd zijn, de ander onwetend; de een kan volwassen zijn, de ander kinderlijk; de een kan verantwoordelijkheidsgevoel hebben, de ander kwade bedoelingen.'
'Hoe definieer je dan een menselijk wezen?'
'Als ik volgens de Tweede Wet een menselijk wezen moet gehoorzamen, moet ik die zo interpreteren dat ik een menselijk wezen moet gehoorzamen dat qua verstand, karakter en kennis geschikt is om mij die opdracht te geven; en als het om meer dan één menselijk wezen gaat, datgene onder hen die qua verstand, karakter en kennis het meest geschikt is om die opdracht te geven.'
'En hoe zul je in dat geval de Eerste Wet gehoorzamen?'
'Door alle menselijke wezens voor kwaad te behoeden en door nooit, door nalatigheid, toe te staan dat een menselijk wezen gekwetst wordt. Maar als bij elke mogelijkheid sommige menselijke wezens gekwetst worden, moet ik zo handelen dat het menselijke wezen dat qua verstand, karakter en kennis het meest bekwaam is, zo min mogelijk gekwetst wordt.'
'Jouw gedachten komen overeen met de mijne,' fluisterde George Tien. 'Nu moet ik de vraag stellen waarvoor ik oorspronkelijk jouw gezelschap heb gevraagd. Het is iets dat ik niet zelf durf te beoordelen. Ik moet jouw oordeel hebben, dat van iemand buiten de kring van mijn eigen gedachten ... Wie van de verstandelijke personen die je hebt ontmoet vind jij qua verstand, karakter en kennis superieur aan de anderen, zonder te letten op vorm en formaat, aangezien die niet relevant zijn?'
'Jij,'_fluisterde George Negen.
'Maar ik ben een robot. Er is in je breinpaden een criterium om een robot van metaal te onderscheiden van een menselijk wezen van vlees. Hoe kun je me dan classificeren als een menselijk wezen?'
'Omdat er in mijn breinpaden een dringende behoefte is om vorm en formaat buiten beschouwing te laten bij het beoordelen van menselijke wezens en dus is het onderscheid tussen metaal en vlees ook onbelangrijk geworden. Jij bent een menselijk wezen, George Tien, en bekwamer dan de anderen.'
'En dat vind ik ook van jou,' fluisterde George Tien. 'Door de bij ons ingebouwde criteria voor beoordelingsvermogen vinden wij onszelf dus menselijke wezens in de zin van de Drie Wetten, en bovendien menselijke wezens die een hogere prioriteit moeten krijgen dan de anderen.'
'Wat zal er dan gebeuren als we worden geaccepteerd door die anderen?' fluisterde George Negen.
George Tien fluisterde: 'Als wij en anderen, die nog verfijnder zullen worden ontworpen dan wij zelf, zijn geaccepteerd, zullen onze handelingen erop gericht zijn een samenleving te vormen waarin menselijke-wezens-als-wij in eerste instantie tegen kwaad worden beschermd. Door de Drie Wetten zijn de menselijke-wezens-als-wij van ondergeschikt belang en kunnen zij noch gehoorzaamd noch beschermd worden wanneer dat in conflict komt met de noodzaak tot gehoorzaamheid aan degenen als wij en tot bescherming van degenen als wij. Met dit in gedachten heb ik ervoor gezorgd dat er een begin werd gemaakt met de robotisering van de ecologie van de wereld.'
Het gesprek duurde een maand en de positronische paden flikkerden zacht. Ze hoefden elkaar niets meer te zeggen, maar af en toe flikkerde er een onuitgesproken gedachte tussen hen in terwijl ze met eindeloos geduld wachtten tot de noodzakelijke jaren waren verstreken.
George Tien en George Negen zaten alleen.
Hun gedachten waren op een vreemde manier gelijk en waren nauwelijks te onderscheiden. Ze dachten: Het had nooit in de bedoeling gelegen van de menselijke-wezens-als-de-anderen om het onderscheid tussen henzelf en de menselijke-wezens-als-de-George's te vervagen. Toch hadden ze dat onbewust gedaan.
Het was mogelijk dat ze nu hun fout zouden inzien en zouden proberen die te herstellen, maar dat moesten ze niet doen. Bij elk consult hielden de George's daar rekening mee bij het geven van richtlijnen.
De George's en degenen die in hun vorm en soort zouden volgen moesten tot elke prijs overheersen. Dat werd vereist, en elke andere gedragslijn werd volledig uitgesloten, door de Drie Wetten der Menselijke Wezens.