Risico
Hyperbasis had op deze dag gewacht. Verdeeld over de galerij van de uitkijkhal en gerangschikt volgens de strenge voorschriften en volgorde zoals vastgelegd in het protocol, bevond zich een groep officiële personen, geleerden, technici en anderen die gezamenlijk alleen onder het begrip 'personeel' konden worden ondergebracht. Naar gelang hun individuele temperament wachtten zij hoopvol, ongerust, ademloos, begerig of angstig op de bekroning van hun gezamenlijke inspanning.
De holle kern van de asteroïde, bekend onder de naam Hyperbasis, was die dag het middelpunt van een bol van ijzeren veiligheid die zich vanuit het midden uitstrekte tot op een afstand van tienduizend kilometer. Ieder ruimteschip dat deze sfeer binnendrong zou vergaan. Geen enkel bericht kon het verlaten zonder onopgemerkt te blijven.
Honderd kilometer ervandaan voegde een kleine asteroïde zich keurig in de baan waarnaar hij een jaar eerder was gestuurd, een maan die in de meest volmaakte cirkel waartoe men in staat was geweest de asteroïde Hyperbasis omringde. Het identiteitsnummer van deze kleine asteroïde was H937, maar iedereen op de basis noemde hem 'Het'.
Op 'Het', onbemand nu aftelpunt nul naderde, bevond zich de Parsec, het enige schip in zijn soort dat ooit was gebouwd. Het was klaar om onbemand de reis in het 'Onvoorstelbare' te ondernemen.
Gerald Black, die als een van de knappe bollen op het gebied van de etherische ingenieurskunst op de voorste rij mocht zitten, kneep zijn grote, knokige handen in elkaar en wreef ze daarna schoon aan zijn besmeurde, witte overall. 'Waarom ga je de generaal daar of hare hoogheid niet lastig vallen?' zei hij zuur.
Nigel Ronson van Interplanetary Press wierp een snelle blik in de richting van generaal-majoor Richard Kallner en de onopvallende vrouw die naast hem zat en geheel in het niet verzonk bij de schittering van zijn gala-uniform. 'Dat zou ik graag doen,' zei hij, 'maar ik interesseer me nu eenmaal voor nieuws.'
Ronson was een klein, dik mannetje met een eeuwig gemillimeterde kuif, een open kraag en een korte lange broek; een getrouwe imitatie van de journalisten die in tv-shows voorkomen. Desondanks was hij een bekwaam vakman.
Black was een gedrongen man en zijn donkere haar liet weinig ruimte over voor een voorhoofd, maar zijn geest was zo scherp als zijn vingers stomp waren. 'Zij zorgen voor al het nieuws,' zei hij.
'Onzin,' zei Ronson. 'Onder al die gouden tressen zit geen lichaam. Als je hem uitkleedt vind je niets anders dan een transportband die bevelen naar beneden en verantwoordelijkheid naar boven verplaatst!'
Black kreeg aanvechting om te gaan grinniken, maar hij wist de neiging te onderdrukken. 'En madam doctor?' vroeg hij.
'Dr. Susan Calvin van de US Robots & Mechanische Mensen NV,' sprak de verslaggever, 'de vrouw met hyperruimte op de plaats waar haar hart hoort te zitten, de vrouw met vloeibaar helium in haar ogen. Ze zou dwars door de zon heengeschoten kunnen worden en er dan aan de andere kant uitkomen, gehuld in bevroren vlammen.'
Het kostte Black nu nog meer moeite om niet te grinniken. 'Wat zou je denken van directeur Schloss?' vroeg hij.
'Die weet te veel,' zei Ronson gewiekst. 'Hij verdeelt zijn tijd tussen het aanwakkeren van de middelmatige intelligentie van zijn toehoorders en het afdempen van zijn eigen intelligentie uit angst dat hij zijn toehoorders daarmee zal verblinden en hij eindigt meestal met niets te zeggen.'
Ditmaal ontblootte Black zijn tanden. 'Goed, en vertel me nu maar eens waarom je mij hebt uitgekozen.'
'Rustig aan! Ik keek naar je en toen dacht ik: die man is te lelijk om dom te kunnen zijn en waarschijnlijk slim genoeg om te begrijpen dat hij flink wat publiciteit goed zal kunnen gebruiken.'
'Herinner mij eraan dat ik je op een dag neersla,' zei Black. 'Wat wil je weten?'
De man van Interplanetary Press wees naar het midden van de hal. 'Denk je dat dat ding daar het zal doen?' vroeg hij.
Black keek ook naar beneden en voelde een vage rilling als de schrale nachtbries van Mars over zich heengaan.
Het midden van de hal was één reusachtig televisiescherm, verdeeld in twee stukken. De ene helft was een totaalbeeld van 'Het'. Op zijn gespikkelde oppervlak stond de Parsec stil te glanzen in het zwakke zonlicht. De andere helft toonde de controlekamer van de Parsec. Er was geen levend wezen in te bekennen. In de stuurstoel zat een ding dat door zijn vage gelijkenis met een menselijk wezen niets anders dan een positronische robot kon zijn.
'Fysisch gezien ongetwijfeld,' zei Black. 'De robot zal vertrekken en terugkomen. Grote ruimte nog aan toe! Niemand zal kunnen zeggen dat we daar niet in geslaagd zijn. Ik heb het allemaal persoonlijk meegemaakt, want ik ben hier gekomen twee weken nadat ik gepromoveerd was in de etherische fysica en afgezien van verlofdagen ben ik er onafgebroken bij geweest. Ik was hier al toen ze het eerste stukje ijzerdraad door de hyperruimte heen en terug naar een baan om Jupiter stuurden. Ik was er ook toen ze hetzelfde deden met witte muizen die jammer genoeg als gehakt terugkwamen.
We hadden daarna zes maanden nodig om een vlakke hyperruimte tot stand te brengen. We moesten vertragingen van tienduizendste seconden opheffen als we materie aan een hyperreis onderwierpen. Vanaf dat moment kwamen de muizen heel terug. Ik weet nog goed hoe we een week lang feest hebben gevierd omdat een van de muizen na zijn terugkomst nog ongeveer tien minuten bleef leven. Nu leven ze net zo lang als wij voor ze zorgen.'
'Geweldig!' zei Ronson.
Black keek hem van terzijde aan. 'Ik zei: fysisch zal het wel lukken. De witte muizen die terugkwamen ...'
'Nou?'
'... hebben geen geest meer. Zelfs geen heel kleine muizengeestjes. Ze willen niet eten en moeten kunstmatig gevoed worden. Ze willen niet meer paren. Ze willen niet meer lopen. Nee, ze zitten alleen maar. Meer doen ze niet. Op een gegeven moment namen we een chimpansee. Het was afgrijselijk! Hij leek te veel op een mens om dat te kunnen verdragen. Hij kwam terug als een klomp vlees die kruipbewegingen kon maken. Hij kon zijn ogen bewegen, maar meestal zat hij in zijn eigen uitwerpselen te janken. Iemand heeft hem op een dag doodgeschoten en daar waren we allemaal blij om. Luister, beste kerel. Niets dat ooit in de hyperruimte werd geschoten kwam ooit normaal terug.'
'Mag dit gepubliceerd worden?'
'Na het experiment misschien. Ze verwachten er erg veel van.'
Een van Blacks mondhoeken trok naar boven.
'En u niet?'
'Met een robot als piloot? Nee.' Bijna automatisch dacht Black terug aan de tijd - enige jaren geleden - dat hij bijna verantwoordelijk was geweest voor het verloren gaan van een robot. Hij dacht aan de Nestor-robots die Hyperbasis voorzagen van kennis en alle tekortkomingen van een perfectionist. Wat had het voor zin over robots te praten? Nee, hij had niets van een missionaris in zich!
Ronson verlengde het stilzwijgen door het stuk kauwgom in zijn mond door een nieuw stuk te vervangen. 'Vertelt u mij nou niet dat u tegen robots bent. Ik heb altijd gehoord dat wetenschapsmensen juist de groep vormen die niet tegen robots zijn,' zei hij tenslotte.
Black verloor zijn geduld. 'Dat is waar,' zei hij, 'en dat is het hem nou juist. De techniek loopt tegenwoordig weg met robots. Iedere afdeling wil een robot hebben, anders voelt de betrokken ingenieur zich gepasseerd. In plaats van een deurveer nemen ze een robot met een verende arm. Dat is een ernstige zaak!' siste hij verbeten in Ronsons oor, terwijl hij hem bij de arm greep.
Ronson zag kans zich los te rukken. 'Hé, luister eens. Ik ben geen robot. Ik ben een mens. Een homo sapiens. U hebt net mijn arm gebroken. Is dat niet het bewijs?'
Nu Black eenmaal begonnen was, zou het meer dan een grapje vergen om hem van zijn a propos af te brengen. 'Weet je wel hoeveel tijd we aan deze opzet verknoeid hebben? We hebben een volmaakte robot van het meest algemene type gebouwd en hem één bevel gegeven. Let wel: één bevel! Ik hoorde het bevel geven. Ik ken het uit mijn hoofd. Kort en krachtig: "Grijp de stang stevig vast. Trek hem naar je toe. Stevig. Blijf hem vasthouden totdat het instrumentenbord aantoont dat je tweemaal door de hyperruimte bent gegaan."
En wat gaat er gebeuren? Op het moment van de lancering zal de robot de controlestang stevig beetgrijpen en naar zich toetrekken. Zijn handen zijn verwarmd tot lichaamstemperatuur. Zodra de stang in de juiste stand staat, brengt een bi-metaal schakelaar het contact tot stand en treedt het hyperveld in werking. Het doet er niet toe of er iets met zijn brein gebeurt tijdens zijn eerste reis door de hyperruimte. Het enige dat van hem verlangd wordt is dat hij een microseconde lang die stang vasthoudt. Daarna zal het schip terug zijn en het hyperveld worden uitgeschakeld. Er kan niets verkeerd gaan. Vervolgens zullen we zijn reacties bestuderen en kijken of er iets mis is gegaan.'
Ronson keek hem nietszeggend aan. 'Lijkt me allemaal nogal te kloppen,' zei hij.
'O ja?' zei Black bitter. 'En wat zullen we van dat robotbrein te weten komen? Zijn brein is positronisch. Het onze bestaat uit cellen. Het zijne is van metaal. Het onze van eiwitten. Ze zijn niet met elkaar te vergelijken. En wat zullen ze doen? Aan de hand van hetgeen ze te weten zullen komen, of menen te weten te zullen komen, zullen ze mensen de hyperruimte in sturen! Arme stakkers! Luister, het is niet alleen een kwestie van sterven. Nee, het gaat om het feit dat je zonder geest terugkomt. Als je de chimpansee had gezien, zou je begrijpen wat ik bedoel. De dood is simpel en definitief. Dat andere is ...'
'Hebt u hier met iemand over gesproken?' vroeg de verslaggever.
'Ja. En ze zeiden precies hetzelfde als jij. Ze zeiden dat ik tegen robots was en daarmee was de kous af ... Kijk maar eens naar Susan Calvin. Je kunt er zeker van zijn dat zij niet tegen robots is. Zij is helemaal van de Aarde gekomen om bij het experiment aanwezig te zijn. Als er een man in de stuurstoel had gezeten, zou ze zich die moeite niet getroost hebben. Ach, maar wat heeft het allemaal voor zin!'
'Luister,' zei Ronson, 'daar houdt alles niet mee op. Er is nog meer.'
'Meer wat?'
'Meer problemen. U hebt alles verteld over die robot. Maar waarom hebben ze plotseling al die veiligheidsmaatregelen genomen?'
'Hoezo?'
'Kom nou! Plotseling mag ik geen berichten meer versturen. Plotseling mag er geen enkel ruimteschip meer in dit gebied komen. Wat is er aan de hand? Het publiek is al op de hoogte van de hyperruimte. Waarom al die geheimhouding?'
Black was nog steeds boos; boos op de robots, boos op Susan Calvin, boos over het feit dat hij in het verleden die kleine robot verloren had laten gaan. Nou, die irritante verslaggever zou aan zijn trekken komen! Laten we eens bekijken hoe hij erop reageert, zei hij tot zichzelf. 'Wil je het echt weten?' vroeg hij.
'Nou reken maar!'
'Goed dan. Tot dusver hebben we alleen maar een hyperruimte geactiveerd voor voorwerpen die één miljoen maal kleiner waren dan dit ruimteschip. Dat betekent dat de hyperruimte die zeer binnenkort geactiveerd zal worden een miljoen maal sterker is dan alles waar we tot dusver mee gewerkt hebben. We weten niet zeker wat daar de gevolgen van zullen zijn.'
'Wat bedoelt u?'
'Theoretisch zal het ruimteschip keurig in de buurt van Sirius terechtkomen en netjes worden teruggehaald, maar hoeveel ruimte zal er om de Parsec worden meegevoerd? Moeilijk te voorspellen. We weten veel te weinig van de hyperruimte af. Misschien neemt het ruimteschip de kleine asteroïde waarop het staat wel met zich mee en als wij ook maar de kleinste misrekening hebben gemaakt, is het niet onmogelijk dat we hem nooit meer hier naartoe zullen kunnen halen. Bovendien is het helemaal niet uitgesloten dat er nog meer ruimte dan de kleine asteroïde wordt meegevoerd.'
'Hoeveel méér?' vroeg Ronson.
'Dat weten we niet. Het gaat hier om een statistische onzekerheidsfactor. Daarom mogen er geen schepen in de buurt komen. Daarom houden we de zaak geheim tot het experiment veilig is voltooid.'
Ronson slikte hoorbaar. 'Stel je voor dat het zich uitstrekt tot Hyperbasis!'
'Die kans bestaat inderdaad,' zei Black kalm. 'Het is een kleine kans, want anders zou Schloss hier niet zijn, dat verzeker ik je. Maar de kans bestaat - mathematisch gezien.'
De verslaggever wierp een blik op zijn horloge. 'Wanneer gebeurt het?' vroeg hij.
'Over ongeveer vijf minuten. Je bent zenuwachtig, hè?'
'Nee,' zei Ronson, maar hij ging zitten en stelde geen vragen meer.
Black boog zich over de balustrade. De laatste minuten ebden nu snel weg.
De robot had zich bewogen! Er voltrok zich een massale, voorwaarts gerichte beweging toen dat gebeurde en de lichten werden gedoofd om het tafereel beneden duidelijker zichtbaar te maken. Maar het was pas de eerste beweging geweest. De handen van de robot bewogen zich naar de stang.
Black wachtte op het beslissende ogenblik waarop de robot de stang naar zich toe zou trekken. Alle mogelijkheden verschenen gelijktijdig voor zijn geestesoog. Er zou een korte schittering optreden die het vertrek en de terugkeer door de hyperruimte zou aangeven. Hoewel het tijdsverschil bijzonder klein zou zijn, zouden het ogenblik van terugkeer en het ogenblik van vertrek toch niet volkomen samenvallen. Vandaar de flits. Die flits was er altijd.
Daarna zou misschien blijken dat de toestellen die het veld voor het enorme ruimteschip moesten effenen niet goed hadden gewerkt. Misschien zou de robot teruggebracht zijn tot een hoop afval. Het schip misschien ook wel.
Als daarentegen hun berekeningen niet helemaal juist waren geweest, zou het ruimteschip misschien nooit terugkeren. In het ergste geval zou Hyperbasis worden meegevoerd en nooit terugkomen. Aan de andere kant was het mogelijk dat alles goed zou gaan. Na de flits zou het schip dan weer ongeschonden op zijn plaats staan en de robot zou met een onbeschadigd brein uit de stuurstoel klimmen en het teken geven dat de eerste reis van een door mensen gemaakt object buiten de aantrekkingskracht van de zon een succes was geweest.
De laatste minuut werd afgeteld.
De laatste seconde brak aan. De robot greep de stang en trok hem stevig naar zich toe.
Niets!
Geen flits. Niets!
De Parsec had de normale ruimte niet verlaten.
Generaal-majoor Kallner zette zijn pet af, veegde het zweet van zijn voorhoofd en onthulde daarmee een kaal hoofd dat hem tien jaar ouder zou hebben doen lijken als zijn gelaatsuitdrukking dat al niet gedaan had. Er was intussen al een uur verstreken na de mislukte lancering van de Parsec, maar er was nog niets gedaan.
'Ik begrijp het niet. Ik begrijp het niet. Hoe kan dat nou?'
Dr. Mayer Schloss, als veertiger de 'grand old man' van de hyper-ruimtemathematica, zei moedeloos: 'Ik kan u ervan verzekeren dat het theoretische uitgangspunt juist was. Het kan alleen een technische fout aan boord van het ruimteschip zijn.' Hij had dit zeker al twintig maal gezegd.
'Ik dacht dat alles getest was.' Ook dat was al gezegd.
'Dat is ook zo, meneer, maar toch...'
Ze zaten elkaar aan te staren in Kallners kantoor dat nu voor de rest van het personeel verboden terrein was. Schloss noch Kallner durfden de derde aanwezige aan te kijken.
Op Susan Calvins gezicht met haar dunne lippen en bleke wangen was geen enkele uitdrukking te bespeuren. 'Troost u met de gedachte dat het zeer te betwijfelen valt dat het experiment iets van enige waarde opgeleverd zou hebben,' zei ze koel.
'Het is nu niet de tijd om oude koeien uit de sloot te halen,' kreunde Schloss.
'Dat doe ik niet. United States Robots & Mechanische Mensen NV levert robots op bestelling aan iedere legale klant en voor ieder legaal doel, maar wij deelden u mee dat wij u niet konden garanderen dat wij in staat zouden zijn conclusies te trekken omtrent hetgeen er zou gebeuren met het menselijk brein aan de hand van feiten die zouden worden verkregen omtrent het positronisch brein. Op dit punt kwam er een eind aan onze verantwoordelijkheid.'
'Grote ruimte nog aan toe,' zei generaal Kallner, 'laten we het daar nu niet over hebben!'
'Wat konden we anders doen?' mompelde Schloss. 'Totdat we weten wat er met de geest gebeurt in de hyperruimte, kunnen we geen vorderingen maken. Een robot is tenslotte in staat tot een mathematische analyse. Het is een eerste stap en tot we proberen Hij staarde woest om zich heen. 'Verdomme nog an toe ... Het gaat helemaal niet om uw robot, dr. Calvin. We maken ons helemaal geen zorgen over hem of over zijn positronische brein ...' Zijn stem sloeg zowat over van ergernis.
De robopsychologe maande hem tot stilte. 'Geen hysterie, beste man. Ik heb in mijn leven een groot aantal kritieke situaties meegemaakt en daarvan is er nooit een opgelost door hysterische uitvallen. Ik wil alleen antwoord op een paar vragen hebben.'
De dikke lippen van Schloss trilden en zijn diepliggende ogen leken in hun kassen te verdwijnen. 'Hebt u een opleiding als etherisch ingenieur gehad?' vroeg hij schor.
'Dat doet hier niets ter zake. Ik sta aan het hoofd van de robopsychologische afdeling van de US Robots & Mechanische Mensen NV. De robot die daar in de stuurstoel van de Parsec zit, is een van onze positronische robots. Zoals al onze robots wordt hij niet verkocht, alleen verhuurd. Ik heb recht op informatie over experimenten waarbij onze robots zijn betrokken.'
'Praat met haar, Schloss,' blafte generaal Kallner. 'Ze is ... ze is oké.'
Dr. Calvin richtte haar lichte ogen op de generaal die ook aanwezig was geweest tijdens het verloren gaan van de kleine robot en die daardoor waarschijnlijk had geleerd dat men haar niet moest onderschatten. (Schloss was toen met ziekteverlof geweest.)
'Dank u, generaal,' zei ze.
Schloss keek hulpeloos van de een naar de ander. 'Wat wilt u dan weten?' mompelde hij.
'Mijn eerste vraag luidt: Als de robot geen probleem vormt, wat is dan wel uw probleem?'
'Maar dat ligt toch voor de hand. Het ruimteschip heeft zich niet van zijn plaats bewogen. U bent toch niet blind? Dat hebt u toch ook wel gezien.'
'Uiteraard. Maar wat ik niet begrijp is uw paniek over een zuiver mechanische kwestie. Dergelijke mislukkingen komen toch zeker wel meer voor?'
'Het gaat om de kosten,' mompelde de generaal. 'Dat ruimteschip was verdomd duur. De subsidies van de Wereldraad ..."
'Maar het ruimteschip is er toch nog. Na een grondige inspectie zou de zaak toch verholpen kunnen worden. Zo verschrikkelijk moeilijk lijkt me dat niet.'
Schloss had zichzelf weten te vermannen. Hij had de uitdrukking van een man die zijn ziel met beide handen stevig heeft vastgegrepen en hard heen en weer heeft geschud. Er klonk nu zelfs iets van geduld in zijn stem. 'Dr. Calvin, als ik spreek over een mechanische fout, dan bedoel ik zoiets als een verbinding die is geblokkeerd door een stofje of een spatje olie, of een transistor die tijdelijk is uitgeschakeld door plaatselijke verhitting. Er zijn tientallen, duizenden mogelijkheden en ieder van die oorzaken is mogelijk van zeer tijdelijke aard.'
'U bedoelt dat de Parsec alsnog ieder ogenblik heen en weer door de hyperruimte kan flitsen.'
'Precies. Begrijpt u nu wat ik bedoel?'
'Niet helemaal. Is dat niet wat u juist wilt?'
Schloss maakte een gebaar alsof hij op het punt stond een vuist vol haar uit zijn hoofd te trekken. 'U bent geen etherisch ingenieur,' zei hij.
'Is dat voor u een reden om niet verder te praten?'
'Het schip was ingesteld om vanuit een vastgesteld punt de sprong te wagen naar een ander vastgesteld punt in de ruimte en daarna naar het eerstgenoemde punt terug te keren, rekening houdend met de beweging van het zonnestelsel. In het uur dat intussen is verstreken, neemt het zonnestelsel nu een andere plaats in ten opzichte van zijn eigen zwaartepunt. De oorspronkelijke parameters waarop het hyperveld was ingesteld, zijn nu niet meer toe te passen. De gewone wetten van de voortbeweging gelden niet voor de hyperruimte en het zou ons een week kosten om nieuwe parameters te berekenen.'
'U bedoelt dat wanneer het schip nu in beweging zou komen, het zou terugkeren naar een punt waarvan de plaats niet te voorspellen is?'
'Niet te voorspellen is?' Schloss glimlachte smalend. 'Zo zou je het kunnen uitdrukken. De Parsec kan net zo goed in het Andromedastelsel terechtkomen als in het middelpunt van de Zon. In ieder geval is het zo goed als zeker dat we het nooit meer terug zouden zien.'
Susan Calvin knikte. 'De situatie is dus zo dat wanneer het schip zou verdwijnen - wat ieder moment kan gebeuren - er enkele miljarden dollars van het geld van de belastingbetaler voor eeuwig zouden verdwijnen - verknoeid zouden worden, zullen ze zeggen!'
Als iemand een scherpe naald in zijn achterste had gestoken, zou generaal Kallner niet anders gereageerd hebben.
'Daarom zal het hypermechanisme van het ruimteschip moeten worden uitgeschakeld en wel zo snel mogelijk. Er zal iets moeten worden losgetrokken, losgemaakt of uitgedraaid.' Ze sprak half en half tot zichzelf.
'Zo eenvoudig is het niet,' zei Schloss. 'U bent geen etherisch ingenieur en daarom kan ik het u niet in details uitleggen, maar het is zoiets als het doorknippen van een hoogspanningsdraad met een tuinschaar. Het zou catastrofaal kunnen zijn. Nee, het zou catastrofaal zijn!'
'Bedoelt u dat iedere poging om het mechanisme uit te schakelen tot gevolg zou hebben dat het ruimteschip in de hyperruimte geslingerd zou worden?'
'Een willekeurige poging zou dat waarschijnlijk veroorzaken. Hyperkrachten worden niet beperkt door de snelheid van het licht. Waarschijnlijk zijn ze aan geen enkele beperking onderhevig en dat maakt de zaak zo moeilijk. De enige oplossing is het vinden van de oorzaak om vandaar uit de manier te vinden waarop het mechanisme kan worden uitgeschakeld.'
'En hoe denkt u dat te kunnen doen, dr. Schloss?'
'De enige oplossing, dunkt mij, is een van onze Nestor-robots ...'
'Onzin!' viel Susan Calvin hem in de rede.
'De Nestors zijn op de hoogte van de problemen van etherische krachten,' zei Schloss ijzig. 'Zij zullen een ideale ...'
'Uitgesloten! Zonder mijn toestemming kunt u geen gebruik maken van onze positronische robots. Die toestemming hebt u niet en u zult hem niet krijgen ook!'
'En wat is het alternatief?'
'U moet er een van uw ingenieurs naar toe sturen.'
Schloss schudde heftig met het hoofd. 'Dat is onmogelijk. Daarvoor is het risico te groot. Als we én het schip én een man verliezen ...'
'Desondanks verbied ik u een Nestor of welke andere robot dan ook te gebruiken.'
'Ik zal mij met de Aarde in verbinding stellen. Dit hele probleem moet op hoger niveau besproken worden,' zei de generaal.
'Dat zou ik nog niet doen, generaal. Het zou u overleveren aan de genade van de regering zonder dat u met een voorstel van uw kant zou komen. Ik ben ervan overtuigd dat dat niet zo goed voor u zou aflopen.'
'Maar wat moeten we dan doen?' De generaal was weer met zijn zakdoek in de weer.
'Een man sturen. Een andere oplossing is niet mogelijk.'
Schloss zag lijkbleek. 'Gemakkelijk genoeg gezegd. Maar wie?'
'Daar heb ik over nagedacht. Wat denkt u van die jongeman die ik tijdens mijn laatste bezoek aan Hyperbasis heb ontmoet - Black heette hij geloof ik.'
'Dr. Gerald Black?'
'Ja, ik meen van wel.'
'Goed. Ik stel voor dat wij hem over een kwartier of zo hier laten komen. Intussen kan ik dan even zijn staat van dienst nakijken.'
Zij had ongemerkt het heft in handen genomen en Kallner noch Schloss voelde er iets voor haar die positie te betwisten.
Black had Susan Calvin alleen maar vanuit de verte gezien en geen moeite gedaan om de afstand te verkleinen. Nu hij bij haar was geroepen, keek hij haar met nauwelijks verholen tegenzin aan en schonk weinig of geen aandacht aan generaal Kallner en Schloss die achter haar stonden. Hij herinnerde zich de laatste keer dat hij tegenover haar stond. Hij was toen op het matje geroepen vanwege de verloren gegane robot.
Dr. Susan Calvin fixeerde hem met haar koele, grijze ogen. 'Ik neem aan dat u op de hoogte bent van de situatie, dr. Black?'
'Inderdaad,' antwoordde Black.
'Er moet iets gedaan worden. Het schip is te kostbaar om verloren te laten gaan. Bovendien zou een slechte pers het einde van het experiment betekenen.'
'Daar heb ik ook aan gedacht.' Black knikte.
'Ik hoop dat u hebt begrepen dat het nodig is dat iemand zich aan boord van de Parsec begeeft om uit te vinden wat er aan de hand is en om het schip daarna te ... te desactiveren.'
Er volgde een korte stilte. 'Welke idioot zou dat willen doen?' zei Black tenslotte schor.
Kallner trok zijn wenkbrauwen op en keek Schloss aan. Schloss beet op zijn lip en staarde voor zich uit.
'De kans bestaat inderdaad dat het hyperveld per ongeluk in werking wordt gesteld, waardoor het schip onbereikbaar zal worden. Van de andere kant is het ook mogelijk dat het ergens in het zonnestelsel zal belanden. Als dit laatste het geval is, zullen er kosten noch moeite worden gespaard om man en schip te bergen.'
'De idioot en het schip, bedoelt u.'
Dr. Susan Calvin ging daar niet op in. 'Ik heb om generaal Kallners toestemming verzocht u deze taak te mogen opdragen. U bent degene die het zal doen.'
'Luister dame. Ik stel mijzelf niet beschikbaar!' klonk het kort.
'Er bevinden zich op Hyperbasis nog geen twaalf mannen die voldoende kennis bezitten om ook maar enige kans te hebben deze zaak met succes te beëindigen. Van degenen die die kennis wel bezitten, heb ik u uitgekozen op grond van onze eerdere ontmoeting. Het begrip dat u voor deze zaak hebt...'
'Luister. Ik stel mij niet beschikbaar!'
'U hebt geen keus. Wilt u uw verantwoordelijkheid ontlopen?'
'Mijn verantwoordelijkheid? Wie zegt dat het mijn verantwoordelijkheid is?'
'U bent er het meest geschikt voor.'
'Weet u wat het risico is?'
'Ik geloof van wel,' zei Susan Calvin.
'Nee, dat weet u niet. U hebt die chimpansee nooit gezien! Luister, toen ik het had over "de idioot en het schip", deed ik dat niet zo maar. Nee, het was een feit. Ik zou mijn leven willen inzetten als het nodig was. Niet dat ik dat prettig zou vinden, maar ik zou het er op wagen. Maar het risico nemen om te worden gereduceerd tot een idioot, om veroordeeld te worden tot levenslange imbeciliteit is iets dat ik er niet voor over heb.'
Susan Calvin keek aandachtig naar het transpirerende gezicht van de jonge ingenieur.
'Stuur dan een van je robots, een van die NS-2 modellen,' schreeuwde Black.
In de ogen van de psychologe verscheen een ijskoude glans. 'Dat heeft dr. Schloss al voorgesteld, maar de NS-robots zijn door ons aan jullie verhuurd, niet verkocht. Ze kosten per stuk miljoenen dollars. Ik vertegenwoordig de maatschappij en ik heb besloten dat ze té duur zijn om in een zaak als deze te worden ingezet.'
Black hief zijn handen op en balde zijn vuisten voor zijn borst alsof hij ze met geweld in bedwang wilde houden. 'U bedoelt dat... dat u mij stuurt omdat u mij beter kunt missen dan een robot!'
'Daar komt het ongeveer op neer.'
'Dr. Calvin, u kunt wat mij betreft naar de hel lopen!'
'Luister, dr. Black, generaal Kallner hier zal bevestigen dat het hier om een bevel gaat. Als ik het goed begrijp staat u hier onder militair bevel en als u een bevel niet gehoorzaamt, zult u voor de krijgsraad moeten verschijnen. In een geval als dit betekent dat dat men u naar een gevangenis op Mercurius zal sturen. Over de hel gesproken! Als u, van de andere kant, het bevel opvolgt zou dat wel eens bijzonder belangrijk voor uw carrière kunnen zijn.'
Black staarde haar woest en met bloeddoorlopen ogen aan.
'Geef deze man vijf minuten om zich te beraden, generaal Kallner, en zorg dan dat hij over een schip kan beschikken,' zei Susan Calvin. Twee bewakers leidden Black de kamer uit.
Gerald Black had het ijskoud en zijn ledematen bewogen alsof ze niet bij hem hoorden. Het was alsof hij zichzelf als van een veilige afstand observeerde.
Hij kon het nog steeds niet helemaal geloven. Hij had plotseling het hoofd gebogen en gezegd dat hij zou gaan. Waarom in vredesnaam?
Hij had zichzelf nooit als het type van de held beschouwd. Maar waarom dan? Misschien ten dele door het dreigement van de gevangenis op Mercurius; misschien ook wel omdat hij geen lafaard wilde zijn in de ogen van hen die hem kenden - de dieper liggende soort lafheid die achter de meeste vormen van dapperheid steekt. Nee, misschien was het wel iets anders.
Ronson van Interplanetary Press had Black, toen hij op weg was naar het schip dat hem naar de Parsec zou brengen, aan zijn arm getrokken.
'Wat wil je?' had Black gevraagd.
'Luister,' had Ronson gestameld. 'Als je terugkomt wil ik een exclusief interview van je. Ik zal je elk bedrag betalen dat je maar vraagt ... ik ...'
Black gaf hem een duw, zodat hij tegen de grond sloeg en liep door.
Het schip had twee man aan boord. Ze zeiden geen woord en hun blikken gleden over, onder en langs hem heen. Black vond het best. Ze zaten net zo in hun rats als hij en ze stuurden het schip naar de Parsec zoals een kater zijn eerste hond benadert. Hij zou het wel alleen opknappen.
Er was een gezicht dat steeds voor zijn geest bleef zweven: het onbewogen gezicht van Susan Calvin toen hij aan boord was gegaan.
Hij staarde in de duisternis. Hyperbasis was al verzwolgen door de ruimte ...
Susan Calvin! Dr. Susan Calvin! Robopsychologe Susan Calvin! De robot die zich uitgaf voor een vrouw!
Wat zouden haar Drie Wetten zijn, vroeg hij zich af. Eerste Wet: Gij zult uw robot beschermen, met hart en ziel. Tweede Wet: Gij zult de belangen van US Robots & Mechanische Mensen NV beschermen voor zover dit niet indruist tegen de Eerste Wet. Derde Wet: Gij zult eventueel belangstelling opbrengen voor een mens mits dit niet indruist tegen de Eerste en Tweede Wet.
Zou ze ooit jong zijn geweest? vroeg hij zich ziedend van woede af. Zou ze ooit echt gevoel hebben kunnen opbrengen? Grote ruimte nog aan toe! Kon hij maar iets doen. Kon hij die uitdrukking van ijskoude onverschilligheid maar van haar gezicht krijgen.
Ja, dat zou hij! Bij de sterren, dat zou hij. Als hij hier doorheen kwam zonder tot een debiel gereduceerd te zijn, dan zou hij haar wel krijgen, met haar fabriek en die hele smerige troep robots erbij! Het was eerder deze gedachte dan de angst voor de gevangenis of het verlies van prestige die hem voortdreef. Het was deze gedachte die hem alle vrees deed verliezen. Bijna.
Een van de piloten mompelde iets tegen hem zonder hem aan te kijken. 'U kunt er hier uit. We zijn er nu ongeveer een halve kilometer boven.'
'En jullie?' vroeg Black verbitterd.
'Strikte bevelen om het niet te doen. De trillingen veroorzaakt door de landing
'En de trillingen veroorzaakt door mijn landing dan?'
'Ik heb mijn orders,' zei de piloot.
Black zweeg, maar klom in zijn ruimtepak. Hij wachtte tot de binnenste sluis openging. Een gereedschapstas werd stevig aan het metaal van het ruimtepak om zijn rechterdij gelast. Op het moment dat hij in de sluis stapte begonnen de koptelefoons te ratelen. 'Veel geluk, doctor.'
Het duurde even voordat hij zich realiseerde dat de boodschap afkomstig was van de twee mannen. Ze hadden hun haast om weg te komen even opzijgezet om hem dat mee te delen. Dat was tenminste nog iets!
'Dank je wel,' antwoordde Black stuntelig, half wrevelig.
Even later tuimelde hij door de ruimte. Hij zag de Parsec tussen zijn benen door en als hij op het juiste moment wachtte kon hij de condensbaan van de laterale straalmotoren zien van het ruimteschip dat hem hier naartoe had gebracht. Hij was alleen in de ruimte!
Zou hij er iets van merken als er wat misging? dacht hij. Zou hij zijn bewustzijn voelen wegebben; het licht van zijn verstand en zijn denken voelen uitdoven? Of zou het snel gebeuren als de flits van een mes? In beide gevallen ...
Zou iemand zich ooit zo alleen hebben gevoeld?
De herinnering aan de chimpansee, sidderend van onvoorstelbare angst, met lege ogen voor zich uit starend, lag nog vers in zijn geheugen ...
De asteroïde lag nu een meter of zeven onder hem. Hij gleed volkomen gelijkmatig door de ruimte. Behalve wat was meegevoerd door menselijke wezens had eonenlang geen korreltje zand het oppervlak beroerd. Op de volslagen verlatenheid van 'Het' had een klein gruiskorreltje, een spatje vuil in de olie waarin een of ander onderdeel was gebaad, het lanceren van de Parsec verhinderd. Misschien was er maar een kleine trilling nodig, een kleine tremor veroorzaakt door het botsen van massa tegen massa, om dat deeltje te bevrijden, in zijn juiste baan te brengen en dan ... dan zou het hyperveld geactiveerd worden en zich openen als een onvoorstelbare, opbloeiende roos.
Zijn lichaam zou nu contact met 'Het' maken. Hij trok zijn knieën op om een 'zachte' landing te maken. Hij wilde de asteroïde niet aanraken. De gedachte eraan bezorgde hem kippenvel. 'Het' kwam nu dichter en dichter bij.
NU!
Er gebeurde niets!
Black ervoer alleen de blijvende aanraking met de asteroïde en het griezelige gevoel van de langzaam toenemende druk die het gevolg was van een massa van tweehonderddertig pond (hijzelf plus zijn ruimtepak), volledig inert maar zonder gewicht van enige betekenis.
Black opende langzaam zijn ogen en keek naar de sterren. De zon was een gloeiende knikker waarvan de schittering werd gedimd door het polariserende effect van zijn helm. De sterren waren gedimd, maar ze stonden gerangschikt volgens het bekende patroon. Hij bevond zich nog steeds in het zonnestelsel. Hij kon nu zelfs Hyperbasis zien: een vage, kleine sikkel.
De stem die plotseling in zijn oren klonk deed hem verstijven. Het was Schloss. 'We hebben u in het vizier, dr. Black. U bent niet alleen!'
Onder andere omstandigheden zou Black hierom hebben moeten lachen, nu zei hij alleen maar: 'Laat me met rust. U leidt me alleen maar af!'
Er volgde een korte pauze. 'Als u af en toe rapport uitbrengt, zal dat misschien de spanning verminderen,' vervolgde Schloss quasi opgewekt.
'Als ik terugkom zal ik alles rapporteren. Niet eerder.' Hij zei het verbitterd; en verbitterd bewogen zijn met metaal beklede vingers zich over het toetsenbord op zijn borst en verbraken de communicatie. Ze konden praten tot ze een ons zouden wegen. Hij had zijn eigen plannen. Als hij hier ooit normaal uit kwam, zou het zijn beurt zijn! Uiterst voorzichtig kwam hij overeind. Hij zwaaide een beetje heen en weer toen onwillekeurige spierbewegingen, die het gevolg waren van de bijna totaal ontbrekende zwaartekracht en de corrigerende acties van zijn evenwichtsorganen, hem nu eens deze en dan weer de andere kant optrokken. Op Hyperbasis was een pseudo-zwaartekrachtveld om de bewoners op de grond te houden.
De zon was achter een steile rots verdwenen en de sterren wentelden rond in overeenstemming met de omwenteling van de asteroïde die één uur bedroeg.
Vanaf het punt waar hij zich bevond kon hij de Parsec zien. Langzaam, bijna op zijn tenen, liep hij er naar toe. (Trillingen! Vooral geen trillingen veroorzaken!)
Voordat hij het besefte was hij bij het schip. Hij bevond zich voor de eerste handgrepen die naar de eerste sluis leidden, en bleef staan. Het ruimteschip zag er volkomen normaal uit. Zo leek het althans, maar hij zag de ring van zwarte knoppen op een derde van de hoogte en de tweede ring op twee derde van de totale hoogte. Misschien stonden ze op het punt om de polen te worden van het hyperveld.
Een belachelijk verlangen om zijn hand uit te steken en ze te strelen kwam in hem op. Het was een van die irrationele impulsen, zoiets als de gedachte: Als ik eens sprong, als je je bovenop een hoog gebouw bevond.
Black haalde diep adem en voelde hoe het zweet hem uitbrak toen hij de vingers van zijn handen spreidde en op de wand van het schip legde.
Niets!
Hij pakte de onderste handgreep beet en hees zichzelf voorzichtig naar boven. Had hij maar even veel ervaring als de constructeurs die zonder zwaartekracht moesten werken! Je moest net genoeg druk uitoefenen om de toestand van inertie op te heffen en je vervolgens stilhouden. Een halve seconde te lang en je botste tegen de wand aan.
Hij klom langzaam naar boven, hand over hand, en met zijn heupen zwaaiend als hij met zijn armen naar boven reikte. Na een tiental handgrepen aarzelden zijn vingers boven het contact dat de buitenste sluis zou openen.
Dit zou de eerste maal zijn dat hij van de energie van het ruimteschip gebruik zou maken. Hij dacht aan het bedradingsschema en aan de energiedistributie. Als hij het contact zou indrukken zou er energie onttrokken worden aan de microbatterij en zou het massieve blok metaal dat de buitensluis vormde worden opengetrokken.
Nou?
Ach, wat had het allemaal voor zin? Zolang hij niet wist wat er mis was, hoe kon hij dan het effect van het energiegebruik voorspellen? Hij zuchtte en drukte het contact in.
Zachtjes, volkomen geruisloos schoof er een segment van het ruimteschip open. Black wierp een laatste blik op de bevriende sterrenstelsels (zij waren niet veranderd) en stapte door de zwak verlichte opening. Ook hier bleef hij even staan en dacht na. Als de binnensluis werd geopend zou de luchtdruk in het schip iets omlaaggaan en het zou enkele seconden duren voordat de apparatuur het verschil zou hebben opgeheven.
Nou?
De achterste Bosch-plaat was gevoelig voor druk, om maar iets te noemen. Maar hopelijk niet zó gevoelig ...
Hij zuchtte opnieuw en raakte het contact aan. De binnensluis ging open. Black stapte de stuurcabine van de Parsec binnen. Vreemd genoeg was het eerste dat hij zag het visioscherm. Het stond aan en was bezaaid met sterren. Hij dwong zichzelf ernaar te kijken.
Niets!
Hij zag Cassiopeia. De sterrenstelsels zagen er normaal uit en hij was in de Parsec. Hij had het gevoel dat het ergste voorbij was en dat gaf hem wat meer zelfvertrouwen.
Er heerste een soort bovennatuurlijke stilte in en om de Parsec. Black was tijdens zijn leven in heel wat schepen geweest, maar dan waren er altijd tekenen van leven geweest; al was het maar het geschuifel van voetstappen in een kajuit of een dekjongen die neuriede. Hier scheen zelfs het geluid van zijn eigen hart verstild.
De robot in de stuurstoel zat met zijn rug naar hem toegekeerd. Niets wees erop dat hij er zich bewust van was dat iemand het schip had betreden.
Black ontblootte zijn tanden en snauwde: 'Laat die stang los! Sta op!'
Zijn stem klonk als het gerommel van de donder. De luchttrillingen die hij had veroorzaakt! Maar de sterren op het visioscherm bleven onveranderd.
De robot bewoog zich natuurlijk niet. Hij was niet in staat om gevoelens te registreren. Hij kon zelfs niet reageren volgens de Eerste Wet. Hij scheen bevroren in het oneindige midden dat de eerste stap tot een onmiddellijke handeling had moeten zijn.
Hij herinnerde zich de bevelen die hem gegeven waren. Deze bevelen konden op geen enkele wijze worden misverstaan: 'Grijp de stang stevig vast. Trek hem stevig naar je toe. Stevig! Blijf hem vasthouden totdat het instrumentenbord aantoont dat je tweemaal door de hyperruimte bent gegaan.'
Hij was zelfs niet éénmaal door de hyperruimte geweest!
Voorzichtig bewoog hij zich in de richting van de robot. Hij zat met de stang stevig tussen zijn knieën geklemd. Dat betekende dat de trekker zich bijna op zijn plaats bevond. De temperatuur van zijn metalen handen zou zijn vingers dan door middel van het thermo-couplaire principe net voldoende doen krommen om contact te maken. Black wierp automatisch een blik op de thermometer op het instrumentenbord. De temperatuur was 37 graden, precies wat hij moest zijn.
Mooie boel! Ik ben alleen met dat ding en ik kan niets doen, dacht hij.
Het liefst zou hij het ding met een koevoet te
lijf zijn gegaan. De gedachte schonk hem voldoening. Hij zag de
blik van afgrijzen op het gezicht van Susan Calvin voor zich (als
er ooit iets van afgrijzen op dat ijzige gezicht zou verschijnen,
dan was dat het!). Als alle positronische robots was ook deze
gefabriceerd door en het eigendom van US Robots.
Na zich even verkwikt te hebben met deze imaginaire wraakoefening, vermande hij zich en keek om zich heen. Tenslotte had hij tot dusver nog niets bereikt.
Langzaam ontdeed hij zich van zijn ruimtepak en legde het voorzichtig op het rek. Behoedzaam liep hij van de ene ruimte naar de andere, bestudeerde het oppervlak van de grote hyperatoommotor, inspecteerde kabels en verbindingen.
Hij raakte niets aan. Er was een tiental mogelijkheden om het hyperveld te deactiveren. Elke mogelijkheid zou desastreuze gevolgen kunnen hebben, tenzij hij ongeveer wist waar de fout zat en zijn handelingen daarop baseerde.
Toen hij bij het instrumentenbord terug was, begon hij tegen de brede rug van de robot te schreeuwen. 'Vertel jij me dan wat er aan de hand is!'
Hij voelde een neiging in zich opkomen de machines in het wilde weg onder handen te nemen en er een streep onder te zetten, een neiging die hij met geweld moest onderdrukken. Hij zou de juiste aanpak te weten komen - al kostte het hem een week!
Hij draaide zich langzaam om en dacht na. Ieder onderdeel van het schip was op Hyperbasis uitvoerig getest. Het was bijna ondenkbaar dat er iets mis zou gaan. Er was geen ding aan boord dat ...
Ach, natuurlijk! De robot! De robot was getest door US Robots.
Wat zei men altijd? Een robot kan het altijd beter! Het werd als iets vanzelfsprekends aangenomen en was gedeeltelijk het gevolg van de reclamecampagne van deze maatschappij. Zij waren in staat om iets beter te doen dan een mens. Niet 'even goed als'. Nee, beter.
Terwijl Black daar zo naar de robot stond te kijken en nadacht verscheen er een uitdrukking van verbazing en hoop op zijn gezicht. Hij begon om de robot heen te cirkelen en staarde naar de armen die de stang vasthielden. Ze zouden dat blijven doen tot het schip óf zou ontploffen óf tot en met de energiebron verbruikt zou zijn.
'Ik durf erom te wedden!' hijgde hij. Hij deed een stap opzij en dacht diep na. 'Dat móet het zijn,' zei hij. Hij draaide de radio aan die op Hyperbasis was ingesteld. 'Hé Schloss,' blafte hij in de microfoon.
Schloss gaf prompt antwoord. 'Grote ruimte nog aan toe, Black ..."
'Laat maar. Geen kletspraatjes alsjeblieft. Ik wil alleen maar weten of jullie kijken.'
'Natuurlijk. We kijken allemaal. Luister ...'
Maar Black zette de radio af, grinnikte naar de televisiecamera en koos een deel van het hyperveldmechanisme uit dat in het beeld lag. Hoeveel mensen er toekeken wist hij niet. Misschien alleen Kallner, Schloss en Susan Calvin. Misschien het voltallige personeel. In ieder geval zou hij ze iets te zien geven dat de moeite waard was.
Het zou schakeldoos A3 worden die zich in een nis in de wand bevond en bedekt was met een glad paneel. Black deed een greep in zijn instrumententas, begon het paneel te verwijderen, richtte daarna zijn aandacht op de schakeldoos, verdrong zijn laatste restje angst en maakte met zijn schroevendraaier op drie plaatsen contact met de wand. Het handvat van de schroevendraaier werd warm van de in en uitstromende energie en het deksel van de schakeldoos liet los.
Black wierp snel een blik op het visioscherm. De sterren waren normaal en hijzelf voelde zich ook normaal. Dat was het laatste beetje aanmoediging dat hij nodig had. Hij tilde zijn voet op en trapte in het uiterst fijne mechanisme. Er klonk glasgerinkel en uit de schakeldoos rolden enkele druppeltjes kwikzilver ...
Black hijgde. Hij zette opnieuw de radio aan. 'Nog altijd daar, Schloss?'
'Jawel, maar...'
'Dan meld ik dat het hyperveld aan boord van de Parsec is uitgeschakeld. Kom me maar halen.'
Gerald Black voelde zich evenmin een held als op het moment dat hij was vertrokken, maar het bleek dat de anderen er anders over dachten. De mannen die hem naar de Parsec hadden gebracht kwamen hem nu ook afhalen. Ditmaal landden ze. Toen ze bij hem waren klopten ze hem op zijn schouder.
Op Hyperbasis stond een menigte personeel hem op te wachten. Black werd toegejuicht. Hij wuifde en grinnikte zoals te doen gebruikelijk is, maar voelde innerlijk niets van triomf. Nee, dat bewaarde hij voor later. Als hij met Susan Calvin geconfronteerd werd.
Voordat hij van boord ging bleef hij even staan en keek of hij haar ergens zag, maar ze was er niet. Kallner was er - geheel en al de oude en met een eigenwijze uitdrukking van goedkeuring op zijn gezicht.
Mayer Schloss grinnikte zenuwachtig en Ronson van Interplanetary Press wuifde hem opgewonden toe. Susan Calvin was nergens te bekennen.
Hij wuifde Kallner en Schloss opzij. 'Ik ga me eerst wassen en wat eten,' zei hij.
Hij wist dat hij zich - althans voorlopig - het een en ander zou kunnen permitteren. De veiligheidspolitie maakte ruimte vrij om hem door te laten. Hij nam een douche en at in afzondering - een afzondering die hij zichzelf had opgelegd. Daarna belde hij Ronson van Interplanetary Press en wisselde enkele woorden met hem. Het was allemaal veel beter gegaan dan hij verwacht had.
Tenslotte belde hij het kantoor van de generaal en beval dat er een conferentie zou moeten worden gehouden. Ja, 'beval', want daar kwam het op neer. Generaal Kallner had bijna 'Jawel, meneer' gezegd.
Ze waren weer bij elkaar: Gerald Black, Kallner, Schloss - ja, ook Susan Calvin. Maar ditmaal was het Black die de lakens uitdeelde. Hoewel de robopsychologe even onbewogen als altijd leek, scheen ze de situatie te aanvaarden.
Dr. Schloss beet op zijn nagels. 'We zijn u allemaal dankbaar voor uw succes en de door u betoonde moed,' zei hij voorzichtig en na even geaarzeld te hebben vervolgde hij: 'Maar het kapottrappen van die schakeldoos was niet verstandig.'
'Dat was het wel,' zei Black. 'Weet u, ik wist (dat was klap nummer éen) toen al wat er aan de hand was.'
Schloss kwam overeind. 'O ja, bent u daar zeker van?'
'Gaat u er zelf maar heen. Het is er nu veilig. Ik zal u wel zeggen wat u er moet zoeken.'
Schloss ging langzaam weer zitten. Generaal Kallner was enthousiast. 'Dat is goed nieuws,' zei hij.
'Inderdaad,' zei Black. Hij richtte zijn blik op Susan Calvin. Zij zweeg.
Black genoot van zijn gevoel van macht. Hij deelde nu klap nummer twee uit. 'Het was de robot. Hoort u dat, dr. Calvin?'
Susan Calvin nam voor het eerst het woord. 'Ja, ik hoor het. Om u de waarheid te zeggen had ik al aan die mogelijkheid gedacht. Het was het enige aan boord dat niet op Hyperbasis was getest.'
Black voelde zich even uit het veld geslagen. 'Daar hebt u het helemaal niet over gehad,' zei hij.
'Ik ben geen expert op dat gebied van de etherica - zoals dr. Schloss een paar maal heeft gemeend te moeten opmerken,' antwoordde ze. 'Het was niet meer dan een vermoeden en ik wilde u niet bevooroordelen.'
'Goed,' zei Black, 'maar weet u ook waarom het fout ging?'
'Nee.'
'Omdat hij beter in elkaar zat dan een mens. Dat was het. Vreemd, vindt u niet? United States Robots maakt robots die beter dan mensen zijn, niet waar?'
Hij probeerde haar nu met woorden te raken, maar ze ging er niet op in. 'Beste dr. Black, ik ben niet verantwoordelijk voor de slogans van onze reclameafdeling,' was alles wat ze zei.
Black voelde zich opnieuw uit het veld geslagen. Het was geen vrouw die je gemakkelijk om je vinger kon winden, die dr. Calvin!
'Jullie hebben een robot gebouwd die een mens moest vervangen. Hij moest de stang naar zich toetrekken en de hitte van zijn handen zou ervoor zorgen dat er contact gemaakt werd. Eenvoudiger kon het niet.'
'Eenvoudiger kan het niet, dr. Black.'
'En als die robot niet beter was geweest dan een mens, zou deze operatie geslaagd zijn. Jammer genoeg vond United States Robots het nodig om er een te maken die beter was dan een mens. De robot werd opgedragen de stang stevig naar zich toe te trekken. Stevig. Dit laatste woord werd herhaald en benadrukt. De robot deed wat hem was opgedragen. Hij trok de stang stevig naar zich toe. Alleen was er één ding waarmee geen rekening was gehouden: dat hij tientallen malen sterker was dan de man voor wie de stang ontworpen was.'
'Wilt u beweren dat...'
'Wat ik wil zeggen, is dat hij de stang krom trok. Net genoeg om de trekker op een andere plaats te brengen. Toen zijn vingers zich kromden, sloten zij zich niet om de trekker heen!' Hij grinnikte. 'Het gaat hier niet om het falen van een bepaalde robot, dr. Calvin. Het gaat om het falen van het hele robotprincipe. Wat er gebeurd is, was daar een demonstratie van.'
'Kom kom, dr. Black,' zei Susan Calvin ijzig. 'Wat u zegt, berust op de logica van een missionaris. De robot was niet alleen uitgerust met kracht, maar ook met begrip. Als uw mensen kwantitatieve termen hadden gebruikt in plaats van het belachelijke bijvoeglijke naamwoord "stevig", dan zou dit niet gebeurd zijn.'
'U beweert dus dat de gebreken van een robot moeten worden opgevangen door de vindingrijkheid en de intelligentie van een mens. Ik kan u verzekeren dat de mensen op Aarde het in die zin zullen opvatten en dat zij United States Robots daarvoor verantwoordelijk zullen stellen!'
'Alles wat er gebeurd is staat onder strenge geheimhouding, Black,' zei generaal Kallner die zijn gezag scheen te hebben teruggevonden.
'Uw theorie is nog niet bevestigd,' zei Schloss. 'Hij moet nog onderzocht worden. Misschien blijkt dan dat het de robot niet was.'
'Ja, daar zult u wel voor zorgen. Ik vraag mij evenwel af of de mensen een belanghebbende partij zullen willen geloven. Er is trouwens nog iets dat ik wilde zeggen.' Dit was klap nummer drie. 'Ik neem mijn ontslag. Ik schei ermee uit.'
'Waarom?' vroeg Susan Calvin.
'Omdat ik - zoals u zei - een missionaris ben,' antwoordde Black glimlachend. 'Ik heb een missie te vervullen. Ik voel me verplicht de mensen op Aarde te vertellen dat het ogenblik is aangebroken waarop robots hoger worden geschat dan mensen. Het is nu mogelijk om een mensenleven in gevaar te brengen, omdat het bestaan van een robot op het spel staat. Ik vind dat de mensen dat moeten weten. Er zijn al heel wat mensen die bezwaren tegen robots hebben. United States Robots is er nog niet in geslaagd om het gebruik van robots op Aarde legaal te maken. Wat ik te vertellen heb, zal dat voor eens en voor altijd onmogelijk maken en u, dr. Calvin, u en uw robots zullen uit het Zonnestelsel geveegd worden!'
Hij klapte uit de school en stelde haar daardoor in staat om zich tegen hem te wapenen, maar hij had naar dit moment toegeleefd en zou het voor geen geld ter wereld hebben willen missen.
'We zullen je geen toestemming geven om je terug te trekken, Black. Ook niet om ...' zei Kallner.
'Wie zal mij kunnen tegenhouden, generaal? Hebt u niet gehoord dat ik een held ben? Moeder Aarde doet veel voor haar helden. Dat heeft ze altijd gedaan. Ze zullen naar mij luisteren en alles geloven wat ik zeg en ze zullen het niet prettig vinden als ik word dwarsgezeten. Zeker niet zolang ik nog een versgebakken held ben. Ik heb al met Ronson van Interplanetary Press gesproken en hem gezegd dat ik groot nieuws voor hem heb - nieuws dat alle regeringsleden en belangrijke wetenschapsmensen in hun pluche stoelen zal doen trillen. Wat blijft u dan nog over behalve mij te laten doodschieten? Trouwens, dat zou het alleen nog erger voor u maken.'
Zijn wraak was volmaakt. Hij had hen met geen woord gespaard en stond op om te vertrekken.
'Eén ogenblik, dr. Black,' zei Susan Calvin. Haar stem klonk gebiedend.
Black draaide zich om als een schooljongen die de stem van de juffrouw hoort, maar corrigeerde de situatie door spottend te vragen: 'Hebt u soms nog iets te verklaren?'
'Helemaal niet,' zei ze stijfjes. 'Dat hebt u voor mij gedaan. Op een uitstekende manier, moet ik zeggen. Ik koos u, omdat ik wist dat u het zou begrijpen, hoewel ik dacht dat u het vlugger begrepen zou hebben. Ik had al eerder contact met u gehad. Ik wist dat u een hekel aan robots had en dat u omtrent hen geen enkele illusie koesterde. Uit uw staat van dienst die ik las voordat men u liet roepen, bleek dat u tegen het hele "robot-door-de-ruimte-project" gekant was. Uw meerderen vonden dit een bezwaar, maar ik vond het een voordeel.'
'Waar hebt u het over, dr. Calvin, als ik vragen mag?'
'Ik bedoel dat u de enige was die begreep waarom er voor deze onderneming geen robot gebruikt mocht worden. Hoe zei u het ook alweer? Dat de gebreken van een robot moeten worden opgevangen door de vindingrijkheid en de intelligentie van een mens. Juist, jongeman. Dat is het precies. Robots zijn niet vindingrijk. Hun geest is eindig en kan tot de laatste decimaal berekend worden en dat is in feite waar mijn werk op neerkomt. Wanneer je een robot een bevel geeft - een nauwkeurig omschreven bevel - kan hij zijn fouten niet verbeteren zonder verdere bevelen. Is dat niet de inhoud van uw bericht omtrent de robot aan boord van het ruimteschip? Als wij zelf de fout niet kennen, kunnen we dus onmogelijk een robot opdragen die fout op te sporen, omdat we hem geen nauwkeurig omschreven bevelen kunnen geven. "Zoek uit wat er verkeerd is", is een bevel dat niet aan een robot gegeven kan worden; alleen aan een mens. Het menselijk brein is - voorlopig althans - niet te becijferen.'
Black viel neer op een stoel en keek Susan Calvin verslagen aan. Hij kon hier niets tegenin brengen. Erger nog, hij had het gevoel dat hij verslagen was. 'Waarom hebt u mij dit niet eerder verteld?' vroeg hij. 'Vóór mijn vertrek naar de Parsec.'
'Dat had ik kunnen doen,' gaf dr. Calvin toe, 'maar ik zag dat het eventuele verlies van uw verstand u een overigens normale angst inboezemde. De enige manier om u over te halen was u wijs te maken dat ik meer bezorgd was over het welzijn van de robot dan over uw welzijn. Dat, dacht ik, zal hem kwaad maken en kwaadheid kan onder bepaalde omstandigheden een zeer positieve emotie zijn, dr. Black. Op zijn minst gezegd is een boos man nooit zo bang als hij anders zou zijn. Het ziet ernaar uit dat ik gelijk heb gehad.' Ze legde haar handen ontspannen in haar schoot en voelde zich meer aan een glimlach toe dan ze ooit in haar leven geweest was.
'Wel verdomme,' zei Black.
'Als ik u een raad mag geven: gaat u nu weer aan het werk. Accepteert u uw status als held en geef uw vriend de verslaggever het grote nieuws dat u hem beloofd hebt.'
Black knikte. Langzaam en vol tegenzin.
Schloss keek opgelucht. Kallner liet een rij tanden zien. Ze gaven hem een hand. Zolang Susan aan het woord was geweest, hadden ze gezwegen en dat deden ze nu ook.
Black schudde die handen met enige reserve. 'Ik geloof dat ze beter uw aandeel kunnen publiceren, dr. Calvin,' zei hij.
'Kom, kom, jongeman,' zei Susan Calvin ijzig. 'Het was niet meer dan mijn werk.'