Als we bij elkaar komen
Een eeuw lang had er een soort vrede geheerst en de mensen konden zich niet voorstellen dat het ooit anders had kunnen zijn. Bovendien zouden ze als ze erachter waren gekomen dat er inderdaad een oorlog op til was, niet weten hoe ze daarop zouden moeten reageren.
In ieder geval wist Elias Lynn, chef van het Bureau Robotzaken, ook niet precies wat hij moest doen toen hij erachter kwam. Het Bureau Robotzaken was gevestigd te Cheyenne - een gevolg van de eeuwenoude behoefte tot decentralisatie - en Lynn keek weifelend de jonge veiligheidsofficier aan die hem vanuit Washington het nieuws was komen brengen.
Elias Lynn was een grote, spraakzame man met ietwat uitpuilende, lichtblauwe ogen. De meeste mannen waren niet tegen deze blik bestand, maar de jonge veiligheidsofficier bleef er kalm onder.
Lynn besloot dat zijn eerste reactie er een van ongeloof moest zijn. Verdomme nog aan toe! Het wás ook niet te geloven!
Hij leunde achteruit in zijn stoel. 'Zijn de bronnen waaruit deze informatie afkomstig is betrouwbaar?' vroeg hij.
De veiligheidsofficier die zichzelf had voorgesteld als Ralph G. Breckenridge en dit met identiteitspapieren had bevestigd, straalde in alles jeugd uit: volle lippen, dikke wangen waarop gemakkelijk een blos ontstond en onschuldige ogen. Zijn kleding verschilde van die in Cheyenne, maar klopte met het air-conditioned klimaat van Washington waar - ondanks de decentralisatie - de veiligheidsdienst nog steeds gevestigd was.
Breckenridge bloosde. 'Volkomen betrouwbaar,' zei hij.
'Jullie weten natuurlijk álles van ze, neem ik aan,' zei Lynn, die geen kans zag zijn sarcasme te verbergen. Hij was zich er niet van bewust dat hij ergens de nadruk op had gelegd toen hij het over de vijand had gehad. Dat was nu eenmaal een cultureel gedragspatroon van zijn generatie en de generatie daarvoor. Niemand sprak ooit over het 'Oosten', de 'Sovjets', de 'Roden', of de 'Russen'. Het was veel eenvoudiger om te praten over 'wij' en 'zij'. Dat was trouwens ook veel exacter.
Reizigers hadden herhaaldelijk gerapporteerd dat 'zij' precies hetzelfde deden, maar dan omgekeerd: 'wij' waren 'zij' en 'zij' waren 'wij'.
Trouwens, niemand besteedde nog enige aandacht aan dat soort dingen. Het ging allemaal nogal gemoedelijk toe. Men haatte elkaar zelfs niet meer. Nu was het alleen nog maar een spel met onuitgesproken regels dat met een soort fatsoen werd gespeeld. 'Waarom zouden "zij" de situatie willen verstoren?' vroeg Lynn onverwacht.
Hij stond op en bleef voor de wereldkaart staan die in twee lichtelijk in kleur verschillende gebieden was verdeeld: wij en zij.
De kaart was sinds een eeuw nauwelijks veranderd. Het verlies van Formosa en het winnen van Oost-Duitsland, zo'n tachtig jaar eerder, was de laatste territoriale ruil van enige betekenis geweest.
Er was nóg een verandering geweest, maar dat was - hoewel op zichzelf belangrijk genoeg - een kwestie van kleur geweest. Twee generaties eerder was 'hun' gebied dreigend bloedrood geweest en het 'onze' vlekkeloos wit. Nu waren de kleuren neutraal. Lynn had 'hun' kaarten gezien en 'zij' hielden zich daar ook aan.
'Ik geloof nooit dat ze zoiets zullen doen,' zei Lynn.
'Ze hébben het al gedaan,' zei Breckenridge en vervolgde: 'En u kunt zich daar het beste bij neerleggen. Ik geef toe dat het niet prettig is als we bedenken dat ze ons ver voor zijn op het gebied van de robotica.'
Zijn ogen waren even onschuldig als voorheen, maar de scherpe kantjes van zijn woorden waren duidelijk genoeg. Lynn huiverde. Natuurlijk, daarom was hij als hoofd van het Bureau Robotzaken zo laat over de gebeurtenissen ingelicht en dan nog wel door een officier van de veiligheidsdienst! Hij werd door de regering niet helemaal meer voor vol aangezien. Als hij in het conflict tekort zou schieten, zou hij, politiek gezien, geen genade kunnen verwachten.
'Zelfs als wat u zegt waar is, zijn zij ons niet ver voor. Wij zouden bijvoorbeeld humanoïde robots kunnen bouwen,' zei Lynn vermoeid.
'Hebben we dat dan wel eens gedaan?'
'Ja. Indertijd. Een paar experimentele modellen.'
'Dat hebben zij tien jaar geleden al gedaan. Zij liggen tien jaar op ons voor.'
Lynn was ongerust. Hij vroeg zich af of zijn ongelovigheid wat betreft de hele geschiedenis niet het gevolg was van gekwetste trots, angst voor zijn baantje en zijn reputatie en hij voelde zich gedwongen zich te verdedigen. 'Luister eens, jongeman,' zei hij. 'Het evenwicht tussen hen en ons is nooit volmaakt geweest, dat weet je. In bepaalde opzichten lagen ze altijd op ons voor. In andere opzichten lagen wij daarentegen voor. Als zij op het ogenblik voor liggen op het gebied van de robotica, dan komt dat omdat zij daaraan meer aandacht hebben besteed dan wij. En dat betekent ook dat wij meer aandacht hebben besteed aan iets waaraan zij minder aandacht hebben besteed. Het zou bijvoorbeeld kunnen betekenen dat wij een voorsprong hebben op het gebied van krachtvelden of op het gebied van de hyper-atomaire wetenschappen.'
Lynn was helemaal niet tevreden over zijn eigen verklaring dat het evenwicht tussen hen en zijzelf niet volmaakt was. Het klopte, maar het vormde ook de grootste bedreiging van de vrede. Het lot van de wereld hing af van een zo volmaakt mogelijke toestand van evenwicht. Als een van de schalen iets te ver ...
Aan het begin van wat men de koude oorlog had genoemd, hadden beide partijen nucleaire wapens ontwikkeld en daardoor was een oorlog iets ondenkbaars geworden. Daarna was de competitie verschoven naar het gebied van de economie en de psychologie en daarin was sindsdien geen verandering meer gekomen, maar steeds was de drijfkracht aan weerszijden erop gericht het evenwicht te verbreken, iedere stoot te kunnen afweren, om stoten voor te bereiden die niet zouden kunnen worden afgeweerd - iets dat een oorlog weer mogelijk zou kunnen maken. Niet omdat beide zijden zo naar oorlog verlangden, maar omdat ze allebei bang waren dat de ander een dergelijke ontdekking het eerst zou doen.
Een eeuw lang waren ze aan elkaar gewaagd geweest en had er vrede geheerst. Als bijproducten van de intensieve research had men krachtvelden, zonne-energie, insectencontrole en robots geproduceerd en aan beide zijden was men begonnen met 'mentalogie', de biochemie en de biofysica van het denken. Beide zijden bezaten verkenningsposten op de Maan en op Mars en dank zij de onafgebroken wedijver was de ontwikkeling van de mensheid met reuzenschreden vooruitgegaan.
Het was zelfs aan beide zijden noodzakelijk geworden om zich menselijk en fatsoenlijk ten aanzien van elkaar te gedragen ten einde te voorkomen dat wreedheid en tirannie sympathie voor de andere partij in het leven zouden kunnen roepen.
Nee, het bestond niet dat het evenwicht was verbroken en dat er oorlog zou komen!
'Ik wil een van mijn mensen hierover raadplegen. Ik wil zijn mening horen,' zei Lynn.
'Is hij betrouwbaar?'
Lynn wierp de jongeman een verachtelijke blik toe. 'Lieve hemel, man, wie van het Bureau Robotzaken is door jullie niet tot op het bot getest en betrouwbaar verklaard? Ja, ik sta volkomen voor hem in. Als we een man als Humphrey Carl Laszlo niet kunnen vertrouwen, dan zullen we een aanval van hun kant nooit kunnen weerstaan. Wat we ook doen...'
'Ik heb wel over die Laszlo horen spreken.'
'Prachtig. En? Zijn er bezwaren tegen hem?'
'Nee.'
'Goed. Dan zal ik hem laten komen en dan kunnen we horen wat hij denkt van een eventuele robot-invasie van de Verenigde Staten.'
'U schijnt de waarheid nog steeds niet onder ogen te willen zien,' zei Breckenridge zacht. 'Wat we hem zullen vragen is wat hij denkt over het feit dat deze invasie al aan de gang is.'
Laszlo was de kleinzoon van een Hongaar die door wat toen het 'ijzeren gordijn' werd genoemd naar het Westen was overgelopen en dat gaf hem het plezierige gevoel dat hij boven alle verdenking verheven was. Hij was een kalende, gezette man met een agressieve uitdrukking op zijn stompneuzige gezicht, maar hij had een zuiver Harvard-accent en drukte zich doorgaans beschaafd uit. Alleen door zijn aanwezigheid voelde Lynn zich al een stuk beter. 'Wat denk jij ervan?' vroeg hij.
Er verscheen een boosaardige grijns op Laszlo's gezicht. 'Zij verder dan wij? Volslagen onmogelijk! Dat zou betekenen dat ze humanoïden hebben geproduceerd die tot op korte afstand niet van mensen te onderscheiden zijn. Dat zou betekenen dat ze ons ver voor zijn op het gebied van de robotmentalogie.'
'U bent er persoonlijk bij betrokken,' zei Breckenridge koel. 'Als we uw beroepstrots even buiten beschouwing laten, waarom zou het dan onmogelijk zijn dat zij verder zijn dan wij?'
Laszlo haalde zijn schouders op. 'Geloof me, ik ben goed op de hoogte van hun literatuur op het gebied van de robotica en ik weet vrij goed tot wat zij in staat zijn.'
'U weet alleen maar wat zij willen dat u weet, bedoelt u,' verbeterde Breckenridge hem. 'Hebt u ooit de andere kant bezocht?'
'Nee,' antwoordde Laszlo kortaf.
'En u, dr. Lynn?'
'Ik ook niet,' antwoordde Lynn.
'Heeft enige roboticus de laatste vijfentwintig jaar de andere kant bezocht?' Hij stelde deze vraag met de zekerheid van iemand die het antwoord al kent.
Secondenlang heerste er een veelbetekenende stilte. Op Laszlo's gezicht verheen een uitdrukking van groeiende onrust. 'Ze hebben al een hele tijd geen bijeenkomsten gehouden die betrekking hebben op robotproblemen,' zei hij tenslotte.
'Al vijfentwintig jaar niet,' zei Breckenridge. 'Zegt dat niet genoeg?'
'Misschien,' gaf Laszlo schoorvoetend toe, 'maar er is iets anders dat mij dwarszit. Geen van hén is ooit op onze vergaderingen geweest. Althans niet dat ik me kan herinneren.'
'Zijn ze ooit uitgenodigd?' vroeg Breckenridge.
'Natuurlijk,' zei Lynn zorgelijk.
'Hebben ze ooit uitnodigingen afgewezen om op andere wetenschappelijke bijeenkomsten aanwezig te zijn?' vroeg Breckenridge.
'Weet ik niet,' antwoordde Laszlo, die nu op en neer door de kamer liep. 'Weet jij dat, Lynn?'
'Nee,' zei Lynn.
'Zou het niet kunnen dat zij niet gedwongen willen worden om dergelijke invitaties te beantwoorden? Of omdat ze bang waren dat een van hun mensen te veel zou loslaten?' vroeg Breckenridge.
Inderdaad. Alles scheen erop te wijzen en Lynn kreeg het hopeloze gevoel dat het verhaal van de veiligheidsofficier wel eens op waarheid zou kunnen berusten. Waarom zouden er anders geen wederzijdse contacten geweest zijn? Sinds de dagen van Eisenhower en Chroesjtsjev hadden er wederzijds bevruchtende contacten bestaan en beide regeringen hadden er altijd op aangedrongen dat deze contacten zouden blijven voortbestaan. Zo weinig mogelijk vertellen en zoveel mogelijk van de ander te weten te komen, dat was de grondgedachte.
Maar alleen niet op het gebied van de robotica. Alleen op dat gebied niet!
Omdat de andere kant in het openbaar niets aan robotica had gedaan, hadden ze zich laten verleiden op hun lauweren te gaan rusten. Waarom hadden ze er niet aan gedacht dat het mogelijk, ja, waarschijnlijk was dat zij een troef achter de hand hielden?
'Wat kunnen we doen?' vroeg Laszlo onzeker. Het was duidelijk dat hij er ook zo over dacht.
'Doen?' herhaalde Lynn. Er waren op dit ogenblik tien humanoïde robots in de Verenigde Staten die ieder een deel van een TO-bom bij zich droegen!
TO! Totale Omzetting. Totale omzetting van materie in energie. Wat er op de zon gebeurde was niet bruikbaar meer als vergelijkingsmateriaal. TO reduceerde de zon tot een kaars!
Tien humanoïde robots die afzonderlijk vokomen ongevaarlijk waren, konden alleen door het feit dat zij samenkwamen het punt van de 'kritische massa' overschrijden en dan ...
Lynn kwam moeizaam overeind uit zijn stoel. De donkere wallen onder zijn ogen, die zijn gezicht zo'n zorgelijke uitdrukking gaven, waren duidelijker dan ooit zichtbaar. 'We zullen een manier moeten vinden om de robots van de mensen te kunnen onderscheiden en daarna de humanoïde robots eruit te pikken,' zei hij.
'Hoeveel tijd hebben we daarvoor?' mompelde Laszlo.
'Als ze eenmaal bij elkaar zijn hebben we nog hoogstens vijf minuten,' blafte Lynn. 'En wanneer dat zal zijn, weet ik niet!'
Breckenridge knikte. 'Ik ben blij dat u met ons wilt samenwerken, meneer,' zei hij. 'Er is mij verzocht u te willen meenemen naar Washington.'
Lynn trok zijn wenkbrauwen op. 'Goed,' zei hij.
Hij vroeg zich af of ze hem, als hij langer geaarzeld zou hebben, zouden hebben overgeplaatst. Misschien hadden ze in Washington al een andere roboticus. Hij hoopte plotseling vurig dat dat het geval zou zijn.
Aanwezig waren: de assistent van de president, de minister van Wetenschappen, de minister van Veiligheid, Lynn zelf en Breckenridge. Ze zaten met z'n vijven om een tafel in een van de kelders van een ondergronds fort in de buurt van Washington.
De assistent van de president, Jeffreys, was een imposante figuur: knap van uiterlijk met grijs-wit haar, betrouwbaar en politiek onopvallend, zoals een assistent van de president behoort te zijn.
'Volgens mij dienen er dus drie vragen beantwoord te worden,' zei hij scherp. 'Punt éen: waar zullen de humanoïden elkaar ontmoeten? Punt twee: wanneer zullen zij dat doen? Punt drie: hoe kunnen we dat voorkomen?'
Minister van Wetenschappen Amberly beaamde dit heftig knikkend. Hij was een magere man met scherpe gelaatstrekken en het was duidelijk dat hij in een zeer geprikkelde stemming was. 'Wat het tijdstip betreft waarop zij samen zullen komen,' zei hij, langzaam met zijn vingers cirkels op de tafel trekkend, 'volgens mij zal dat nog wel even duren.'
'Waarom denkt u dat?' vroeg Lynn bars.
'Ze zijn op z'n minst al een maand in de Verenigde Staten - althans volgens de veiligheidsdienst.'
Lynn richtte zijn blik automatisch op Breckenridge, maar Macalaster van Veiligheid was hem voor. 'Onze inlichtingen zijn betrouwbaar. Laat u door Breckenridge's betrekkelijk jeugdige leeftijd niet misleiden, dr. Lynn. Hij werkt al tien jaar voor ons departement en is nu vierendertig jaar. Hij is bijna een jaar in Moskou geweest en zonder hem zouden we niets van het vreselijke gevaar dat ons bedreigt afweten. Van de meeste details zijn we op de hoogte.'
'Dat geldt niet voor de belangrijkste details,' zei Lynn.
Macalaster glimlachte ijzig. Iedereen kende zijn zware kin en zijn dicht bij elkaar staande ogen, maar dat was dan ook het enige dat men van hem kende. 'We hebben allemaal zo onze menselijke beperkingen, dr. Lynn. Onze agent Breckenridge heeft een heleboel bereikt.'
Assistent van de president Jeffreys viel hem in de rede. 'Laten we zeggen dat we nog wat tijd tot onze beschikking hebben. Als ze een onmiddellijke actie nodig hadden gevonden, zou het al gebeurd zijn. Ik denk dat ze op een bepaald tijdstip wachten. Als we de plaats wisten, zouden we de tijd ook wel te weten komen.
Als ze met de TO een bepaald doel voor ogen hebben, dan zullen ze iets op het oog hebben waarmee ze ons het meest kunnen treffen; een van onze grote steden bijvoorbeeld. Trouwens, een TO-bom heeft alleen maar zin bij grote steden. We hebben de keuze uit vier mogelijkheden: Washington als administratief centrum, New York als economisch centrum en Detroit en Pittsburgh als de belangrijkste industriële centra.'
'Maar waarom New York?' vroeg Amberley van Wetenschappen, misschien iets scherper dan hij bedoeld had. 'Het economische leven is toch ook gedecentraliseerd?'
'Het is een kwestie van moreel. Misschien willen ze onze drang tot verdediging ondermijnen; een overgave forceren door de angst die de eerste klap heeft veroorzaakt. Bovendien zou een aanval op het gebied van New York en omgeving het grootste verlies aan mensenlevens tot gevolg hebben...´
'Vrij meedogenloos, zou ik zo zeggen,' mompelde Lynn.
'Dat ben ik met je eens,' zei Macalaster, 'maar ze zijn ertoe in staat, want ze zouden met éen klap de overwinning behalen. Zouden wij niet...'
Jeffreys streek met zijn hand over zijn witte haar. 'Laten we uitgaan van het ergste. Laten we aannemen dat op een bepaald tijdstip gedurende de winter de stad New York zal worden vernietigd; waarschijnlijk onmiddellijk na een zware sneeuwstorm, als het verkeer het ergst ontwricht is en de voedselsituatie in de randgebieden precair is. Hoe zouden we dat kunnen voorkomen?'
'Het vinden van tien mannen in een menigte van tweehonderdtwintig miljoen mensen is het zoeken naar een afschuwelijk klein naaldje in een afschuwelijk grote hooiberg.'
Jeffreys schudde het hoofd. 'Je bedoelt tien humanoïden tussen tweehonderdtwintig miljoen mensen!'
'Maakt geen enkel verschil uit,' zei Amberley van Wetenschappen. 'Waarschijnlijk zijn ze niet van mensen te onderscheiden.' Hij keek naar Lynn. Dat deden ze trouwens allemaal.
'Wij in Cheyenne zouden er niet een kunnen maken die bij daglicht voor menselijk wezen zou kunnen doorgaan,' zei Lynn somber.
'Maar zij wel,' zei Macalaster van Veiligheid. 'En niet alleen wat het uiterlijk betreft. Dat weten we zeker. "Mentalogisch" zijn ze zo ver gevorderd dat ze het micro-elektrisch patroon van de menselijke hersenen kunnen aftappen en het kunnen invoeren in het positronische patroon van een robot.'
Er verscheen een verbaasde uitdrukking op het gezicht van Lynn. 'Wilt u beweren dat zij in staat zijn om een kopie van een menselijk wezen te produceren - met inbegrip van persoonlijkheid en geheugen?'
'Jawel.'
'Ook van een bepaald menselijk wezen?'
'Inderdaad.'
'Blijkt dat ook uit het onderzoek van Breckenridge?'
'Jawel. De bewijzen kunnen niet worden weerlegd.'
Lynn scheen even in gedachten verzonken. 'Dat betekent dus dat er in de Verenigde Staten op het ogenblik tien mensen zijn die geen mensen maar humanoïden zijn, maar dat betekent ook dat de "originele" exemplaren tot hun beschikking stonden. Oosterlingen kunnen het niet geweest zijn, want die zouden te gemakkelijk te ontdekken zijn. Nee, het zijn Oosteuropeanen, maar hoe zijn die ons land binnengekomen? Het radarnet op de wereldgrenzen is volkomen waterdicht.'
'Het kan,' zei Macalaster van Veiligheid. 'Er bestaan langs de grens bepaalde lekken waardoor zakenmensen, piloten en zelfs toeristen toegang tot de andere kant hebben. Ze worden natuurlijk in de gaten gehouden. Van weerskanten. Maar het is niet onmogelijk dat zij er tien hebben ontvoerd om te gebruiken als model voor de humanoïden. De robots kunnen dan in hun plaats zijn teruggestuurd. Daar wij zoiets niet verwachtten, kan het ons zijn ontgaan. Als het Amerikanen waren, kan het niet moeilijk voor hen zijn geweest om in dit land te komen. Allemaal erg simpel.'
'En vrienden en familieleden? Zouden die het verschil dan niet hebben opgemerkt?'
'We moeten aannemen van niet. U kunt mij geloven als ik zeg dat we aandachtig hebben nagegaan of er plotselinge aanvallen van geheugenverlies of veranderingen in de persoonlijkheidsstructuur zijn opgegeven. Duizenden van zulke gevallen zijn nauwkeurig onderzocht.'
Amberley van Wetenschappen staarde naar zijn vingertoppen. 'Ik geloof dat we met gewone maatregelen niets zullen bereiken. Volgens mij moet de aanval vanuit het Bureau Robotzaken worden gedaan en ik ben afhankelijk van de chef van dat bureau.'
Alle blikken richtten zich afwachtend op Lynn.
Lynn voelde verbittering in zich opkomen. Het leek wel of de hele conferentie alleen daarom was belegd! Er was geen enkel voorstel naar voren gebracht dat al niet eerder was gedaan, daarvan was hij overtuigd. Geen enkele oplossing, geen enkele veelbelovende suggestie. Toch was het, hoe dan ook, rechtvaardig. Het was op het gebied van de robotica dat wij tekort waren geschoten. Lynn was niet zomaar meneer Lynn. Nee, Lynn was Lynn van Robotzaken en daarom droeg hij de grootste verantwoordelijkheid.
'Ik zal doen wat ik kan,' zei hij.
Hij bracht een slapeloze nacht door en toen hij de volgende ochtend een ontmoeting met de assistent van de president trachtte te arrangeren, voelde hij zich geestelijk en lichamelijk geradbraakt. Breckenridge was er ook en hoewel Lynn liever een gesprek onder vier ogen gehad zou hebben, aanvaardde hij de situatie zoals die was. Het was duidelijk dat Breckenridge enorm veel invloed bij de regering had verkregen als gevolg van zijn speurwerk. En waarom ook niet?
'Ik heb sterk het gevoel dat we naar de pijpen van de vijand dansen,' zei Lynn.
'Hoezo?'
'Ik ben er zeker van dat - hoe ongeduldig het publiek soms ook mag zijn - de regeringen ervan doordrongen zijn dat een evenwicht tussen de beide machten het voordeligst is. Bovendien is het uitsturen van tien humanoïden met éen TO-bom een erg oppervlakkige manier om een eind aan dat evenwicht te maken.'
'De destructie van vijftien tot twintig miljoen mensen kan nauwelijks iets "oppervlakkigs" worden genoemd.'
'Je moet het zien uit het oogpunt van de politieke machtsverhoudingen. Het zou ons niet zodanig demoraliseren dat we ons zouden overgeven of ons zo'n klap toedienen dat wij ervan overtuigd zouden zijn dat we de strijd niet meer zouden kunnen winnen. Nee, we zouden alleen een uitzichtloze planetaire oorlog ingaan die beide partijen zo lang hebben weten te vermijden. Alles wat zij daarmee zouden bereiken is dat wij gedwongen zouden worden dóór te vechten minus één stad en dat is niet genoeg.'
'En wat stelt u dan voor?' vroeg Jeffreys kil. 'Gelooft u soms dat zij geen tien humanoïden het land hebben binnengesmokkeld? Dat er geen TO-bom bestaat waarvan de onderdelen alleen maar bij elkaar gevoegd hoeven te worden?'
'Ik geloof inderdaad dat die dingen hier zijn, maar volgens mij zijn ze er niet om zo'n waanzinnige midwinterbom te laten ontploffen.'
'Zo. En waarom dan wel?'
'Misschien is het bij elkaar komen van de humanoïden en de fysische destructie die daar het gevolg van zou zijn niet het ergste wat ons kan overkomen. Maar het feit dat ze hier überhaupt zijn! Met alle respect voor agent Breckenridge: misschien was het wel de bedoeling dat wij erachter zouden komen dat de humanoïden in ons midden zijn. Misschien willen ze ons alleen maar op stang jagen!'
'Waarom?'
'Vertelt u mij eens: welke maatregelen zijn er tegen de humanoïden genomen? Goed, ik neem aan dat de veiligheidsdienst alle gegevens heeft verzameld over iedereen die ooit over de grens is geweest of dicht genoeg bij de grens om ontvoerd te worden. Dat heeft Macalaster trouwens gisteren al ter sprake gebracht. Maar wat is er nog meer gedaan?'
'Wij hebben in alle steden op sleutelposities kleine röntgenapparaten geïnstalleerd. In alle grote stadions bijvoorbeeld ...'
'Ook in concertzalen en kerken?'
'We kunnen niet alles tegelijk doen. We moesten ergens beginnen.'
'Zeker als we paniek willen voorkomen,' zei Lynn. 'Het publiek moet ten koste van alles onkundig blijven van het feit dat er op een onvoorspelbaar ogenblik een bepaalde stad met zijn menselijke inhoud zal ophouden te bestaan.'
'Dat ligt nogal voor de hand, dunkt me. Waar wilt u heen?'
'Ik bedoel dat nog een groot deel van onze nationale inspanning besteed zal worden met het zoeken naar - wat Amberley noemde - een klein naaldje in een enorm grote hooiberg. Wij zullen als waanzinnigen achter onze staart aanhollen, terwijl zij hun wetenschappelijk onderzoek zullen opvoeren tot een punt waar wij hen niet meer zullen kunnen inhalen; tot een punt waar wij ons zullen moeten overgeven zonder als tegenmaatregel ook maar met onze vingers te kunnen knippen. Bovendien zou ik erop willen wijzen dat het onvermijdelijk is dat er op den duur iets van onze maatregelen uitlekt en dat meer en meer mensen erachter zullen komen wat er aan de hand is. En wat dan? De paniek die zal ontstaan, zal ons meer schade berokkenen dan welke TO-bom ook.'
'God, man. Wat wil je dan dat we doen?' riep de assistent van de president geïrriteerd uit.
'Niets,' zei Lynn. 'We moeten ze overbluffen. Gewoon dóórleven zoals we altijd gedaan hebben en erop gokken dat zij het evenwicht niet zullen willen verbreken ter wille van een voorsprong van één bom.'
'Uitgesloten!' zei Jeffreys. 'Volkomen uitgesloten! Het lot van de meesten van ons ligt in mijn handen en werkeloos afwachten is iets dat ik niet kan opbrengen. Ik geef toe dat dingen zoals die röntgenapparaten in stadions niet meer dan oppervlakkige maatregelen zijn die niet veel zullen uitrichten, maar dat moest gebeuren om te voorkomen dat de mensen later zullen zeggen dat we de dingen op hun beloop hebben gelaten. Nee nee, onze tegenzet zal niet zonder uitwerking blijven.'
'Hoezo dan?'
Jeffreys wierp een blik in de richting van Breckenridge. De jonge veiligheidsofficier die tot dusver alleen maar kalm en zwijgend had geluisterd naar wat de anderen te zeggen hadden, verbrak nu zijn stilzwijgen. 'Het heeft weinig zin om over een eventuele verstoring van het evenwicht te praten als dat evenwicht in feite al verstoord is. Het doet er weinig toe of de bom tot ontploffing wordt gebracht of niet. Misschien zijn die humanoïden alleen maar een soort lokaas, bedoeld om ons af te leiden. Maar het blijft een feit dat wij wat de robotica betreft ongeveer een kwart eeuw bij hen achter liggen en dat zou wel eens fataal kunnen blijken te zijn. Ons enige antwoord is een onmiddellijke opvoering van ons robotprogramma en ons eerste probleem het vinden van de humanoïden. Noem het voor mijn part een oefening in robotica of het voorkomen van de dood van vijftien miljoen mannen, vrouwen en kinderen.'
Lynn schudde hulpeloos het hoofd. 'Het kan niet. We zouden ze alleen maar de kaarten in handen spelen. Ze willen ons alleen maar in een doodlopende steeg lokken, zodat ze hun handen vrij zullen hebben om op alle fronten op te rukken.'
'Dat is misschien uw mening,' zei Jeffreys ongeduldig, 'maar Breckenridge heeft de regering al op de hoogte gebracht van zijn plannen en de regering heeft er haar fiat aan gegeven. We beginnen met een conferentie waar alle takken van wetenschap bij vertegenwoordigd zullen zijn.'
'Alle takken van wetenschap?'
'We hebben de meest vooraanstaande bezoekers van alle takken der natuurwetenschap uitgenodigd om naar Cheyenne te komen. Op de agenda staat maar éen belangrijk punt: welke vorderingen kunnen er op het gebied van de robotica gemaakt worden en daaronder valt de vraag: kunnen wij een opname-apparaat ontwerpen voor de elektromagnetische spanningen die in de hersenen optreden dat voldoende gevoelig is om het verschil te registreren tussen het protoplasma van het menselijke brein en het positronische humanoïdebrein.'
'We hadden gehoopt dat u de leiding van deze conferentie op u zou willen nemen.'
'Het is voor het eerst dat ik ervan hoor.'
'Er was geen tijd om u eerder in te lichten. Wilt u de leiding op u nemen?'
Lynn glimlachte. Het was dus een kwestie van verantwoordelijkheid en die verantwoordelijkheid moest blijkbaar rusten op de schouders van Lynn van het Bureau Robotzaken. Toch had hij sterk het gevoel dat de werkelijke leiding in handen van Breckenridge zou liggen. Maar wat kon hij doen? 'Ik zal de leiding van de conferentie op mij nemen,' zei hij.
Breckenridge en Lynn reisden samen terug naar Cheyenne, waar Laszlo diezelfde avond nog wantrouwig Lynns opsomming van de komende gebeurtenissen aanhoorde.
'Tijdens uw afwezigheid ben ik begonnen met het testen van vijf experimentele humanoïde modellen. Onze mensen werken twaalf uur per dag in drie ploegen die elkaar overlappen. Als we die conferentie moeten voorbereiden loopt alles uit de hand en dan zal dat werk moeten worden stopgezet.'
'Alleen tijdelijk. Achteraf zal blijken dat we meer gewonnen dan verloren hebben.'
'Alsof we iets zullen hebben aan dat stelletje astrofysici en geochemici!'
'Ideeën van specialisten op andere gebieden zullen misschien van pas komen.'
'Weet je dat wel zeker? Hoe kunnen we er in godsnaam achter komen of er een manier bestaat om hersengolven te registreren en, als dat kan, hoe zullen we dan onderscheid kunnen maken tussen het menselijke en het humanoïde patroon? Wie heeft dat programma eigenlijk bedacht?'
'Ik,' zei Breckenridge.
'U? Bent u dan roboticus?'
'Ik heb inderdaad robotica gestudeerd,' antwoordde de veiligheidsofficier kalm.
'Dat is niet helemaal hetzelfde.'
'Ik heb inzage gehad in Russische verhandelingen omtrent robotologische problemen. Geheime gegevens die verder gaan dan alles wat we hier hebben.'
'Schaakmat, Laszlo,' zei Lynn triest.
'Uitgaande van dat materiaal,' vervolgde Breckenridge, 'kwam ik tot de conclusie dat we de lijn zouden moeten volgen die ik heb voorgesteld. Het staat zo goed als vast dat het niet mogelijk is om een exacte positronische kopie te vervaardigen van een menselijk brein. Om te beginnen is het meest gecompliceerde positronische brein honderden malen minder gecompliceerd dan een menselijk brein. Bovendien is het niet in staat om de fijnere nuances op te vangen en dat kan misschien een uitgangspunt vormen waar we iets aan hebben.'
Laszlo kon niet verhelen dat hij onder de indruk was. Er verscheen een grimmige uitdrukking op Lynns gezicht. Goed, het was niet leuk dat Breckenridge en enkele honderden specialisten op andere gebieden zich er mee zouden bemoeien, maar het probleem zelf was interessant genoeg en dat was een troostrijke gedachte.
Hij had het plotseling door gekregen. Lynn merkte dat hij niets anders te doen had dan alleen op kantoor zitten. Hij had alleen in naam een leidende functie. In ieder geval had hij tijd genoeg om na te denken. De werkelijke leiding had Breckenridge. 'Als we bij elkaar komen, kunnen wij ze verslaan,' en er klonk vertrouwen in wat hij zei.
Als we bij elkaar komen ...
Lynn kreeg de hele zaak zo onverwacht door dat iemand die hem op dat ogenblik geobserveerd had hem misschien tweemaal met zijn ogen zou hebben zien knipperen. Meer niet.
Hij deed wat hem te doen stond met een kalm soort objectiviteit, terwijl hij eigenlijk stapelgek had moeten worden. Hij zocht Breckenridge op in diens geïmproviseerde kantoor.
Breckenridge was alleen en fronste zijn wenkbrauwen. 'Is er iets, meneer?'
'O, nee,' antwoordde Lynn. 'Alles is in orde. Ik heb de staat van beleg afgekondigd.'
'Wat zegt u?'
'Als hoofd van de afdeling heb ik daar het recht toe als de situatie dat mijns inziens eist. Een van de voordelen van de decentralisatie.'
'U moet dat bevel onmiddellijk intrekken!' zei Breckenridge en deed een stap naar voren. 'Als Washington dit te weten komt, bent u verloren!'
'Dat ben ik toch al. Denkt u werkelijk dat ik niet in de gaten heb dat ze mij de rol willen laten spelen van de grootste schoft uit de geschiedenis van de Verenigde Staten? De man die hen het evenwicht liet verstoren? Ik heb niets te verliezen. Integendeel, misschien heb ik wel een heleboel te winnen.'
Hij begon een beetje verward te lachen. 'Wat een prachtig doelwit zal het Bureau Robotzaken vormen, hè, Breckenridge? Niet meer dan een paar duizend man gedood door een TO-bom die in staat is in éen microseconde tweehonderd vierkante kilometer in rook te laten opgaan. Maar vijfhonderd van hen zouden onze grootste geleerden zijn en wij zouden ons dan in de merkwaardige positie bevinden dat wij een oorlog zouden moeten voeren zonder hersens.'
'Maar, Lynn, dat is toch uitgesloten! Hoe zouden die humanoïden onze veiligheidsmaatregelen kunnen doorbreken? Hoe zouden ze samen kunnen komen?'
'Dat doen ze al. En wij helpen hen daarbij. We geven hun zelfs het bevel ertoe. Onze wetenschappelijke onderzoekers bezoeken regelmatig de andere kant. Zij bezoeken hen regelmatig. Jijzelf merkte op hoe vreemd het was dat niemand van het Bureau Robotzaken dat ooit had gedaan. Welnu, tien robotici zijn nog bij hen, terwijl tien humanoïden op weg zijn naar Cheyenne.'
'Een onzinnige veronderstelling.'
'Integendeel, Breckenridge. Maar het zou nooit gelukt zijn, tenzij wij in de Verenigde Staten wisten dat er humanoïden in het land waren en daarna een conferentie zouden beleggen. Heel toevallig hè, dat jij degeen was die ons daarvan op de hoogte bracht; dat jij het was die een topconferentie voorstelde; dat jij het was die de leiding nam; dat jij het was die precies wist wie er uitgenodigd moesten worden. Je hebt toch niet vergeten om die tien man uit te nodigen, hè?'
'Dr. Lynn!' riep Breckenridge verontwaardigd uit en maakte aanstalten om Lynn aan te vliegen.
'Blijf staan!' riep Lynn. 'Ik heb een blaster in mijn hand. Nee, we wachten hier tot de geleerden arriveren. Eén voor éen zullen we hen de röntgentest laten ondergaan. Eén voor éen zullen we ze onderzoeken op radioactieve straling en als ze alle vijfhonderd de test hebben ondergaan en er niets is gevonden, zal ik mij gewonnen geven. Maar volgens mij zal het heel anders uitpakken. Ga zitten, Breckenridge!'
Ze gingen tegenover elkaar zitten.
'En nu maar afwachten. Als ik moe wordt, zal Laszlo mij aflossen.'
Professor Manuelo Jiminez uit Buenos Aires explodeerde terwijl het strato-straalvliegtuig waarin hij zat zich twee kilometer boven de Amazone-vallei bevond. Het was een eenvoudige explosie, maar voldoende om het vliegtuig te vernietigen.
Dr. Herman Liebowits van MIT explodeerde in een monorail. Twintig mensen vonden de dood. Enkele honderden werden gewond.
Dr. Auguste Marin van het Institut Nucléonique van Montreal en verscheidene anderen stierven op een soortgelijke manier tijdens hun reis naar Cheyenne.
Laszlo rende het vertrek binnen. Bleek en stamelend vertelde hij het nieuws. Het was twee uur nadat Lynn met de blaster in de vuist geklemd tegenover Breckenridge was gaan zitten.
'Ik dacht dat je gek was, chef, maar je had gelijk. Het waren humanoïden. Het kon niet anders!' Hij richtte een blik vol haat op Breckenridge en vuurde. De nek van de veiligheidsofficier verdween en zijn tors smakte tegen de grond, samen met het hoofd dat wankelend in een hoek rolde.
'Ik wist dit niet,' kreunde Lynn. 'Ik dacht dat hij alleen maar een verrader was, meer niet.'
Laszlo was stokstijf en met geopende mond blijven staan. 'Natuurlijk. Hij heeft ze gewaarschuwd. Maar hoe zou hij dat gekund hebben als ze niet van een ingebouwde radio waren voorzien? Begrijp je het nu? Breckenridge was in Moskou. De échte Breckenridge is daar nog steeds. Lieve hemel! Ze waren dus met z'n elven!'
'Waarom explodeerde hij dan niet?' kreunde Laszlo.
'Hij wilde blijven tot vaststond dat de anderen vernietigd waren. Mijn God! Wie weet hoe weinig seconden wij hem vóór zijn geweest!'
'In ieder geval hebben we er één die we kunnen bestuderen,' zei Laszlo.
Hij boog zich voorover en doopte zijn vingers in het kleverige vocht dat uit het gat boven de romp druppelde. Het was geen bloed. Het was super machine-olie.