Overwinning onopzettelijk
Het ruimteschip 'lekte' - zoals dat heet - 'als een mandje'. En dat hoorde ook zo. Daar was het hele idee op gebaseerd.
Het gevolg hiervan was dat het tijdens de reis van Ganymedes naar Jupiter volgestouwd werd met het meest keiharde ruimtevacuüm dat je maar bedenken kunt, en daar er aan boord ook geen verwarmingsapparaten aanwezig waren, bezat dit ruimtevacuüm bovendien de normale temperatuur, dat wil zeggen: een onderdeel van een graad boven het absolute nulpunt.
Ook dit was een onderdeel van het plan. Onbelangrijke dingen zoals de afwezigheid van warmte en zuurstof bezorgden aan boord van dit ruimteschip niemand enige last.
Enkele duizenden kilometers boven het oppervlak begonnen de eerste sliertjes atmosfeer van de planeet Jupiter het ruimteschip binnen te dringen. De atmosfeer bestond vrijwel geheel uit waterstof, hoewel een nauwkeurige analyse ervan ook een spoortje helium aan het licht zou hebben gebracht. In ieder geval onthulde de meetapparatuur een voortdurende stijging van de druk.
Deze stijging bleef zich met steeds toenemende snelheid voortzetten, terwijl het ruimteschip om Jupiter heen omlaagspiraalde. De wijzers van de respectievelijke meters die ieder voor een steeds hoger wordende druk waren geconstrueerd, begonnen zich te bewegen tot zij een miljoen of meer atmosferen registreerden. De temperatuur die werd gemeten steeg langzaam en onregelmatig en bleef toen op ongeveer zeventig graden Celsius onder nul staan.
Tegen het eind van de reis ploegde het ruimteschip zich moeizaam een weg door een warnet van gasmoleculen die zo dicht op elkaar waren geperst dat het waterstofgas de dichtheid van een vloeistof vertoonde. Ammoniakdamp, opgestegen uit onvoorstelbaar uitgestrekte oceanen van de vloeistof met dezelfde naam, verzadigden de afschuwelijke dampkring. De wind die ongeveer zestienhonderd kilometer hoger was begonnen, bezat nu de snelheid van een orkaan.
Lang voordat het schip was geland op een eiland, ongeveer zevenmaal zo groot als Azië, was het duidelijk dat Jupiter niet wat je noemt een aangename planeet was.
De drie leden van de bemanning namen de zaak evenwel niet zo ernstig op, maar tenslotte waren ze ook niet bepaald menselijk te noemen. Nee, het waren alle drie robots, op Aarde ontworpen voor de reis naar Jupiter. 'Ziet er nogal troosteloos uit,' zei ZZ-drie.
ZZ-twee kwam bij hem staan en keek naar het door de wind geteisterde landschap. 'In de verte zie ik een aantal structuren die kennelijk kunstmatig zijn,' zei hij. 'Ik stel voor dat we wachten tot de bewoners naar ons toe komen.'
ZZ-een, die aan de andere kant van de cabine zat, luisterde en zweeg. Hij was als eerste van de drie gebouwd en half-experimenteel. Daarom sprak hij minder vaak dan zijn twee metgezellen.
Lang hoefden ze niet te wachten. Een vreemd uitziend luchtvaartuig vloog over hen heen, even later gevolgd door enkele andere. Weer even later verscheen er een rij voertuigen die zich strategisch opstelden en levende organismen begonnen uit te braken. Tezamen met deze organismen werd ook een aantal voorwerpen uitgeladen die mogelijk wapens waren. Sommige van deze voorwerpen werden door éen enkele Jupiteriaan gedragen, maar er waren er ook die zich op eigen kracht schenen voort te bewegen. Het was mogelijk dat er Jupiterianen in verborgen waren. De robots waren er niet zeker van.
'Ze hebben ons omsingeld. Het meest voor de hand liggende vredesgebaar is dat we ons nu buiten vertonen. Akkoord?' vroeg ZZ-drie.
Inderdaad, dat was zo. ZZ-een schoof de zware deur open - een deur die tussen haakjes noch dubbel, noch bijzonder luchtdicht was.
Hun verschijnen bracht opwinding teweeg bij de omsingelende Jupiterianen. Er werd wat geknutseld aan een aantal van de zwaardere voorwerpen die zij hadden meegebracht en ZZ-drie constateerde een temperatuurstijging in de buitenste laag van zijn beryllium-iridium-bronzen gestalte. Hij keek ZZ-twee aan. 'Voel jij het ook? Ik geloof dat ze een hittestraal op ons richten.'
De verbazing van ZZ-twee bevestigde zijn vermoeden. 'Waarom?'
'Er is geen twijfel aan. Kijk maar!'
Een van de stralen dwaalde om onbekende redenen even van zijn doel af en raakte een plas zuivere ammoniak die onmiddellijk begon te koken.
ZZ-drie richtte zich tot ZZ-een. 'Noteer dit alsjeblieft, wil je?'
'Natuurlijk.' Dat was de taak die ZZ-een was toegewezen - een taak die bestond uit het toevoegen van gegevens aan de geheugenband die bij hem was ingebouwd. Tot dusver had hij van uur tot uur alle gegevens van de instrumenten geregistreerd. 'Wat zal ik als mogelijke aanleiding van hun gedrag noteren? Onze menselijke meesters zullen er waarschijnlijk prijs op stellen dit te weten,' vroeg hij opgewekt.
'Onbekend. Of liever ... geen duidelijke aanleiding. En wat de temperatuur betreft: ongeveer dertig graden Celsius.'
Twee deed ook een duit in het zakje. 'Zullen we proberen contact met ze op te nemen?'
'Alleen maar zonde van de tijd,' zei Drie. 'Er zijn waarschijnlijk niet meer dan een paar Jupiterianen die de radioklikcode kennen die tussen Ganymedes en Jupiter is gebruikt. Ze zullen een van hen moeten laten opdraven en als hij komt, zullen we gauw genoeg contact hebben. Laten we ze intussen in de gaten houden. Om je eerlijk de waarheid te zeggen, begrijp ik niet goed wat ze willen.'
Het zou nog wel enige tijd duren voordat ze dat begrepen. De hittestralen werden uitgedraaid en vervangen door andere instrumenten.
Er werd een aantal capsules voor de voeten van de robots geworpen. Ze ploften open en verspreidden een blauwe vloeistof die evenwel snel verdampte.
De afschuwelijke stormwind verdreef de dampen en als die dampen in de richting van de Jupiterianen werden gedreven stoven ze alle richtingen uit. Een van hen, die niet snel genoeg was, begon wild om zich heen te slaan, verslapte en bleef toen roerloos liggen.
ZZ-twee bukte zich en doopte zijn vinger in een van de plasjes. 'Volgens mij is het zuurstof,' zei hij.
'Inderdaad,' zei Drie. 'Gevaarlijke zaak. Zuurstof schijnt giftig voor ze te zijn. Een van hen is eraan gestorven!'
Er volgde een pauze. Tenslotte zei ZZ-een, wiens eenvoud soms tot rake conclusies leidde, somber: 'Het zou kunnen zijn dat deze vreemde wezens ons op een nogal kinderlijke manier proberen te vernietigen.'
Twee keek hem aan. 'Weet je, Een, je zou wel eens gelijk kunnen hebben!'
Aan de pauze in de activiteiten van de Jupiterianen was nu een eind gekomen. Ditmaal kwamen ze met een nieuw apparaat op de proppen. Het was voorzien van een slanke antenne die recht omhoog wees in de schier ondoordringbare duisternis van de planeet. De antenne bleef strak en onbeweeglijk staan in de onvoorstelbaar krachtige wind en verraadde daardoor een zeer krachtige constructie. Aan de top ontsnapte een krakend geluid dat werd gevolgd door een flits die de dichte dampkring tot ver in de omtrek in een grijze mist veranderde.
'Hoogspanning. En niet zo'n klein beetje ook!' zei Drie. 'Ik geloof dat je gelijk hebt, Een. Onze menselijke meesters hebben ons verteld dat deze wezens erop uit zijn de hele mensheid te vernietigen, en levende organismen die zo krankzinnig en misdadig zijn om dergelijke plannen tegen menselijke wezens te koesteren ...' - zijn stem trilde - 'zullen er ook niet voor terugschrikken ons te vernietigen.'
'Afschuwelijk om zulke verwrongen gedachten te koesteren,' zei ZZ-een. 'Arme stakkers!'
'Inderdaad. Bedroevend,' antwoordde Twee. 'Kom, laten we weer aan boord gaan. Voorlopig hebben we genoeg gezien.'
Dat deden ze dan ook. Jupiter was een behoorlijk grote planeet en het zou misschien wel even duren voordat de Jupiterianen een radiocode-expert konden laten opdraven. Gelukkig vormde geduld voor robots geen probleem.
Om precies te zijn was Jupiter driemaal om zijn as gewenteld voordat de expert arriveerde. Het op- en ondergaan van de zon speelde hierbij geen rol, want de duisternis die heerst op de bodem van een tweeduizend kilometer diepe oceaan van vloeibaar gas, maakt dat er van enig onderscheid tussen dag en nacht geen sprake is. Overigens namen noch de Jupiterianen, noch de robots waar door middel van zichtbaar gereflecteerd licht, zodat ook dat niet ter zake deed.
Gedurende dit tijdsverloop van dertig uur zetten de Jupiterianen hun aanvallen voort met een meedogenloosheid en een geduld waarvan ZZ-een een groot aantal mentale notities maakte. Het schip werd met even veel krachten aangevallen als er uren verstreken. De robots keken nauwlettend toe en analyseerden de wapens die zij herkenden, maar er waren er heel wat die zij niet konden thuisbrengen.
Gelukkig hadden hun menselijke meesters het schip goed gebouwd. Vijftien jaar hadden ze voor het schip en de robots nodig gehad en de essentie van hun werk kon in twee woorden worden samengevat: brute kracht. De aanvallen hadden dan ook geen enkele uitwerking. Noch het ruimteschip, noch de robots schenen er enig nadeel van te ondervinden.
'Ze worden, geloof ik, door hun eigen dampkring gehandicapt. Atoomwapens kunnen ze niet gebruiken. Dat zou een gat in die dikke soep van ze slaan en ze allemaal de lucht in laten vliegen,' zei Drie.
'Zware explosieven hebben ze ook niet gebruikt,' zei Twee. 'Maar goed ook trouwens, hoewel ze het ons daarmee wel een beetje lastig hadden kunnen maken.'
'Dat is hier onmogelijk. Een explosie zonder gasuitzetting is ondenkbaar en in deze atmosfeer kan gas zich niet uitzetten.'
'Ik hou van deze dampkring,' mompelde Een.
Dit was heel normaal, want hij was ervoor ontworpen. De ZZ-robots waren de eerste door de United States Robots & Mechanische Mensen NV gebouwde robots die zelfs in de verste verte niet op mensen leken. Ze waren klein en vierkant, met een zwaartepunt dat minder dan dertig centimeter boven de grond was gelegen. Ze bezaten elk zes korte, dikke beentjes die tonnen konden verplaatsen, gebaseerd op een zwaartekracht die tweeëneenhalf maal zo groot was als op Aarde.
Hun reflexen waren vele malen sneller dan op Aarde en ze waren samengesteld uit een beryllium-iridium-bronslegering die bestand was tegen alle bekende metaal aantastende substanties en bovendien tegen destructieve middelen onder wat voor omstandigheden ook, met uitzondering van duizend-megatonbommen. Verdere beschrijvingen zijn overbodig; we kunnen volstaan met te zeggen dat ze onverwoestbaar waren.
De laatste uren van het wachten werden doorgebracht met discussies over het mogelijke voorkomen van de wezens van Jupiter. ZZ-een had al nota genomen van het feit dat ze sprieten bezaten en dat ze een radiaal-symmetrische gedaante hadden, maar verder was hij niet gekomen.
Twee en Drie deden hun best, maar konden er niets meer aan toevoegen. 'Je kunt moeilijk iets beschrijven als je niet de beschikking hebt over een normatief uitgangspunt,' zei Drie. 'Deze wezens lijken in geen enkel opzicht op iets dat mij bekend is - ze liggen als het ware buiten de positronische paden van mijn brein. Het is alsof je gammastralen moet uitleggen aan een robot die niet voor de ontvangst van gammastralen is gebouwd.'
Het was op dat ogenblik dat de aanvallen buiten werden stopgezet. De robots richtten hun aandacht op wat er buiten gebeurde.
Een groep Jupiterianen naderde het ruimteschip. Ze deden dit op een vreemde, onsystematische manier en het was niet mogelijk om vast te stellen op welke wijze zij zich voortbewogen. Ook de wijze waarop zij hun sprieten gebruikten was onduidelijk. Soms leken ze te glijden; soms bewogen ze zich met grote snelheid voort. Misschien werden ze geholpen door de wind, want die hadden ze achter.
De robots gingen naar buiten en traden hen tegemoet. De Jupiterianen en zij waren tenslotte niet meer dan drie meter van elkaar gescheiden. Beide partijen bleven zwijgend en roerloos tegenover elkaar staan.
'Ze schijnen ons te bekijken,' zei Twee. 'Hoe ze dat doen weet ik niet. Zien jullie fotosensitieve organen?'
'Ik zou het niet weten,' bromde Drie. 'Ik kan er geen touw aan vastknopen.'
Bij de tegenpartij klonk plotseling een metaalachtig getik. 'De radiocode!' zei ZZ-een opgewekt. 'Ze hebben de communicatie-expert meegebracht.'
Dat klopte. Het gecompliceerde punt-strepensysteem dat gedurende vijfentwintig jaar moeizaam was opgebouwd, werd eindelijk op korte afstand in praktijk gebracht.
De Jupiterianen waren achteruitgetreden, op een na. Hij nam het woord. 'Waar komen jullie vandaan?' seinde hij.
ZZ-drie, die als geestelijk het meest gevorderd gold, nam het woord als vertegenwoordiger van zijn groep. 'Wij komen van Ganymedes, jullie satelliet.'
'Wat willen jullie?' vroeg de vertegenwoordiger van Jupiter.
'Informatie. We zijn gekomen om jullie wereld te onderzoeken en om gegevens terug te brengen. Als we jullie medewerking hebben, dan...'
Klikgeluiden vielen hem in de rede. 'Jullie moeten vernietigd worden.'
ZZ-drie zweeg even. 'Ze nemen de houding aan die onze meesters voorspeld hebben. Hoogst merkwaardig!' zei hij zachtjes tegen de anderen.
'Waarom?' was tenslotte het enige dat hij vroeg.
De vertegenwoordiger van Jupiter vond bepaalde vragen blijkbaar té aanstotelijk om te beantwoorden. 'Als jullie binnen de tijd van éen omwenteling verdwijnen, zullen we jullie sparen,' zei hij. 'Tot het ogenblik waarop wij uit onze wereld treden om het ongedierte van Ganymedes te vernietigen.'
'Ik zou erop willen wijzen dat wij van Ganymedes en de binnenplaneten...' begon Drie.
De zegsman van Jupiter viel hem in de rede. 'Onze astronomie kent de zon en onze vier satellieten. Er bestaan geen binnenplaneten.'
'Goed dan,' zuchtte Drie. 'Wij van Ganymedes koesteren geen plannen ten aanzien van Jupiter. Wij bieden jullie onze vriendschap aan. Vijfentwintig jaar hebben jullie een vrije communicatie onderhouden met de mensen van Ganymedes. Waarom zouden we nu plotseling oorlog gaan voeren?'
'Vijfentwintig jaar lang dachten wij dat de bewoners van Ganymedes Jupiterianen waren. Toen we erachter kwamen dat ze dat niet waren en dat we ons hadden beziggehouden met een lagere diersoort, hebben we besloten stappen te ondernemen om deze smaad uit te wissen,' sprak de zegsman koud. 'Ongedierte moet worden uitgeroeid!' voegde hij er langzaam en nadrukkelijk aan toe.
De Jupiterianen schenen de aftocht te blazen. Het gesprek was kennelijk ten einde.
De robots trokken zich terug aan boord van hun ruimteschip. 'Het ziet er niet best uit,' zei ZZ-twee. 'Het is precies zoals onze meesters zeiden: een volledig uitgegroeid meerderwaardigheidscomplex, gecombineerd met een volslagen intolerantie ten aanzien van alles en iedereen die dit complex verstoort.'
'De intolerantie,' merkte Drie op, 'is het natuurlijke gevolg van het complex. Jammer genoeg heeft de intolerantie ook nog een buitengewoon scherp kantje. Ze bezitten wapens en zijn wetenschappelijk vergevorderd.'
'Het verbaast mij helemaal niet meer dat we speciale instructies hebben gekregen om Jupiteriaanse bevelen te negeren. Wat een afschuwelijke pseudo-superieure wezens!' riep Twee uit. 'Geen enkele menselijke meester zou ooit zo kunnen zijn!' voegde hij er met robotachtige loyaliteit aan toe.
'Je hebt gelijk, maar dat doet nu niets ter zake,' zei Drie. 'Feit is dat onze meesters in groot gevaar verkeren. Dit is een gigantische wereld en de Jupiterianen zijn, wat getalsterkte betreft, vér in de meerderheid. En dat geldt ook voor de middelen waarover zij beschikken. Die zijn honderd procent of meer groter dan die van alle menselijke wezens van het Ondermaanse Rijk. Als ze er ooit in slagen een krachtveld te ontwikkelen dat ze als de romp van een ruimteschip kunnen gebruiken - iets waarin onze meesters al geslaagd zijn - zullen ze het hele zonnestelsel naar hun hand kunnen zetten. De vraag is hoever ze daarin gevorderd zijn, over wat voor andere wapens ze beschikken, welke voorbereidingen ze hebben getroffen enzovoort. Onze taak bestaat uit het verzamelen van deze gegevens en het wordt tijd dat we ons beraden over de volgende stappen die we moeten ondernemen.'
'Dat kan wel eens moeilijk worden,' zei Twee. 'Van de Jupiterianen hoeven we geen medewerking te verwachten.'
Drie dacht een ogenblik na. 'Volgens mij hoeven we alleen maar af te wachten,' zei hij tenslotte. 'Ze hebben nu dertig uur lang zonder succes getracht ons te vernietigen. Niemand kan zeggen dat ze hun best niet hebben gedaan, maar een superioriteitscomplex brengt nu eenmaal met zich mee dat je je gezicht moet redden. Het ultimatum dat ons werd gesteld is er het bewijs van. Als ze ons hadden kunnen vernietigen, zouden ze ons nooit hebben laten gaan, maar als we niet weggaan, zullen zij het doen voorkomen of zij willen dat we hier blijven.'
De rest van de dag werd al wachtend doorgebracht. De aanvallen werden niet hervat. De robots bleven waar ze waren. De troef was goed gespeeld.
Op een gegeven ogenblik kwam de zegsman van de Jupiterianen weer te voorschijn.
Als de ZZ-modellen met een gevoel voor humor waren uitgerust, zouden ze zich geweldig geamuseerd hebben. Nu ervoeren ze niet meer dan een gevoel van diepe tevredenheid.
'We hebben besloten dat jullie gedurende korte tijd hier mogen blijven, zodat jullie je er persoonlijk van zullen kunnen overtuigen hoe machtig wij zijn. Daarna kunnen jullie naar Ganymedes terugkeren om het andere ongedierte op de hoogte te stellen van het onzalige einde dat hun binnen éen zonnewende wacht.'
ZZ-een noteerde in zijn geheugen dat een Jupiteriaans jaar gelijk is aan twaalf Aardse jaren.
'Dank je,' zei Drie achteloos. 'Wil je ons nu meenemen naar de dichtstbijzijnde stad? Er zijn een heleboel dingen die we willen weten.' Hij dacht even na. 'En ons schip mag natuurlijk niet worden aangeraakt,' voegde hij eraan toe.
Dit laatste had niets van een dreigement. ZZ-modellen zijn nooit agressief. Iedere neiging daartoe wordt zorgvuldig uit het ontwerp gebannen. Een onverstoorbaar goed humeur was essentieel voor hun veiligheid.
'Die rotschuit van jullie interesseert ons niet. Geen enkele Jupiteriaan zal er een poot naar uitsteken. Jullie mogen met ons mee op voorwaarde dat jullie minstens drie meter van ons vandaan blijven. Zo niet, dan worden jullie onmiddellijk vernietigd.'
'Wat een verbeelding!' fluisterde Twee goedmoedig toen ze eenmaal op weg waren.
De stad bleek een haven te zijn, gelegen aan de oevers van een enorm ammoniakmeer. De stormwind zweepte de golven op en joeg, geholpen door de zwaartekracht, het schuim met grote kracht over het oppervlak. De haven zelf was groot noch opvallend, en uit alles bleek dat het grootste deel van het bouwwerk zich ondergronds bevond.
'Hoeveel wezens wonen hier?' vroeg Drie.
'Tien miljoen. Het is maar een klein plaatsje,' antwoordde de Jupiteriaan.
'Juist. Heb je dat genoteerd, nummer Een?'
Nummer Een deed automatisch wat hem gevraagd werd en keek toen opnieuw gefascineerd naar het meer. Hij greep ZZ-drie bij de elleboog.
'Denk je dat hier vissen zijn?' vroeg hij.
'Wat doet dat ertoe?'
'Ik vind dat we dat moeten weten. Onze meesters hebben ons opgedragen zoveel mogelijk gegevens te verzamelen.' Hij was de meest simpele van het drietal en vatte daarom bevelen zo letterlijk mogelijk op.
'Laat Een maar gaan kijken als hij zin heeft,' zei Twee.
'Als hij zijn tijd niet verknoeit, heb ik er niets op tegen. We zijn hier niet voor de vissen gekomen, maar laat hem zijn gang maar gaan.'
ZZ-een ging er opgewonden vandoor, rende naar het strand en plonsde in het ammoniakmeer. De Jupiterianen keken aandachtig toe. Van de voorafgaande conversatie hadden ze natuurlijk geen woord begrepen.
'Het is duidelijk dat een van jullie, uit wanhoop over onze grootheid, zijn leven heeft opgeofferd,' zei de zegsman.
'Hoe kom je erbij!' zei Drie verbaasd. 'Hij wil alleen maar onderzoeken of er zich levende organismen in het ammoniakmeer bevinden.'
'Onze vriend is soms erg nieuwsgierig,' voegde hij er verontschuldigend aan toe. 'Hij is niet zo intelligent als wij en daarom laten we hem zijn gang maar gaan.'
Er volgde een lange stilte. 'Hij zal verdrinken,' zei de Jupiteriaan tenslotte.
'O nee,' zei Drie achteloos. 'Verdrinken doen wij niet. Mogen we de stad in als hij terugkomt?'
Op hetzelfde moment spoot er - zo'n honderd meter van de oever - een fontein uit het meer omhoog. De vloeistof werd met geweld omhooggedreven en daarna door de wind als damp verspreid. Even later gebeurde dit weer en toen nog eens om vervolgens over te gaan in een schuimend spoor dat zich in de richting van de oever bewoog.
De twee robots keken verbaasd toe en uit de roerloze houding van de Jupiterianen bleek dat ook zij gefascineerd toekeken.
Plotseling verscheen het hoofd van ZZ-een boven het oppervlak. Langzaam bewoog hij zich naar de wallekant, maar hij scheen door iets achterna te worden gezeten. Het was een gigantisch organisme dat slechts uit klauwen, kaken en scharen scheen te bestaan. Het was duidelijk dat het zich niet op eigen kracht voortbewoog, maar dat ZZ-een het achter zich aansleepte.
ZZ-een liep een beetje verlegen naar zijn kameraden toe en besloot op zijn Jupiteriaans het initiatief te nemen. 'Het spijt me vreselijk, maar ik werd aangevallen. Ik verzamelde alleen maar wat gegevens. Ik hoop niet dat het een kostbaar exemplaar is.'
Hij kreeg niet onmiddellijk antwoord, want bij het zien van het monster waren de Jupiterianen in alle richtingen weggevlucht. Toen ze zagen dat het dier dood was, kwamen ze lang zaam dichterbij. De dapperen onder hen begonnen in het karkas te prikken.
'Ik hoop dat jullie onze vriend willen vergeven,' zei ZZ-drie nederig. 'Soms is hij een beetje onhandig. Het is absoluut niet onze bedoeling om enig Jupiteriaans wezen leed te berokkenen.'
'Hij viel mij aan,' zei Een. 'Hij probeerde mij zomaar te bijten. Kijk maar!' Hij liet een meterslange slagtand zien. 'Hij brak af op mijn schouder. Ik gaf hem een klap om hem weg te jagen, maar die kwam iets te hard aan. Sorry!'
Toen de zegsman begon te praten klonk het codegeklik nogal nerveus. 'Het is een wild dier dat zelden zo dicht bij de kust wordt aangetroffen, maar het meer is hier nogal diep.'
'Als jullie het als voedsel kunnen gebruiken, dan willen we het met plezier...'
'Nee, wij hebben geen hulp nodig van ongedier ... van anderen. Eet het zelf maar op!'
ZZ-een tilde het monster op en smeet het terug in het meer. Hij deed het met éen arm en blijkbaar zonder enige inspanning.
'Bedankt voor het aanbod,' zei Drie, 'maar aan voedsel hebben we niets. We eten namelijk niet.'
Geëscorteerd door een paar honderd gewapende Jupiterianen daalden de robots af in de ondergrondse stad. Boven de grond had de nederzetting er klein en onaanzienlijk uitgezien, maar ondergronds had zij het aanzien van een reusachtige metropool. De robots werden in draadloos bestuurde, ondergrondse voertuigen gedreven en met enorme snelheid naar het centrum van de stad gebracht. De stad had een doorsnede van meer dan vijftig kilometer en strekte zich uit tot een diepte van minstens vijftien kilometer.
'Als dit een voorbeeld is van Jupiteriaans kunnen, dan hebben we onze meesters niet veel goeds te rapporteren. Tenslotte zijn we op goed geluk geland op een enorme planeet, met éen kans op de duizend dat we tegen een georganiseerd bevolkingscentrum zouden oplopen. En dit hier is, zoals de zegsman opmerkte, niet meer dan een soort provinciestad,' zei ZZ-twee. Zijn stem klonk niet erg gelukkig.
'Tien miljoen Jupiterianen,' zei Drie afwezig. 'De totale bevolking zal wel in de biljoenen lopen. Dat is erg hoog. Zelfs voor Jupiter. Waarschijnlijk beschikken ze over een volledig ontwikkelde stedelijke beschaving en dat betekent dat ze wetenschappelijk gezien een geweldig hoog peil moeten hebben bereikt. Als ze over krachtvelden beschikken, dan...'
Drie had geen nek, want in verband met de constructiesterkte was bij de ZZ-modellen het hoofd stevig op de tors vastgeklonken, terwijl de uiterst verfijnde, positronische hersens werden beschermd door drie afzonderlijke, centimeters dikke iridiumlagen, maar als hij wel een nek had gehad, had hij zeker meewarig met het hoofd geschud.
Ze stonden nu op een soort plein. Overal om hen heen zagen ze straten en gebouwen vol Jupiterianen die even nieuwsgierig waren als Aardbewoners onder gelijke omstandigheden geweest zouden zijn.
De code-expert kwam weer naar hen toe. 'Ik moet mij weer terugtrekken. We zijn zelfs zover gegaan om logies voor jullie te verzorgen, maar daar hebben we alleen maar onszelf mee. Het gebouw zal moeten worden afgebroken. Hoe dan ook, jullie zullen er een tijdje in kunnen slapen.'
ZZ-drie maakte een geringschattend gebaar en seinde: 'Dank je. Maar doen jullie geen moeite. We vinden het helemaal niet erg om hier te blijven. Als jullie willen rusten of slapen, ga dan gerust je gang. We wachten wel op jullie. Wij hebben geen slaap nodig,' voegde hij er achteloos aan toe.
De Jupiteriaan zweeg. Als hij een gezicht gehad zou hebben, zou de uitdrukking ervan interessant geweest zijn. Hij ging weg. De robots bleven in het voertuig zitten, bewaakt door zwaar bewapende Jupiterianen die regelmatig werden afgelost.
Het duurde uren voordat de wachten de code-expert doorlieten. Hij was vergezeld van twee andere Jupiterianen die hij aan de robots voorstelde. 'Dit zijn vertegenwoordigers van de centrale regering die zo goed zijn met jullie te willen praten.'
Een van hen scheen de code te kennen, want hij viel de expert scherp in de rede. 'Kom uit die wagen, tuig. We willen jullie zien!'
De robots gaven hier maar al te graag gehoor aan. Drie en Twee sprongen rechts uit de auto. ZZ-een vloog er aan de linkerkant uit. 'Vloog' is het juiste woord, want hij vergat van het mechanisme gebruik te maken waarmee men een deel van de zijkant naar beneden kon laten zakken. Het gevolg was dat hij die zijkant plus twee wielen en een as met zich meenam. De wagen stortte in elkaar en ZZ-een bleef verlegen zwijgend naar de ruïne staren. 'Het spijt me,' seinde hij zachtjes. 'Ik hoop niet dat het een dure wagen was.'
'Onze vriend is soms een beetje onhandig!' voegde ZZ-twee er verontschuldigend aan toe. Drie deed een vage poging om de wagen weer in elkaar te zetten.
ZZ-een deed opnieuw een poging om zich te excuseren. 'Het materiaal van de wagen is een beetje zwak, weet je. Kijk maar!' Hij raapte een stuk ijzersterk, centimeters dik plastic op en drukte er even tegen. Het stuk knapte onmiddellijk in tweeën. 'Ik had er rekening mee moeten houden,' zei hij.
'Die wagen had toch vernietigd moeten worden,' zei de regeringsvertegenwoordiger, zij het iets minder scherp. Hij zweeg even. 'Luister, jullie ondingen! Wij Jupiterianen zijn niet nieuwsgierig, maar onze wetenschapsmensen willen feiten verzamelen.'
'Dat kan ik me voorstellen!' riep Drie opgewekt. 'Wij ook!'
De Jupiteriaan negeerde hem. 'Jullie bezitten geen massagevoelige organen. Hoe nemen jullie dingen waar?'
Drie bleek geïnteresseerd. 'Bedoel je dat jullie massagevoelig zijn?'
'Ik ben hier niet gekomen om brutale vragen te beantwoorden.'
'Ik neem aan dat voorwerpen met een lage specifieke massa transparant voor jullie zijn - zelfs als er geen straling is.' Hij richtte zich tot Twee. 'Dat is de manier waarop ze zien. Hun atmosfeer is voor hen even transparant als de ruimte.'
De Jupiteriaan begon onmiddellijk te seinen. 'Antwoord direct op mijn vraag of ik geef bevel om jullie te laten vernietigen!'
'Wij zijn energiegevoelig, wezen van Jupiter. Wij kunnen ons instellen op iedere fase van de elektromagnetische schaal. Ons gezichtsvermogen is op dit moment ingesteld op radiogolven die wij zelf uitzenden en op korte afstand gebruiken we...' Hij zweeg even en zei toen tegen Twee: 'Er is geloof ik geen codewoord voor gammastralen, hè?'
'Niet dat ik weet,' antwoordde Twee.
Drie richtte opnieuw het woord tot de Jupiteriaan. 'Op korte afstand maken we gebruik van straling waarvoor we geen codewoord hebben.'
'Waarvan zijn jullie gemaakt?' vroeg de Jupiteriaan.
'Waarschijnlijk wil hij dat weten omdat hij met zijn massasensitiviteit niet in ons kan doordringen. Hoge densiteit, weet je. Zullen we het wel vertellen?' fluisterde Twee.
'Onze menselijke meesters hebben ons niet bevolen bepaalde dingen achter te houden,' antwoordde Drie onzeker. 'Wij bestaan voor het grootste deel uit iridium,' seinde hij aan de Jupiteriaan. 'En verder uit koper, tin, een beetje beryllium en nog wat andere materialen.' De Jupiterianen traden terug en het merkwaardig kronkelen van verschillende delen van hun overigens volkomen onbeschrijflijke lichaam deed vermoeden dat ze opgewonden in gesprek waren. Zij maakten daarbij evenwel geen enkel geluid.
De regeringsvertegenwoordiger kwam weer naar hen toe. 'Wezens van Ganymedes! We hebben besloten jullie een paar van onze fabrieken te laten zien, zodat jullie een indruk kunnen krijgen van onze geweldige prestaties. Daarna mogen jullie naar huis om wanhoop te zaaien tussen het onge ... tussen de buitenaardse wezens.'
'Noteer de psychologische reactie. Ze proberen nog steeds hun meerderwaardigheid aan ons op te dringen. Ze willen nog steeds hun gezicht redden,' zei Drie tegen Twee. 'We zullen de uitnodiging graag aannemen,' seinde hij in code.
De drie robots zouden merken dat de vertoning goed was opgezet. De 'demonstratie' werd een tour, de tour een Grote Demonstratie. De Jupiterianen lieten alles zien, legden alles uit en beantwoordden grif alle vragen. ZZ-een noteerde honderden dingen in zijn geheugen.
Het oorlogspotentieel van de zogenaamde 'kleine' stad was vele malen groter dan dat van Ganymedes. Tien van deze stadjes zouden het oorlogspotentieel van het gehele Rijk overtreffen en toch vormden tien van zulke stadjes niet meer dan een fractie van het totaal.
Drie, die een por van Een kreeg, draaide zich om. 'Als ze over krachtvelden beschikken, zijn onze menselijke meesters verloren.'
'Ik ben bang dat je gelijk hebt. Waarom?' vroeg ZZ-een ernstig.
'Omdat ze ons de linkervleugel van de fabriek niet laten zien. Het kan zijn dat ze daar de krachtvelden ontwikkelen en dat zullen ze wel geheim willen houden. We moeten daar achter zien te komen. Het is het belangrijkste punt, weet je.'
Drie keek Een somber aan. 'Misschien heb je wel gelijk. We mogen niets over het hoofd zien.'
Ze bevonden zich nu in een enorme staalfabriek en keken toe hoe per seconde dertig twintig meter lange, tegen ammoniak bestand zijnde silicoonstalen balken werden geproduceerd.
'Wat gebeurt er in die vleugel daar?' vroeg Drie achteloos.
De regeringsvertegenwoordiger vroeg het aan de fabrieksleiding en zei toen: 'In die afdeling wordt enorme hitte tot ontwikkeling gebracht. Verschillende fabricageprocessen vereisen temperaturen waartegen levende wezens niet bestand zijn en deze kunnen dan ook alleen op afstand worden verricht.'
Hij leidde hen naar een schot waar de hitte gevoeld kon worden en wees op een kijkgat van transparant materiaal.
ZZ-een wierp een wantrouwige blik op de Jupiteriaan. 'Vinden
jullie goed dat ik er wat rondkijk? Ik ben erg geïnteresseerd.'
'Hè, Een, wat ben je toch kinderachtig. Ze spreken de waarheid. Nou ja, goed dan. Ga je gang maar. Maar doe er niet te lang over.'
'Je hebt geen idee van de hitte die daar heerst. Je zult sterven,' zei de Jupiteriaan.
'O nee,' antwoordde Een achteloos. 'Hitte doet ons niets.'
De Jupiterianen hielden opnieuw samenspraak en deze werd gevolgd door de gejaagde verwarring die ontstond tijdens de werkzaamheden die ten doel hadden de fabriek in staat van paraatheid te brengen voor deze ongewone noodtoestand. Er werden schermen van hitte-absorberend materiaal neergezet en daarna werd er een deur geopend die nog nooit in beweging was geweest terwijl de ovens aanstonden.
ZZ-een ging naar binnen en de deur werd achter hem gesloten. De Jupiterianen verdrongen elkaar voor de kijkgaten.
ZZ-een liep naar de dichtstbijzijnde oven en beklopte de buitenwand. Omdat de oven te klein was om erin te kunnen kijken hield hij hem schuin, zodat het vloeibare metaal tot aan de rand van de container stond. Hij keek er nieuwsgierig naar, doopte zijn hand erin en roerde erin. Daarna schudde hij de gloeiende druppeltjes metaal van zich af, veegde de rest af op een van zijn zes dijen, liep langs de rijen ovens en gaf tenslotte een teken dat hij er weer uit wilde.
Toen hij de deur uitkwam, hielden de Jupiterianen zich op een veilige afstand en bespoten hem met ammoniak. ZZ-een bleef al sissend en stomend staan tot hij weer op een draaglijke temperatuur was gebracht.
Zonder aandacht te schenken aan de ammoniakdouche zei hij: 'Ze hebben de waarheid gezegd. Er zijn geen krachtvelden.'
'Weet je . . .' begon Drie, maar Een viel hem ongeduldig in de rede: 'We hebben geen tijd meer te verliezen. We hebben opdracht om zoveel mogelijk gegevens te verzamelen en daar blijft het bij!'
Hij richtte zich opnieuw tot de Jupiteriaan en seinde botweg: 'Heeft de wetenschap van Jupiter krachtvelden ontwikkeld of niet?'
De Jupiteriaanse afgevaardigde gaf niet onmiddellijk antwoord. 'Krachtvelden?' vroeg hij tenslotte. 'Zo, dat is dus wat jullie het meest interesseert!'
'Ja,' antwoordde Een met nadruk.
De Jupiteriaan scheen plotseling meer zelfvertrouwen gekregen te hebben. Het tempo van zijn seinen werd aanmerkelijk hoger. 'Kom mee, ongedierte!'
'We zijn weer "ongedierte". Dat belooft niet veel goeds,' zei Drie tegen Twee. Twee gaf somber te kennen dat hij het ermee eens was.
Ze werden nu naar de rand van de stad gebracht - een omgeving die men op Aarde de 'buitenwijken' genoemd zou hebben - en naar een gebouw dat vaag aan een universiteit deed denken. Er werd niets uitgelegd, maar ook niets gevraagd. De Jupiteriaanse afgevaardigde haastte zich voor hen uit en de robots waren ervan overtuigd dat weldra het ergste zou gebeuren.
Het was ZZ-een die bij een opening in een van de wanden bleef staan, terwijl de anderen doorliepen. 'Wat is dit?' vroeg hij.
In de kamer stonden smalle, lage banken waarop een aantal Jupiterianen zat die vreemde constructies bedienden. Sterke, centimeterslange elektromagneten vormden het voornaamste onderdeel.
'Wat is dit?' vroeg Een opnieuw.
De Jupiteriaan kwam naar hem toe. 'Een biologisch laboratorium,' zei hij ongeduldig. 'Niets dat jullie kan interesseren.'
'Maar wat doen ze dan?'
'Ze bestuderen microscopisch kleine levensvormen. Heb je nooit eerder een microscoop gezien?'
'Dat wel, maar niet van dit type,' zei Drie. 'Onze microscopen zijn gemaakt voor energiegevoelige organen en gebaseerd op het principe van teruggekaatste lichtgolven. Jullie microscopen zijn kennelijk gebaseerd op massaexpansie. Heel vernuftig, moet ik zeggen!'
'Mag ik een van die micro-organismen eens bekijken?' vroeg ZZ-een.
'Wat heeft dat nu voor zin? Jullie zintuiglijke beperkingen zijn van dien aard dat jullie je niet van onze microscopen kunnen bedienen. Bovendien zullen we dan gedwongen zijn die organismen te vernietigen.'
'Maar ik heb helemaal geen microscoop nodig!' zei Een verbaasd. Hij liep naar de dichtstbijzijnde bank. De studenten verdrongen zich in een hoek van het lokaal. ZZ-een schoof een microscoop opzij en bestudeerde aandachtig het glazen plaatje. Hij leek verbaasd en pakte er nog een op ... en nog een.
'Het is toch de bedoeling dat ze leven, niet... ik bedoel die kleine wormpjes?' vroeg hij.
'Zeker,' zei de Jupiteriaan.
'Vreemd. Als ik naar ze kijk, sterven ze!'
'We vergeten onze gammauitstraling!' riep Drie uit. 'Kom, laten we zorgen dat we hier wegkomen, anders gaan alle micro-organismen eraan!'
Hij richtte zich tot de Jupiteriaan. 'Ik ben bang dat onze aanwezigheid fataal is voor de kleinere levensvormen. We kunnen beter weggaan. We hopen dat de exemplaren niet al te moeilijk te vervangen zijn. En nu we het er toch over hebben: jullie kunnen beter bij ons uit de buurt blijven. Het is niet onmogelijk dat onze straling jullie zal aantasten. Voel je je nog steeds goed?'
De Jupiteriaan hulde zich in een trots stilzwijgen, maar het viel op dat hij vanaf dat ogenblik een dubbel zo grote afstand tussen zichzelf en de robots bewaarde als hij tot dusver gedaan had.
Iedereen zweeg tot men in een grote ruimte kwam. In het midden ervan hingen vrij in de ruimte een aantal reusachtige metalen staven die kennelijk niet werden beïnvloed door de machtige Jupiteriaanse zwaartekracht.
De Jupiteriaan begon weer te seinen. 'Hier zien jullie krachtvelden in hun volmaakte vorm, een hoogtepunt dat kortgeleden werd bereikt. Wat zeggen jullie daarvan?'
'Dat ruimtevaart nu voor jullie tot de mogelijkheden behoort,' zei Drie.
'Inderdaad. Geen enkele vorm van metaal of plastic is in staat in onze atmosfeer een vacuüm in stand te houden, maar een krachtveld kan dat wel en zo'n krachtveldbel zal ons ruimtevaartschip zijn. Binnen een jaar zullen we over honderdduizenden van dergelijke bellen kunnen beschikken. Daarna zullen we op Ganymedes neerstrijken en het zich intelligent noemende ongedierte, dat zich daar heeft gevestigd en onze heerschappij over het universum betwist, vernietigen.'
'De menselijke wezens op Ganymedes hebben nooit...' sputterde Drie tegen.
'Zwijg!' gebood de regeringsvertegenwoordiger. 'Ga terug en vertel hun wat jullie gezien hebben! Jullie eigen zwakke krachtvelden - zoals die waarmee jullie ruimteschip is uitgerust - zijn niet tegen de onze opgewassen, want ons kleinste schip zal honderdmaal groter en sterker zijn dan dat van jullie!'
'Dan is er niets meer te doen. We zullen teruggaan en onze gegevens rapporteren. Breng ons maar terug naar ons schip. Maar even terzijde: er is iets dat jullie niet begrijpen. Natuurlijk beschikken de mensen van Ganymedes over krachtvelden, maar ons ruimtevaartuig maakt er geen gebruik van. We hebben ze niet nodig.'
De robot draaide zich om en wenkte zijn metgezellen.
Even heerste er een stilte. 'Zullen we de zaak hier opblazen?' vroeg ZZ-een mismoedig.
'Dat heeft geen zin,' zei Drie. 'Ze hebben gewoon numeriek gezien al een overwicht. Binnen tien Aardse jaren worden onze meesters vernietigd. Tegen Jupiter kunnen we niet op. Zolang ze aan hun planeet gebonden zijn, zijn wij veilig. Maar nu ... nu ze over krachtvelden beschikken ... Het enige dat we kunnen doen, is onze gegevens doorgeven. Misschien kunnen onze meesters door het aanleggen van schuilplaatsen hun ondergang nog even uitstellen.'
De stad lag nu achter hen. Ze bevonden zich weer op de open vlakte bij het meer. Hun schip stak als een donkere vlek af tegen de horizon.
'Zeiden de wezens van Ganymedes dat jullie niet van een krachtveld gebruik maken?' vroeg de Jupiteriaanse afgevaardigde plotseling.
'Wij hebben geen krachtveld nodig,' antwoordde Drie onverschillig.
'Hoe kan jullie schip dan het luchtledig van de ruimte verdragen? Hoe komt het dat het niet ontploft door de druk die er aan boord heerst?' Hij wees met een voelspriet naar het zwerk, naar de atmosfeer van Jupiter die een druk op hen uitoefende van anderhalf miljoen kilo per vierkante centimeter.
'O, dat is heel simpel,' antwoordde Drie. 'Ons schip is namelijk niet luchtdicht en daardoor is de druk binnen gelijk aan de druk buiten.'
'Zelfs in de ruimte? Een luchtledig in jullie ruimtevaartuig? Je liegt!'
'Onderzoekt u ons ruimtevaartuig maar. Het bezit geen krachtveld en het is niet luchtdicht. Wat is daar voor wonderlijks aan? We ademen immers niet en onze energie is ontleend aan atoomkracht. De aanwezigheid of afwezigheid van lucht laat ons koud en we voelen ons in een vacuüm volkomen op ons gemak.'
'Maar het absolute nulpunt dan?'
'Dat kan ons ook niet schelen. Wij zorgen voor onze eigen warmte. De temperatuur buiten interesseert ons niet.' Drie zweeg even. 'Kom, we bereiken het schip zonder jullie verdere hulp wel. Tot ziens. We geven de boodschap door. Totale oorlog!'
'Wacht even,' zei de Jupiteriaan. 'Ik ben zo terug.' Hij draaide zich om en liep weg in de richting van de stad.
De robots bleven verbaasd en zwijgend wachten.
Het duurde drie uur voordat hij gehaast terugkeerde. Eerst bleef hij op de gebruikelijke drie meter afstand van de robots staan, maar daarna begon hij op een vreemde, weifelende manier in hun richting te bewegen tot zijn grijze, rubberachtige huid hen bijna aanraakte. De radiocode klonk nu gedempt en bijna onderdanig. 'Geachte heren, ik heb contact opgenomen met onze centrale regering. Men is nu op de hoogte van alle feiten en ik geef u de verzekering dat Jupiter alleen maar vrede wenst.'
'Wat zegt u?' vroeg Drie.
De Jupiteriaan sprak haastig verder. 'Wij zijn bereid opnieuw contact met Ganymedes op te nemen en wij beloven u dat wij niet zullen trachten de sprong in de ruimte te wagen. Onze krachtvelden zullen alleen op Jupiter worden gebruikt.'
'Maar . . .' begon Drie.
'Onze regering is bereid andere vertegenwoordigers van Ganymedes te ontvangen. Als de heren nu zouden willen zweren dat ook zij alleen maar vrede willen, dan . . .'
Er werd een schubbige voelspriet naar hen uitgestoken. Verdwaasd greep Drie het ding beet. Toen er nog meer werden uitgestoken volgden Een en Twee zijn voorbeeld.
'Dan bestaat er nu eeuwige vrede tussen Jupiter en Ganymedes,' sprak de Jupiteriaanse vertegenwoordiger plechtig.
Het ruimteschip, dat lekte als een zeef, bevond zich weer in de ruimte. Druk en temperatuur stonden weer op nul en de robots keken naar de enorme, maar snel kleiner wordende bol van Jupiter.
'Ze schijnen het echt te menen,' zei ZZ-twee, 'maar begrijpen doe ik het niet.'
'Volgens mij,' zei ZZ-een, 'zijn de Jupiterianen op het laatste ogenblik hun hersens gaan gebruiken en hebben ze beseft hoe verkeerd het is menselijke meesters kwaad te berokkenen. Dat is tenslotte normaal.'
ZZ-drie zuchtte. 'Ach, volgens mij is het alleen maar een kwestie van psychologie. Die Jupiterianen hebben een meerderwaardigheidscomplex van heb ik jou daar. Toen ze inzagen dat ze ons niet konden vernietigen, bleef hun niets anders over dan hun figuur te redden. Alles wat ze hebben gedaan, alles wat ze ons hebben laten zien was in feite niet meer dan bluf.'
'Dat begrijp ik,' viel Twee hem in de rede, 'maar . . .'
'Maar het pakte anders uit,' vervolgde Drie. 'Het enige dat er gebeurde, was dat werd bewezen dat wij sterker waren dan zij, dat we niet verdronken, dat we niet hoefden te slapen, dat we geen eten nodig hadden, dat gesmolten metaal ons niet aantastte. Ja, dat onze aanwezigheid gevaar opleverde voor het leven op Jupiter. Hun laatste troef was het krachtveld en toen ze ontdekten dat wij geen krachtveld nodig hadden en dat we in het luchtledig en het absolute nulpunt konden blijven bestaan, klapten ze in elkaar.' Hij zweeg even en voegde er toen filosofisch aan toe: 'Als zo'n meerderwaardigheids-complex in elkaar zakt blijft er niet veel meer over.'
De twee anderen dachten daarover na. 'Toch begrijp ik het nog niet,' zei Twee. 'Wat kan het ze schelen wat wij kunnen of niet kunnen? Tenslotte zijn we alleen maar robots. Tegen ons hoeven ze niet te vechten.'
'Dat is het nu juist,' zei Drie zacht. 'Dat heb ik pas ontdekt toen we Jupiter al verlaten hadden. Hebben jullie er wel aan gedacht dat wij volkomen vergeten hebben hen te vertellen dat wij alleen maar robots zijn?'
'Ze hebben het ons nooit gevraagd,' zei Een.
'Juist! Dus dachten ze dat we menselijke wezens waren en dat alle andere wezens net zoals wij waren!'
Hij wierp opnieuw een blik op Jupiter. 'Geen wonder dat ze er maar van afzagen!' zei hij.