Robot AL-76 verdwaalt

Met kleine oogjes zorgelijk turend door niet omrande brillenglazen stormde Jonathan Quell het kantoor van de directeur binnen. 'Moet je nou eens kijken, chef!' hijgde hij, terwijl hij een bundel papieren op het bureau neerkwakte.

Sam Tobe goochelde zijn sigaar van de ene mondhoek naar de andere, wierp een blik in de papieren en bracht een onthutste hand naar een ongeschoren wang. 'Wel verdomme!' riep hij uit. 'Wat willen ze nou weer?'

'Ze zeggen dat we ze vijf AL-robots hebben gestuurd,' verklaarde Quell ten overvloede.

'Het waren er zes,' zei Tobe.

'Natuurlijk waren het er zes! Maar ze hebben er maar vijf ontvangen. Kijk, hier zijn de serienummers. AL-76 ontbreekt.'

Tobe's stoel viel met een klap achterover toen hij zijn zware lijf omhooghees en als de gesmeerde bliksem door de deur verdween.

Vijf uur later - nadat de fabriek van de montagehallen tot de vacuümkamers overhoop was gehaald en alle tweehonderd werknemers in een kruisverhoor het vuur na aan de schenen was gelegd - stuurde een transpirerende, verkreukelde Tobe een alarm aan de hoofdfabriek te Schenectady.

Ook op de hoofdfabriek vond er iets als een paniekexplosie plaats. Voor het eerst in de geschiedenis van de United States Robots & Mechanische Mensen NV was er een robot ontsnapt. Niet dat de wet verbood dat een robot zich buiten het terrein van de daartoe bestemde fabrieken bevond. Wetten konden altijd worden aangepast. Nee, waar het om ging, was de verklaring van éen van de onderzoekswiskundigen: 'De robot werd gebouwd om een desintegrator op de maan te bedienen en zijn positronisch brein was geprogrammeerd voor een lunaire omgeving - let wel, uitsluitend voor een lunaire omgeving. Hier op aarde zal hij ik weet niet hoeveel zintuiglijke indrukken ontvangen waar hij hoegenaamd geen raad mee zal weten, omdat hij er niet voor geconstrueerd is. Geen mens kan voorspellen hoe hij daarop zal reageren. Geen mens!' Toen de man was uitgesproken had hij met de rug van zijn hand het zweet van zijn voorhoofd gewist.

Binnen het uur was er een stratojet op weg naar de fabriek in Virginia. De instructies lieten niets aan duidelijkheid te wensen over: 'Zorg dat jullie die robot te pakken krijgen. En zo snel mogelijk!'

 

AL-76 was helemaal in de war! In feite was het in hoofdzaak verwarring waar zijn uiterst fijn positronisch brein door werd beheerst. Het was begonnen toen hij ontdekte dat hij zich in een volkomen vreemde omgeving bevond. Hoe het allemaal begonnen was, wist hij niet meer. Alles scheen in de war te zijn. De bodem was groen en overal om hem heen rezen bruine kolommen omhoog die aan de bovenkant ook groen waren. De hemel was blauw - terwijl die toch zwart had moeten zijn. Met de zon was niets aan de hand; die was rond, geel en heet - maar was het wel puimsteenpoeder, dat spul onder zijn voeten? Waar waren de enorme, steile kraterwanden?

Onder hem was alleen groen; boven hem alleen blauw. Ook de geluiden waren vreemd. Hij liep door stromend water dat tot aan zijn middel reikte. Het was blauw, koud en nat. Als hij mensen tegenkwam - wat zo nu en dan gebeurde - droegen zij geen van allen ruimtepakken die ze zouden moeten dragen, en als ze hem zagen, begonnen ze te schreeuwen en gingen ervandoor.

Eén van hen had zelfs een pistool op hem gericht. De kogel was vlak langs zijn hoofd gegaan, en ook die man had het op een lopen gezet. Toen hij eindelijk in de bossen, twee kilometer van het stadje Hannaford, bij het hutje van Randolph Payne belandde, had hij ik weet niet hoe lang rondgedwaald. Randolph Payne zelf zat met een pijp in de ene hand en een schroevendraaier in de andere hand geklemd, met het wrak van een stofzuiger tussen zijn knieën, op de drempel van zijn hut.

Payne neuriede. Hij was een geboren optimist - een echt zieltjezonder-zorg - als hij maar in zijn hutje was. In Hannaford beschikte hij over een netter huis, maar dat huis werd in hoofdzaak in beslag genomen door zijn vrouw - iets waarover hij zich, als hij er was, grondig en onafgebroken ergerde.

Het gaf hem een gevoel van opluchting en vrijheid als hij zich in zijn 'luxe hondehok' kon terugtrekken, waar hij vredig zijn pijp kon roken en waar hij zich kon wijden aan zijn hobby: het repareren van huishoudelijke apparaten.

Het was geen hobby om over naar huis te schrijven, maar soms bracht iemand hem een radio of een wekker en het geld dat hij ermee verdiende, was het enige geld dat niet onmiddellijk verdween in de grijpgrage handen van zijn wederhelft. Deze stofzuiger bijvoorbeeld zou hem op zijn minst een knaak opleveren.

De gedachte hieraan deed hem in gezang losbarsten, maar toen hij zijn ogen opsloeg, brak het koude zweet hem uit. Het gezang kwam tot een abrupt einde en zijn ogen puilden uit zijn hoofd. Hij trachtte op te staan - de eerste pogingen tot eén onverholen vlucht - maar zijn benen weigerden iedere medewerking.

AL-76 was intussen op zijn hurken naast hem gaan zitten. 'Zeg eens, hoe komt het eigenlijk dat ze allemaal op de vlucht slaan?' vroeg hij. Payne wist heel goed waarom iedereen ervandoor was gegaan, maar het gorgelende geluid dat aan zijn keel ontsnapte, bracht de boodschap niet over. Hij begon voorzichting opzij te schuiven.

AL-76 ging op verontwaardigde toon verder: 'Eéntje heeft er zelfs op me geschoten. Als-ie een millimeter lager gemikt had, zou-ie mijn schouderplaat geraakt hebben.'

'Een of andere ggg-gek na . . . natuurlijk,' stamelde Payne.

'Misschien wel.' De stem van de robot kreeg iets vertrouwelijks. 'Luister, wat mankeert er eigenlijk aan alles?'

Payne keek haastig om zich heen. Hij verbaasde zich er een beetje over dat de robot, die er zo kolossaal en metaalachtig uitzag, zo'n opmerkelijk vriendelijk stemgeluid had en hij herinnerde zich dat robots mentaal niet in staat zijn menselijke wezens kwaad te doen.

Payne ontspande een beetje. 'Er mankeert nergens iets aan.'

'O nee?' AL-76 keek hem beschuldigend aan. 'Aan jou mankeert anders alles. Waar is je ruimtepak?'

'Ik heb geen ruimtepak.'

'Waarom ben je dan niet dood?'

Daar wist Payne niets op te zeggen. 'Nou ja . . . ach.'

'Zie je wel,' riep de robot triomfantelijk uit. 'Er is tóch iets aan de hand. Waar is Mount Copernicus? Waar is Maanbasis 17? En waar is mijn desintegrator? Ik wil aan het werk.'

Hij scheen van streek te zijn en toen hij weer begon te praten trilde zijn stem. 'Ik probeer al urenlang iemand te vinden die mij kan vertellen waar mijn desintegrator is, maar iedereen neemt de benen. Op het ogenblik ben ik waarschijnlijk een heel eind achter op het schema. De afdelingschef zal langzamerhand wel gloeiend de pest in hebben. Mooie situatie, zeg!'

Payne maakte zich langzaam los uit de verwarde kluwen van zijn gedachten. 'Zeg eens, hoe noemen ze jou eigenlijk?'

'Mijn serienummer is AL-76.'

'Goed. Laten we je Al noemen. Luister, Al, als je Maanbasis 17 zoekt, moet je op de maan zijn.'

AL-76 knikte ernstig. 'Natuurlijk, maar ik heb ernaar gezocht en...'

'Maanbasis 17 is op de maan. Dit is de maan niet.'

Nu leek de robot opnieuw in verwarring te raken. Hij keek Payne even vragend aan en zei toen langzaam: 'Wat bedoel je met dat dit de maan niet is? Als dit de maan niet is, waar zijn we dan wel? Geef daar eens antwoord op.'

Payne bracht een vreemd geluid voort en haalde diep adem. 'Luister,' zei hij en wees met zijn vinger naar de robot. 'Luister...' Maar op hetzelfde ogenblik schoot er een briljante gedachte door zijn hoofd. 'Aaahhh!' zei hij alleen maar.

AL-76 keek hem bestraffend aan. 'Dat is geen antwoord. Als ik beleefd iets vraag, verwacht ik een beleefd antwoord.'

Payne luisterde al niet meer naar hem. Hij vond zichzelf geweldig. Natuurlijk. Alles was zo klaar als een klontje! Deze robot was voor de maan gebouwd en per ongeluk op aarde losgebroken. Natuurlijk was hij helemaal in de war; de gegevens die hij te verwerken kreeg, betekenden niets voor zijn op de maan ingestelde brein! Het enige dat hij moest doen was de robot aan het lijntje houden - aan het lijntje houden tot hij contact had opgenomen met de lui van de fabriek in Petersboro. Die robots waren een hoop geld waard. De goedkoopste kostten vijftigduizend dollar. Wat zei hij? Had hij niet horen vertellen dat sommige robots enkele miljoenen dollars kostten? Tjonge, jonge. Wat een beloning zou daar niet aan vastzitten!

De beloning! Iedere cent van die beloning zou alleen van hem zijn. Geen rooie rotcent, geen stuiver zou Miranda te pakken krijgen. Van haar leven niet!

Eindelijk zag hij kans overeind te komen. 'Luister, Al,' zei hij. 'Jij en ik zijn voortaan kameraden. Vier handen op éen buik. Kom op, makker, geef me de vijf!'

De robot kneep zachtjes in de hand die in zijn metalen klauw verdween. Helemaal begrijpen deed hij het niet. 'Betekent dat dat je mij kunt vertellen waar ik Maanbasis 17 kan vinden?'

Payne aarzelde even. 'Nee, nee, dat bedoel ik niet. Wat ik bedoel is dat ik je zo graag mag dat het leuk zou zijn als je een tijdje hier bleef!'

'O nee. Dat kan niet. Ik moet aan het werk.' De robot schudde zijn hoofd. 'Hoe zou jij het vinden als de achterstand op je schema hoe langer hoe groter werd? Ik wil werken. Ik moet werken.'

Payne dacht verbitterd dat er over smaak niet viel te twisten. 'Goed,' zei hij. 'Ik zie dat je een intelligent persoon bent en ik zal proberen je iets uit te leggen. Ik heb orders van je afdelingschef ontvangen om je hier een tijdje te houden. Tot hij je nodig heeft, om precies te zijn.'

'Waarom dan wel?' vroeg AL-76 wantrouwig.

'Dat weet ik niet. Staatsgeheimen en zo.' Payne prevelde een paar schietgebedjes dat de robot het allemaal zou slikken. Hij wist dat sommige robots heel slim waren, maar deze zag eruit als een van de oudere modellen.

Terwijl Payne met zijn schietgebedjes bezig was, dacht AL-76 na. Zijn brein, dat was ingesteld op het bedienen van een desintegrator op de maan, functioneerde niet op zijn best als het op abstract denken aankwam, maar de vreemde omgeving waarin hij zich bevond scheen hem iets te doen. De volgende vraag die hij stelde was zelfs sluw. 'Hoe heet mijn afdelingschef dan?' vroeg hij.

Payne slikte en dacht snel na. 'Luister, Al,' zei hij op gekwetste toon, 'ik vind het flauw dat je me niet vertrouwt. Ik kan je zijn naam niet noemen. Je weet toch dat de bomen oren hebben!'

AL-76 keek onbewogen naar de bomen om hen heen. 'Dat hebben ze niet,' zei hij tenslotte.

'Natuurlijk niet. Wat ik bedoel is dat er overal spionnen zijn.'

'Spionnen?'

'Ja. Je weet wel. Slechte mensen die Maanbasis 17 willen vernietigen.'

'Waarom?'

'Omdat ze slécht zijn. En jou willen ze ook vernietigen en daarom moet je een tijdje hier blijven waar ze je niet kunnen vinden.'

'Maar ik moet een desintegrator hebben! Ik mag niet op mijn schema achter raken!'

'Komt in orde. Komt in orde,' beloofde Payne ernstig. 'Morgen zullen ze je er een sturen. Echt, morgen!'

Zo zou hij zeeën van tijd hebben om de mensen van de fabriek te laten komen en om een flink stapeltje van die fijne groene honderd-dollarbiljetten te incasseren.

Maar AL-76 werd door al die verontrustende indrukken van de vreemde omgeving waarin hij zich bevond hoe langer hoe koppiger. 'Nee,' zei hij. 'Ik wil nú een desinto hebben!' Hij strekte stijfjes zijn ledematen en kwam met een ruk overeind. 'Kom, ik ga verder zoeken,' zei hij.

Payne haastte zich achter hem aan en greep hem bij een koude, harde elleboog. 'Luister,' piepte hij. 'Je moet hier blijven...'

In het denkmechanisme van de robot begon iets te klikken. Al het vreemde om hem heen verenigde zich tot een balletje dat ontplofte en dat maakte dat zijn hersens op een eigenaardige manier efficiënter begonnen te werken. Hij draaide zich met een ruk in de richting van Payne. 'Moet je luisteren,' zei hij. 'Weet je wat ik ga doen? Ik ga zelf een desinto bouwen. Hier!'

Payne weifelde even. 'Ik geloof niet dat ik er een kan bouwen.' Hij vroeg zich af of hij er iets aan gehad zou hebben als hij gedaan had alsof hij het wel zou kunnen.

'Geeft niet.' AL-76 voelde bijna hoe de positronische verbindingen van zijn brein nieuwe patronen vormden. 'Ik ga er een bouwen,' zei hij. Hij wierp een blik in het luxe hondehok van Payne. 'Je hebt al het materiaal dat ik nodig heb,' zei hij.

Randolph Payne keek naar de troep die in zijn hut lag opgestapeld: uit elkaar geplukte radio's, een ijskast zonder deur, verroeste auto-onderdelen, een kapotte gasmeter, bossen verteerd snoer; alles bij elkaar een paar duizend kilo oud roest waarvoor iedere voddenman zijn neus zou ophalen.

'O ja?' vroeg hij zwakjes.

 

Twee uur later voltrokken zich bijna gelijktijdig twee gebeurtenissen. Om te beginnen ontving Sam Tobe in Petersboro van de United States Robots & Mechanische Mensen NV een visifoontje van ene Randolph Payne uit Hannaford. Het ging over de verdwenen robot. Halverwege het gesprek verbrak Tobe met een woedende snauw de verbinding en gaf de visifoniste opdracht om, als de man het opnieuw mocht proberen, hem door te verbinden met de zesde assistent-secretaresse.

Tobe's reactie was te begrijpen. Hoewel robot AL-76 volkomen verdwenen scheen, waren er de afgelopen week uit alle delen van de Verenigde Staten berichten over hem binnengekomen; soms meer dan tien per dag uit tien verschillende staten. Tobe was er doodziek van. Er zou zelfs sprake zijn van een regeringsenquête, en dat terwijl iedere vooraanstaand roboticus, iedere mathematische fysioloog zou durven zweren dat de robot volkomen onschadelijk was.

Gezien de toestand waarin hij zich bevond, was het dus niet vreemd dat het drie uur duurde voordat het tot hem doordrong dat Randolph Payne wist dat de robot Maanbasis 17 als bestemming had en dat zijn serienummer AL-76 was, terwijl de fabriek die details niet openbaar had gemaakt. Tobe dacht hier nog anderhalve minuut langer over na en kwam toen in actie.

Gedurende de drie uren tussen het visifoontje en het moment waarop Tobe in actie kwam, voltrok zich de tweede gebeurtenis. Randolph Payne, die het afbreken van zijn gesprek met Tobe terecht weet aan ongeloof, ging terug naar zijn hut, voorzien van een camera. Tegen een foto zouden ze niet veel kunnen inbrengen en hij zou wel belazerd zijn als hij die foto liet zien voordat zij met de poen over de brug waren gekomen!

AL-76 was intussen met zijn eigen zaken bezig. De helft van de inhoud van Payne's bergplaats lag verspreid over een oppervlakte van honderd vierkante meter. In het midden ervan hurkte de robot die maar wat scheen aan te rotzooien met radiolampen, stukken ijzer, snoer, enfin, noem maar op. Voor Payne, die plat op zijn buik lag en de camera op hem richtte om de foto van zijn leven te maken, toonde hij geen enkele belangstelling.

Het was op dit ogenblik dat Lemuel Oliver Cooper de hoek om kwam en als door 'de bliksem getroffen bleef staan toen hij het hierboven beschreven tafereeltje zag. De reden van zijn komst was een kapot broodrooster dat zich de onaangename gewoonte had aangemeten met geweld volslagen ongeroosterde boterhammen de ruimte in te slingeren. De reden van zijn vertrek was veel duidelijker. Hij was op een luchtige, lenteachtige manier aan komen slenteren, maar hij verdween met een snelheid die elke trainer vol bewondering de wenkbrauwen zou hebben doen optrekken; een snelheid die nauwelijks was verminderd toen hij, minus hoed en broodrooster, het kantoor van sheriff Saunders kwam binnenrennen en met een klap tegen de muur opliep. Helpende handen hielpen hem overeind, maar het duurde wel een halve minuut voordat hij voldoende gekalmeerd was om weer normaal adem te halen.

Ze gaven hem whisky en toen hij eindelijk weer kon praten, klonk het ongeveer als volgt: '... monster ... meer dan twee meter lang ... schuur ligt uit mekaar ... arme Rannie Payne ... helemaal ...' en meer van dat soort uitspraken.

Later kwam er een meer samenhangend verhaal: hoe hij bij de schuur van Randolph Payne een groot, metalen monster had gezien dat misschien twee - ja, misschien wel drie of drieëneenhalve meter groot was ... Payne zelf lag op zijn buik en was niet meer dan een bloederig lijk. Het monster was intussen begonnen met het vernielen van de schuur, maar toen het op hem, Lemuel Oliver Cooper, was afgekomen, had hij, Cooper, de benen genomen en was op het nippertje aan de dood ontsnapt.

Sheriff Saunders hees zijn koppel over zijn omvangrijke buik en zei: 'Het is die machinekerel uit de fabriek van Petersboro. Je weet wel, waar we verleden zaterdag voor gewaarschuwd zijn. Luister Jake. Haal alle mannen uit Hannaford bij elkaar die kunnen schieten en speld ze het insigne van hulpsheriff op. Zorg dat ze zich hier om twaalf uur verzamelen. En luister, Jake, voordat je iets doet, loop je even bij de weduwe Payne binnen en breng je haar voorzichtig de droevige boodschap over. Begrepen?'

Er wordt beweerd dat Miranda Payne begon met het nakijken van de levensverzekeringspolis van haar man, toen zij de boodschap had vernomen, om daarna in het meest hartverscheurende geweeklaag uit te breken dat ooit uit de mond van een weduwe is vernomen.

 

Enkele uren later bekeek Randolph Payne - geheel onbewust van zijn afschuwelijke verwondingen en zijn dood - de negatieven van de foto's die hij had genomen. Het was een serie foto's van een 'robot aan het werk' die niets te wensen en evenmin iets aan de verbeeldingskracht overliet. De onderschriften hadden kunnen luiden: 'Robot in gedachten verzonken, starend naar radiolamp', 'Robot, twee draden aan elkaar splitsend', 'Robot met schroevendraaier'.

Omdat er voorlopig niet meer te doen was dan het maken van een aantal afdrukken verliet hij de geïmproviseerde donkere kamer om buiten een pijp te roken en een praatje met AL-76 te maken, maar hij was er zich totaal niet van bewust dat de bossen om hem heen krioelden van zenuwachtige boeren, voorzien van allerhande antieke wapens en aangevoerd door de sheriff die in het bezit was van een draagbaar machinegeweer. Evenmin was Payne er zich van bewust dat op ditzelfde ogenblik Sam Tobe, vergezeld van een zestal robotici, met een snelheid van honderdzestig kilometer per uur over de weg stoof, alleen maar om de eer te hebben kennis met hem te maken.

Terwijl de zaken zich aldus toespitsten zuchtte Randolph Payne tevreden, schrapte een lucifer aan op zijn zitvlak en keek al zuigend aan zijn pijp geamuseerd naar AL-76. Het was hem al een tijd lang duidelijk dat AL-76 volslagen mesjogge was. Randolph Payne was een expert op het gebied van doe-het-zelf en had persoonlijk enkele dingen in elkaar geknutseld die het daglicht niet konden zien zonder gevaar op te leveren voor eventuele toeschouwers, maar nooit had hij iets gezien dat wat monsterachtigheid betrof ook maar kon wedijveren met het onding dat AL-76 in elkaar had getimmerd. Als Picasso lang genoeg had geleefd om dit mee te maken, was hij onmiddellijk uit de kunst gestapt.

Rustend op een massief ijzeren basis die een vage gelijkenis vertoonde met iets dat Payne eens aan een tweedehands tractor had zien zitten, rees in wilde kronkels een naamloze verschrikking omhoog uit een verbijsterende wildernis van draden, wielen en buizen. Het geheel eindigde in een sinister uitziende megafoon. Payne voelde de neiging in zich opkomen een blik in het megafoongedeelte te werpen, maar wist zich te bedwingen. Tenslotte had hij al eerder meegemaakt dat zelfs meer redelijk aandoende machines geheel onverwacht en met veel kracht waren geëxplodeerd.

'Ha, die Al!' zei hij dus maar.

De robot die op zijn buik had gelegen om een vliesdun metalen plaatje op zijn plaats te schuiven, keek op. 'Wat is er, Payne?'

'Wat is dit?' Payne stelde de vraag alsof het ging om iets vies dat hem aan een stok werd voorgehouden.

'Dit? Dit wordt een desinto. Het wordt een verbetering van het standaardmodel.'

Geen wonder dat ze het origineel in de grotten van de maan verstopten. Arme satelliet! Arme, dooie satelliet!

'Denk je dat hij werkt?' vroeg hij.

'Natuurlijk werkt hij.'

'Hoe weet je dat?'

'Ik heb hem toch zelf gemaakt! Nu nog éen ding: een zaklantaarn. Heb je een zaklantaarn?'

'Zal wel. Wacht even.' Payne verdween in de schuur en kwam vrijwel onmiddellijk weer terug met een zaklantaarn.

De robot schroefde de dop eraf en ging aan het werk. Vijf minuten later was hij klaar. Hij deed een paar stappen achteruit. 'Klaar is Kees! Ik kan aan het werk. Als je wilt mag je blijven kijken.'

Payne trachtte dit aanbod op zijn waarde te schatten. 'Denk je dat het veilig is?' vroeg hij.

'Een kind kan de was doen.'

'Zo.' Payne glimlachte zuur en ging achter een dikke boom staan. 'Ga je gang,' zei hij. 'Ik heb het grootste vertrouwen in je.'

AL-76 wees met een metalen vinger naar de hallucinatie van oud roest. 'Kijk!' zei hij ...

De boeren van Hannaford County, Virginia, kwamen in de vorm van een langzaam nauwer wordende cirkel op Payne's huis af. Terwijl het bloed van hun heroïeke, koloniale voorouders, verborgen onder een dikke laag kippenvel, in hun aderen klopte, kropen ze van boom tot boom. Sheriff Saunders gaf instructies door. 'Niet vuren vóór ik er bevel toe geef ... en richt op de ogen.'

Jacob Linker, 'linke Sjaak' voor zijn vrienden, kroop naar Saunders. 'Denk je dat die machineman hem gesmeerd is?' Hij zag geen kans om de hoopvolle verwachting uit zijn stem te bannen.

'Weet ik veel,' bromde de sheriff. 'Maar het lijkt me van niet. Anders waren we hem wel in de bossen tegengekomen.'

'Ja, maar het is zo stil en we zijn vlak bij Payne's huis.'

Dit laatste was een overbodige opmerking. Sheriff Saunders had het gevoel of hij een bloemkool moest doorslikken. 'Ga terug naar je plaats,' zei hij. 'En hou je vinger aan de trekker!'

Ze waren nu aan de zoom van het bos. Sheriff Saunders kneep zijn ogen dicht en keek om een boom heen. Daar hij niets zag, probeerde hij het opnieuw; ditmaal met open ogen.

Wat hij zag, was een reusachtige machineman die, zijn rug naar hem toegekeerd, over een berg troep van onzekere oorsprong gebogen stond. Wat hij miste was Payne, maar die stond een eind verderop en omklemde de boom waarachter hij zich verscholen had.

Sheriff Saunders deed een stap naar voren en richtte zijn machinegeweer. Juist toen hij het bevel tot vuren wilde geven, draaide de robot, die nog steeds met zijn brede, metalen rug naar hem toe stond, een knop om en riep met luide stem: 'Kijk!'

 

Van wat er daarna precies gebeurde bestaan geen duidelijke beschrijvingen. In de dagen, maanden en jaren die volgden kon geen van de zeventig getuigen iets vertellen over de paar seconden die volgden op het ogenblik dat de sheriff zijn mond opendeed om het bevel tot vuren te geven. Als er vragen over werden gesteld, werden ze alleen maar lijkbleek en strompelden weg, maar in grote trekken kan de situatie als volgt worden gereconstrueerd.

Toen sheriff Saunders zijn mond opendeed, draaide AL-76 een knop om. De desinto deed het. Vijfenzeventig bomen, twee schuren, drie koeien en driekwart van de toppen van het Duckbill-gebergte werden één met de sneeuw van wijlen het afgelopen jaar.

De mond van sheriff Saunders bleef openstaan, maar er kwam geen geluid uit. En toen ... Toen klonk er een heftig geruis en door de ruimte schoot - met de hut van Payne als uitgangspunt - een aantal purperen strepen. Van de belegeraars was geen spoor meer te bekennen. Overal verspreid lagen wapens met inbegrip van het draagbare machinegeweer van de sheriff.

Verder lagen er ongeveer vijftig hoeden, een stuk of wat kapot geknauwde sigarenpeuken en nog een aantal zaken die in de algemene verwarring waren zoekgeraakt, maar van menselijke wezens was geen spoor meer te bekennen.

Behalve linke Sjaak kwam geen van de mannen die aan de klopjacht hadden meegedaan de eerste drie dagen boven water en zo kwam het dat hij het was die tijdens zijn vlucht werd onderschept door de zes mannen van de fabriek uit Petersboro die zich eveneens snel, maar in tegenovergestelde richting, bewogen.

Het was Sam Tobe die hem stopte - midden in zijn maag - zoals een keeper een bal stopt. Toen hij eindelijk op adem was gekomen, vroeg Tobe: 'Waar is het huis van Randolph Payne?'

De ogen van linke Sjaak werden even iets minder glazig. 'Moet je gaan in de richting waar ik vandaan kom, vader,' zei hij en verdween daarna even snel als hij was gekomen. In ieder geval was er tussen de bomen in de verte een snel kleiner wordende vlek te zien, maar Sam Tobe had er niet op durven zweren.

Tot zover de mannen van de klopjacht, maar met Randolph Payne - wiens reacties van geheel andere aard waren - zijn we nog niet klaar.

Voor hem betekenden de vijf seconden die volgden op het omdraaien van de knop een totale blackout. Aanvankelijk had hij aan de voet van zijn boom door het struikgewas geloerd, maar toen hij weer bij zijn positieven kwam, bengelde hij aan een van de bovenste takken van die boom. Dezelfde impuls die de mannen van de klopjacht in horizontale richting had doen verdwijnen, had hem in verticale richting verdreven.

Op welke manier hij die vijftien meter van de grond naar de kruin had afgelegd - of hij was geklommen, gesprongen of gevlogen - zou voor altijd een raadsel blijven. Het kon hem trouwens ook niets schelen.

Wat hij wél wist was dat zijn eigendom was vernietigd door een robot die tijdelijk zijn gastvrijheid had genoten. Al zijn visioenen omtrent beloningen verdwenen als sneeuw voor de zon en werden vervangen door angstdromen over vijandige medeburgers, woedende lynchbenden, processen, beschuldigingen wegens moord en de dingen die Miranda Payne zou zeggen.

Hij begon schor en wild te schreeuwen. 'Heedaar, robot! Trap dat ding onmiddellijk in elkaar, begrepen? Ik wil er niets mee te maken hebben, begrepen? Ik ken je niet. Ik heb je nooit ontmoet. Geen woord erover, hoor je me?'

Hij had nooit verwacht dat zijn woorden enige uitwerking zouden hebben. Het was niet meer dan een reflex geweest, maar wat hij niet wist was dat een robot ieder menselijk bevel moet gehoorzamen - behalve wanneer dat bevel een bedreiging voor een ander menselijk wezen inhoudt.

Het gevolg hiervan was dat AL-76 kalm en systematisch de desinto uit elkaar begon te halen. Juist toen hij de laatste resten onder zijn hiel in elkaar trapte, verschenen Sam Tobe en zijn mannen op het toneel.

Randolph Payne begreep dat de feitelijke eigenaars van de robot waren gearriveerd. Hij liet zich als een baksteen uit de boom vallen en verdween als een haas god-weet-waar-naar-toe. Voor de beloning voelde hij al lang niets meer.

Austin Wilde, robottechnisch ingenieur, wendde zich tot Sam Tobe. 'Heb je iets uit die robot weten te krijgen?'

Tobe schudde ontkennend het hoofd. 'Geen woord. Geen pest. Niets. Hij schijnt alles vergeten te hebben, maar als je het mij vraagt heeft iemand hem dat bevolen. Wat was dat voor rotzooi waarmee hij aan het knoeien was?'

'O, alleen maar een berg oud roest. Maar volgens mij moet het een desinto geweest zijn. Als ik die vent die hem bevolen heeft om dat ding in elkaar te trappen ooit in mijn handen krijg, dan ... Moet je kijken!'

Ze hadden gedeeltelijk de hellingen beklommen van wat eens het Duckbill-gebergte was geweest - om precies te zijn: tot het punt waar de toppen eraf waren geschoren. Wilde legde zijn hand op het volmaakt platte snijvlak dat zowel aarde als rots omvatte. 'Wat je noemt een desinto!' riep hij uit. 'De berg is gewoon doormidden gesneden!'

'Waarom denk je dat hij hem gebouwd heeft?'

Wilde haalde zijn schouders op. 'Weet ik veel. Iets in zijn omgeving schijnt als impuls gewerkt te hebben; een reactie van zijn voor de maan geconditioneerd, positronisch brein. Eén kans op de miljard dat we die factor ooit weer ontdekken. Zo'n desinto krijgen we nooit weer.'

'Geeft niet. Het voornaamste is dat we de robot terughebben.'

'Dat kun jij makkelijk zeggen!' Wilde's stem was een en al teleurstelling. 'Heb jij ooit iets te maken gehad met desinto's op de maan? Die vréten gewoon energie en beginnen pas te werken als je de beschikking hebt over een potentieel van een miljoen volt. Ik heb die troep daarginds met de loep bekeken. Weet je welke energiebron ik erin heb gevonden?'

'Nou, wat dan?'

'Alleen dit. Hoe hij het geflikt heeft zullen we nooit te weten komen!'

Austin Wilde hield de energiebron omhoog waarmee AL-76 in een halve seconde een berg doormidden had gesneden: twee zaklantaarnbatterijen!