Lenny
US Robots & Mechanische Mensen NV zat met een probleem. Het probleem betrof mensen.
Peter Bogert, leidend mathematicus, was op weg naar de vergadering toen hij researchleider Alfred Lanning tegenkwam. Lanning trok zijn kwaadaardige, witte wenkbrauwen op en staarde over de balustrade in de computerkamer. Op de vloer beneden keek een groepje mensen van beiderlei kunne en verschillende leeftijden nieuwsgierig om zich heen terwijl een gids een lezing gaf over robot-computerwerk.
'De computer die u hier ziet,' zei hij, 'is de grootste van zijn soort in de wereld. Hij bevat vijf miljoen driehonderdduizend cryotrons en hij kan simultaan meer dan honderdduizend berekeningen uitvoeren. Dit is dan ook de machine die United States Robots in staat stelt de positronische breinen van zijn nieuwe modellen te berekenen.
De machine wordt gevoed met gegevens die in deze band zijn geponst met een toestel dat veel lijkt op een gecompliceerde schrijf-of zetmachine - behalve dan dat er geen letters maar concepties worden gevormd. Ideeën worden gereduceerd tot logische symbolen die op hun beurt weer worden vertaald in een perforatiepatroon.
Deze computer kan in minder dan een uur tijd onze wetenschappelijke medewerkers voorzien van het ontwerp voor een brein dat alle noodzakelijke positronische paden omvat die een robot nodig heeft
'Aha, Peter,' zei Lanning die nu pas opkeek.
Bogert bracht zijn beide handen naar zijn hoofd om zijn volmaakt gladde en glanzend zwarte haar glad te strijken. 'Ik krijg niet de indruk dat je het hier erg mee eens bent, Alfred,' zei hij. Lanning gromde. Die rondleidingen waren tamelijk kort geleden ingesteld en bedoeld om een tweeledige functie te vervullen. Aan de ene kant zouden ze de mensen confronteren met robots en hen hun bijna instinctieve vrees ervoor helpen overwinnen. In de tweede plaats zouden deze rondleidingen sommige mensen ertoe kunnen brengen hun leven te gaan wijden aan de robotica. Althans dat was de theorie.
'Dat weet je heel goed,' zei Lanning. 'Eens in de week wordt ons werk in de war gestuurd. Er gaan heel wat manuren door verloren.'
'Is het aantal sollicitaties dan niet gestegen?'
'O, een beetje, maar het betreft in hoofdzaak categorieën waar weinig vraag naar is. Wat we nodig hebben is researchpersoneel. Dat weet je. Het vervelende feit dat robots op aarde verboden zijn, maakt dat robotica niet erg populair is.'
'Dat verdomde Frankenstein-complex toch!' zei Bogert, opzettelijk een geliefde uitspraak van een ander imiterend.
Deze steek ontging Lanning. 'Ik zou er langzamerhand aan gewend moeten zijn, maar dat zal wel nooit lukken. Je zou kunnen denken dat ieder menselijk wezen op aarde nu wel weet dat de Drie Wetten een waterdicht veiligheidssysteem vormen en dat robots dus beslist ongevaarlijk zijn. Kijk eens naar dit zootje. Moet je dat nou eens zien!' zei hij, een boosaardige blik naar beneden werpend. 'De meesten komen alleen naar de fabricagehal vanwege de sensatie. Daarna gaan ze naar de ruimte waarin het MEC-model staat opgesteld - verdomme nog aan toe, Peter, dat ding kan niets anders zeggen dan "Prettig om kennis met u te maken", twee stappen naar voren doen, een hand geven en weer twee stappen achteruit doen! En wat doen ze? Ze deinzen achteruit en de moeders pakken snel hun kinderen op. Hoe denk je dat we ooit hersenwerk van deze idioten kunnen verwachten?'
Bogert moest hem het antwoord schuldig blijven. Samen staarden ze naar de rij bezoekers die op het punt stond de computerafdeling te verlaten en de assemblagehal voor positronische breinen te betreden. Daarna gingen ze weg. Wie ze niet hadden opgemerkt, was Mortimer W. Jacobson, zestien jaar oud, die, om eerlijk te zijn, niets kwaads in de zin had.
Je kon zelfs niet zeggen dat het Mortimers schuld was. De dag van de week waarop de rondleidingen werden gehouden was alle personeelsleden bekend en alle toestellen die de bezoekers passeerden werden dan uitgeschakeld of op slot gedaan. Tenslotte was het onredelijk van menselijke wezens te verwachten dat ze de verleiding zouden kunnen weerstaan om van knoppen, sleutels en hendels af te blijven. Bovendien had de gids opdracht toe te zien dat er in dat opzicht geen overtredingen zouden worden begaan.
Hoe dan ook, op een gegeven ogenblik, toen de gids zich al in het andere vertrek bevond, was Mortimer de laatste van de rij. Hij liep langs het toetsenbord van de machine waarmee de gegevens voor de computer werden geponst. Hij wist natuurlijk niet dat de computer op dat moment werd gevoed met gegevens over een nieuw model, want omdat hij een brave jongen was, zou hij er dan met zijn vingers zijn afgebleven.
Snel drukte hij in het wilde weg een aantal toetsen in. Hij had niet in de gaten dat er geruisloos een stukje tape uit de machine te voorschijn kwam.
Hetzelfde gold voor de technicus die na zijn terugkeer doorging met het programmeren van de computer. Wat Mortimer betreft: nooit zou hij te weten komen wat hij had veroorzaakt.
Het nieuwe LNE-model was ontworpen voor het delven van boron in de asteroïdenzone. Als gevolg van het feit dat boron het voornaamste bestanddeel vormde van de proton-microbatterijen die de energiebron vormden van ruimteschepen en mede door het feit dat het op Aarde hoe langer hoe zeldzamer werd, steeg het jaarlijks in waarde.
Natuurkundig gezien betekende het dat de LNE-robots moesten worden uitgerust met ogen die gevoelig waren voor de lijnen die voorkwamen in de spectroscopische analyse van boron-erts. Bovendien moesten ze ledematen bezitten die het meest geschikt waren voor het verwerken van erts tot eindprodukt, maar het belangrijkste probleem - zoals altijd - was het brein.
Het eerste LNE-positronische brein was nu gereed. Het was een prototype en zou als zodanig aan de collectie van andere prototypes van United States Robots worden toegevoegd. Na uitvoerig getest te zijn zou het in produktie worden gebracht om te worden verhuurd (nooit verkocht) aan ontginningsmaatschappijen.
Het LNE-prototype was nu compleet. Lang, recht, opgepoetst, zag hij er niet veel anders uit dan andere, niet-gespecialiseerde robots.
De leidende technicus die de aanwijzingen volgde die waren neergelegd in het Handboek der robotica, ging naar hem toe en zei: 'Hoe gaat het met u?' en volgens de regels zou dan het antwoord luiden: 'Dank u. Ik ben klaar om met mijn werkzaamheden te beginnen. Ik hoop dat het u ook goed gaat,' of iets dergelijks.
Deze eerste gedachtenwisseling had op zichzelf geen ander doel dan het vaststellen dat de robot horen kon en in staat zou zijn een routinevraag te beantwoorden op een manier die in overeenstemming was met wat men van een dergelijke robot kon verwachten.
Daarna kon men beginnen met meer ingewikkelde zaken: het testen van de wetten en de wisselwerking tussen deze wetten en de gespecialiseerde kennis van ieder afzonderlijk model.
De technicus vroeg dus: 'Hoe gaat het met u?' maar raakte onmiddellijk in de war door de klank van de stem van de robot - een klank die anders was dan hij ooit gehoord had (en op dat gebied had hij toch heel wat gehoord). Het klonk als een laag gestemd harmonium. Hij was er zo verbaasd over dat het een tijdje duurde voordat het tot hem doordrong dat de hemelse geluiden lettergrepen waren.
'Da, da, da, goe.'
De robot stond nog steeds rechtop, maar zijn rechterarm ging naar boven en even later stak hij zijn vinger in zijn mond.
De technicus staarde de robot vol afgrijzen aan, zette het op een lopen en vluchtte een kamer binnen. Nadat hij snel de deur achter zich dicht had gedaan, greep hij de telefoon en belde dr. Susan Calvin op.
Dr. Susan Calvin was in feite 's werelds enige robopsychologe. Na een kort onderzoek van het LNE-prototype verzocht ze om een kopie van het computerprogramma van het positronische brein en van de op de band vastgelegde instructies waarop het eerstgenoemde was gebaseerd. Na deze enige tijd bestudeerd te hebben liet ze Bogert bij zich komen.
Haar grijze haar was strak naar achteren gekamd, haar koude gezicht met de sterke, verticale lijnen, benadrukt door de horizontale streep van haar bleke lippen, keek Bogert strak en streng aan. 'Wat heeft dit te betekenen, Peter?'
Bogert wierp een blik op de gegevens die zij met groeiende verbazing aanwees. 'Lieve hemel, Susan. Hoe kan dat nou?'
'Dat zou ik ook zeggen. Hoe is dit in vredesnaam bij de instructies gekomen?'
De technicus die de leiding had werd erbij geroepen. Hij zwoer dat hij er niet verantwoordelijk voor was, maar kon er ook geen verklaring voor geven. Bovendien bleek het geen fout van de computer te zijn.
'Dit positronische brein is niet meer te redden,' zei Susan Calvin in gedachten verzonken. 'Er zijn zoveel van de hogere functies uitgeschakeld door zinloze instructies dat het resultaat veel weg heeft van een menselijke baby.'
Bogert keek verbaasd en Susan Calvin nam opnieuw een ijzige houding aan. 'We doen alles wat mogelijk is om een robot mentaal zoveel mogelijk op een mens te doen lijken. Als de volwassen elementen eruit worden geschrapt, blijft er mentaal gesproken niet meer over dan een zuigeling. Waarom kijk je zo verbaasd, Peter?'
Het LNE-prototype gaf geen blijk iets te begrijpen van wat er om hem heen gebeurde, maar ging plotseling op zijn hurken zitten en begon uitgebreid zijn voeten te inspecteren.
Bogert keek naar hem. 'Wat zonde dat we hem uit elkaar zullen moeten halen. Zo'n prachtexemplaar! Wat een werkstuk!'
'Uit elkaar zullen moeten halen?' vroeg de robopsychologe.
'Natuurlijk, Susan. Wat hebben we aan dit ding? Lieve hemel, kun je je iets zinlozers voorstellen dan een robot die geen enkele werkzaamheid kan verrichten? Je wilt toch niet zeggen dat jij vindt dat hij dat wel kan, hoop ik?'
'Nee, natuurlijk niet.'
'Nou dan?'
'Ik wil nog meer proeven met hem nemen,' zei Susan koppig.
Bogert keek haar ongeduldig aan en haalde zijn schouders op. Als er bij US Robots iemand was met wie het geen zin had te redetwisten, dan was het Susan Calvin wel. Robots waren het enige waar ze van hield en het leek wel of haar lange omgang met deze mechanismen haar van iedere menselijkheid had beroofd.
'Ach, laat maar,' mompelde hij voor zich uit. 'Wil je mij laten weten wanneer je klaar bent?' voegde hij er luider en haastig aan toe.
'Dat zal ik doen,' antwoordde ze. 'Kom Lenny!'
(LNE! dacht Bogert. Natuurlijk, dat wordt Lenny!)
Susan Calvin stak haar hand uit, maar de robot bleef er alleen maar naar zitten staren. Susan greep hem voorzichtig bij de hand en Lenny stond zonder moeite op. (De mechanische coördinatie deed het gelukkig nog best.) Samen liepen ze de kamer uit. De robot was minstens vijftig centimeter groter dan de vrouw. Er waren vele ogen die hen nieuwsgierig volgden.
Een van de muren van Susan Calvins laboratorium, de muur die grensde aan haar privé-kantoor, was bedekt met een sterk vergrote reproduktie van een positronenbaankaart. Susan had hem een maand lang intensief bestudeerd. Zij was daar nu ook mee bezig en volgde met aandacht de gangen van het labyrint. Lenny zat achter haar op de grond, zijn benen spreidend en sluitend, zinloze klanken uitstotend met een stem die zo mooi was dat niemand naar de onzin kon luisteren zonder erdoor te worden meegesleept.
Susan Calvin keerde zich om en richtte zich tot de robot. 'Lenny ... Lenny ...'
Zij herhaalde geduldig zijn naam tot hij opkeek en een vragend geluidje uitstootte. Op haar gezicht verscheen iets van een vluchtige glimlach. Het kostte steeds minder moeite om de aandacht van de robot te trekken.
'Til je hand eens op, Lenny. Hand op, Lenny. Hand ... op.'
Terwijl ze dit zei, tilde ze haar eigen hand op. Steeds maar weer opnieuw. Steeds maar weer opnieuw.
Lenny volgde de beweging met zijn ogen. Op-neer. Op-neer. Daarna maakte hij een vage beweging met zijn eigen hand en zei: 'Uuuu ... uuuu.'
'Heel goed, Lenny,' zei Susan Calvin ernstig. 'Probeer het nog eens. Hand-op. Hand-op ...'
Ze werd onderbroken door een stem afkomstig uit haar kantoor. 'Susan?'
Susan Calvins mond verstrakte. 'Wat is er, Alfred?'
De researchleider kwam binnen, keek naar de kaart aan de muur en naar de robot. 'Nog steeds bezig?'
'Ik ben aan het werk, ja.'
'Weet je, Susan ...' Hij haalde een sigaar te voorschijn, keek ernaar en maakte aanstalten om het puntje eraf te bijten, maar hij ving de blik van strenge afkeuring op die op het gezicht van de vrouw was verschenen. De sigaar werd weggestopt. 'Weet je, Susan ...' begon hij opnieuw, 'het LNE-model is in productie en ...'
'Dat heb ik gehoord. Is er iets dat daar verband mee houdt dat je wilt weten?'
'Nee ... eh ... nee. Ik bedoel alleen maar dat het feit dat het model in productie is, het werken aan dit verknoeide exemplaar overbodig maakt. Kunnen we hem niet beter afbreken?'
'Je bedoelt dat ik mijn kostbare tijd zit te verknoeien. Laat ik je geruststellen, mijn tijd wordt niet verknoeid. Ik ben aan het werk met deze robot.'
'Maar dat werk is zinloos.'
'Ik zou de beoordeling daarvan maar aan mij overlaten, Alfred.'
Haar stem klonk dreigend en Lanning vond het verstandiger om een andere draai aan het gesprek te geven. 'Wil je mij dan vertellen wat de zin ervan is? Wat ben je op dit ogenblik bijvoorbeeld aan het doen?'
'Ik probeer hem op commando zijn hand te laten optillen. Bovendien probeer ik hem het geluid van dat commando te laten imiteren.'
'Eee. Uuu,' zei Lenny alsof het zijn trefwoord was en tilde aarzelend zijn hand op.
Lanning schudde het hoofd. 'Die stem is werkelijk verbazingwekkend mooi. Hoe komt dat?'
'Dat weet ik niet. Hij heeft een normale zender en zou normaal moeten kunnen spreken. Daar ben ik zeker van. Maar hij doet het niet. Wat er met zijn stem gebeurt, is het gevolg van iets dat in het positronische patroon gebeurt en daarvan heb ik de plaats nog niet kunnen bepalen.'
'Nou, probeer dat dan. Een stem als de zijne zou ons wel eens van pas kunnen komen!'
'O, dus er zit toch wel iets nuttigs in mijn werk?'
Lanning haalde verlegen zijn schouders op. 'O, het is maar van ondergeschikt belang.'
'Jammer dat je de belangrijke dingen over het hoofd ziet,' zei Susan scherp, 'maar dat kan ik niet helpen. Wil je mij en Lenny nu alleen laten? Ik wil doorgaan met mijn werk.'
In Bogerts kantoor kwam Lanning eindelijk aan zijn sigaar toe. 'Die vrouw wordt met de dag vreemder,' zei hij zuur.
Bogert begreep volkomen wat hij bedoelde. Bij United States Robots & Mechanische Mensen was er maar één 'die vrouw'. 'Is ze nog steeds in de weer met die robot... met die Lenny van haar?'
'Ja. En ze probeert hem te leren praten, God help me!'
Bogert haalde zijn schouders op. 'Allemaal een kwestie van personeelstekort. Als we nog meer robopsychologen hadden, zouden we Susan met pensioen kunnen sturen. Tussen haakjes, ik neem aan dat de directievergadering die voor morgen op de agenda staat te maken heeft met het personeelsprobleem?'
Lanning knikte en bekeek zijn sigaar alsof hij hem niet lekker vond. 'Ja, maar het gaat om de kwaliteit, niet de kwantiteit. We hebben de lonen verhoogd tot er een stroom sollicitanten kwam opdagen - dat wil zeggen: mensen die in hoofdzaak in het geld geïnteresseerd waren, maar waar het om gaat is het aantrekken van mensen die geïnteresseerd zijn in robotica - zoals Susan Calvin bijvoorbeeld.'
'Lieve hemel. Niet zoals zij!'
'Nou ja, misschien niet precies op dezelfde manier als zij, maar je zult moeten toegeven dat ze deze wetenschap volkomen toegewijd is. Het lijkt wel of het de enige interesse in haar leven is.'
'Vertel mij wat! Dat is nou juist wat haar zo ondraaglijk maakt!'
Lanning knikte. Hij was vergeten hoe vaak hij Susan Calvin niet graag had willen ontslaan. Hij was ook vergeten hoe vaak zij de firma miljoenen dollars had bespaard. Ze was in alle opzichten een onmisbare vrouw en ze zou dat blijven tot haar dood of... tot het ogenblik dat ze erin zouden slagen andere mannen en vrouwen van haar kaliber te vinden die geïnteresseerd waren in robotresearch.
'Ik denk dat we op de rondleidingen zullen moeten bezuinigen,' zei hij.
Peter haalde zijn schouders op. 'Als jij dat nodig vindt. Maar nu in alle ernst: wat doen we met Susan? Ze kan wel tot in alle eeuwigheid met die Lenny doorgaan. Je weet hoe ze is als ze denkt dat ze een interessant probleem op het spoor is.'
'Wat kunnen we doen?' zei Lanning. 'Als we te veel laten merken dat we willen dat ze ermee ophoudt, zal ze zich er uit vrouwelijke koppigheid hoe langer hoe meer in vastbijten. Als je het mij vraagt kunnen we helemaal niets doen.'
De donkere mathematicus glimlachte. 'Vrouwelijk, zei je?'
'Nou ja,' bromde Lanning, 'in ieder geval doet het niemand kwaad.'
Wat dat betreft - om over andere dingen maar te zwijgen - had hij het helemaal bij het verkeerde eind.
Een noodsignaal roept in een groot bedrijf altijd veel spanning op. Zo'n signaal had in de geschiedenis van US Robots een keer of tien geklonken, en wel voor brand, overstroming en oproer. Toch had het in al die jaren voor één ding nooit geklonken: 'Robot op hol.' Niemand verwachtte trouwens dat dit ooit zou gebeuren. De regering had op het instellen ervan aangedrongen. ('Dat verdomde Frankenstein-complex,' mompelde Lanning tijdens de zeldzame ogenblikken dat hij eraan dacht.)
Maar nu klonk het schrille geluid van de sirene met een onderbreking van tien seconden. Noch tot de arbeiders, noch tot de directie drong de betekenis van het geluid onmiddellijk door. Enkele ogenblikken daarna evenwel stroomde een menigte gewapende wachten en eerste-hulppersoneel naar de aangegeven gevarensector en US Robots werd stil gelegd.
Charles Randow, computertechnicus, werd met een gebroken arm naar het ziekenhuis gebracht. Verdere schade was er niet veroorzaakt.
'Maar de morele schade is niet te overzien,' brulde Lanning.
Susan Calvin hoorde hem met moordende kalmte aan. 'Je laat Lenny met rust, hoor je? Je laat hem met rust, begrepen?'
'Maar Susan! Dat ding heeft de Eerste Wet overtreden! Het heeft een menselijk wezen letsel toegebracht. Weet je dan niet wat de Eerste Wet is?'
'Je laat Lenny met rust.'
'In vredesnaam, Susan, moet ik nu gaan uitleggen wat de Eerste Wet is? Een robot mag een menselijk wezen geen kwaad berokkenen, of toelaten dat een menselijk wezen gekwetst wordt door zijn nalatigheid. Onze hele positie hangt af van het feit dat deze Eerste Wet bij de vervaardiging van alle typen robots streng wordt gehandhaafd. Als het publiek hoort - en dat zal zeker gebeuren - dat er een uitzondering is gemaakt - zelfs al gebeurde dat maar één keer - zullen we misschien gedwongen worden om te sluiten. Onze enige redding is dat we aankondigen dat de betrokken robot onmiddellijk vernietigd werd in de hoop het publiek daardoor te overtuigen dat het nooit meer zal voorkomen.'
'Ik wil precies weten wat er gebeurd is,' zei Susan Calvin. 'Ik was er niet bij toen het gebeurde en ik wil weten wat die Randow zonder mijn toestemming in mijn laboratorium deed!'
'Wat er gebeurde is dit: die robot van jou gaf Randow een klap en Randow, die idioot, drukte de knop van het noodsignaal in. De klap van jouw robot bezorgde hem een gebroken arm. Waar het op neerkomt is dat bij jouw Lenny de Eerste Wet ontbreekt. Hij móet vernietigd worden!'
'Het zit hem niet in de Eerste Wet. Ik heb zijn breinpatroon onderzocht. Ik weet het.'
'Hoe kan hij dan een mens geslagen hebben?' Uit wanhoop werd hij sarcastisch. 'Vraag het Lenny zelf maar. Je zult hem intussen wel hebben leren praten.'
Susans gezicht werd vuurrood. 'Ik wil liever het slachtoffer ondervragen,' zei ze. 'En tijdens mijn afwezigheid moet mijn kantoor met Lenny erin hermetisch worden afgesloten, Alfred. Niemand mag bij hem in de buurt komen. Als hem tijdens mijn afwezigheid ook maar iets overkomt, ben ik hier de langste tijd geweest, dat verzeker ik je!'
'Als hij inderdaad de Eerste Wet geschonden heeft, zul je dan instemmen met zijn vernietiging?'
'Ja,' zei Susan Calvin. 'Want ik weet dat hij dat niet gedaan heeft.'
Charles Randow lag met zijn arm in het gips in bed, maar waar hij het meest last van had was een shock, veroorzaakt in die paar minuten toen hij Lenny op zich af had zien komen, zijn positronisch brein vervuld van moordgedachten. Geen enkel menselijk wezen had tot dusver redenen gehad de robots te vrezen. Het was een unieke gebeurtenis geweest.
Susan Calvin en Alfred Lanning stonden naast zijn bed; Peter Bogert had zich even later bij hen gevoegd. De dokter en verpleegsters werden de deur uit gestuurd.
'Vertel me nu eens wat er gebeurd is?' vroeg Susan.
Randow schrok. 'Dat ding sloeg me op mijn arm. Hij zat me achterna,' mompelde hij.
'Maar wat gebeurde daarvóór?' zei Susan. 'Wat deed je zonder mijn toestemming in mijn laboratorium?'
De jonge technicus slikte en zijn adamsappel wipte op en neer in zijn magere hals. Hij had hoge jukbeenderen en zag er abnormaal bleek uit. 'Iedereen wist van die robot af. Er werd gewed of hij kon praten of niet. Er waren erbij die zeiden ... eh ... dat u zelfs een paal zou kunnen leren praten
'Ik neem aan dat dat als een compliment was bedoeld,' zei Susan ijzig. 'Wat had jij daarmee te maken?'
'Ik moest bij u binnendringen om voor eens en altijd vast te stellen of hij kon praten of niet, weet u. We pikten de sleutel van uw laboratorium. Ik wachtte tot u weg was en drong bij u naar binnen. We lootten erom wie het zou doen. Het lot viel op mij.'
'En toen?'
Er volgde een lange pauze. Susan bleef hem onafgebroken aankijken.
'Ik probeerde hem bang te maken, zodat hij iets zou zeggen,' zei hij tenslotte.
'En hoe deed je dat?'
'Ik deed alsof ik hem een stomp wilde geven.'
'En hij weerde die stomp af?'
'Hij sloeg me!'
'Goed. Dat is alles,' zei Susan en tegen Lanning en Bogert: 'Gaat u mee, heren?'
Bij de deur draaide ze zich om en richtte zich opnieuw tot Randow. 'Wat die weddenschap aangaat: Lenny kan uitstekend spreken. Enkele woorden althans.'
Iedereen zweeg tot ze weer op Susans kantoor waren. De wanden waren bedekt met boeken. Sommige ervan had zij zelf geschreven. De sfeer was karakteristiek voor haar koude, precieze persoonlijkheid. Er was maar één stoel, waarop ze zelf plaats nam. Lanning en Bogert bleven dus staan.
'Lenny heeft zich alleen maar verdedigd. Daarmee gehoorzaamde hij aan de Derde Wet: Een robot moet zijn eigen bestaan beschermen.'
'Voor zover,' zei Lanning nadrukkelijk, 'voor zover die bescherming met in strijd is met de Eerste of de Tweede Wet! Je moet de zin afmaken! Lenny had niet het recht zich te verdedigen op een manier die een mens letsel zou toebrengen, hoe klein dan ook.'
'Dat heeft hij niet gedaan. Niet met opzet althans,' repliceerde Susan Calvin. 'Vergeet niet dat hij een rudimentair brein bezit. Hij kon niet weten hoe sterk hij was of hoe zwak de man was die tegenover hem stond. Toen hij de klap afweerde wist hij niet dat hij die arm zou breken. In menselijke termen gesproken: iemand die het verschil tussen goed en kwaad niet kent, kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor zijn daden.'
'Kom kom, Susan. We geven niemand de schuld,' zei Bogert kalmerend. 'We begrijpen heel goed dat Lenny te vergelijken is met een baby. Maar doet het publiek dat ook? Dat is het probleem. Zullen ze niet eisen dat US Robots wordt opgeheven?'
'Integendeel. Als je de hersens van een vlo had, Peter, zou je begrijpen dat dit een kans is waarop US Robots zit te wachten; dat hiermee al zijn problemen zullen worden opgelost.'
Lanning trok zijn witte wenkbrauwen naar beneden. 'Wat voor problemen, Susan?' vroeg hij.
'Is ons grootste probleem niet het op peil houden van het personeel?'
'Inderdaad.'
'En wat bieden jullie onze toekomstige onderzoekers? Opwinding? Nieuwe ontdekkingen? De kick van het doordringen in het onbekende? Nee. Jullie bieden hun alleen maar een hoger salaris en de zekerheid dat er zich geen problemen zullen voordoen.'
'Hoe bedoel je: geen problemen?' zei Bogert.
'Zijn er dan problemen?' zei Susan. 'Wat voor soort robots brengen wij op de markt? Volledig afgeronde robots die berekend zijn voor hun taak. Een complete industrie verschaft ons wat we nodig hebben; een computerontwerp, een brein, machines die de robot fabriceren. En dat is het dan. Daarmee is alles gezegd. Luister, Peter, een tijdje geleden vroeg je me welk nut Lenny nog had. Wat voor nut heeft een robot die geen enkele arbeid kan verrichten? vroeg je. Nu vraag ik jou: wat voor nut heeft een robot die maar één bepaald soort werk kan verrichten? Het begint en het eindigt allemaal op dezelfde plaats. De LNE-robots delven boron. Goed. Maar als ze beryllium moeten delven zijn ze waardeloos. Als er vorderingen worden gemaakt op het gebied van de boron-exploitatie worden ze waardeloos.'
'Wil je dan dat we veelzijdige robots gaan maken?' vroeg Lanning verbaasd.
'Waarom niet?' vroeg de robopsychologe. 'Waarom niet? Ik kreeg van jullie een robot met een volkomen gehandicapt brein. Ik heb hem dingen kunnen leren en jij, Alfred, vroeg me wat voor zin dat had. Wat Lenny zelf betreft waarschijnlijk weinig, want hij zal nooit verder komen dan een kind van een jaar of vijf - gerekend volgens menselijke normen althans. Maar in algemene termen zoals: wat kunnen wij robots leren? Heel veel zou ik zeggen. Ik heb geleerd hoe je bepaalde paden in het brein met elkaar kunt verbinden. Verdere research zal aantonen wat de beste technieken zijn om dat tot stand te brengen.'
'En?'
'Laten we aannemen dat jullie begonnen zijn met een positronisch brein waarin alle essentiële paden nauwkeurig waren uitgestippeld, maar de secundaire paden niet. Stel dat jullie daarna de secundaire paden ontwierpen. Jullie zouden dan standaardrobots kunnen fabriceren bedoeld voor instructie; robots die ontworpen zouden kunnen worden voor een bepaalde werkzaamheid om daarna te kunnen worden overgeschakeld op ander werk. Robots zouden dan even vindingrijk als mensen kunnen worden. Robots zouden dan kunnen leren!'
De twee mannen staarden haar verbaasd aan.
'Jullie begrijpen het nog steeds niet, hè?' zei Susan ongeduldig.
'Ik begrijp wat je bedoelt,' zei Lanning.
'Begrijpen jullie dan niet dat we met een volkomen nieuw onderzoeksgebied met volkomen nieuwe technieken die ontwikkeld moeten worden en een volkomen nieuw gebied dat ontgonnen moet worden, jonge mensen zullen kunnen aantrekken? Probeer het maar.'
'Mag ik er misschien op wijzen dat dit gevaarlijk is?' zei Bogert. 'Als we beginnen met onwetende robots zoals Lenny, dan betekent dat dat we nooit zeker zullen weten of ze zich aan de Eerste Wet houden - zoals bij Lenny het geval was.'
'Juist. Maak dat bekend!'
'Maak dat bekend?'
'Natuurlijk. Maak het gevaar dat daaraan verbonden is bekend. Leg uit dat je een nieuw onderzoekslaboratorium op de Maan wilt oprichten als de bevolking van de Aarde niet toestaat dat het op Aarde gebeurt, maar wijs de sollicitanten vooral op de gevaren die daaraan verbonden zullen zijn.'
'Waarom in 's hemelsnaam?' vroeg Lanning.
'Omdat het gevaar altijd mensen aantrekt. Zijn er soms aan nucleaire technologie, aan de ruimtevaart geen gevaren verbonden? Heeft het volledige gebrek aan risico's jullie dan resultaten opgeleverd? Probeer iets anders; iets dat op andere gebieden resultaten heeft opgeleverd.'
Achter de deur die toegang gaf tot Susans laboratorium klonk het geluid van Lenny. Susan brak onmiddellijk haar betoog af en luisterde. 'Excuseer me,' zei ze. 'Ik geloof dat Lenny me roept.'
'Kan hij je dan roepen?' vroeg Lanning.
'Ik zei toch dat ik erin geslaagd was hem een paar woorden te leren,' zei Susan een beetje opgewonden. 'Als jullie op mij willen wachten ...'
Ze keken haar na en zwegen enkele ogenblikken.
'Denk je dat er wat in zit?' vroeg Lanning tenslotte.
'Het is mogelijk,' antwoordde Bogert. 'In ieder geval kunnen we het op de directievergadering ter sprake brengen en kijken hoe ze erop reageren. We zitten toch al in de boot. Een robot heeft een mens letsel toegebracht; een feit dat nu wel algemeen bekend zal zijn. Toch vertrouw ik haar niet helemaal.'
'Hoezo niet?'
'Zelfs als dat wat ze vertelde volkomen waar is, is het van haar kant alleen maar een kwestie van rationaliseren. Zij wil haar robot houden. Als we haar zouden dwingen (de mathematicus moest hier ondanks zichzelf om glimlachen) om ervan af te zien, zou ze beweren dat ze ermee door zou gaan om de opvoedingsmethodes van de robots te onderzoeken, maar ik geloof dat ze een andere taak voor Lenny heeft. Een nogal unieke taak die vooral Susan bijzonder goed zou liggen.'
'Ik begrijp niet goed waar je heen wilt.'
'Heb je dan niet gehoord wat Lenny zojuist riep?' vroeg Bogert.
'Eh ... nee. Ik kon het niet goed ...' begon Lanning, toen de deur van het laboratorium plotseling openging. De beide mannen zwegen.
Susan Calvin keek onzeker om zich heen. 'Heeft een van jullie soms gezien ... Ik weet zeker dat het hier moet liggen ... O ja. Daar is het.'
Ze liep naar de boekenkast. Ze raapte iets op dat bestond uit metaalgaas in de vorm van sneeuwvlokjes. Erbinnenin zaten verschillende stukjes metaal. Terwijl ze het opraapte, begonnen de stukjes metaal te rinkelen en veroorzaakten samen een plezierig geluid. Het was een soort robotversie van een rammelaar.
Toen Susan de deur uitging, hoorden ze opnieuw Lenny's stem. Ditmaal verstond Lanning duidelijk de woorden die Susan Lenny geleerd had. Het waren verrukkelijke orgeltonen: 'Mammie, kom eens. Mammie, kom eens hier!'
In het laboratorium klonken de haastige voetstappen van Susan Calvin die zich spoedde naar de enige soort baby die ze ooit zou bezitten of lief zou kunnen hebben.