20

20 Het einde van Homo sapiens

In het begin van dit boek werd de geschiedenis gepresenteerd als de volgende stap in het continuüm van natuurkunde, scheikunde en biologie. Sapiens zijn onderworpen aan dezelfde fysieke krachten, chemische reacties en natuurlijke selectieprocessen waaraan alle levende wezens onderhevig zijn. De natuurlijke selectie heeft Homo sapiens misschien voorzien van een veel groter speelveld dan enig ander organisme, maar dat veld heeft altijd zijn grenzen gehad. De stilzwijgende implicatie is altijd geweest dat sapiens, ongeacht hun inspanningen en prestaties, niet onder hun biologisch bepaalde begrenzingen uit kunnen.

Maar bij het aanbreken van de eenentwintigste eeuw is dat niet langer het geval. Homo sapiens is die grenzen al aan het overschrijden. Hij is begonnen de wetten van de natuurlijke selectie te doorbreken en die te vervangen door de wetten van ‘intelligent design’.

Bijna vier miljard jaar evolueerde elk organisme op aarde door natuurlijke selectie. Er is er niet één ontworpen door een intelligente schepper. De giraffe heeft zijn lange nek bijvoorbeeld te danken aan de concurrentie tussen oergiraffes, en niet aan de grillen van een zeker hyperintelligent wezen. Protogiraffes met langere nekken konden meer voedsel te pakken krijgen en produceerden dus meer nakomelingen dan soortgenoten met kortere nekken. Niemand, en al helemaal die giraffes niet, heeft ooit een uitspraak gedaan als: ‘Met een langere nek kunnen giraffes de blaadjes in boomtoppen opknagen, dus laten we hem langer maken.’ De schoonheid van Darwins theorie is dat hij geen intelligente ontwerper nodig heeft om uit te leggen hoe giraffes die lange nekken hebben gekregen.

Miljarden jaren lang was intelligent design niet eens een optie, want er was geen intelligentie die dingen kon ontwerpen. Micro-organismen, die tot relatief kort geleden de enige levende wezens op aarde waren, kunnen verbluffende dingen. Een micro-organisme van één soort kan genetische codes van een compleet andere soort in zijn cellen incorporeren en daarmee nieuwe capaciteiten opdoen, zoals immuun worden voor antibiotica. Maar voor zover wij weten hebben micro-organismen geen bewustzijn, geen doel in het leven en geen vermogen om vooruit te denken.

Op zeker moment ontstond er bij organismen als giraffes, dolfijnen, chimpansees en neanderthalers een bewustzijn en het vermogen om vooruit te denken. Maar als een neanderthaler al ooit gefantaseerd heeft over gevogelte dat zo dik en traag was dat hij het gewoon van de grond kon plukken als hij honger had, dan nog had hij geen enkele mogelijkheid om die fantasie waar te maken. Hij moest op jacht naar gevogelte dat op natuurlijke wijze was geëvolueerd.

De eerste barst in het oude regime ontstond een jaar of tienduizend geleden tijdens de agrarische revolutie. Sapiens die droomden van dikke, slome kippen ontdekten iets: als ze de dikste hen kruisten met de sloomste haan, werden sommige van hun nakomelingen dik én sloom. Als je die nakomelingen met elkaar kruiste, kon je een heel geslacht van dikke, slome vogels produceren. Het was een kippenras dat in de natuur niet voorkwam, gecreëerd door middel van intelligent design, niet door een god, maar door een mens.

Toch had Homo sapiens maar heel beperkte designvaardigheden, vergeleken met een almachtige godheid. Sapiens konden gericht fokken om het natuurlijke selectieproces van kippen te omzeilen en versnellen, maar ze konden geen compleet nieuwe kenmerken introduceren die niet voorkwamen in de genenpool van wilde kippen. In zekere zin leek de relatie tussen Homo sapiens en de kip erg op veel andere symbiotische relaties die zo vaak vanzelf zijn ontstaan in de natuur. Sapiens oefenden een specifieke, selectieve druk uit op kippen, zodat dikke, trage exemplaren zich rap vermenigvuldigden, net zoals de voorkeuren van bloembestuivende bijen zorgen dat felkleurige bloemen welig tieren.

Vandaag de dag staat het vier miljard oude regime van de natuurlijke selectie voor een compleet nieuwe uitdaging. Overal ter wereld knutselen wetenschappers in laboratoria aan levende wezens. Ze breken straffeloos de natuurlijke selectiewetten en laten zich zelfs niet inperken door de oorspronkelijke kenmerken van organismen. De Braziliaanse biokunstenaar Eduardo Kac besloot in 2000 een nieuw kunstwerk te maken: een fluorescerend groen konijn. Kac nam een Frans laboratorium in de arm om tegen betaling een lichtgevend konijn te creëren, volgens zijn aanwijzingen. De Franse wetenschappers namen een ordinair wit konijnenembryo, implanteerden een gen uit een groene, lichtgevende kwal in het dna van het beestje en voilà! Eén groen fluorescerend konijn pour le monsieur. Kac noemde het konijn Alba.

Het bestaan van Alba is onmogelijk te verklaren volgens de wetten van de natuurlijke selectie. Ze is het product van intelligent design. Ze is ook een voorbode van wat komen gaat. Als het potentieel waarnaar Alba vooruitwijst ten volle wordt gerealiseerd – en als de mensheid zichzelf al doende niet vernietigt – zou de wetenschappelijke revolutie weleens veel meer kunnen worden dan een eenvoudige historische revolutie. Het zou weleens de belangrijkste biologische revolutie sinds het ontstaan van het eerste leven op aarde kunnen zijn. Na vier miljard jaar natuurlijke selectie staat Alba aan de vooravond van een nieuw kosmisch tijdperk, waarin het leven beheerst zal worden door intelligent design. Als dat gebeurt, zou de hele menselijke geschiedenis tot dan toe achteraf geherinterpreteerd kunnen worden als een experimenteer- en leerproces dat alles wat wij leven noemen op revolutionaire wijze heeft veranderd. Zo’n proces moet bekeken worden vanuit een kosmisch perspectief van miljarden jaren en niet vanuit een menselijk perspectief van een paar millennia.

Overal ter wereld zijn biologen in de slag met de intelligent design-beweging, die niet wil dat Darwins evolutietheorie op scholen wordt onderwezen en beweert dat de biologische complexiteit op aarde bewijst dat er een Schepper moet zijn die al die biologische details van tevoren heeft bedacht. De biologen hebben gelijk als het om het verleden gaat, maar de voorstanders van intelligent design krijgen ironisch genoeg misschien wel gelijk wat de toekomst betreft.

Op het moment dat ik dit boek schrijf, zijn er drie manieren mogelijk waarop intelligent design de natuurlijke selectie zal vervangen: door biologische modificatie, door de bouw van cyborgs (wezens met zowel organische als niet-organische lichaamsdelen) of door de constructie van anorganisch leven.

Van muizen en mensen

Biologische modificatie is opzettelijk menselijk ingrijpen op biologisch niveau (bijvoorbeeld door het implanteren van een gen), gericht op het modificeren van de lichaamsvorm, vermogens, behoeften of verlangens van een organisme om het in overeenstemming te brengen met een vooropgezet cultureel idee, zoals de kunstzinnige voorkeuren van Eduardo Kac.

Op zich is biologische modificatie niets nieuws. De mens gebruikt het al millennia om zichzelf en andere organismen te veranderen. Een simpel voorbeeld is castratie. Mensen castreren al zo’n tienduizend jaar stieren om ossen te verkrijgen. Ossen zijn minder agressief en dus makkelijker te trainen om ploegen te trekken. Mensen castreerden ook hun eigen mannelijke kinderen om sopraantjes met betoverende stemmetjes te creëren, en eunuchen die veilig konden worden ingezet als bewakers in het harem van de sultan.

Maar recente vorderingen in onze kennis van de werking van organismen, tot op het niveau van cellen en celkernen, hebben mogelijkheden geschapen die voorheen ondenkbaar waren. Tegenwoordig kunnen we een man bijvoorbeeld niet alleen castreren, maar zijn hele sekse veranderen met chirurgische ingrepen en hormoonbehandelingen. Maar dat is nog niet alles. Denk maar eens aan de verbazing, de afschuw en de consternatie die losbarstte toen de volgende foto in 1996 in kranten en op televisie verscheen:

27-VacantiMouse.jpg

27. Een muis op wiens rug wetenschappers een ‘oor’ van runderkraakbeencellen hebben laten groeien. Het is een spookachtige echo van het beeldje van de leeuwenman uit de grot van Stadel. Dertig­duizend jaar geleden fantaseerden mensen al over het combineren van verschillende soorten. Nu kunnen ze dat soort chimaera’s daadwerkelijk maken.

Nee, hier kwam geen Photoshop bij kijken. Het is een ongemanipuleerde foto van een echte muis op wiens rug wetenschappers runderkraakbeencellen hebben geïmplanteerd. De onderzoekers konden de groei van het nieuwe weefsel bijsturen, in dit geval in een vorm die lijkt op een menselijk oor. Door dit proces kan de wetenschap misschien al heel gauw kunstoren vervaardigen, die vervolgens overgeplant kunnen worden op mensen.115

Er kunnen zelfs nog grotere wonderen bewerkstelligd worden met genetische modificatie, wat meteen ook de reden is dat het een stortvloed van ethische, politieke en ideologische vraagstukken opwerpt. En het zijn niet alleen vrome monotheïsten die roepen dat de mens niet voor God mag spelen. Er zijn meer dan genoeg overtuigde atheïsten die net zo geschokt zijn door het idee dat wetenschappers de rol van de natuur overnemen. Dierenrechtenactivisten hekelen het leed dat proefdieren wordt toegebracht in gentech-experimenten en het leed van boerderijdieren die gemanipuleerd worden zonder dat er ook maar enigszins rekening wordt gehouden met hun eigen behoeften en verlangens. Mensenrechtenactivisten zijn bang dat genetische modificatietechnieken zullen worden ingezet om Übermenschen te creëren die de rest van de mensheid als een soort lijfeigenen zullen beschouwen. Onheilsprofeten spiegelen ons apocalyptische toekomstvisioenen voor over biodictaturen die soldaten zonder angst en gehoorzame arbeiders zullen klonen. Het heersende gevoel is dat er te snel te veel kansen ontstaan en dat ons vermogen om genen te modificeren ons vermogen om op een verstandige en vooruitziende manier gebruik te maken van die mogelijkheid voorbijholt.

Als gevolg daarvan gebruiken we momenteel maar een fractie van ons gentechpotentieel. De meeste organismen die nu worden gemodificeerd zijn die met de zwakste politieke lobby’s: planten, schimmels, bacteriën en insecten. Er zijn bijvoorbeeld stammen E. coli – een bacterie die symbiotisch in het menselijke darmkanaal leeft (en de voorpagina’s haalt als ze uit dat darmkanaal komt en dodelijke infecties veroorzaakt) – genetisch aangepast om biobrandstoffen te produceren.116 E. coli en verschillende soorten schimmels zijn ook zo gemodificeerd dat ze insuline produceren, wat de kosten van diabetesbehandelingen drukt.117 Een gen uit een vis uit de poolzeeën is geïmplanteerd in aardappels om ze vorstbestendiger te maken.118

Er zijn ook zoogdieren onderworpen aan genetische manipulatie. Elk jaar lijdt de zuivelindustrie miljarden dollars schade door uierontstekingen bij melkkoeien. Momenteel wordt er geëxperimenteerd met genetisch gemodificeerde koeien wier melk lysostafine bevat, een biochemisch stofje dat de bacteriën aanvalt die de aandoening veroorzaken.119 De varkensvleesindustrie, die kampt met dalende verkoopcijfers omdat consumenten alert zijn geworden op de ongezonde vetten in ham en spek, heeft haar hoop gevestigd op een nu nog experimenteel type varken waarin genetisch materiaal van een worm is geïmplanteerd. De nieuwe genen zorgen dat de varkens slechte omega 6-verzuren omzetten in het gezonde vetzuur omega 3.120

De volgende gentechgolf zal varkens die goed vet aanmaken reduceren tot kinderspel. Genetici hebben niet alleen de gemiddelde levensverwachting van wormen weten te verzesvoudigen, maar ook geniale muizen gecreëerd met sterk verhoogde geheugens en leervermogens.121 Woelmuizen zijn kleine, stevige knaagdiertjes die op gewone muizen lijken en de meeste woelmuissoorten zijn tamelijk promiscue. Maar er is één soort waarvan de jongetjes- en de meisjeswoelmuis langdurige monogame relaties onderhouden. Genetici beweren dat ze de genen hebben geïsoleerd die verantwoordelijk zijn voor woelmuismonogamie. Als het inbouwen van een gen een woelmuiscasanova kan veranderen in een trouwe, liefhebbende echtgenoot, hoe lang duurt het dan nog tot we niet alleen de individuele vermogens van knaagdieren (en mensen) genetisch kunnen veranderen, maar ook hun sociale structuren?122

De wederkeer van de neanderthaler

Maar genetici willen niet alleen levende stammen transformeren, ze hebben ook plannen om uitgestorven wezens weer tot leven te wekken. En niet alleen dinosauriërs, zoals in Jurassic Park. Een team van Russische, Japanse en Koreaanse wetenschappers heeft onlangs het genoom van oeroude mammoeten uit het Siberische ijs in kaart gebracht. Nu willen ze een bevruchte eicel uit een moderne olifant nemen, het olifanten-dna vervangen door gereconstrueerd mammoet-dna en dat eitje vervolgens implanteren in de baarmoeder van een olifant. Na een maand of tweeëntwintig verwachten ze dan de geboorte van de eerste mammoet sinds vijfduizend jaar.123

Maar waarom zouden we ophouden bij mammoeten? Professor George Church van de Harvard-universiteit opperde onlangs dat we, nu het Neanderthal Genoom Project voltooid is, gereconstrueerd neanderthal-dna zouden kunnen implanteren in een sapiens-eicel om daarmee het eerste neanderthalkind in dertigduizend jaar te kweken. Church beweerde dat hij de klus zou kunnen klaren voor een luttele dertig miljoen dollar. Verscheidene vrouwen hebben al hun diensten aangeboden als draagmoeder.124

Waar hebben wij neanderthalers voor nodig? Volgens sommigen zou onderzoek naar levende neanderthalers een paar knellende vragen over de oorsprong en uniciteit van Homo sapiens kunnen beantwoorden. Door neanderthalhersenen te vergelijken met die van Homo sapiens en in kaart te brengen waar de structurele verschillen liggen, kunnen we misschien aanwijzen welke biologische verandering verantwoordelijk was voor het ontstaan van ons soort bewustzijn. Er is ook een ethische reden: volgens sommigen heeft Homo sapiens, als die verantwoordelijk was voor het uitsterven van de neanderthalers, de morele plicht om ze weer tot leven te wekken. En het zou best nuttig kunnen zijn om wat neanderthalers bij de hand te hebben. Er zijn genoeg industriëlen die graag één neanderthaler zouden betalen voor het laaggeschoolde werk van twee sapiens.

Maar waarom zouden we het bij neanderthalers houden? Waarom zouden we de Schepping niet overdoen en een betere sapiens ontwerpen? De vermogens, behoeften en verlangens van Homo sapiens hebben een genetische basis en het sapiensgenoom is in wezen niet complexer dan dat van muizen en woelmuizen. (Het muizengenoom bevat zo’n 2,5 miljard nucleobasen, dat van sapiens ongeveer 2,9 miljard, wat betekent dat ons genoom maar veertien procent groter is.)125 Op de middellange termijn – misschien over een paar decennia – zullen genetische modificatie en andere vormen van gentech ons wellicht in staat stellen om veel grotere veranderingen aan te brengen, niet alleen in onze fysiologie, ons immuunsysteem en onze levensduur, maar ook in onze intellectuele en emotionele vermogens. Als genetici geniale muizen kunnen creëren, waarom dan geen geniale mensen? Als ze monogame woelmuizen kunnen creëren, waarom dan geen mensen met een ingebakken neiging om trouw te blijven aan hun partner?

De cognitieve revolutie, die Homo sapiens van een onbeduidende aap tot koning van de wereld bombardeerde, had daar geen merkbare verandering in de fysiologie of zelfs maar in de grootte en externe vorm van het sapiensbrein voor nodig. Blijkbaar waren een paar kleine veranderingen in de interne hersenstructuur genoeg. Misschien zou nog een kleine verandering genoeg zijn om een tweede cognitieve revolutie te ontketenen, een volkomen nieuw type bewustzijn te creëren en Homo sapiens te transformeren tot iets totaal anders.

We hebben de kennis om dit te doen weliswaar nog niet in huis, maar er lijken geen onoverkomelijke technische belemmeringen te bestaan die het creëren van supermensen onmogelijk zouden maken. De voornaamste obstakels zijn de ethische en politieke bezwaren die onderzoek op mensen hebben vertraagd. En hoe overtuigend de ethische argumenten ook mogen zijn, het is maar zeer de vraag of die de volgende stap erg lang kunnen tegenhouden, vooral omdat er dingen op het spel staan als de mogelijkheid om de menselijke levensduur tot in het oneindige op te rekken, om ongeneeslijke ziekten de baas te worden en om onze cognitieve en emotionele vermogens te upgraden.

Wat zou er bijvoorbeeld gebeuren als we een remedie tegen alzheimer ontwikkelden met de bijwerking dat het geheugen van gezonde mensen er drastisch van zou verbeteren? Zou iemand het onderzoek daarnaar kunnen tegenhouden? En als dat middel er eenmaal is, kunnen overheden dan zorgen dat het alleen bij alzheimerpatiënten terechtkomt en dat gezonde mensen het niet gaan gebruiken om een supergeheugen te krijgen?

We weten nog niet of de biotechnologie echt neanderthalers tot leven kan wekken, maar het is heel wel mogelijk dat deze wetenschap het einde van Homo sapiens zal inluiden. Van geknutsel aan onze genen gaan we niet per se dood. Maar voor je het weet gaan we zo uitgebreid aan Homo sapiens prutsen dat we uiteindelijk geen Homo sapiens meer zijn.

Bionisch leven

Er is nog een nieuwe technologie die de wetten van het leven zou kunnen veranderen: de cyborgtechniek. Cyborgs zijn wezens die organische én anorganische lichaamsdelen hebben, zoals een mens met bionische handen. In zekere zin is bijna iedereen tegenwoordig bionisch, aangezien onze natuurlijke zintuigen en lichaamsfuncties worden aangevuld door hulpmiddelen als brillen, pacemakers, orthetische hulpmiddelen en zelfs computers en mobiele telefoons (die onze hersenen een handje helpen met al hun drukke informatieopslag en -verwerkingsbezigheden). Het scheelt nog maar een haartje of we worden echte cyborgs, met anorganische elementen die een onafscheidelijk deel uitmaken van ons lichaam, elementen die onze vermogens, verlangens, persoonlijkheid en identiteit wijzigen.

Een Amerikaans militair onderzoeksbureau (het Defense Advanced Research Projects Agency, oftewel darpa) maakt al cyborgs van insecten. Het is de bedoeling dat er chips, detectoren en processors geïmplanteerd worden in het lichaam van een vlieg of kakkerlak, waarmee een menselijke of automatische bestuurder het insect op afstand kan bedienen en waarmee het informatie kan opnemen en doorzenden. Zo’n vlieg kan op de muur gaan zitten in het vijandelijke hoofdkwartier om daar de geheimste beraadslagingen af te luisteren en als hij niet verschalkt wordt door een spin, kan hij ons precies vertellen wat de vijand van plan is.126 In 2006 berichtte het Amerikaanse Naval Undersea Warfare Center dat het van plan was om cyborghaaien te ontwikkelen: ‘Het nuwc ontwikkelt een systeem om het gedrag van gastheerdieren te sturen door middel van neurale implantaten.’ De ontwikkelaars hopen hiermee onderzeese elektromagnetische velden te detecteren die veroorzaakt worden door onderzeeërs en zeemijnen, door gebruik te maken van de natuurlijke magnetische detectievermogens van haaien, die superieur zijn aan die van door mensen vervaardigde detectoren.127

Sapiens veranderen ook steeds meer in cyborgs. De nieuwste generatie gehoorapparaten wordt soms aangeduid als ‘bionische oren’. Het apparaat bestaat uit een implantaat dat geluid binnenhaalt via een microfoon in het buitenoor. Het implantaat filtert het geluid, identificeert menselijke stemmen en vertaalt die in elektrische signalen, die rechtstreeks worden doorgestuurd naar de centrale gehoorzenuw en van daaruit naar het brein.128

Het Duitse bedrijf Retina Implant, dat financieel door de overheid wordt gesteund, ontwikkelt een netvliesprothese waarmee blinde mensen hopelijk weer gedeeltelijk kunnen zien. Daarbij wordt een kleine microchip in het oog van de patiënt ingebracht. Foto-elektrische cellen absorberen licht dat op het oog valt en zetten dat om in elektrische energie, die de intacte zenuwcellen in het netvlies stimuleert. De zenuwprikkels uit deze cellen stimuleren het brein en worden daar vertaald in beelden. Op het moment kunnen patiënten zich dankzij deze technologie oriënteren in een ruimte, letters herkennen en zelfs gezichten thuisbrengen.129

De Amerikaanse elektricien Jesse Sullivan verloor bij een ongeluk in 2001 zijn twee armen tot aan de schouder toe. Nu gebruikt hij twee bionische armen, met dank aan een revalidatie-instituut in Chicago. Het bijzondere aan de armen van Jesse is dat hij ze zuiver met zijn gedachten kan aansturen. Zenuwsignalen vanuit zijn hersenen worden door microcomputers omgezet in elektronische commando’s en dan gaan de armen bewegen. Als Jesse zijn rechterarm wil bewegen, doet hij bewust wat een normaal mens onbewust doet. Zijn armen hebben veel minder bewegingsmogelijkheden dan organische armen, maar hij kan er wel eenvoudige dagelijkse handelingen mee verrichten. Een vergelijkbare bionische arm is onlangs vervaardigd voor Claudia Mitchell, een Amerikaanse militair die haar arm verloor bij een motorongeluk. Wetenschappers denken dat er al spoedig bionische armen zullen zijn die niet alleen bewegen als wij dat willen, maar ook signalen kunnen terugzenden naar de hersenen, zodat de geamputeerde zelfs iets van zijn tastzin terugkrijgt!130

28-Bionicpeople.jpg

28. Jesse Sullivan en Claudia Mitchell geven elkaar een hand. Het verbazingwekkende van hun bionische armen is dat ze worden aangestuurd door hun gedachten.

Op het moment zijn deze bionische armen nog armzalige vervangingen voor de organische originelen, maar er is ruimte te over voor verdere ontwikkeling. Bionische armen kunnen bijvoorbeeld veel sterker worden gemaakt dan hun organische broertjes, zo sterk dat zelfs een bokskampioen zich er een zwakkeling bij zou voelen. Bovendien hebben bionische armen het voordeel dat ze om de paar jaar vervangen kunnen worden, of kunnen worden losgekoppeld van het lichaam en op afstand bediend kunnen worden.

Wetenschappers aan de Duke-universiteit in North Carolina hebben dat onlangs gedemonstreerd met resusaapjes met geïmplanteerde elektroden in hun hersenen. De elektroden vangen signalen uit de hersenen op en zenden die door naar externe apparatuur. De aapjes hebben geleerd om bionische armen en benen op afstand te bedienen, zuiver en alleen met hun gedachten. Het aapje Aurora leerde hoe ze ‘telepathisch’ een losse bionische arm kon bewegen, terwijl ze tegelijk haar twee organische armen bewoog. Aurora heeft nu drie armen, als een soort hindoegodin, waarbij haar armen zich in verschillende kamers of zelfs steden kunnen bevinden. Ze kan in haar lab in North Carolina zitten en daar met haar ene hand haar rug krabben en met haar andere hand haar hoofd, terwijl ze tegelijkertijd in New York een banaan steelt (hoewel het vermogen om ontvreemd fruit op afstand te verorberen voorlopig een droom moet blijven). Een ander resusaapje, Idoya geheten, werd in 2008 wereldberoemd toen ze een stel bionische benen in het Japanse Kyoto bestuurde met haar gedachten, vanuit haar stoel in North Carolina. Die benen waren twintig keer zo zwaar als Idoya zelf.131

Het locked-in-syndroom is een toestand waarin iemand alle of bijna alle vermogens om lichaamsdelen te bewegen kwijtraakt, terwijl de cognitieve vermogens intact blijven. Lijders aan dit syndroom konden tot op heden alleen met de buitenwereld communiceren door middel van kleine oogbewegingen. Maar nu hebben een paar patiënten elektroden in hun hoofd geïmplanteerd gekregen die hersensignalen opvangen. Er wordt geprobeerd om die signalen niet alleen om te zetten in bewegingen, maar ook in woorden. Als de experimenten slagen, zouden locked-in-patiënten eindelijk rechtstreeks met de buitenwereld kunnen praten en zouden we deze technologie uiteindelijk ook kunnen gebruiken om de gedachten van andere mensen te lezen.132

Maar van alle projecten die momenteel in ontwikkeling zijn is het meest revolutionaire project een poging om een rechtstreekse interface tussen hersenen en computer te ontwerpen waarmee computers de elektrische signalen van het menselijk brein kunnen lezen en andersom ook signalen kunnen uitzenden die het brein op zijn beurt kan lezen. Stel dat zulke interfaces worden gebruikt om een brein rechtstreeks aan te sluiten op het internet, of om verschillende breinen rechtstreeks met elkaar te verbinden, zodat er een soort inter-hersen-net ontstaat. Wat zou er met de menselijke herinneringen, het menselijk bewustzijn en de menselijke identiteit gebeuren als onze hersenen rechtstreeks contact kunnen maken met een collectieve geheugenbank? In zo’n situatie kan één cyborg bijvoorbeeld de herinneringen van een ander binnenhalen. Hij hoeft er niet naar te luisteren, er geen autobiografie over te lezen of te proberen zich er een voorstelling van te maken, maar hij kan ze bovenhalen alsof het zijn eigen herinneringen waren. Of haar eigen herinneringen. Wat gebeurt er met concepten als ons ego en onze genderidentiteit als we een geestelijk collectief gaan vormen? Hoe kun je jezelve kennen of je droom volgen als die droom niet in jouw hoofd zit, maar in een of ander collectief reservoir van idealen?

Zo’n cyborg zou niet meer menselijk zijn, of zelfs maar organisch. Het zou iets heel anders worden. Het zou zo’n fundamenteel ander wezen worden dat we de filosofische, psychologische en politieke implicaties daarvan met geen mogelijkheid kunnen overzien.

Een ander leven

De derde manier om de wetten van het leven te veranderen is het construeren van compleet anorganische wezens. De meest voor de hand liggende voorbeelden zijn computerprogramma’s en computervirussen die geheel zelfstandig kunnen evolueren.

Genetisch programmeren is momenteel een van de hotste disciplines in de informaticawereld. Het probeert de methoden van de genetische evolutie na te bootsen. Veel programmeurs dromen van een programma dat volkomen onafhankelijk van zijn ontwerper kan leren en evolueren. In zo’n geval zou de programmeur een primum mobile zijn, die de eerste aanzet geeft, maar zijn creatie zou alle vrijheid hebben om zich in richtingen te ontwikkelen die de maker of wie dan ook nooit had kunnen voorzien.

Er bestaat al een prototype van zo’n programma, namelijk het zogenoemde computervirus. Terwijl het zich over het internet verspreidt, kopieert het virus zich miljoenen en nog eens miljoenen keren, terwijl het continu wordt achtervolgd door bloeddorstige antivirusprogramma’s en met andere virussen concurreert om een plekje in cyberspace. Op een dag, als het virus zichzelf kopieert, treedt er een foutje op, een gecomputeriseerde mutatie. Misschien vindt die mutatie plaats omdat de menselijke ontwerper het virus zo geprogrammeerd heeft dat het nu en dan lukrake kopieerfouten maakt. Of misschien is het een accidentele misser. Als het gemodificeerde virus stomtoevallig beter is in het omzeilen van antivirussoftware zonder verlies van zijn vermogen om andere computers binnen te dringen, zal het zich over het web verspreiden. Als dat gebeurt, zullen de mutanten overleven en zich vermenigvuldigen. Mettertijd loopt het web vol nieuwe virussen die niemand heeft ontworpen en die op niet-organische wijze evolueren.

Zijn dit levende wezens? Dat hangt er maar van af wat je onder ‘levende wezens’ verstaat. Ze zijn zeer zeker voortgebracht door een nieuw evolutionair proces dat volkomen losstaat van de wetten en beperkingen van organische evolutie.

Stel je nog eens een andere mogelijkheid voor, namelijk dat je een back-up van je hersenen kon maken op een externe harde schijf en die vervolgens op je laptop kon laten draaien. Zou je laptop dan net zo kunnen denken en voelen als een sapiens? En zo ja, zou hij dan jou zijn of iemand anders? Stel dat computerprogrammeurs een compleet nieuw, maar digitaal brein konden opbouwen uit computercode, compleet met een gevoel van zelf, een bewustzijn en een geheugen? Als je dat programma zou draaien op je computer, zou het dan een persoon zijn? Als je het wiste, zou je dan van moord beschuldigd kunnen worden?

Misschien duurt het helemaal niet zo lang voor we antwoord op dat soort vragen krijgen. Het Blue Brain Project, dat in 2005 van start is gegaan, streeft ernaar een compleet menselijk brein te reproduceren in een computer, met elektronische computercircuits die de neurale netwerken in de hersenen nabootsen. De projectleider heeft al beweerd dat we, met fatsoenlijke financiering, binnen een decennium of twee een kunstmatig menselijk brein in een computer kunnen hebben dat kan praten en zich zo goed als menselijk kan gedragen. Niet alle wetenschappers zijn het erover eens dat de hersenen werken op een manier die overeenkomt met de digitale computers van nu – en zo niet, dan zouden onze huidige computers dat ook niet kunnen simuleren – maar het zou dom zijn om de mogelijkheid uit te sluiten. In 2013 kreeg het project een miljard euro subsidie van de Europese Unie.133

De singulariteit

Op dit moment is nog maar een fractie van al die nieuwe mogelijkheden gerealiseerd. Maar de wereld van nu is al een wereld waarin de cultuur zich aan het loszingen is van de biologie. Ons vermogen om niet alleen de wereld om ons heen aan te passen, maar vooral ook de binnenwereld van lichaam en geest, groeit in een razend tempo. Steeds meer vakgebieden worden van hun zelfgenoegzame fundamenten geschud. Juristen moeten opnieuw gaan nadenken over kwesties als privacy en identiteit, regeringen moeten zaken als gezondheidszorg en gelijkheid heroverwegen, sportbonden en onderwijsinstituten moeten nieuwe regels opstellen over sportief spel en eerlijke scores, pensioenfondsen en arbeidsmarkten moeten zich aanpassen aan een wereld waarin zestig weleens het nieuwe dertig kon worden. Ze moeten zich allemaal verdiepen in de dilemma’s die biotechnologie, cyborgs en anorganisch leven opwerpen.

Het heeft vijftien jaar en drie miljard dollar gekost om het eerste menselijke genoom in kaart te brengen. Tegenwoordig kun je iemands dna binnen een paar weken en voor een paar honderd dollar op papier krijgen.134 Het tijdperk van de gepersonaliseerde gezondheidszorg, waarbij artsen de medicatie aanpassen aan je dna, is begonnen. Misschien kan de huisarts je binnenkort met veel grotere zekerheid vertellen dat je een verhoogde kans hebt om leverkanker te krijgen, maar dat je niet erg bang hoeft te zijn voor hartaanvallen. Hij zou kunnen vaststellen dat een populair medicijn dat bij tweeënnegentig procent van de bevolking goed werkt voor jou geen nut zou hebben en dat je beter een andere pil kunt nemen, die voor veel mensen dodelijk is, maar voor jou juist precies goed. De weg naar een zo goed als onfeilbare geneeskunde ligt voor ons open.

Maar verbeteringen in onze medische kennis zullen wel nieuwe ethische dilemma’s met zich meebrengen. Ethici en juristen worstelen al met de netelige kwestie van privacy als het gaat om dna. Mogen verzekeringsmaatschappijen onze dna-scans opvragen en de premie verhogen als ze een genetische neiging tot roekeloos gedrag ontwaren? Moeten we in plaats van ons cv ons dna naar potentiële werkgevers faxen? Mag een werkgever een kandidaat voortrekken omdat zijn dna er beter uitziet? Of kunnen we zo iemand dan een proces aandoen wegens ‘genetische discriminatie’? Kan een bedrijf dat een nieuw schepsel of een nieuw orgaan ontwikkelt patent aanvragen op de gebruikte dna-sequenties? Het ligt voor de hand dat je een individuele kip kunt bezitten, maar kun je ook een hele soort in bezit hebben?

Dergelijke dilemma’s vallen in het niet bij de ethische, sociale en politieke implicaties van Project Gilgamesj en ons potentiële nieuwe vermogen om supermensen te creëren. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, gezondheidsprogramma’s van overheden, nationale zorgstelsels en grondwetten erkennen overal ter wereld dat een menselijke maatschappij al zijn leden een eerlijke medische verzorging moet bieden en de plicht heeft om ze relatief gezond te houden. Dat was allemaal prima zolang de geneeskunde zich voornamelijk bezighield met het voorkomen van ziekte en het genezen van zieken. Wat zou er gebeuren als de geneeskunde zich vooral gaat bekommeren om het uitbreiden van menselijke vermogens? Zouden alle mensen zulke verhoogde vermogens krijgen of zou er een nieuwe bovenmenselijke elite ontstaan?

Onze laatmoderne wereld gaat er prat op dat hij voor het eerst in de geschiedenis de fundamentele gelijkheid van alle mensen onderkent, maar staat toch op het punt om een samenleving te creëren die ongelijker is dan ooit. Van oudsher hebben de hogere klassen zichzelf altijd geafficheerd als slimmer, sterker en gewoon beter dan de onderklasse. Meestal hielden ze zichzelf voor de gek. Een kind uit een arme boerenfamilie werd hoogstwaarschijnlijk net zo intelligent geboren als de kroonprins. Maar dankzij de nieuwe medische mogelijkheden zouden de pretenties van de elite al heel snel een objectieve realiteit kunnen worden.

Dit is geen sciencefiction. De meeste sciencefictionverhalen spelen in een wereld waarin sapiens – mensen zoals wij – superieure technologie in huis hebben, zoals ruimteschepen met lichtsnelheid en laserpistolen. De ethische en politieke dilemma’s in deze verhalen zijn rechtstreeks afkomstig uit onze wereld en beelden onze emotionele en sociale spanningen alleen maar uit tegen een futuristische achtergrond. Maar het echte potentieel van toekomstige technologieën is dat Homo sapiens zelf kan veranderen, inclusief onze emoties en verlangens, in plaats van alleen onze voertuigen en wapens. Wat is een ruimteschip vergeleken bij een eeuwig jonge cyborg die zich niet voortplant en geen seksualiteit heeft, die zijn gedachten rechtstreeks kan delen met andere wezens, wiens concentratievermogen en geheugen duizend keer groter zijn dan dat van ons en die nooit boos of verdrietig is, maar emoties en verlangens heeft waarvan wij ons niet eens een voorstelling kunnen maken?

Sciencefiction beschrijft zelden zo’n soort toekomst, omdat een accurate beschrijving per definitie niet te bevatten is. Een film maken over het leven van een supercyborg is net zoiets als Hamlet opvoeren voor een publiek van neanderthalers. Sterker nog, de toekomstige heren en meesters van de wereld zullen waarschijnlijk meer van ons verschillen dan wij van neanderthalers. De neanderthalers en wij zijn tenminste allebei menselijk, terwijl onze nakomelingen meer een soort goden zullen worden.

Natuurkundigen noemen de Oerknal een singulariteit, een punt waarop alle bekende natuurwetten niet bestonden. De tijd bestond ook niet. Het is dus irreëel om het te hebben over wat er al of niet bestond ‘voor’ de Oerknal. Het zou heel goed kunnen dat we in volle vaart op een nieuwe singulariteit afstevenen, waarbij alle concepten die onze wereld betekenis geven – ik, jij, mannen, vrouwen, liefde en haat – hun relevantie verliezen. Alles wat er voorbij dat punt gebeurt, is voor ons volkomen irreëel.

De Frankenstein-voorspelling

In 1818 publiceerde Mary Shelley Frankenstein, het verhaal over een wetenschapper die een kunstmatig wezen creëert dat losbreekt en een ravage aanricht. De laatste twee eeuwen is datzelfde verhaal talloze keren verteld, in allerlei versies. Het is een van de steunpilaren van onze nieuwe wetenschappelijke mythologie geworden. Op het eerste gezicht lijkt het Frankensteinverhaal ons te waarschuwen dat we niet voor God moeten spelen en geen leven moeten scheppen, omdat dat altijd streng bestraft wordt. Maar het verhaal heeft nog een diepere betekenis.

De Frankensteinmythe confronteert Homo sapiens met het feit dat zijn laatste dagen naderen. Als er geen nucleaire of ecologische ramp tussen komt, zo gaat het verhaal, zal het tempo van onze technologische ontwikkeling er spoedig toe leiden dat Homo sapiens wordt vervangen door compleet andere wezens die niet alleen fysiek van ons verschillen, maar ook een heel andere cognitieve en emotionele leefwereld hebben. De meeste sapiens vinden dit een extreem verontrustende gedachte. We geloven liever dat mensen zoals wij in de toekomst van planeet naar planeet zullen reizen in snelle ruimteschepen. We staan niet graag stil bij de mogelijkheid dat wezens met ons soort emoties en identiteiten in de toekomst niet meer zullen bestaan en dat onze plaats ingenomen zal worden door totaal andere levensvormen met vermogens waarbij de onze in het niet vallen.

Ergens vinden we het wel een troostrijk idee dat dr. Frankenstein een afgrijselijk monster creëerde dat vernietigd moest worden om de mens te redden. Zo vertellen we het ook graag, omdat het impliceert dat wij het beste wezen aller tijden zijn en dat er nooit iets beters zal komen. Elke poging om ons te verbeteren kan alleen maar falen, want al was het zo dat onze lichamen best verbeterd kunnen worden, dan nog is de menselijke geest onaantastbaar.

We zouden maar moeilijk kunnen accepteren dat wetenschappers net zo makkelijk geesten kunnen bouwen als lichamen en dat toekomstige dr. Frankensteins dus iets zouden kunnen creëren wat daadwerkelijk superieur aan ons is, iets wat net zo laatdunkend op ons neer zou kijken als wij op de neanderthalers.

We kunnen niet weten of de Frankensteins van nu deze profetie echt zullen vervullen. De toekomst staat niet vast en het zou verwonderlijk zijn als de voorspellingen van de laatste paar bladzijden van a tot z uitkomen. De geschiedenis leert ons dat dingen die hoogstens nog een kwestie van tijd lijken soms nooit plaatsvinden wegens onvoorziene hindernissen en dat andere scenario’s, waar niemand zelfs maar bij had stilgestaan, soms juist wel werkelijkheid worden. Toen het atoomtijdperk losbarstte in de jaren veertig van de vorige eeuw verschenen er allerlei voorspellingen over de toekomstige nucleaire wereld van het jaar 2000. Toen de spoetnik en de Apollo 11 de menselijke fantasie aanwakkerden, begon iedereen te voorspellen dat de mensheid tegen het eind van de eeuw in ruimtekolonies op Mars en Pluto zou wonen. De meeste van die verwachtingen zijn niet uitgekomen. Terwijl anderzijds niemand het internet had voorzien.

Je hoeft dus nog niet echt op zoek naar een rechtsbijstandsverzekering die door digitale wezens aangespannen rechtszaken dekt. Bovenstaande fantasieën – of nachtmerries – zijn zuiver en alleen bedoeld om de verbeelding te prikkelen. Wat we wel serieus moeten nemen is het idee dat de volgende etappe in de geschiedenis niet alleen grote technologische en organisatorische veranderingen zal brengen, maar ook fundamentele veranderingen in het menselijk bewustzijn en onze identiteit. En dat zouden weleens zulke fundamentele veranderingen kunnen zijn dat de hele term ‘menselijk’ in het geding komt. Hoe lang hebben we nog? Niemand die dat echt weet. Zoals hierboven al werd aangehaald zeggen sommigen dat een kleine groep mensen in 2050 al semi-onsterfelijk zal zijn. Minder radicale voorspellingen reppen van de volgende eeuw, of het volgende millennium. Maar wat zijn een paar millennia vanuit het perspectief van zeventigduizend jaar sapiensgeschiedenis?

Als het doek inderdaad op het punt staat te vallen voor onze sapiensgeschiedenis zouden wij, de leden van een van de laatste generaties, toch wat tijd moeten investeren in het beantwoorden van één laatste vraag: wat willen we worden? Deze vraag stijgt ver uit boven de discussies die de politici, filosofen, wetenschappers en gewone mensen van nu in beslag nemen. De huidige debatten tussen de huidige religies, ideologieën, naties en klassen zullen naar alle waarschijnlijkheid immers verdwijnen zodra Homo sapiens verdwijnt. Als onze opvolgers inderdaad gaan functioneren op een ander bewustzijnsniveau (of misschien iets zullen hebben wat ons bewustzijn overstijgt en wat wij ons niet eens kunnen voorstellen) lijkt het twijfelachtig of ze nog veel belangstelling zullen hebben voor het christendom of de islam, of hun sociale samenhang op communistische of kapitalistische leest geschoeid zal zijn en of ze qua sekse nog wel mannelijk en vrouwelijk zullen zijn.

En toch zijn deze grote historische debatten belangrijk, omdat in elk geval de eerste generatie van deze goden gevormd zal zijn door de culturele ideeën van hun menselijke ontwerpers. Zouden ze geschapen worden naar het evenbeeld van de kapitalist, de islamiet of de feministe? Het antwoord op deze vraag zou ze in allerlei verschillende richtingen kunnen lanceren.

De meeste mensen denken hier liever niet over na. Zelfs de bio-ethiek houdt zich liever bezig met een andere vraag, namelijk: wat mag wel en wat mag niet? Is het acceptabel om genetische experimenten uit te voeren met levende mensen? Met geaborteerde foetussen? Met stamcellen? Is het ethisch om schapen te klonen? En chimpansees? En hoe zit het met mensen? Allemaal belangrijke vragen, maar het is naïef om te denken dat we elk moment aan de rem kunnen trekken en een eind kunnen maken aan de wetenschappelijke projecten die Homo sapiens upgraden tot een ander type wezen. Want deze projecten zijn onlosmakelijk verbonden met onze jacht op onsterfelijkheid, met Project Gilgamesj. Vraag wetenschappers waarom ze het genoom bestuderen of breinen met software proberen te verbinden of iets denkends proberen te creëren in een computer. Negen van de tien keer krijg je hetzelfde standaardantwoord: dat doen we om ziekten te genezen en mensenlevens te redden. De implicaties van het creëren van een denkend brein in een computer zijn veel verstrekkender dan alleen het genezen van psychiatrische aandoeningen, maar dit is de standaardrechtvaardiging, omdat niemand er iets tegen in kan brengen. Daarom is Project Gilgamesj het vlaggenschip van de wetenschap. Het kan alles rechtvaardigen wat de wetenschap doet. Dr. Frankenstein lift mee op de schouders van Gilgamesj. En als Gilgamesj onmogelijk tegen te houden is, kunnen we ook dr. Frankenstein niet stoppen.

Het enige wat we kunnen proberen is invloed uitoefenen op de kant die dit onderzoek uit gaat. Misschien zullen we al heel snel in staat zijn om ook onze verlangens zelf te bouwen, dus misschien is de echte vraag die we moeten stellen niet: ‘Wat willen we worden?’ maar ‘Wat willen we willen?’ Mensen die deze kwestie niet een klein beetje griezelig vinden, hebben er waarschijnlijk niet serieus over nagedacht.