9

9 De loop van de geschiedenis

Na de agrarische revolutie werden menselijke samenlevingen steeds groter en complexer, terwijl de imaginaire constructies waarop de sociale orde steunde steeds doorwrochter werden. Mythen en fictie leerden mensen bijna van geboorte af aan dat ze op een bepaalde manier moesten denken, zich moesten gedragen volgens bepaalde normen, bepaalde dingen moesten willen en bepaalde regels moesten naleven. Zo werden kunstmatige instincten gecreëerd, waardoor miljoenen vreemden effectief met elkaar konden samenwerken. Zo’n netwerk van kunstmatige instincten heet ‘cultuur’.

In de eerste helft van de twintigste eeuw doceerden wetenschappers dat elke cultuur een compleet, harmonieus geheel was, met een onveranderlijke essentie die voor altijd vaststond. Elke groep mensen had zijn eigen wereldbeeld en zijn eigen systeem van sociale, juridische en politieke regels dat net zo soepel draait als de planeten rond de zon. Volgens deze opvatting veranderden culturen niet als je ze met rust liet. Ze bleven gewoon in hetzelfde tempo dezelfde kant op gaan. Alleen krachten van buitenaf konden ze veranderen. Antropologen, historici en politici hadden het dus over de ‘Samoaanse cultuur’ of de ‘Tasmaanse cultuur’, alsof Samoanen en Tasmaniërs sinds het begin der tijden al dezelfde opvattingen, normen en waarden hadden.

Inmiddels zijn de meeste cultuurwetenschappers tot de conclusie gekomen dat het omgekeerde waar is. Elke cultuur heeft zijn eigen opvattingen, normen en waarden, maar die zijn continu in beweging. Een cultuur kan veranderen door veranderende omgevingsfactoren of door interactie met naburige culturen. Maar culturen ondergaan ook transities die voortvloeien uit hun eigen interne dynamiek. Zelfs een totaal geïsoleerde cultuur in een ecologisch stabiele omgeving kan zich niet aan verandering onttrekken. In tegenstelling tot natuurkundige wetten, die geen inconsistenties kennen, zit elke door de mens bedachte orde tjokvol tegenstrijdigheden. Culturen zijn constant bezig die tegenstrijdigheden met elkaar in overeenstemming te brengen, en dat proces leidt tot verandering.

Een voorbeeld: in het middeleeuwse Europa geloofde de adel in het christendom én in ridderlijkheid. De gemiddelde edelman ging ’s ochtends naar de kerk en luisterde naar het betoog van de priester over de heiligen en hoe die leefden. ‘IJdelheid der ijdelheden,’ zei de priester. ‘Alles is ijdelheid. Rijkdom, lust en eer zijn gevaarlijke verleidingen. U moet er boven uitstijgen en in het voetspoor van Christus treden. Weest deemoedig als Hij, mijdt geweld en overdaad en wordt u aangevallen, keer dan de andere wang toe.’ De edelman kwam thuis in een deemoedige, peinzende stemming, trok zijn mooiste zijden mantel aan en ging naar een banket in het kasteel van zijn landsheer. Daar vloeide de wijn als water, de minstreel zong over Lancelot en Guinevere en de gasten wisselden schuine moppen en bloederige oorlogsverhalen uit. ‘Sterven is beter dan leven in schaamte,’ verklaarden de baronnen. ‘Als iemand je eer betwist, kan de belediging alleen worden uitgewist met bloed. En wat is een mooier schouwspel dan vijanden die voor je wegvluchten en hun knappe dochters die trillend aan je voeten liggen?’

Deze tegenstrijdigheid is nooit echt opgelost. Maar de Europese adel, de priesterstand en het gewone volk worstelden er wel mee, waardoor hun cultuur veranderde. Een van die pogingen tot culturele overeenstemming leidde tot de kruistochten. Op kruistochten konden ridders hun militaire kunnen tentoonspreiden en in één moeite door ook hun vroomheid demonstreren. Dezelfde tegenstrijdigheid bracht militaire ordes voort als de Tempeliers en de hospitaalridders, die christelijke en ridderlijke idealen nog steviger met elkaar probeerden te verweven. Dit geschipper was ook verantwoordelijk voor een groot deel van de middeleeuwse kunst en literatuur, zoals de verhalen over koning Arthur en de heilige graal. Camelot was niets meer of minder dan een poging om te bewijzen dat een goede ridder ook een goed christen kon en moest zijn en dat goede christenen de beste ridders waren.

Een ander voorbeeld is de moderne politieke orde. Sinds de Franse Revolutie zijn mensen over de hele wereld gelijkheid en individuele vrijheid gaan zien als fundamentele waarden. Maar die twee waarden zijn met elkaar in tegenspraak. Gelijkheid kan alleen worden gegarandeerd door de vrijheden van mensen die beter af zijn in te perken. De garantie dat ieder individu de vrijheid krijgt om te doen wat hij wil, doet onvermijdelijk afbreuk aan de gelijkheid. De hele politieke geschiedenis van de wereld sinds 1789 kan beschouwd worden als een reeks pogingen om met deze tegenstrijdigheid in het reine te komen.

Iedereen die ooit een roman van Charles Dickens heeft gelezen weet dat de liberale regimes in het negentiende-eeuwse Europa de individuele vrijheid het hoogst in het vaandel hadden, zelfs als dat betekende dat insolvente arme gezinnen in de gevangenis werden gegooid en wezen weinig anders restte dan de zakkenrollersschool. Iedereen die ooit een roman van Aleksandr Solzjenitsyn heeft gelezen weet dat het egalitaire communistische ideaal heeft geleid tot een onmenselijke dictatuur die alle aspecten van het dagelijks leven probeerde te beheersen.

De huidige Amerikaanse politiek draait ook om deze contradictie. Democraten willen een eerlijker maatschappij, zelfs als dat betekent dat er belasting moet worden geheven om hulp voor armen, zieken en ouden van dagen te financieren. Maar dat maakt inbreuk op de vrijheid van individuen om hun geld naar eigen inzicht uit te geven. Waarom zou de regering mij mogen dwingen tot het afsluiten van een ziektekostenverzekering als ik dat geld liever gebruik om mijn kinderen te laten studeren? Republikeinen zijn daarentegen voor maximale individuele vrijheid, zelfs als dat betekent dat de inkomenskloof tussen rijk en arm nog groter wordt en dat veel Amerikanen niet eens een ziektekostenverzekering kunnen betalen.

Net zoals de middeleeuwse cultuur het ridderideaal niet in overeenstemming wist te brengen met het christendom, heeft de moderne wereld moeite om vrijheid in overeenstemming te brengen met gelijkheid. Maar dat is geen tekortkoming. Dergelijke contradicties maken een onvervreemdbaar deel uit van elke menselijke cultuur. Ze vormen zelfs de motor van de cultuur, die verantwoordelijk is voor de creativiteit en de gedrevenheid van onze soort. Wanklanken in onze gedachten, ideeën en waarden dwingen ons tot nadenken, herevaluatie en kritiek, als twee dissonante muzieknoten die een compositie vaart geven. Consistentie is de speeltuin van dorre geesten.

Als spanningen, conflicten en onoplosbare dilemma’s de kern vormen van elke cultuur, moet iedereen die bij een bepaalde cultuur hoort tegenstrijdige opvattingen koesteren en jongleren met onverenigbare waarden. Het is zo’n essentieel onderdeel van onze culturen dat er zelfs een naam voor is: cognitieve dissonantie. Cognitieve dissonantie wordt vaak beschouwd als een gebrek in de menselijke psyche, maar in wezen is het een cruciale deugd. Als mensen geen tegenstrijdige opvattingen en waarden konden hebben, was het waarschijnlijk niet mogelijk geweest om wat voor menselijke cultuur dan ook te vestigen en handhaven.

Als je echt iets wilt begrijpen van, pak ’m beet, de moslims die naar de moskee om de hoek gaan, ga dan niet op zoek naar een vlekkeloze set normen en waarden die elke moslim koestert. Informeer liever naar de paradoxen binnen de moslimcultuur, de plekken waar de regels met elkaar in oorlog zijn en de waarden met elkaar op de vuist gaan. Juist die punten waarop moslims moeten schipperen tussen twee geboden leiden tot het beste begrip van hun cultuur.

De spionagesatelliet

Menselijke culturen zijn continu in beweging. Is dat een volstrekt willekeurig proces of zit er een globaal patroon in? Met andere woorden: gaat de geschiedenis een bepaalde kant op?

Het antwoord is ja. Door de millennia heen smelten kleine, eenvoudige culturen stukje bij beetje samen tot grotere, complexere beschavingen, waardoor de wereld gaat bestaan uit steeds minder megaculturen, die elk op zich steeds groter en complexer worden. Dit is natuurlijk een grove generalisatie, die alleen op macroniveau opgaat. Op microniveau lijkt het erop dat er voor elke groep culturen die samensmelt tot een megacultuur, een megacultuur is die uiteenvalt in kleine stukjes. Het Mongolische rijk omvatte op zeker moment een gigantisch deel van Azië en zelfs delen van Europa, om vervolgens weer versplinterd te raken. Het christendom bekeerde honderden miljoenen zielen op hetzelfde moment dat het zich opsplitste in ontelbaar veel sektes. De Latijnse taal verspreidde zich door West- en Midden-Europa en splitste zich toen op in plaatselijke dialecten die uiteindelijk aparte staatstalen werden. Maar dit soort schisma’s zijn tijdelijke omkeringen in een onverbiddelijke neiging tot eenheid.

Welke kant de geschiedenis op gaat, hangt in wezen af van je uitkijkpunt. Als we de geschiedenis bekijken vanuit het spreekwoordelijke vogelperspectief, dat ontwikkelingen in termen van decennia of eeuwen bekijkt, valt moeilijk te zeggen of de geschiedenis naar eenheid neigt of naar diversiteit. Maar om langetermijnprocessen te begrijpen is het vogelperspectief te bijziend. We kunnen beter kijken vanuit het standpunt van een spionagesatelliet die millennia terugkijkt in plaats van eeuwen. Vanuit zo’n uitkijkpunt wordt het glashelder dat de geschiedenis genadeloos op eenheid afstevent. De afsplitsingen binnen het christendom en de ineenstorting van het Mongolische rijk zijn hoogstens verkeersdrempels op de snelweg van de geschiedenis.

De beste manier om de globale tendens van de geschiedenis te doorgronden is een telling van het aantal aparte menselijke werelden die op enig moment tegelijk op aarde hebben bestaan. We zijn inmiddels gewend om onze hele planeet als één wereld te zien, maar het grootste deel van de geschiedenis was de aarde in feite een compleet melkwegstelsel van geïsoleerde menselijke werelden.

Neem Tasmanië, een middelgroot eiland ten zuiden van Australië. Het is rond 10.000 v.Chr. van het Australische vasteland afgesneden toen het einde van de IJstijd de zeespiegel deed stijgen. Een paar duizend jager-verzamelaars bleven op het eiland achter en ze hadden geen contact met andere mensen totdat de Europeanen in de negentiende eeuw voet aan wal zetten. Twaalfduizend jaar lang wist niemand anders dat de Tasmaniërs bestonden en zij wisten niet dat er nog andere mensen op de wereld leefden. Ze hadden hun eigen oorlogen, politieke twisten, sociale schommelingen en culturele ontwikkelingen. Maar wat de keizers van China of de heersers van Mesopotamië betreft had Tasmanië net zo goed op een van de manen van Jupiter kunnen liggen. De Tasmaniërs leefden in een compleet eigen wereld.

Amerika en Europa zijn het grootste deel van hun geschiedenis ook aparte werelden geweest. In het jaar 378 werd de Romeinse keizer Valens door de Goten verslagen en gedood in de slag bij Adrianopel. In hetzelfde jaar werd koning Chak Tok Ich’aak van Tikal verslagen en gedood door het leger van Teotihuacan. (Tikal was een belangrijke Mayaanse stadstaat en Teotihuacan was destijds de grootste stad van Amerika, met bijna tweehonderdvijftigduizend inwoners, wat grofweg overeenkomt met de grootte van Rome in die tijd.) Er bestond geen enkel verband tussen de nederlaag van Rome en de opkomst van Teotihuacan. Rome had net zo goed op Mars kunnen liggen en Teotihuacan op Venus.

Hoeveel verschillende mensenwerelden bestonden er op aarde? Rond 10.000 v.Chr. kende onze planeet er vele duizenden. In 2000 v.Chr. was dit aantal gedaald tot honderden, of hoogstens een paar duizend. In het jaar 1450 was dat aantal nog drastischer verminderd. In die tijd, vlak voor het tijdperk van de Europese ontdekkingsreizigers, kende de aarde nog steeds een significant aantal dwergwerelden à la Tasmanië. Maar bijna negentig procent van de mensen leefde in één grote megawereld: de wereld van Afrika-Eurazië. Het grootste deel van Azië, het grootste deel van Europa en het grootste deel van Afrika (waaronder flinke delen die onder de Sahara lagen) waren al onderling verbonden door substantiële culturele, politieke en economische betrekkingen.

Het grootste deel van de resterende tien procent van de menselijke wereldbevolking was verdeeld over vier tamelijk grote en complexe werelden:

1 - De wereld van Midden-Amerika, die het grootste deel van Midden- en delen van Noord-Amerika omvatte.

2 - De wereld van de Andesvolkeren, die het grootste deel van westelijk Zuid-Amerika besloeg.

3 - De Australische wereld, die het continent Australië omvatte.

4 - De wereld van Oceanië, die de meeste eilanden in het zuiden van de Stille Oceaan omvatte, van Hawaï tot Nieuw-Zeeland.

In de driehonderd jaar daarna slokte de Afrikaans-Euraziatische gigant alle andere werelden op. Hij verorberde Midden-Amerika in 1521, toen de Spanjaarden het rijk van de Azteken veroverden. Tegelijk nam hij een eerste hap van Oceanië, tijdens de rondvaart om de aardbol van Ferdinand Magellaan, en kort daarop was de verovering een feit. De Andeswereld stortte in 1532 in toen Spaanse conquistadores het rijk van de Inca’s verpletterden. De eerste Europeaan zette in 1606 voet aan wal op het Australische continent en die ongerepte wereld liep ten einde toen de Britse kolonisatie in 1788 serieus op gang kwam. Vijftien jaar later bouwden de Britten hun eerste nederzetting in Tasmanië, waarmee ze de laatste autonome menselijke wereld de Afrikaans-Euraziatische invloedssfeer in sleepten.

3612.jpg

kaart 3. De aarde in het jaar 1450. De aangeduide locaties in de Afrikaans-Euraziatische wereld zijn plekken die bezocht werden door de veertiende-eeuwse moslimreiziger Ibn Bat­tuta. Ibn Battuta was geboren in de Marokkaanse stad Tanger en bezocht Timboek­toe, Zanzibar, Zuid-Rusland, Centraal-Azië, India, China en Indonesië. Zijn reizen illustreren de eenheid van Afrika-Eurazië aan de vooravond van de moderne tijd.

De Afrikaans-Euraziatische reus had eeuwen nodig om alles wat hij had opgeslokt te verteren, maar het proces was onomkeerbaar. Tegenwoordig heeft vrijwel de hele mensheid hetzelfde geopolitieke systeem (de hele planeet is verdeeld in internationaal erkende staten); hetzelfde economische systeem (de kapitalistische markt werkt door tot in de verste uithoeken van de aardbol); hetzelfde rechtssysteem (mensenrechten en internationale wetgeving zijn overal geldig, althans in theorie); en hetzelfde wetenschappelijke systeem (deskundigen in Iran, Israël, Australië en Argentinië hebben exact dezelfde opvattingen over atoomstructuren of de behandeling van tuberculose).

Deze mondiale cultuur is niet homogeen. Net als een organisch lichaam, dat de meest uiteenlopende soorten organen en cellen bevat, kent onze mondiale cultuur de meest uiteenlopende levenswijzen en volkeren, van New Yorkse effectenhandelaren tot Afghaanse herders. Maar ze zijn allemaal nauw met elkaar verbonden en ze beïnvloeden elkaar op talloze manieren. Ze ruziën en vechten nog wel, maar ze ruziën met hetzelfde soort argumenten en denkbeelden en ze vechten met dezelfde wapens. Een echte ‘botsing der beschavingen’ zou nog het meeste weg hebben van een dialoog tussen twee doven. Niemand zou begrijpen wat de ander zei. Maar als Iran en de Verenigde Staten nu de degens kruisen, spreken ze beiden de taal van natiestaten, kapitalistische economieën, internationaal recht en kernfysica.

We hebben het nog steeds vaak over ‘authentieke’ culturen, maar als we met ‘authentiek’ iets bedoelen wat zich zelfstandig heeft ontwikkeld en bestaat uit oeroude plaatselijke tradities die nooit zijn aangetast door invloeden van buitenaf, dan zijn er op aarde geen authentieke culturen meer over. De laatste eeuwen zijn alle culturen bijna onherkenbaar veranderd door een vloedgolf van mondiale invloeden.

Een van de interessantste voorbeelden van die globalisering is het fenomeen ‘nationale keuken’. In een Italiaans restaurant verwachten we spaghetti met tomatensaus, in Poolse en Ierse restaurants vooral veel aardappelen, in een Argentijns restaurant kunnen we kiezen uit tientallen biefstukken, in een Indiaas restaurant zit in bijna alles Spaanse peper en de grootste delicatesse in een Zwitsers koffiehuis is dikke, warme chocolademelk met een Alp van slagroom erop. Maar die gerechten zijn helemaal niet inheems in die landen. Tomaten, Spaanse pepers en chocolade zijn Mexicaans van oorsprong; ze kwamen pas naar Europa en Azië toen de Spanjaarden Mexico hadden veroverd. Julius Caesar en Dante Alighieri hebben nooit van tomatensaus druipende spaghetti om hun vork gedraaid (zelfs de vork was nog niet uitgevonden), Wilhelm Tell heeft nooit chocolade geproefd en Boeddha kruidde zijn eten nooit met hete pepertjes. De aardappel is pas vierhonderd jaar bekend in Polen en Ierland. De enige biefstuk die je in 1492 kon krijgen in Argentinië was lamabiefstuk.

In Hollywoodfilms zijn Indianen altijd neergezet als dappere ruiters die moedig aanvielen op de wagens van Europese pioniers om de gebruiken van hun voorvaderen te beschermen. Maar die Indiaanse ruiters waren geen beschermers van een oeroude, authentieke cultuur. Ze waren het product van een grote militaire en politieke revolutie die de prairies van westelijk Noord-Amerika in de zeventiende en achttiende eeuw overspoelde als gevolg van de introductie van Europese paarden. In 1492 waren er geen paarden in Amerika. De cultuur van de negentiende-eeuwse Sioux en Apaches heeft veel aantrekkelijks, maar het was veeleer een moderne cultuur – een gevolg van mondiale ontwikkelingen – dan iets ‘authentieks’.

De mondiale droom

Praktisch gezien speelde de belangrijkste etappe in het proces van mondiale eenwording zich af in de laatste eeuwen, toen de wereldrijken groeiden en de handel zich uitbreidde. Er werden steeds nauwere banden aangeknoopt tussen de volkeren van Afrika-Eurazië, Amerika, Australië en Oceanië. Zo kwamen de Mexicaanse pepers in het Indiase eten terecht en begonnen Spaanse runderen te grazen in Argentinië. Maar vanuit ideologisch perspectief vond er een nog belangrijker ontwikkeling plaats in het eerste millennium v.Chr., toen het idee van een universele orde begon te rijpen. De geschiedenis stevende al duizenden jaren langzaam af op mondiale eenheid, maar het idee van een universele orde die de hele wereld beheerste was de meeste mensen nog volkomen vreemd.

Het denkvermogen van Homo sapiens is zo geëvolueerd dat hij mensen verdeelt in ‘wij’ en ‘zij’. ‘Wij’ bestond uit de groep in je onmiddellijke omgeving, wie je ook was, en ‘zij’ waren alle anderen. In wezen laat geen enkel sociaal dier zich ooit leiden door de belangen van de hele soort waartoe hij behoort. Chimpansees malen niet om de belangen van het chimpanseedom, slakken zullen geen voelspriet uitsteken voor de mondiale slakkengemeenschap, een alfaleeuw zal nooit een poging doen om koning van alle leeuwen te worden en er is geen bijennest ter wereld met een bordje boven de ingang waarop staat: ‘Werkbijen aller landen, verenigt u!’

Maar toen de cognitieve revolutie eenmaal op gang was, werd Homo sapiens in dat opzicht steeds uitzonderlijker. Mensen begonnen geregeld samen te werken met totale vreemden, die ze beschouwden als ‘broeders’ of ‘vrienden’. Maar deze broederschap was niet universeel. Ergens in het volgende dal of achter de bergen woonden zonder twijfel mensen die ‘zij’ waren. Toen de eerste farao, Menes geheten, rond 3000 v.Chr. Egypte verenigde, was het de Egyptenaren duidelijk dat Egypte een grens had en dat er achter die grens ‘barbaren’ op de loer lagen. De barbaren waren vreemd en bedreigend, en alleen interessant in die zin dat ze land of middelen bezaten die de Egyptenaren wilden hebben. Alle imaginaire ordes die mensen creëren, lijken een substantieel deel van de mensheid uit te sluiten.

In het eerste millennium v.Chr. verschenen er drie potentiële universele ordes ten tonele waarvan de aanhangers voor het eerst de hele wereld en de hele mensheid voor zich konden zien als een eenheid die geregeerd werd door een en dezelfde verzameling wetten. Iedereen was ‘wij’, of zou dat in elk geval kunnen zijn. Er was geen ‘zij’ meer. De eerste universele orde die ontstond, was economisch van aard: de monetaire orde. De tweede universele orde was politiek van aard: de imperiale orde. De derde universele orde was religieus van inslag: de orde van universele religies als het boeddhisme, het christendom en de islam.

Kooplieden, veroveraars en profeten waren de eerste mensen die de binaire evolutionaire verdeling tussen ‘wij’ en ‘zij’ overstegen en de mensheid zagen als een potentiële eenheid. Voor de kooplieden was de hele wereld één grote markt en waren alle mensen potentiële klanten. Ze probeerden een economische orde te vestigen die voor iedereen overal zou opgaan. Voor de veroveraars was de hele wereld één groot imperium en waren alle mensen potentiële onderdanen, en voor de profeten draaide de hele wereld om één grote waarheid en waren alle mensen potentiële gelovigen. Zij probeerden ook een orde te vestigen die voor iedereen en op elke plek zou opgaan.

In de laatste drie millennia hebben mensen steeds ambitieuzere pogingen gewaagd om die mondiale droom te verwezenlijken. In de volgende drie hoofdstukken zien we hoe geld, imperia en universele religies zich verspreidden en hoe ze de fundamenten van de verenigde wereld van vandaag legden. We beginnen met het verhaal van de grootste veroveraar uit de geschiedenis, een veroveraar die extreem tolerant en flexibel was en mensen daarmee tot hartstochtelijke discipelen maakte. Die veroveraar is het geld. Mensen die niet geloven in dezelfde god of niet gehoorzamen aan dezelfde koning zijn desondanks maar al te graag bereid om hetzelfde geld te gebruiken. Osama bin Laden was ondanks zijn diepe haat jegens de Amerikaanse cultuur, het Amerikaanse geloof en de Amerikaanse politiek erg dol op Amerikaanse dollars. Hoe kreeg het geld voor elkaar wat goden en koningen niet was gelukt?