11

11 Visioenen van wereldrijken

De oude Romeinen waren wel gewend aan nederlagen. Net als de heersers van de meeste grote rijken uit de geschiedenis konden ze slag na slag verliezen, maar toch de oorlog winnen. Een wereldrijk dat geen klappen kan opvangen zonder om te vallen is niet echt een wereldrijk. Maar zelfs de Romeinen hadden moeite met het nieuws dat in het midden van de tweede eeuw v.Chr. uit Noord-Iberië kwam. Een klein, onbelangrijk bergstadje dat Numantia heette en bewoond werd door de inheemse Kelten van het schiereiland, had het gewaagd om het Romeinse juk af te werpen. De Romeinen waren indertijd de onbetwiste heer en meester van het hele Middellandse Zeebekken. Ze hadden het Macedoonse en Seleucidische rijk verslagen, ze hadden de trotse Griekse stadstaten onderworpen en ze hadden Carthago in de as gelegd. De Numantijnen hadden niets, alleen hun vurige vrijheidsliefde en het kleine voordeel dat ze in een onherbergzame streek woonden. Toch dwongen ze legioen na legioen tot overgave of een vernederende aftocht.

In 134 v.Chr. raakte het geduld van Rome op. De senaat besloot om Scipio Aemilianus – de beste generaal van Rome en tevens de man die Carthago had verwoest – op de Numantijnen af te sturen. Hij kreeg een gigantisch leger van meer dan dertigduizend soldaten mee. Scipio, die de vechtlust en de krijgskunst van de Numantijnen heel serieus nam, wilde geen soldaten verspillen aan onnodige gevechten. Hij omsingelde Numantia met een linie van versterkingen en sneed het stadje af van de buitenwereld. De honger deed het werk voor hem. Na ruim een jaar raakte de voedselvoorraad uitgeput. Toen de Numantijnen beseften dat er geen hoop meer voor hen was, brandden ze hun stad plat. Volgens Romeinse verslagen pleegden de meeste inwoners zelfmoord, opdat ze geen slaven van Rome zouden worden.

Later werd Numantia een symbool van Spaanse onafhankelijkheid en moed. Miguel de Cervantes, de schrijver van Don Quichot, schreef een tragedie met de titel Het beleg van Numantia, die eindigt met de vernietiging van de stad, maar ook met een visioen van de toekomstige grootsheid van Spanje. Dichters schreven lofliederen op de kranige verdedigers van de stad en schilders produceerden doeken met majestueuze voorstellingen van de belegering. In 1882 werden de ruïnes van Numantia tot nationaal monument uitgeroepen en het werd een waar pelgrimsoord voor Spaanse patriotten. In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw gingen de populairste stripboeken in Spanje niet over Superman en Spiderman, maar over de avonturen van El Jabato, een fictieve oud-Iberische held die vocht tegen de Romeinse overheersers. De oude Numantijnen gelden nog steeds als Spaanse toonbeelden van heldenmoed en vaderlandsliefde en worden gepresenteerd als rolmodellen voor de Spaanse jeugd.

Het is alleen wel zo dat die Spaanse patriotten de Numantijnen ophemelen in het Spaans, een Romaanse taal die afstamt van het Latijn van Scipio. De Numantijnen spraken een inmiddels spoorloos verdwenen Keltische taal. Cervantes schreef Het beleg van Numantia in Latijns schrift en het toneelstuk voegt zich naadloos in de Grieks-Romeinse literaire tradities. In Numantia waren geen theaters. Spaanse patriotten die de Numantijnse heroïek verheerlijken zijn vaak ook trouwe aanhangers van de rooms-katholieke kerk – let vooral op het eerste deel van dat woord –, waarvan het hoofd nog steeds in Rome zetelt en waarvan de god zich graag laat aanspreken in het Latijn. Niet alleen dat, het moderne Spaanse recht is ook nog eens afgeleid van het Romeinse recht, de Spaanse politiek heeft Romeinse wortels en de Spaanse keuken en architectuur zijn veeleer een Romeinse nalatenschap dan een Keltische of een Iberische traditie. Eigenlijk is er niet echt iets over van Numantia, behalve een ruïne. Zelfs het verhaal erover kennen wij alleen maar dankzij de werken van Romeinse geschiedschrijvers. Het is aangepast aan de smaak van het Romeinse publiek, dat smulde van verhalen over vrijheidslievende barbaren. De Romeinse overwinning op Numantia was zo volledig dat de overwinnaars zelfs de herinnering aan de overwonnenen hebben geannexeerd.

Het is niet ons soort verhaal. Wij zien underdogs liever winnen. Maar de geschiedenis is nu eenmaal niet rechtvaardig. De meeste oude culturen zijn vroeg of laat ten prooi gevallen aan de legers van genadeloze imperia en aldus tot de vergetelheid veroordeeld. En ook imperia gaan uiteindelijk ten onder, al laten die vaak rijke, duurzame erfenissen na. Bijna alle mensen in de eenentwintigste eeuw zijn nakomelingen van een of ander imperium.

Wat is een imperium?

Een imperium of wereldrijk is een politieke orde met twee belangrijke kenmerken. Om voor wereldrijk te kunnen doorgaan moet je ten eerste heersen over een flink aantal verschillende volkeren die elk een verschillende culturele identiteit en een apart territorium hebben. Hoeveel volkeren precies? Twee of drie is niet genoeg. Twintig of dertig is meer dan genoeg. De drempel ligt daar ergens tussenin.

Ten tweede worden imperia gekenmerkt door flexibele grenzen en een potentieel onbegrensde vraatzucht. Ze kunnen steeds meer naties en territoria opslokken en verteren zonder hun fundamentele structuur of identiteit aan te tasten. De Britse staat heeft vandaag de dag tamelijk heldere grenzen die niet overschreden kunnen worden zonder de fundamentele structuur en identiteit van de staat te veranderen. Een eeuw geleden kon bijna elke plek op aarde op zeker moment deel uitmaken van het Britse rijk.

Die culturele diversiteit en territoriale flexibiliteit geven imperia niet alleen hun unieke karakter, maar ook hun centrale rol in de geschiedenis. Dankzij deze twee eigenschappen konden imperia diverse etnische groepen en ecologische zones verenigen onder één politieke paraplu, waarmee ze steeds grotere segmenten van de menselijke soort – en de aardbol – aaneensmeedden.

Belangrijk is dat een imperium zuiver en alleen wordt gedefinieerd door culturele diversiteit en flexibele grenzen, en niet door oorsprong, regeringsvorm, omvang of bevolkingsgrootte. Een imperium hoeft niet voort te komen uit militaire veroveringen. Het Atheense rijk begon als een vrijwillige alliantie en het rijk van de Habsburgers was het wettige kind van een reeks slim georkestreerde huwelijksallianties. Een imperium hoeft ook niet per se geregeerd te worden door een autocratische keizer. Het Britse rijk, het grootste wereldrijk van de geschiedenis, had een democratisch bestuur. Andere democratische (of in elk geval republikeinse) imperia waren de Hollandse, Franse, Belgische en Amerikaanse koloniale rijken, evenals de premoderne rijken rond Novgorod, Rome, Carthago en Athene.

Ook de grootte doet er niet echt toe. Imperia kunnen piepklein zijn. Het Atheense rijk was in zijn grootste bloeitijd veel kleiner qua grootte en bevolking dan het huidige Griekenland. Het rijk van de Azteken was kleiner dan het huidige Mexico. Toch waren het allebei echte rijken, terwijl het moderne Griekenland en het moderne Mexico dat niet zijn, omdat hun voorgangers mettertijd tientallen of zelfs honderden verschillende staten aan zich onderwierpen en zij niet. Athene was de baas over meer dan honderd stadstaten die voorheen onafhankelijk waren, en het Azteekse rijk heerste – als we de belastingarchieven tenminste mogen geloven – over 371 verschillende stammen en volkeren.59

Hoe paste zo’n menselijke potpourri ooit op het grondgebied van een bescheiden moderne staat? Dat kon omdat er in het verleden veel meer afzonderlijke volkeren op de wereld waren, die elk een kleinere populatie hadden en minder grondgebied innamen dan het gemiddelde volk van nu. Het gebied tussen de Middellandse Zee en de rivier de Jordaan, dat vandaag de dag zucht onder het gekrakeel van slechts twee volkeren, bood in bijbelse tijden moeiteloos ruimte aan tientallen naties, stammen, koninkrijkjes en stadstaten.

De vorming van grote rijken was een van de redenen voor de drastische reductie in menselijke diversiteit. De imperialistische stoomwals vaagde gestaag de unieke kenmerken van talloze volkeren (zoals de Numantijnen) weg en smeedde er nieuwe, veel grotere groepen van.

Rijken van het kwaad?

In onze tijd klinkt alleen het woord ‘fascistisch’ nog erger dan ‘imperialistisch’ binnen ons lexicon van politieke scheldwoorden. De hedendaagse kritiek op imperia neemt doorgaans twee vormen aan:

1 - Imperia werken niet. Op de lange termijn is het niet mogelijk om effectief te heersen over een groot aantal onderworpen volkeren.

2 - Al zou het kunnen, dan moet het nog niet gebeuren, want wereldrijken zijn kwaadaardige brengers van verwoesting en uitbuiting. Elk volk heeft recht op zelfbeschikking en mag nooit onderworpen worden aan vreemde heerschappij.

Vanuit historisch perspectief is de eerste uitspraak grote nonsens, en de tweede uiterst problematisch.

De waarheid is dat het imperium de laatste vijfentwintighonderd jaar ’s werelds gebruikelijkste vorm van politieke organisatie is geweest. De meeste mensen hebben in deze tweeënhalf millennia in het ene of andere wereldrijk gewoond. Het is ook een heel stabiele regeringsvorm. De meeste imperia hebben van oudsher schrikbarend weinig moeite gehad om opstanden de kop in te drukken. Over het geheel genomen zijn ze alleen omvergeworpen door externe invasies of onenigheid binnen de heersende elite. Omgekeerd hebben veroverde volkeren niet echt een goede naam wat het afwerpen van imperialistische jukken betreft. Meestal werden ze langzaam opgenomen in het veroverende imperium, totdat hun eigen cultuur uitdoofde.

Toen het West-Romeinse rijk anno 476 bijvoorbeeld toch nog bezweek onder binnenvallende Germaanse stammen, kwamen de Numantijnen, Arverni, Helvetiërs, Samnieten, Lusitaniërs, Umbriërs, Etrusken en honderden andere vergeten volkeren die eeuwen eerder door de Romeinen onder de voet waren gelopen, niet plotseling uit het uitgeholde karkas van het rijk tevoorschijn, zoals Jonas uit de buik van de walvis. Er was niets van ze over. De biologische nakomelingen van de mensen die zichzelf beschouwden als leden van die volkeren, die hun talen hadden gesproken, hun goden hadden vereerd en hun mythen en legendes hadden doorgegeven, dachten, spraken en geloofden nu als Romeinen.

In veel gevallen leidde de verwoesting van een groot rijk niet bepaald tot de bevrijding van onderworpen volkeren. Het kwam vaker voor dat een nieuw rijk zijn kans greep in het vacuüm dat ontstond als het oude instortte of zich terugtrok. Dat is nergens zo zichtbaar als in het Midden-Oosten. De huidige politieke constellatie in die regio – een machtsevenwicht tussen vele zelfstandige politieke entiteiten met min of meer stabiele grenzen – heeft zijn weerga nauwelijks gekend in de laatste paar millennia. De laatste keer dat het Midden-Oosten er zo voor stond was in de achtste eeuw v.Chr., dus bijna drieduizend jaar geleden! Van de opkomst van het Nieuw-Assyrische rijk in de achtste eeuw v.Chr. tot de instorting van het Britse en Franse kolonialisme medio twintigste eeuw ging het Midden-Oosten als een soort estafettestokje over van het ene rijk op het andere. En tegen de tijd dat de Britten en Fransen het stokje eindelijk lieten vallen, waren de Arameeërs, Ammonieten, Feniciërs, Filistijnen, Moabieten, Edomieten en andere volkeren die waren onderworpen door de Assyriërs, allang verdwenen.

Toegegeven, de joden, Armeniërs en Georgiërs beweren min of meer terecht dat ze afstammen van oude volkeren uit het Midden-Oosten. Maar dit zijn hoogstens uitzonderingen die de regel bevestigen en zelfs deze beweringen zijn enigszins overdreven. Het spreekt voor zich dat de politieke, economische en sociale gewoonten van bijvoorbeeld moderne joden veel meer samenhangen met de imperia waaronder ze de laatste twee millennia vielen dan met de tradities van het oude koninkrijk Judea. Als koning David vandaag de dag een ultraorthodoxe synagoge in Jeruzalem binnen zou lopen, zou hij versteld staan van al die mensen in Oost-Europese kledij die een Duits dialect (Jiddisch) spreken en eindeloos discussiëren over de betekenis van een Babylonische tekst (de Talmoed). Het oude Judea kende geen synagogen, geen Talmoedboeken en zelfs geen thorarollen.

Het opbouwen en handhaven van een imperium ging meestal gepaard met brute slachtingen onder de bevolking en wrede onderdrukking van iedereen die overbleef. Het standaardinstrumentarium van een grootmacht bestond uit oorlogen, slavernij, deportaties en genocide. Toen de Romeinen in het jaar 83 Schotland binnenvielen kregen ze te maken met fel verzet van plaatselijke Caledonische stammen en als reactie daarop verwoestten ze het hele gebied. Toen de Romeinen vrede wilden, noemde hoofdman Calgacus hen ‘de grootste schurken van de wereld’ en hij verklaarde dat ze ‘aan plundering, slachtpartijen en roof de leugenachtige naam keizerrijk geven; ze scheppen een woestenij en noemen het vrede’.60

Dat wil echter nog niet zeggen dat imperia niets waardevols achterlaten. Alle grote wereldrijken zwart maken en al hun erfenissen loochenen komt neer op het verwerpen van bijna alle menselijke cultuur. De elites van grote rijken gebruikten de winst van hun veroveringen niet alleen om legers en forten te financieren, maar ook filosofie, kunst, recht en liefdadigheid. Een belangrijk deel van de culturele prestaties van de mensheid dankt zijn bestaan aan de uitbuiting van onderworpen volkeren. De winst en welvaart die het Romeinse imperialisme bracht, verschaften Cicero, Seneca en de heilige Augustinus de tijd en de middelen om te denken en te schrijven. De Taj Mahal had nooit gebouwd kunnen worden zonder de rijkdommen die de mogols bijeengaarden door hun Indiase onderdanen uit te persen, en de inkomsten die het Habsburgse rijk uit Slavisch, Hongaars en Roemeens sprekende provincies beurde, betaalden het salaris van Haydn en de commissie voor Mozart. De redevoering van Calgacus is niet voor het nageslacht opgetekend door een Caledonische schrijver. We kennen hem dankzij de Romeinse geschiedschrijver Tacitus. Sterker nog: Tacitus heeft hem waarschijnlijk verzonnen. De meeste wetenschappers zijn het er inmiddels wel over eens dat Tacitus de redevoering niet alleen zelf heeft bedacht, maar dat hij ook die Caledonische hoofdman Calgacus heeft verzonnen, als een personage dat moest verwoorden wat hij en andere hooggeplaatste Romeinen over hun eigen land dachten.

Zelfs als we verder kijken dan elitecultuur en hoge kunst en ons richten op de wereld van de gewone man, dan nog treffen we in het merendeel van de moderne culturen imperiale erfenissen aan. Tegenwoordig spreken, denken en dromen de meeste mensen in grote rijkstalen die onze voorouders met het zwaard opgedrongen hebben gekregen. De meeste Oost-Aziaten spreken en dromen in de taal van het Hanrijk. Bijna alle inwoners van Noord- en Zuid-Amerika, van het schiereiland Barrow in Alaska tot de Straat van Magellaan, communiceren ongeacht hun etnische wortels in een van slechts vier grote rijkstalen: Spaans, Portugees, Frans of Engels. Moderne Egyptenaren spreken Arabisch, beschouwen zichzelf als Arabieren en identificeren zich hartgrondig met het Arabische rijk dat Egypte in de zevende eeuw veroverde en met ijzeren vuist optrad tegen de herhaalde opstanden die uitbraken tegen de overheersers. Zo’n tien miljoen Zoeloes in Zuid-Afrika denken vol nostalgie aan de glorietijd van het Zoeloerijk in de negentiende eeuw, hoewel de meesten van hen nakomelingen zijn van stammen die juist tegen het Zoeloerijk vochten en er pas in opgingen na vele bloedige veldtochten.

Voor je eigen bestwil

Het eerste grote rijk waarover we expliciete informatie hebben was het Akkadische rijk van Sargon de Grote (ca. 2250 v.Chr.). Sargon begon zijn carrière als koning van Kish, een kleine stadstaat in Mesopotamië. Binnen enkele decennia wist hij niet alleen alle andere Mesopotamische stadstaten te veroveren, maar ook grote gebieden buiten het Mesopotamische territorium. Sargon beroemde zich erop dat hij de hele wereld had veroverd. In werkelijkheid reikte zijn heerschappij van de Perzische Golf tot de Middellandse Zee en beheerste hij het grootste deel van het huidige Irak en Syrië, plus nog een paar stukken van het huidige Iran en Turkije.

Het Akkadische rijk bleef niet lang overeind na de dood van de stichter, maar Sargon zette een toon die nog vaak werd gezongen. In de daaropvolgende zeventienhonderd jaar namen Assyrische, Babylonische en Hittitische koningen Sargon als rolmodel en ook zij gingen er prat op dat ze de hele wereld hadden veroverd. Maar rond 550 v.Chr. kwam Cyrus de Grote van Perzië met een nog sterkere claim.

De koningen van Assyrië bleven altijd koning van Assyrië. Zelfs als ze beweerden dat ze de hele wereld regeerden was het duidelijk dat ze dit deden ter meerdere glorie van Assyrië en daar schaamden ze zich totaal niet voor. Maar Cyrus beweerde niet alleen dat hij de hele wereld regeerde, maar ook dat hij dat deed in het belang van alle volkeren. ‘We veroveren jullie voor je eigen bestwil,’ zeiden de Perzen. Cyrus wilde dat de volkeren die hij onderwierp van hem hielden en zich gelukkig prezen dat ze nu Perzische vazallen waren. Het beroemdste voorbeeld van zijn innovatieve pogingen om onderworpen volkeren voor zich te winnen was zijn decreet dat alle joodse bannelingen in Babylonië terug mochten naar hun vaderland Judea en daar hun tempel mochten herbouwen. Hij bood hun zelfs financiële steun. Cyrus zag zichzelf niet als een Perzische koning die over joden heerste, hij was ook de koning van de joden en daarmee verantwoordelijk voor hun welzijn.

De pretentie om over de hele wereld te heersen in het belang van alle aardbewoners was alarmerend. De evolutie heeft Homo sapiens, net als andere sociale zoogdieren, tot een xenofobische soort gemaakt. Sapiens verdelen de mensheid instinctief in twee soorten: ‘wij’ en ‘zij’, oftewel de anderen. Wij zijn mensen als jij en ik, met dezelfde taal, religie en gebruiken. Wij zijn allemaal verantwoordelijk voor elkaar, maar niet voor die anderen. Wij hebben altijd losgestaan van de anderen en we zijn ze niets verschuldigd. We willen ze niet op ons grondgebied en het kan ons geen barst schelen wat er op hun grondgebied gebeurt. Eigenlijk zijn het nauwelijks mensen. In de taal van het Dinkavolk in Soedan betekent ‘Dinka’ gewoon ‘mensen’. Mensen die geen Dinka zijn, zijn geen mensen. De aartsvijanden van de Dinka’s zijn de Nuer. Wat betekent het woord ‘Nuer’ in de Nuertaal? Het betekent ‘oorspronkelijke mensen’. Duizenden kilometers van de Soedanese woestijnen, op de witte ijsvelden van Alaska en Noordoost-Siberië leven de Yupiks. Wat betekent ‘Yupik’ in de Yupiktaal? Het betekent ‘echte mensen’.61

De imperialistische ideologie neigde sinds Cyrus daarentegen tot het inclusieve en allesomvattende, wat in sterk contrast staat met dit soort etnische exclusiviteit. Hoewel deze ideologie vaak de raciale en culturele verschillen tussen heersers en onderworpenen benadrukte, onderkende hij de fundamentele eenheid van de hele wereld, het bestaan van een vaste verzameling principes die overal en altijd opging en de onderlinge verantwoordelijkheid van alle mensen. De mensheid wordt beschouwd als één grote familie: de privileges van de ouders gaan hand in hand met verantwoordelijkheid voor het welzijn van de kinderen.

Deze nieuwe heersersmentaliteit ging van Cyrus en de Perzen over op Alexander de Grote, en van hem op Helleense koningen, Romeinse keizers, islamitische kaliefen, Indiase vorsten en uiteindelijk zelfs op Sovjetpremiers en Amerikaanse presidenten. Deze goedaardige visie op heerschappij heeft het bestaan van imperia door de eeuwen heen gerechtvaardigd en ontkrachtte niet alleen pogingen van onderworpen volkeren om in opstand te komen, maar ook pogingen van onafhankelijke volkeren om zich te verzetten tegen de expansie van grote rijken.

Onafhankelijk van het Perzische model ontstonden in andere delen van de wereld vergelijkbare visies op imperiale heerschappij, met name in Midden-Amerika, in de Andes en in China. Volgens de traditionele Chinese politiek is de hemel (Tian) de bron van al het wettige gezag op aarde. De hemel kiest de eerzaamste persoon of familie en geeft die het hemelse mandaat. Deze persoon of familie heerst daarna over ‘alles onder de hemel’ (Tianxia) en beoogt het welzijn van alle aardbewoners. Het legitieme gezag is dus per definitie universeel. Als een heerser geen hemels mandaat heeft, heeft hij zelfs niet het gezag om over één enkel stadje te heersen. Als een heerser het mandaat wel heeft, is hij verplicht om rechtvaardigheid en harmonie op aarde te brengen. Het hemels mandaat kon niet aan verschillende kandidaten tegelijk gegeven worden, dus kon het bestaan van meer dan één onafhankelijke staat niet legitiem geacht worden.

Qín Shi Huángdì, de eerste keizer van het verenigde Chinese rijk, beriep zich erop dat ‘in de zes windrichtingen [van het heelal] alles van de keizer is […] overal waar een menselijke voetstap te vinden is, is er niemand die geen onderdaan [van de keizer] is geworden […] zijn goedertierenheid strekt zich zelfs uit tot ossen en paarden. Er is niemand die hier geen baat bij heeft. Elkeen is veilig onder zijn eigen dak.’62 Sindsdien werden de tijden van de keizers beschouwd als gouden eeuwen van orde en recht, niet alleen in het politieke denken van de Chinezen, maar ook in hun historische herinnering. In tegenstelling tot het moderne westerse denkbeeld dat een rechtvaardige wereld bestaat uit aparte natiestaten, werden perioden van politieke fragmentatie in China gezien als duistere tijden van chaos en onrecht. Deze perceptie heeft verstrekkende gevolgen gehad voor de Chinese geschiedenis. Telkens als een keizerrijk instortte, spoorde de heersende politieke theorie de gevestigde macht aan om geen genoegen te nemen met schamele zelfstandige vorstendommetjes, maar herenigingspogingen te ondernemen. Vroeg of laat slaagden deze pogingen altijd.

Als ‘zij’ ‘ons’ worden

Wereldrijken hebben een beslissende rol gespeeld bij het samensmeden van vele kleine culturen tot een kleiner aantal grote culturen. Ideeën, mensen, goederen en technologie verspreidden zich gemakkelijker binnen de grenzen van een groot rijk dan in een politiek gefragmenteerd gebied. Vaak genoeg waren het de wereldrijken zelf die opzettelijk ideeën, gewoontes, normen en waarden verspreidden. Een van de redenen daarvoor was dat ze het daarmee makkelijker voor zichzelf maakten. Het valt niet mee om een rijk te besturen waarin elk districtje zijn eigen wetten heeft, zijn eigen schrift, zijn eigen taal en zijn eigen geld. Standaardisering was een zegen voor keizers.

Een tweede en al even belangrijke reden waarom grote rijken actief een gemeenschappelijke cultuur verspreidden was dat ze daarmee aan legitimiteit wonnen. Zeker sinds de tijd van Cyrus en Qín Shi Huángdì hebben grote rijken hun daden – of het nu ging om wegenbouw of bloedvergieten – omschreven als noodzakelijk om een superieure cultuur te verspreiden waarvan de onderworpenen zelfs nog meer profiteerden dan de overwinnaars.

De voordelen waren soms onmiskenbaar – ordehandhaving, stedenbouw, standaardisering van maten en gewichten – en soms ook dubieus – belastingen, dienstplicht, keizerverering. Maar de meeste keizerlijke elites geloofden oprecht dat ze hard werkten aan het algemeen welzijn van alle inwoners van hun rijk. De heersende klasse van China behandelde naburige landen en hun uitheemse inwoners als erbarmelijke barbaren, die hard toe waren aan de voordelen van de Chinese beschaving. De keizer kreeg het hemelse mandaat niet om de wereld uit te buiten, maar om de mensheid te beschaven. De Romeinen rechtvaardigden hun heerschappij ook met het argument dat ze de barbaren vrede, rechtvaardigheid en verfijning brachten. De woeste Germanen en de beschilderde Galliërs leidden een ellendig, achterlijk bestaan, tot de Romeinen ze temden met wetten, ze schoonspoelden in publieke badhuizen en ze verrijkten met filosofie. De Maurya-dynastie zag het in de derde eeuw v.Chr. als haar missie om de leer van Boeddha over de onderontwikkelde wereld te verspreiden. De islamitische kaliefen hadden een hemels mandaat om de openbaring van de profeet te verspreiden, vreedzaam indien mogelijk, maar desnoods ook met het zwaard. De Spaanse en Portugese imperia verklaarden dat ze in Indië en Amerika niet op zoek waren naar rijkdommen, maar naar bekeerlingen voor het ware geloof. De zon ging nooit onder op de Britse missie om de evangeliën van het liberalisme en de vrije handel te verspreiden. De Sovjets zagen het als hun dure plicht om de onverbiddelijke mars van het kapitalisme naar de utopische dictatuur van het proletariaat te faciliteren. Veel Amerikanen beweren tegenwoordig dat hun regering de morele plicht heeft om derdewereldlanden de zegeningen van democratie en mensenrechten te brengen, zelfs als die artikelen afgeleverd worden per kruisraket of F-16.

De culturele ideeën die de grote rijken verspreidden waren zelden exclusief gecreëerd door de heersende klasse. De imperialistische visie is doorgaans universeel en alomvattend, dus heersende elites konden relatief makkelijk ideeën, normen en tradities adopteren die ze elders aantroffen in plaats van zich fanatiek te beperken tot één klein, bekrompen traditietje. Sommige heersers wilden hun culturen zuiveren en teruggaan naar hun wortels, zoals zij die zagen, maar de meeste grote rijken hebben hybride beschavingen voortgebracht die tal van gebruiken van onderworpen volkeren absorbeerden. De heersende cultuur van Rome was bijna voor de helft Grieks. De Abbassidische cultuur was deels Perzisch, deels Grieks, deels Arabisch. De cultuur van het Mongolische keizerrijk was afgekeken van China. In de Verenigde Staten kan een Amerikaanse president van Keniaanse komaf een pizza nuttigen terwijl hij naar zijn lievelingsfilm kijkt, een Brits epos over de Arabische opstand tegen de Turken.

Niet dat deze culturele smeltkroes het proces van culturele assimilatie erg vergemakkelijkte voor de overwonnenen. De beschaving van zo’n groot rijk absorbeerde misschien talloze bijdragen van verscheidene overwonnen volkeren, maar de hybride cultuur die daaruit ontstond bleef de overgrote meerderheid vreemd. Het assimilatieproces verliep vaak pijnlijk en traumatisch. Het is niet makkelijk om een vertrouwde, geliefde plaatselijke traditie op te geven en het is moeilijk en stressvol om een nieuwe cultuur te begrijpen en over te nemen. Erger nog, al wisten onderworpen volkeren zich de grote rijkscultuur uiteindelijk eigen te maken, dan nog kon het decennia of zelfs eeuwen duren voor de heersende elite hen accepteerde als onderdeel van ‘wij’. De generaties tussen verovering en acceptatie stonden mooi in de kou. Ze waren hun geliefde plaatselijke cultuur al kwijt, maar ze werden niet voor vol aangezien in de wereld van hun rijk. Sterker nog, hun adoptiecultuur bleef hen beschouwen als barbaren.

Neem een Iberiër van gegoede komaf die een eeuw na de val van Numantia leeft. Hij spreekt zijn inheemse Keltische dialect met zijn ouders, maar hij heeft vlekkeloos Latijn geleerd met hoogstens een licht accent, omdat hij dat nodig heeft om zaken te doen en met het gezag te onderhandelen. Hij vindt het zwak dat zijn vrouw heeft voor barokke snuisterijen vertederend, maar hij schaamt zich ook een beetje dat zij, net als de andere vrouwen in de streek, vasthoudt aan de oude Keltische smaak. Hij had liever gehad dat ze overstapte op de elegante eenvoud van de sieraden van de vrouw van de Romeinse gouverneur. Zelf draagt hij Romeinse tunica’s en dankzij zijn succes als veehandelaar, dat voor een fors deel te danken is aan zijn kennis van de fijne kneepjes van de Romeinse handelswetten, kon hij een Romeins ogende villa bouwen. Hij kan boek iii van de Georgica van Vergilius uit het hoofd declameren. Toch behandelen de Romeinen hem nog steeds als een halve barbaar. Hij beseft vol ergernis dat hij nooit een regeringsfunctie zal krijgen, of zelfs maar een echt goede zitplaats in het amfitheater.

Eind negentiende eeuw kregen veel hoogopgeleide Indiërs hetzelfde lesje voor hun kiezen van hun Britse meesters. Er is een beroemde anekdote over een ambitieuze Indiër die de Engelse taal tot in de puntjes beheerste, op dansles ging in een westerse dansschool en zich zelfs aanwende om met mes en vork te eten. Aldus uitgerust met zijn nieuwe manieren reisde hij naar Engeland, waar hij rechten studeerde aan het Londense University College, waarna hij werd beëdigd als advocaat. Maar deze jonge jurist, op en top jasje-dasje, werd in de Britse kolonie Zuid-Afrika uit een trein gesmeten omdat hij per se eerste klasse wilde reizen in plaats van genoegen te nemen met de derde klasse, waar ‘kleurlingen’ als hij geacht werden te gaan zitten. Zijn naam was Mohandas Karamchand Gandhi.

In sommige gevallen slechtte het proces van acculturatie en assimilatie uiteindelijk de barrières tussen nieuwkomers en de oude elite. De veroverden beschouwden het imperium niet meer als een wezensvreemde bezetter en de veroveraars gingen hun onderdanen zien als gelijken. Heersers en overheersten gingen ‘hen’ zien als ‘ons’. Alle onderdanen van Rome kregen na eeuwen van keizerlijke overheersing uiteindelijk Romeinse burgerrechten. Niet-Romeinen bereikten topposities in het officierskorps van de Romeinse legioenen en werden lid van de senaat. In het jaar 48 liet keizer Claudius verscheidene Gallische notabelen toe tot de senaat, die wat betreft hun ‘gebruiken, cultuur en huwelijksbanden vermengd zijn geraakt met onszelf’, zoals hij in een redevoering zei. Snobistische senatoren protesteerden tegen de toelating van deze voormalige vijanden in het hart van het Romeinse politieke systeem. Claudius herinnerde ze toen fijntjes aan een ongemakkelijke waarheid. De meeste families van zittende senatoren stamden af van Italiaanse stammen die ooit tegen Rome vochten en later het Romeinse burgerschap hadden verworven. De keizer bracht hen voorts in herinnering dat zijn eigen familie van Sabijnse afkomst was.63

In de tweede eeuw van onze jaartelling werd Rome geregeerd door een geslacht van keizers die uit Iberia stamden en in wier aderen op zijn minst een paar druppels inheems Iberisch bloed gevloeid moeten hebben. Het tijdperk van Trajanus, Hadrianus, Antoninus Pius en Marcus Aurelius wordt algemeen beschouwd als de gouden eeuw van het Romeinse rijk. Daarna werden alle etnische dammen afgebroken. Keizer Septimius Severus (193-211) was een telg uit een Punische familie uit Libië. Algebalus (218-222) was een Syriër. Keizer Philippus (244-249) werd in de volksmond ‘Philippus de Arabier’ genoemd. De nieuwe burgers van het rijk namen de Romeinse cultuur zo gretig over dat ze nog eeuwen en zelfs millennia nadat het rijk was ingestort de Romeinse rijkstaal bleven spreken, bleven geloven in de christelijke God die het rijk had overgenomen van een Levantijnse provincie, en bleven leven volgens de Romeinse wetten.

In het Arabische rijk gebeurde iets vergelijkbaars. Toen het medio zevende eeuw werd gevestigd, heerste er een scherpe tweedeling tussen de heersende Arabische moslimelite en de onderworpen Egyptenaren, Syriërs, Iraniërs en Berbers, die geen Arabieren of moslims waren. Veel onderdanen van het rijk gingen gaandeweg over tot het islamitische geloof, de Arabische taal en een overkoepelende, hybride cultuur. De oude Arabische elite bleef buitengewoon vijandig tegen deze parvenu’s aan kijken, uit angst om hun unieke status en identiteit te verliezen. De gefrustreerde bekeerlingen drongen aan op gelijke rechten binnen het rijk en in de islamitische wereld. Uiteindelijk kregen ze hun zin. Egyptenaren, Syriërs en Mesopotamiërs werden steeds meer beschouwd als ‘Arabieren’. Arabieren – of het nu ging om ‘authentieke’ Arabieren uit Arabië of om kersverse Arabieren uit Egypte en Syrië – werden steeds meer gedomineerd door niet-Arabische moslims, met name Iraniërs, Turken en Berbers. Het grote succes van het groot-Arabische project was dat de rijkscultuur die eruit ontstond gretig werd overgenomen door talloze niet-Arabische volkeren, die hem bleven hooghouden, ontwikkelen en verspreiden, zelfs toen het oorspronkelijke rijk allang was ingestort en de Arabieren als etnische groep hun heerschappij verloren hadden.

In China ging het succes van het imperiale project zelfs nog dieper. Meer dan tweeduizend jaar lang werd een mengelmoes van volkeren en culturen die eerst barbaren werden genoemd op geslaagde wijze geïntegreerd in de keizerlijke Chinese cultuur. Ze werden Han-Chinezen (vernoemd naar de Han-dynastie, die China regeerde van 206 v.Chr. tot het jaar 220). De ultieme prestatie van het Chinese rijk is dat het nog steeds springlevend is, hoewel het moeilijk is om het nog als een keizerrijk te zien, behalve misschien in buitengebieden als Tibet en Xinjiang. Meer dan negentig procent van de Chinese bevolking wordt door zichzelf en anderen beschouwd als Han.

Het dekolonisatieproces van de laatste paar decennia kunnen we net zo opvatten. In de moderne tijd veroverden Europeanen een groot deel van de aardbol onder het mom van de verspreiding van een superieure westerse cultuur. En met zoveel succes dat miljarden mensen mettertijd belangrijke delen van die cultuur overnamen. Indiërs, Afrikanen, Arabieren, Chinezen en Maori’s leerden Frans, Engels en Spaans. Ze gingen geloven in mensenrechten en de vrije wil en ze omarmden westerse ideologieën als liberalisme, kapitalisme, communisme, feminisme en nationalisme.

In de twintigste eeuw eisten inheemse groepen die westerse waarden hadden overgenomen, gelijkheid aan hun Europese veroveraars, in naam van diezelfde waarden. Veel antikoloniale vrijheidsoorlogen zijn gevoerd onder de banier van zelfbeschikking, socialisme en mensenrechten, die allemaal westerse erfenissen zijn. Zoals Egyptenaren, Iraniërs en Turken de cultuur die ze erfden van hun oorspronkelijke Arabische overheersers overnamen en aanpasten, zo accepteren Indiërs, Afrikanen en Chinezen tegenwoordig een groot deel van de overheersende cultuur van hun voormalige westerse bazen, terwijl ze die tegelijk proberen te kneden naar hun eigen behoeften en tradities.

De imperiale cyclus

stadium

rome

islam

europees imperialisme

Een kleine groep vestigt een groot rijk

De Romeinen vestigen het Romeinse rijk

De Arabieren vestigen het Arabische kalifaat

De Europeanen vestigen de Europese koloniale wereldrijken

Er ontstaat een imperiale cultuur

Grieks-Romeinse cultuur

Islamitische Arabische cultuur

Westerse cultuur

De imperiale cultuur wordt overgenomen door onderworpen volkeren

De onderworpen volkeren omarmen de Latijnse taal, Romeinse wetten, Romeinse politieke ideeën etc.

De onderworpen volkeren omarmen het Arabisch, de islam, etc.

De onderworpen volkeren omarmen de Engelse en Franse taal, het socialisme, het nationalisme, mensenrechten etc.

De onderworpen volkeren eisen gelijke rechten in naam van de gemeen- schappelijke imperiale waarden

Illyriërs, Galliërs en Puniërs eisen dezelfde rechten als Romeinen in naam van de gemeen- schappelijke Romeinse waarden

Egyptenaren, Iraniërs en Berbers eisen dezelfde rechten als Arabieren in naam van de gemeen- schappelijke islamitische waarden

Indiërs, Chinezen en Afrikanen eisen dezelfde rechten als Europeanen in naam van gemeen- schappelijke westerse waarden als nationalisme, socialisme en mensenrechten

De grondleggers van het rijk verliezen hun dominante positie

Romeinen vormen geen unieke etnische groep meer. Het rijk wordt nu beheerst door een nieuwe multi-etnische elite

Arabieren verliezen de controle over de islamitische wereld aan een multi-etnische moslimelite

Europeanen verliezen de controle over de wereld aan een multi-etnische elite die grotendeels de westerse waarden en denkwijzen aanhangt

De imperiale cultuur blijft floreren en zich ontwikkelen

De Illyriërs, Galliërs en Puniërs blijven hun aangenomen Romeinse cultuur ontwikkelen

De Egyptenaren, Iraniërs en Berbers blijven hun aangenomen moslimcultuur ontwikkelen

De Indiërs, Chinezen en Afrikanen blijven hun aangenomen westerse cultuur ontwikkelen

Historische goeieriken en slechteriken

Het is verleidelijk om de geschiedenis netjes onder te verdelen in goeieriken en slechteriken, met alle grote rijken als slechteriken. Bijna al die rijken waren immers gevestigd door bloedvergieten en handhaafden hun macht door onderdrukking en oorlog. Maar de meeste culturen van tegenwoordig zijn gebaseerd op de erfenissen van dat soort grote rijken. Als grote rijken per definitie slecht zijn, wat zegt dat dan over ons?

Er zijn denkrichtingen en politieke bewegingen die de menselijke cultuur willen zuiveren van alle imperialisme, waarna er iets over moet blijven wat zij omschrijven als een pure, authentieke beschaving, verstoken van alle kwaad. Deze ideologieën zijn op zijn best naïef te noemen, en op zijn ergst dienen ze als achterbakse opsmuk voor bot nationalisme en onverdraagzaamheid. Misschien valt nog te beweren dat enkele van de talloze culturen die rond het ochtendgloren van de beschreven geschiedenis opkwamen nog zuiver waren, onaangeraakt door het kwaad en niet bezoedeld door andere samenlevingen. Maar sinds dat ochtendgloren kan geen enkele cultuur dat nog serieus over zichzelf beweren, zeker niet de culturen die momenteel op de wereld bestaan. Alle menselijke culturen zijn in elk geval deels een erfenis van wereldrijken en imperialistische beschavingen, en die imperiale erfenis is met geen enkele academische of politieke operatie weg te snijden zonder dat de patiënt overlijdt.

Denk bijvoorbeeld aan de haat-liefdeverhouding tussen de onafhankelijke Indiase republiek van tegenwoordig en de Britse Raj. De Britse verovering en bezetting van India kostte miljoenen Indiërs het leven en was verantwoordelijk voor de constante vernedering en uitbuiting van nog eens honderden miljoenen. Toch waren veel Indiërs gretige bekeerlingen waar het ging om westerse concepten als zelfbeschikkingsrecht en mensenrechten en ze waren erg ontdaan toen de Britten weigerden zich aan hun eigen prachtige overtuigingen te houden en de inheemse Indiërs geen gelijke rechten als Britse onderdanen en geen onafhankelijkheid bleken te gunnen.

Toch is de moderne Indiase staat een afstammeling van het Britse rijk. De Britten doodden, verwondden en vervolgden de inwoners van het subcontinent, maar ze verenigden ook een verbijsterend mozaïek van strijdende koninkrijken, vorstendommen en stammen, ze creëerden een gedeeld nationaal bewustzijn en een land dat min of meer als een politieke eenheid functioneerde. Ze legden de fundamenten van het Indiase rechtssysteem, zetten de administratieve structuur ervan op en bouwden het spoorwegennet, dat cruciaal was voor economische integratie. Het onafhankelijke India koos een westerse democratie naar Brits voorbeeld als regeringsvorm. Het Engels is nog steeds de lingua franca van het subcontinent, een neutrale taal die sprekers van Hindi, Tamil en Malayalam kunnen gebruiken voor onderlinge communicatie. Indiërs zijn gepassioneerde cricketspelers en ze zijn dol op chai (thee), en zowel dat spel als dat drankje is een Britse erfenis. De commerciële theeteelt bestond niet in India, totdat hij medio negentiende eeuw werd geïntroduceerd door de Britse Oost-Indische Compagnie. De snobistische Britse sahibs verspreidden het theedrinken over het hele subcontinent.

Hoeveel Indiërs zouden er vandaag de dag voor stemmen om zich te ontdoen van democratie, het Engels, de spoorwegen, het rechtssysteem, cricket en thee, zuiver en alleen omdat dat erfenissen van het imperiale stelsel zijn? En zelfs al zouden ze het willen, zou dat hele stemmen om over zoiets te beslissen juist niet benadrukken wat ze hun voormalige overheersers verschuldigd zijn?

19-Mumbaitrainstation.jpg

18. Treinstation Chhatrapati Shivaji in Mumbai, dat aanvankelijk het Victoriastation heette, in Bombay. De Britten bouwden het in de neogotische stijl die eind negentiende eeuw populair was in Groot-Brittannië. De namen van de stad en het station zijn inmiddels veranderd door een nationalistische Indiase regering, maar die zag er blijkbaar niets in om zo’n schitterend gebouw met de grond gelijk te maken, ook al was het gebouwd door buitenlandse agressors.

Zelfs als we de erfenis van een bruut rijk compleet verwerpen in de hoop dat we de ‘authentieke’ culturen die daarvoor bestonden kunnen reconstrueren en beschermen, dan nog komen we hoogstwaarschijnlijk niet verder dan het in ere herstellen van de erfenis van een ouder, niet minder bruut rijk. Wie de verminking van de Indiase cultuur door de Britten afkeurt, rechtvaardigt onwillekeurig de erfenissen van het Mogolrijk en het veroveringsbeluste sultanaat van Delhi. En wie probeert de ‘authentieke Indiase cultuur’ te redden van de vreemde smetten van deze islamitische rijken, verheerlijkt de erfenissen van het Guptarijk, het Kushanrijk en de Maurya-dynastie. Als een extreme Indische nationalist alle resterende gebouwen van de Britse veroveraars zou willen vernietigen, inclusief het centrale treinstation van Mumbai, wat moet er dan gebeuren met de bouwwerken die zijn achtergelaten door de islamitische veroveraars van India, zoals de Taj Mahal?

20-TajMahal.jpg

19. De Taj Mahal. Een voorbeeld van ‘authentieke’ Indiase cultuur of een uitheemse creatie van islamitische imperialisten?

Niemand weet echt een oplossing voor de netelige kwestie van culturele nalatenschap. Welke richting we ook kiezen, de eerste stap is erkenning van de complexiteit van het dilemma en acceptatie van het feit dat een simplistisch opdelen van het verleden in goeieriken en slechteriken nergens toe leidt. Tenzij we natuurlijk willen toegeven dat we gewoonlijk achter de slechteriken aan hollen.

Het nieuwe mondiale imperium

Sinds ongeveer 200 v.Chr. hebben de meeste mensen in grote rijken geleefd en het lijkt waarschijnlijk dat dit in de toekomst zo zal blijven. Maar dit keer wordt het een waarlijk mondiaal imperium. De imperialistische droom – totale heerschappij over de hele wereld – kon weleens ophanden zijn.

Nu de eenentwintigste eeuw eenmaal op gang is, verliest het nationalisme snel terrein. Steeds meer mensen geloven dat de hele mensheid de enige legitieme bron van politiek gezag is, in plaats van figuren van een bepaalde nationaliteit, en dat de politiek zich moet richten op het waarborgen van mensenrechten en bescherming van de belangen van de gehele mensheid. Daarbij is een wereld met bijna tweehonderd zelfstandige staten eerder een hindernis dan een hulpmiddel. Als Zweden, Indonesiërs en Nigerianen dezelfde mensenrechten verdienen, zou het dan niet simpeler zijn om die rechten te beschermen onder één mondiale regering?

De opkomst van problemen die in essentie mondiaal zijn, zoals het smelten van de poolkappen, knaagt aan de laatste restjes legitimiteit die de onafhankelijke natiestaten nog hebben. Geen enkele soevereine staat zal de opwarming van de aarde in zijn eentje kunnen tegengaan. Het hemelse mandaat van de Chinezen is ooit vanuit de hemel verleend om de problemen van de mensheid op te lossen. Het moderne hemelse mandaat zal door de mensheid verleend worden om de problemen van de hemel op te lossen, zoals daar zijn het gat in de ozonlaag en het broeikaseffect. De kleur van het mondiale wereldrijk zou best eens groen kunnen worden.

In 2013 is de wereld nog steeds politiek gefragmenteerd, maar staten verliezen razendsnel aan onafhankelijkheid. Geen enkel land is nog echt in staat om zelfstandig economisch beleid te voeren, om naar believen oorlogen te verklaren en uit te vechten of zelfs naar eigen inzicht binnenlandse politiek te bedrijven. Staten zijn steeds meer onderhevig aan de machinaties van wereldmarkten, de bemoeienis van wereldconcerns en ngo’s en de controle van de mondiale publieke opinie en het internationale rechtssysteem. De wereld wordt draaiend gehouden en gevormd door uitermate machtige kapitaal-, arbeid- en informatiestromen die steeds minder respect tonen voor de grenzen en meningen van afzonderlijke landen.

Het mondiale imperium dat we onder onze ogen zien ontstaan wordt niet geregeerd door één staat of één etnische groep. Net als het laat-Romeinse rijk wordt het geregeerd door een multi-etnische elite en bijeengehouden door een gemeenschappelijke cultuur en gemeenschappelijke belangen. Wereldwijd worden steeds meer ondernemers, ingenieurs, deskundigen, wetenschappers, juristen en managers opgeroepen om zich bij het rijk te voegen. Ze moeten overwegen of ze gehoor willen geven aan deze roep of liever trouw blijven aan hun eigen staat en hun eigen volk. Steeds meer van hen kiezen voor het rijk.