6

Er zijn dingen die ik niet kan verdragen. Wanneer men mij bijvoorbeeld langdurig onder de voeten kietelt. En wanneer men daarvoor de tong van een schaap gebruikt na eerst de voetzolen met nat zout te hebben ingewreven waar schapen kennelijk gek op zijn. Ik was woedend, wat! door het dolle heen! Mijn rollende ogen en verschrikkelijk driftige gelaatstrekken waren zo indrukwekkend dat de kleine spleetogen een stapje achteruit gingen. Ze hadden me met hun vijven vastgebonden na me overvallen te hebben. Ik was op dat moment lekker zatjes, anders gezegd, ik had een stuk in mijn kraag en liep te zingen dat het een lieve lust was. Daarom konden ze me ook pakken na me een stuk' lood in de nek gelegd te hebben. Toen ik bijkwam lag ik in een loods waar het doordringend naar specerijen rook. Ze hadden me omwonden met minstens tien meter waslijn die gemeen in mijn vlees sneed. Ik rolde me om en keek omhoog. Door een gat in het dak zag ik de grijze lucht waaruit de regen spoot. Wel, ik voelde me niet ontevreden. Nu maakte ik eens iets mee al begreep ik niet waarom. Zeg jullie nou zelf!

Even later waren ze gekomen. Ze gingen in een kring om me heen staan en keken op mij neer. Ik lachte en spoog er een recht in de smoel. Hij veegde het af en ze keken maar.

'Jij wolden gestlaft vool de dood van onze Nooldviet-namese zustel die jij hebt doodgestoken!' zei een ouwe spleetoog.

'U! Het is u!' schreeuwde ik. Teren jullie gele apen dan nooit met twee woorden te spreken!'

'Waalom?' vroeg de ouwe weer, 'wanneel we het met één woold afkunnen?'

'Goede manieren zijn alles!' schreeuwde ik terug. 'Begrijp je dan niets van onze nobele zeden en gewoonten! Onze westerse beschaving die vele malen superieur is aan de jouwe!'

'Man platen had!' zei een andere gele. 'Stlaf maal vlug beginnen. Wij dol zijn op lachen van blanke heel!'

Ik lachterne een kriek. 'Zeg eens knikkerbokker?' vroeg ik.

'Knikkelboel!' zei de gele en toen tilden ze me op de bank. Mijn linkerschoen en sok ging uit, de voetzool met zout ingewreven en het binnengebrachte schaap begon mijn voetzool te likken. Maar wat die gele vetpuisten niet wisten was dat ik uitstekend tegen kietelen kon. Wel kronkelde ik me en lachte hartelijk maar dat was grandioos toneelspel.

De pret duurde tot diep in de nacht. Daarna viel de laatste geelmop van uitputting op de grond, stuiptrekkend nog even, of ik moet zeggen 'stuiptlekte' en viel in slaap. Ik spande mijn spieren en de waslijn viel in stukken. Daar ik nog boos was pakte ik een hamer, liep naar het schaap dat met lieve ogen me vol sympathie aankeek en sloeg de schedel van het beest in de prak. Met een luid Bééééééh! viel het dood voor mijn voeten.

Ik liep naar het einde van de loods, opende de deur en stapte naar buiten. Na tien meter vallen kwam ik in het vieze havenwater terecht en zwom regelrecht naar de Leopold II waar ik met een goeie whisky weer wat tot mezelf kwam. Ik schakelde de alarminstallatie in en zette mijn Lüger op scherp voor het geval dat die gele bloedhonden nog iets wilden en ging onder de douche. Ik baadde me heerlijk, trok een van mijn vele badjassen, een witte, aan en ging het avondblad lezen. Het gewone nieuws, hier werd een man overreden, daar stierven enige honderdduizenden van de honger. Ieder kreeg wat hem toekwam in deze wereld. Ik kon niet begrijpen wat men toch tegen onze prachtige aarde had. Ineens werd mijn aandacht getrokken door een geluid. Dat was opvallend omdat mijn AEG radiotelefomezender op volle kracht stond. Ik vind het nu eenmaal prettig om de hele wereld op mijn bord te hebben. Maar dat geluid was iets anders. Ik dacht dat ik het me verbeeldde maar even later was het er weer. Zacht maar onmiskenbaar. De Leopold II maakte toch geen water! Ik sprong op. Het geluid was een kruising van een pond of drie erwten die in een zinken pan geschud werden in kombinatie met het zachte wuiven van vrouwenlingerie aan de waslijn. Ik pakte de Lüger en ging op het dek kijken. Het regende lekker terwijl ik de ronde deed. Nergens iets aan de hand. Na voor de gein de Lüger in de lucht leeggeschoten te hebben dook ik de kajuit weer in. En daar stond ze! Haar lange blonde haren in elegante pijpekrullen hingen haar bijna tot aan het slanke middeltje. Haar zachte gezicht glimlachte goedig en de grote prachtige grijze ogen leken wel van glas, zo staarde ze vol bewondering naar me op. En geen wonder. In mijn witte kamerjas over mijn gebruinde huid moest ik een begerige heer zijn voor elke vrouw in the world. 'Dus jij maakte het geluidje?' zei ik en drapeerde me op een van de banken die mijn kajuit rijk is en die, zoals jullie al weten, met een enkele handgreep tot kooien worden omgetoverd.

Ze knikte. 'Wat bent u schrander meneer de Schrijver!'

'Ja, dat is zo!' gaf ik toe. 'Waarmee deed je het?'

'Hiermee!' Vanachter haar rug haalde ze mijn grootste aluminium scheepvaartplan. Hij was gevuld met erwten!' Ik lachte hartelijk. 'Ga zitten,' zei ik. 'Maak het je gemakkelijk. Waarom ben je hier naar binnen geslopen?'

'Omdat ik u zo bewonder,' zei ze eenvoudig met haar lieve zachte stem. Ze was het meest vrouwelijke wezen dat ik ooit gezien had.

Hoewel er nog genoeg banken stonden kwam ze op de mijne zitten waarop ik al lag. Vertrouwelijk legde ze een hand op mijn knie.

'Leuk! Een fris idee om bij de schrijver binnen te dringen,' komplimenteerde ik haar.

Ze lachte zachtjes voor zich heen. Nu ik dit neertik valt het me op hoek vaak er in dit boek gelachen wordt.

Ze sloeg haar ogen neer en ik kreeg de kans haar op te nemen. Verdomd, ze was attraktief!'

'Ja, ik heb veel aan u gedacht,' stak ze van wal. 'Ik zag u aan uw Nylon Slipjes werken zo helemaal alleen op de grote diepe zee. En ik vond dat ik u in uw prachtige strijd voor verbetering van volksliteratuur moest steunen. Ik was verlegen maar ik heb me er over heen gezet. Dus... Hier ben ik!'

'Kan je typen?' vroeg ik.