19

‘Ik wilde je net bellen,’ zei ik gespannen. ‘Is er al nieuws?’

Het bleef akelig stil aan de andere kant van de lijn.

‘Jack?’ riep ik geschrokken uit en ik voelde hoe mijn hartslag in rap tempo toenam. ‘Het gaat toch wel goed met de baby?’

‘Misschien eh, misschien kun je beter hiernaartoe komen,’ klonk het bijna fluisterend.

‘Ik kom er meteen aan,’ zei ik bezorgd en ik rende als een gek naar de badkamer.

Wat een ellendige rotwind, dacht ik zwaar geïrriteerd, terwijl ik volledig gestresst naar het ziekenhuis fietste. Er is vast iets ergs gebeurd met de baby, dacht ik bloednerveus. Straks is ze overleden, die klap komt Jack echt nooit te boven. Hij gaf geen antwoord op mijn vraag, o god, er is vast iets verschrikkelijks gebeurd.

Gejaagd probeerde ik mijn fiets op slot te zetten.

‘Je bent er,’ hoorde ik opeens achter me. Jack zag er echt vreselijk uit. Hij hoefde niet eens wat te zeggen, ik kon zo al zien dat het helemaal mis was.

‘Gaat het niet goed met Roosje?’ vroeg ik met een trillende stem en een gierend gevoel van angst.

‘Loop even met me mee,’ fluisterde hij met een vreemde stem en een intens verdrietige blik.

Dodelijk ongerust liep ik hem achterna. Jack nam zwijgend en terneergeslagen plaats op een kapot bankje onder een reusachtig grote eik.

‘Gaat het niet goed?’ vroeg ik nogmaals nerveus en ik was doodsbang voor het antwoord.

‘Ze eh, ze is de nacht goed doorgekomen,’ zei hij zacht en de tranen sprongen in zijn ogen. ‘De artsen denken dat ze het gaat redden.’

‘Maar dat is geweldig!’ riep ik uit. Ik sloeg mijn armen opgelucht om hem heen en drukte mijn hoofd tegen hem aan.

‘Ze is niet van mij,’ fluisterde hij met een gebroken stem in mijn oor. ‘Het is mijn kind niet.’

‘Niet?’ vroeg ik geschrokken en ik kwam met een ruk omhoog. ‘Hoe weet je dat?’

‘Haar bloedgroep,’ antwoordde hij ontredderd. ‘Ze kan onmogelijk van mij zijn.’

Hij vocht zichtbaar tegen zijn tranen.

‘Wat verschrikkelijk voor je,’ zei ik geëmotioneerd. Ik legde mijn arm troostend op zijn rug.

‘Ze is zo lief, zo perfect. Ik was ervan overtuigd dat ik haar vader was, dat ze mijn kleine meisje was,’ zei hij aangedaan.

‘Je bent ook haar vader. Misschien niet biologisch, maar in elk ander opzicht wel,’ fluisterde ik troostend.

‘Het kan niet meer. Alles is kapot.’ Zijn stem klonk vreemd en in zijn ogen zag ik een intens bedroefde blik.

‘Het komt echt wel goed,’ fluisterde ik bemoedigend.

Mijn woorden gingen volkomen langs hem heen en hij stond met een onrustige blik op. ‘Je moet met Maud praten, June,’ klonk het gejaagd.

‘Dat komt wel,’ antwoordde ik sussend.

‘Het kan niet wachten,’ zei hij ongemakkelijk. Met een verwarde, nerveuze blik liep hij richting het park.

‘Waar ga je nou heen?’ riep ik hem bezorgd achterna.

‘Ik moet even alleen zijn. Beloof me dat je met haar gaat praten.’

‘Oké, beloofd,’ antwoordde ik beduusd en ik bleef volledig van slag achter op het bankje.

Het is Julius’ kind, flitste wanhopig door mijn hoofd heen. Ik stond met een radeloos gevoel in de lift van het ziekenhuis. Hij is vader geworden en hij weet het niet eens, vertrekt vandaag fluitend naar New York, en moet je zien wat voor godvergeten puinhoop hij achterlaat.

Met een diepe zucht liep ik een bedompte gang in. Kamer vierhonderdachttien, vierhonderdzestien, vierhonderdveertien, vierhonderdtwaalf, hier was het. Gespannen en bloednerveus liep ik Mauds kamer binnen.

Ze zag er verschrikkelijk slecht uit, haar gezicht was lijkbleek en haar ogen waren vuurrood en enorm opgezwollen. Ze had overduidelijk de hele nacht gehuild.

‘June, eh, fijn dat je er bent,’ zei ze op aarzelende toon en ik zag de tranen in haar ogen branden.

‘Wat fijn dat het beter gaat met Rozemarijn,’ zei ik op fluistertoon.

‘Dank je,’ zei Maud met een trillende stem. ‘Ik eh, ik moet je wat vertellen.’

‘Ik weet het al,’ zei ik op ongemakkelijke toon. ‘Jack heeft me al verteld dat hij de vader niet is.’

Maud keek me met een onzekere blik in haar ogen aan.

‘Hoe eh, hoe is het met hem?’ huilde ze zachtjes.

‘Hij was er echt kapot van,’ antwoordde ik zacht.

‘Waar is hij nu?’ vroeg ze bezorgd.

‘Ik weet het niet, hij wilde even alleen zijn.’

Ze liet zich kreunend achterovervallen in haar kussen. ‘Het komt niet meer goed tussen ons,’ klonk het snikkend.

‘Natuurlijk wel,’ zei ik troostend. ‘Het is gewoon een keiharde klap voor hem, maar als hij straks aan het idee gewend is, zal hij jullie echt niet laten vallen.’

‘Dat is lief van je,’ zei Maud zacht. ‘Maar het komt echt niet meer goed.’

Peinzend staarde ze voor zich uit. ‘Heb je haar al gezien?’

‘Nee, nog niet, maar ik hoorde van Jack dat ze prachtig is.’

‘Ze is zo perfect,’ snikte ze. ‘Ik was haar bijna kwijt. Misschien raak ik haar alsnog wel kwijt.’

‘Natuurlijk niet, het is een klein vechtertje, dat heeft ze van haar mama,’ zei ik sussend.

‘Het is allemaal mijn schuld,’ fluisterde ze wanhopig. ‘Al die stress en al die zorgen zijn mijn kleine meisje bijna fataal geworden. Ik heb… ik heb gelogen, June.’

‘Ik weet het,’ zei ik zacht, ‘maar nu kun je weer met een schone lei beginnen. Jack heeft het je al lang vergeven, hij stond niet voor niets gisteren op het punt om met je te trouwen.’

Maud schudde langzaam met haar hoofd, haar blik was droevig en beschaamd. ‘Toen wist hij nog niet wat hij nu wel weet,’ zei ze op schuldbewuste toon.

Met een intens verdrietig gezicht staarde ze uit het raam. ‘Kom even zitten anders,’ klonk het na een paar seconden bijna fluisterend.

Ongerust nam ik plaats naast haar bed. Ik keek met een ongemakkelijk gevoel toe hoe de tranen zachtjes over haar lijkbleke wangen gleden. Ze keek me niet aan, maar ik kon zien dat ze met de seconde nerveuzer werd.

‘Ik eh, ik ben nooit met Julius naar bed gegaan,’ klonk het plotseling opgelaten.

Verschrikt staarde ik haar aan. ‘Hoe bedoel je?’ vroeg ik verdwaasd.

‘Het spijt me echt,’ huilde ze en ze draaide haar gezicht langzaam om naar dat van mij. ‘We hebben elkaar maar een keer gezien en toen hebben we alleen gezoend.’

‘Maar waarom zei je dan dat het zo was?’ vroeg ik, volledig van slag.

Maud staarde me een paar tellen zwijgend aan. ‘Omdat ik je haatte. Ik vond dat jij mijn leven had verpest, dus wilde ik jouw leven ook kapot maken.’

Met een beschaamde blik draaide ze haar ogen weg naar het plafond. ‘En ik wilde niet dat Jack de waarheid zou weten,’ voegde ze er bijna fluisterend aan toe.

‘Welke waarheid?’ vroeg ik compleet in shock.

‘Ik heb een affaire gehad, met mijn baas,’ zei ze aarzelend. ‘Als Jack daar achter zou komen, was het over en uit tussen ons. Ik ben zo stom geweest,’ snikte ze, ‘echt zo stom.’

‘Je hebt een affaire met je baas gehad?’ herhaalde ik stomverbaasd. ‘Weet je baas dat het kind van hem is?’

‘Nee, ik heb hem wijsgemaakt dat het van Jack is en hij vond het wel makkelijk om dat te geloven. Hij, eh, hij is getrouwd.’

‘Getrouwd?’ riep ik uit en ik leunde zachtjes tegen de vensterbank aan. ‘Ik begrijp het niet, wanneer heb je Julius dan precies ontmoet?’

‘In de zomer ergens, hij was met een vrijgezellenfeest in Ancee en ik was er met vriendinnen. Rogier, mijn baas, was niet op komen dagen en ik voelde me echt ellendiger dan ooit. Het is geen excuus, maar ik had veel te veel gedronken en toen liep ik Julius tegen het lijf.’

Volledig van slag probeerde ik te verwerken wat ze allemaal aan me vertelde. ‘Dus je hebt over alles gelogen? Je hebt helemaal geen affaire met hem gehad?’

‘Nee,’ klonk het zacht. ‘We hebben alleen wat gezoend, daarna heb ik hem niet meer gezien, tot die dag op jouw verjaardag. Ik wist echt niet wat me overkwam toen hij opeens voor mijn neus stond.’

‘Maar die foto dan op Hyves?’ riep ik vol onbegrip uit. ‘Die foto van jou en Julius, die foto was gemaakt in november.’

‘Dus die heb je gezien,’ zei Maud met een rood hoofd, ‘dat dacht ik wel.’ Met tranen in haar ogen staarde ze voor zich uit. ‘Die foto is gemaakt tijdens dat strandfeest in Ancee. Ik eh, ik heb hem opzettelijk in mijn map met novemberfoto’s geplaatst,’ klonk het ongemakkelijk. ‘Ik ken je wel een beetje, June. Ik wist wel dat je alle foto’s van die maand zou gaan bekijken.’

‘Ik begrijp het niet, waarom heb je die foto er expres op gezet?’ vroeg ik geschokt.

‘Om je het laatste zetje te geven,’ zei Maud fluisterend, terwijl ze gegeneerd naar beneden staarde. ‘Jack vertelde me dat je twijfelde aan mijn verhaal, dat je geneigd was om Julius te geloven. Ik…’

‘Wacht even, dus je hebt die foto er expres op gezet, zodat ik Julius definitief aan kant zou zetten en jouw smerige geheimpje veilig was?’ viel ik haar vol afschuw in de rede. ‘Waarom heb je hem er dan weer zo snel vanaf gehaald?’

‘Omdat ik zeker wist dat jij hem allang had gezien en ik niet wilde dat Jack of Julius hem onder ogen zou krijgen.’

Met wankele benen stond ik op. Met de seconde drongen haar woorden meer en meer tot me door.

‘Besef je wel wat je hebt aangericht? Dankzij jou ben ik hem kwijt,’ zei ik met een trillende stem.

‘Het spijt me echt,’ zei Maud snikkend. ‘Dat heb ik ook tegen Jack gezegd, maar hij gelooft me niet meer.’

‘Jack, mijn god, weet je wel wat je Jack hebt aangedaan?’ riep ik uit en ik voelde hoe de tranen in mijn ogen sprongen. ‘Hij is bij je gebleven, ondanks alles en jij hebt hem gewoon nog een keer keihard in de maling genomen, hij was gewoon bijna met je getrouwd.’

‘Ik weet het,’ snifte Maud, ‘ik weet het.’

Ze heeft over alles gelogen, dacht ik, volledig in shock, en ik rende vol ongeloof Mauds kamer uit. Ik moest Jack vinden. Hoe kon ze dit in godsnaam doen?

Compleet van slag stormde ik de trappen af en rende zo snel als ik kon het ziekenhuis uit.

Er was geen spoor van hem te bekennen. Gehaast zocht ik in mijn tas. Verdomme, mijn telefoon lag nog thuis.

Als een gek begon ik de omgeving af te speuren. Mauds woorden galmden als een nachtmerrie door mijn hoofd. Hij had niet tegen me gelogen, o god, hij sprak de waarheid.

‘Jack, o gelukkig, ik heb je overal gezocht!’ riep ik bezorgd uit.

Met een triest lachje keek Jack me aan. ‘Je had gelijk,’ klonk het zacht, ‘met deze vrouw kan ik niet gelukkig worden.’

‘Nee,’ antwoordde ik totaal van streek, ‘ik vind het echt zo erg voor je, ik…’

‘Ze vertelde het me vanochtend. Ze denkt dat het haar schuld is dat Roosje zo vroeg is geboren. Ze kon het niet meer voor zich houden.’

Verslagen staarde ik hem aan.

‘Ze heeft… ze heeft bijna een jaar een affaire gehad! Bijna een jaar.’ Jacks ogen werden donker en zijn stem klonk woedend. ‘Hoe heeft ze dit kunnen doen? Ik stond op het punt om met haar te trouwen.’

‘Ik weet het niet,’ zei ik verdrietig en ik legde mijn hand troostend op zijn schouder.

‘Ik had naar je moeten luisteren. Jij hebt altijd al over betere mensenkennis beschikt dan ik,’ klonk het aangedaan.

‘Ik geloofde haar ook,’ antwoordde ik met een trillende stem. ‘Ik geloofde haar in plaats van… in plaats van Julius.’

De tranen liepen plotseling over mijn wangen. ‘Ik ben hem kwijt, Jack. Hij heeft helemaal niet tegen me gelogen, maar ik geloofde hem niet.’

‘Welnee,’ zei Jack troostend, ‘het komt vast wel goed als je hem alles uitlegt.’

‘Dat heeft geen nut meer,’ antwoordde ik gesmoord. ‘Hij vertrekt vandaag, als hij al niet vertrokken is.’

Jack keek me vragend aan.

‘Hij heeft die baan toch genomen, de komende vijf jaar zit hij in New York en ik…’ Mijn stem brak en het lukte me niet om mijn zin af te maken.

‘De komende vijf jaar?’ herhaalde Jack traag. Hij leunde zwijgend achterover tegen een hekwerk. ‘Bel hem op. Misschien is hij nog wel hier. Leg alles uit en zorg dat hij hier blijft.’

‘Dat kan ik niet, ik weet niet wat ik tegen hem moet zeggen, ik… ik heb het zo verpest,’ stamelde ik.

‘June, bel hem. Hij wilde die baan helemaal niet, hij wilde hier blijven voor jou. De enige reden waarom hij die baan alsnog heeft genomen, is omdat Maud het voor jullie verpest heeft. Bel hem op, wat heb je te verliezen?’

Met een twijfelend gevoel zocht ik in mijn tas. ‘O, verdomme, ik heb natuurlijk helemaal geen telefoon bij me!’ riep ik uit. ‘Ik weet zijn nummer niet uit mijn hoofd.’

‘Hoe laat vertrekt hij?’ vroeg Jack kalm.

‘Ik heb echt geen idee, ik weet alleen dat hij vandaag vertrekt.’

‘Heeft Sophie zijn nummer niet? Haar nummer ken je toch zeker wel uit je hoofd?’

Snel griste Jack zijn telefoon uit zijn jas. Het leek een eeuwigheid te duren voor Sophie eindelijk opnam.

‘Kan ik je later terugbellen? Ik zit op mijn werk,’ klonk het gehaast.

‘Soph, heb jij het nummer van Julius?’ antwoordde ik gespannen.

‘Van Julius, hoezo dan?’

‘Hij heeft niet tegen me gelogen, Maud heeft toegegeven dat ze alles verzonnen heeft, ik moet hem echt spreken.’

‘Dat meen je niet? Hè? Maar hoe zit het dan? Was er dus toch nog een ander in het spel?’

‘Lieverd, ik vertel je later alles, maar ik moet Julius spreken. Hij vertrekt vandaag naar New York.’

‘Volgens mij is hij al weg,’ antwoordde Sophie onrustig. ‘Ik heb zijn nummer niet, maar ik bel Carsten wel even, bel je zo terug.’

Het leek uren te duren voor ze eindelijk terugbelde. Gehaast ratelde ze het nummer op. ‘Hij is nog niet weg, vertrekt rond een uurtje of twaalf, lieverd, veel sterkte, bel me zodra je iets weet.’

Gespannen stond ik met Jacks telefoon in mijn handen. Wat moest ik zeggen? Ik wist niet wat ik moest zeggen. Was het niet al te laat, hij stond op het punt om te vertrekken. ‘June, waar wacht je nou op?’ klonk het rustig.

‘Ik durf niet,’ stamelde ik.

‘Bel nou maar, het komt goed, echt waar.’

Aangemoedigd door Jacks vastberaden blik drukte ik met een bonkend hart de toetsen in. Binnen een seconde hoorde ik zijn vertrouwde stem.

‘Met Julius Hillenaer, ik kan nu even niet opnemen, laat een bericht achter en dan bel ik je zo snel mogelijk terug.’

‘Zijn telefoon staat uit. Hij vertrekt al om twaalf uur en ik kan hem niet bereiken.’

Jack keek me peinzend aan. ‘Hou je van hem?’ klonk het vragend.

‘Zielsveel,’ antwoordde ik wanhopig.

‘Ga dan naar Schiphol. Ga naar Schiphol, leg hem alles uit. Hij zal het echt wel begrijpen.’

‘Ik weet het niet,’ zei ik zacht. ‘Wat moet ik dan zeggen?’

‘De waarheid,’ antwoordde hij rustig.

‘En de waarheid is?’ vroeg ik vertwijfeld.

‘Dat mijn lieve zusje al vier kilo is afgevallen omdat ze zo verdrietig is.’

‘Vijf,’ zei ik zacht.

‘Dat je jezelf al wekenlang elke nacht in slaap huilt en dat je nooit, nooit meer gelukkig wordt als hij naar New York vertrekt.’

‘Nee, echt nooit meer,’ antwoordde ik verdrietig.

‘En als je dan ook nog dat zielige gezichtje opzet, is daar vast geen man tegen bestand,’ zei hij met een kleine glimlach.

‘Denk je dat hij blijft? Denk je dat ik hem kan overtuigen hier te blijven?’ vroeg ik onzeker.

‘Hij zou gek zijn als hij jou zou laten lopen,’ klonk het bemoedigend.

‘Maar naar Schiphol? Dat red ik nooit met de trein. Of kun je me brengen?’

‘Pa en ma zijn onderweg. Mama was dodelijk ongerust, ik eh, het spijt me, ik kan nu niet weg hier,’ antwoordde Jack verontschuldigend.

Hij zweeg even en er verscheen een lachje op zijn gezicht. ‘Maar eh, heb jij niet al lange tijd je rijbewijs in je bezit?’

Verbaasd keek ik hem aan. ‘Hoe weet jij dat?’

‘Tja, er zat een enorme deuk in mama’s auto en liegen heeft ze nooit goed gekund,’ grinnikte hij zacht. ‘Hier. Hier heb je mijn sleutels. Je hebt niet voor niets je rijbewijs gehaald, ga naar Schiphol, leg uit wat er gebeurd is.’

Tot mijn schrik begon Jacks telefoon te trillen. Misschien is het wel Julius, dacht ik gespannen.

‘Met Jack,’ klonk het kalm. ‘O Sophie, hoi, nee, zijn telefoon stond uit, ik heb gezegd dat ze naar Schiphol moet gaan, maar ze twijfelt. Ja, dat zei ik ook al. Wacht, ik geef haar even.’

‘Natuurlijk ga je naar Schiphol!’ klonk het hysterisch. ‘O, verdomme, waarom zit ik nou op mijn werk. June, je moet echt gaan, die gozer is stapelgek op je. Ik weet zeker dat hij een gat in de lucht springt als hij je ziet. Als je niet gaat, praat ik echt nooit meer met je. Ik ben echt in staat om ontslag te nemen en je aan je haren mee te sleuren. O, shit, ik moet ophangen. Je gaat, okè? En bel me, ja? Doei.’

‘Ga nou maar,’ drong Jack aan en hij duwde me zachtjes richting het parkeerterrein. ‘En doe een beetje voorzichtig met mijn auto, hij is net nieuw.’ Hij gaf me een knipoog.

‘Red je het wel?’ vroeg ik bezorgd.

‘Maak je over mij maar geen zorgen,’ zei hij zacht, ‘onkruid vergaat niet. Nou schiet op, hou op met treuzelen, straks kom je nog te laat.’