17

Het was stampvol in café La Vie en de sfeer zat er goed in.

‘Doe mij maar iets heel sterks,’ zei ik tegen een lachende Mira en Sophie terwijl ik naast hen kwam staan aan de bar.

‘Zwaar gehad?’ vroeg Sophie grinnikend.

‘Lang verhaal,’ zei ik zuchtend en ik keek nieuwsgierig naar hun oranjeachtige cocktails.

‘Hemels, die moet je ook nemen,’ zei Sophie, overduidelijk aangeschoten.

‘Hebben we nu alle drie een zwart jurkje aan?’ proestte ik het uit terwijl ik mijn jas uittrok.

Sophie schoot in de lach. ‘Waar heb je die van jou vandaan? Die is toch niet ook van de Mango?’

‘Nope, Vero Moda. En ik neem trouwens ook maar zo’n cocktail, ziet er wel smakelijk uit.’

‘Maar vertel, wat had Jack te vertellen?’

‘O, niets, daar wil ik het nu écht niet over hebben,’ zei ik kortaf.

‘Nou, en dus sta ik daar straks op die bruiloft, mijn allerliefste zwangere schoonzus te feliciteren omdat ze getrouwd is met mijn broer, terwijl ze straks misschien wel Julius’ kind op de wereld zet. Mijn ouders weten van niets, haar ouders weten van niets, dus mijn moeder staat daar straks te grienen van geluk, ze moest eens weten, ze moest echt eens weten,’ lalde ik zwaar aangeschoten terwijl ik het laatste slokje van cocktail nummer vier naar binnen schoof.

‘Wat erg voor je,’ zei Mira hoofdschuddend en ze had moeite om goed rechtop te staan.

‘Ik zou echt niet gaan als ik jou was,’ zei Sophie.

‘Natuurlijk moet ze wel gaan, het is haar broer,’ zei Mira begripvol. ‘Wanneer is die bruiloft eigenlijk?’

‘Aanstaande zaterdag.’

‘Dan al? Nou sterkte, als ik met je mee moet gaan, dan hoor ik het wel!’ krijste Sophie veel te hard in mijn oor.

‘Zullen we naar Montreux verkassen?’ vroeg Mira vrolijk.

‘Best,’ zei ik terwijl ik moeite had om normaal van mijn kruk af te komen.

‘Lekker cocktailtje, hè?’ grinnikte Sophie en ze wierp de barman nog even een verleidelijk glimlachje toe.

Het was ijskoud op straat. Het was bijna zomer, maar het leek wel winter. Arm in arm liepen we over straat. Mira babbelde honderduit over Thomas en Damiën, terwijl Sophie elke enigszins aantrekkelijke man levendig gedag aan het zeggen was. Vrolijk kletsend passeerden we de immer joviale portiers van Club Montreux en binnen een seconde voelde ik me intens verdrietig.

Bij die bar hadden we tot diep in de nacht in een deuk gelegen. In die hoek hadden we tot in de late uurtjes zwoel met elkaar gedanst. Daar bij de garderobe konden we nauwelijks van elkaar afblijven, wat leidde tot die ene geweldige vrijpartij in de auto. Zuchtend sloot ik mijn ogen. Ik miste hem zo verschrikkelijk, ik voelde me zo ongelooflijk ongelukkig – het maakte me gewoon wanhopig.

Zo’n hufter hoor je helemaal niet te missen, ik zou dolblij moeten zijn dat ik van hem af was, maar in plaats daarvan werd ik gek van verdriet.

Even twijfelde ik of ik niet gewoon rechtsomkeert zou maken, maar van de gedachte aan een leeg bed werd ik ook alles behalve enthousiast. Met een geforceerde glimlach leverde ik mijn jas in bij de garderobe en sjokte richting de overvolle bar om een baco te bestellen.

Plotseling kwam Sophie half op me af rennen. ‘Carsten en Marnix zijn er en Julius komt ook zo!’ schreeuwde ze in mijn oor.

‘Ik ga naar huis,’ zei ik meteen.

‘Waarom?’ riep Sophie teleurgesteld uit. ‘We hebben het net zo gezellig, en je zult hem toch een keer onder ogen moeten komen.’

‘Ja, maar niet nu, ik trek dat nu echt nog niet,’ zei ik terwijl ik de tranen al in mijn ogen voelde prikken.

‘Oké, dan ga ik met je mee.’

‘Nee, doe normaal, blijf lekker hier met Miertje, ik laat mijn fiets staan en neem wel een taxi.’

Sure?’ vroeg Sophie bezorgd.

‘Ja tuurlijk, ik spreek je morgen,’ zei ik gehaast en ik liep richting de garderobe.

Ik kon hem nog niet zien, maar ik hoorde zijn vertrouwde stem. Als aan de grond genageld stond ik stil op de trap. Vrolijk pratend kwam hij de hoek om en het scheelde niet veel of hij was vol tegen me aan gebotst.

‘June,’ zei hij geschrokken.

Het meisje naast hem nam me van top tot teen op.

‘Stel je me niet even voor?’ vroeg ze na een ongelukkige stilte en ze had haar blik nog altijd op mij gericht.

‘June, dit is Odette, mijn zus,’ klonk het ongemakkelijk.

‘Aangenaam. Ik ben Odette. Ik heb al veel over je gehoord,’ zei ze koeltjes.

‘Eh, June,’ zei ik nerveus en ik wist me totaal geen houding te geven.

‘Ik zie je zo wel,’ fluisterde ze tegen Julius en ze liep in rap tempo de steile trap af.

‘Ik eh, ik was net op weg naar huis,’ zei ik gehaast en ik wilde verder naar boven lopen.

‘Wacht even,’ klonk het zacht. ‘Hoe eh, hoe gaat het met je?’ vroeg hij met een onrustige blik in zijn ogen.

‘Ja goed, met jou?’ vroeg ik zo bedaard mogelijk en het kostte me moeite om hem recht in zijn ogen aan te kijken.

‘Prima,’ zei hij kalm. ‘Ik had gehoopt misschien nog wat van je te horen,’ zei hij met een vreemde stem en een doordringende blik.

We staarden elkaar een paar seconden bijzonder ongemakkelijk aan. God, wat zag hij er goed uit. Ik wilde niets liever dan mijn armen om hem heen slaan, mijn hoofd tegen zijn schouders, mijn handen strelend door zijn haar. Maar het kon niet. Alles was verpest. Hij had alles verpest.

‘Ik eh, ik vertrek volgende week,’ vervolgde hij langzaam.

‘Waar ga je dan heen?’

‘Naar New York.’

‘Heb je die baan toch genomen?’ vroeg ik zacht en ik probeerde uit alle macht zo onverschillig mogelijk te klinken.

‘Ja,’ zei Julius, duidelijk niet op zijn gemak. ‘Er is tenslotte toch niets meer wat me hier houdt, toch?’

Zwijgend staarde ik hem aan. Mijn hart bonkte zo hard dat ik bang was dat hij het zou horen. Het leek net alsof hij me van alles wilde zeggen, me van alles wilde vragen, maar het niet deed.

Vraag hem hoe het zit met die foto, vraag het hem, dacht ik keer op keer, maar de woorden kwamen niet. Er zijn al meer dan genoeg leugens verteld, dacht ik verdrietig.

‘Dus dan eh, zien we elkaar een lange tijd niet,’ zei ik zo nonchalant mogelijk. ‘Ik hoop dat je het naar je zin zult hebben,’ voegde ik eraan toe op een toon alsof ik het tegen een volslagen wildvreemde had.

‘Eh, ja, dank je,’ antwoordde Julius, overduidelijk geraakt door mijn afstandelijke houding.

‘Veel plezier,’ zei ik kalm en ik draaide me ongemakkelijk om.

Julius pakte mijn schouder zachtjes beet en hield me tegen. ‘Let je goed op jezelf?’ vroeg hij op beschermende toon en hij gaf me een zoen op mijn voorhoofd.

Met een bezorgde blik in zijn ogen draaide hij zich langzaam om en liep met grote passen de trap af, uit mijn gezichtsveld en uit mijn leven.

New York, hij verhuist gewoon naar New York, dacht ik verdrietig. De komende jaren zou hij op een ander continent zitten. Ik wilde niet huilen, maar het lukte me niet om het tegen te houden. Snikkend stapte ik een taxi in.

‘Sumatrastraat,’ mompelde ik zacht.

‘Gaat het wel, wijfie?’ klonk het met een plat Haags accent.

‘Prima, prima,’ antwoordde ik opgelaten, terwijl ik mijn tranen haastig wegveegde met de mouw van mijn jas.

‘Die tranen zijn zeker vanwege een kerel? Ik zeg het je, alle mannen zijn honden.’

Ik gaf geen antwoord. Het laatste waar ik op zat te wachten, was een kletspraatje met meneer de taxichauffeur.

‘Vorige week pikte ik ook al een huilend vrouwtje op. Ruzie met haar man. Uiteindelijk hebben we het nog heel gezellig gehad.’ Hij gaf me een veelbetekende knipoog.

Met een chagrijnige blik keek ik terug en ik probeerde uit alle macht ‘totaal niet geïnteresseerd, dus hou alsjeblieft je waffel’ uit te stralen. Vervolgens draaide ik mijn hoofd opzij en staarde demonstratief uit het raam.

Wat een rare route rijdt die vent. Waar zijn we eigenlijk? Hé, deze straat ken ik, o nee, dit is echt volledig de verkeerde kant op.

‘Het ligt verderop helemaal open, dus ik rijd even wat om,’ zei de man plotseling alsof hij mijn gedachten kon lezen.

Pfff, je rijdt wel heel erg om, dacht ik pissig, maar ik was te laf om het hardop te zeggen. Ondertussen zag ik tot mijn ergernis hoe het bedrag op de meter hoger en hoger werd. Dus zo verdien jij je centen. Staat je netjes, eikel. Maar goed, als hij nu hier naar links gaat, dan komen we er uiteindelijk ook wel.

Tot mijn grote verbazing sloeg hij bij het kruispunt rechtsaf en reed verder en verder de verkeerde kant op.

‘Moest je niet naar links net?’ zei ik aarzelend.

‘Nee,’ klonk het kortaf.

‘Volgens mij wel, zo rijden we wel heel erg om.’

‘We rijden helemaal niet om, dit is de snelste weg. Laat het rijden nu maar aan mij over, komt helemaal goed. Die wijven ook altijd.’

Hij zette de radio wat harder, sloeg tot mijn schrik nogmaals rechtsaf en reed vol gas richting een park.

Mijn hart sloeg over. Was er laatst niet een vrouw aangerand in een taxi? Ja, ik weet het bijna zeker. Die werd ook naar een afgelegen plek gereden.

Met een angstige blik keek ik opzij. Mijn hart begon keihard te bonken en een paniekerig gevoel maakte zich van me meester.

Een seconde later werd mijn blik beantwoord door een brede grijns.

‘Geloof me nou maar wijfie, dit is echt de kortste route.’

Hij keek me net iets te lang aan. En gluurde hij nou naar mijn borsten?

Ik knikte zacht, terwijl het angstzweet me aan alle kanten uitbrak. Ik zat in een taxi met een psychopaat die de meest gruwelijke dingen met me van plan was.

Blijf rustig, blijf kalm, je moet de politie bellen. Heel voorzichtig ritste ik mijn tas open en probeerde met een trillende hand mijn telefoon uit mijn tas te pakken.

Op hetzelfde moment ging zijn hand naar zijn binnenzak. Verschrikt keek ik opzij en zag hoe hij een heel klein flesje uit zijn zak pakte. O god, vast een of ander middel om me te bedwelmen.

Er zat nog maar een ding op: gillen! Vanuit mijn tenen begon ik te gillen en probeerde op hysterische wijze mijn telefoon uit mijn tas te graaien. Ik verwachtte elk moment knock-out geslagen te worden of een of ander ranzig zakdoekje met chloroform op mijn neus gedrukt te krijgen.

‘Blijf van me af, idioot, blijf met je poten van me af,’ krijste ik preventief, maar tot mijn verbazing gebeurde er helemaal niets.

‘Kolere wat een speenvarken ben jij,’ klonk het naast me. ‘Wat is er verdomme aan de hand, waarom krijs je zo, maf wijf?’

Met een angstige blik keek ik opzij.

Twee stomverbaasde, zwaar geïrriteerde ogen staarden me aan. ‘We zijn er,’ klonk het nors. ‘Jij hebt echt problemen. Praat erover, meissie.’

Het flesje was verdwenen en er was nergens een pistool, mes of wurgtouw te bekennen. Sterker nog, we waren ook helemaal niet op een afgelegen plek. Overal waar ik keek, zag ik huizen, lantaarnpalen en geparkeerde auto’s. En deze straat kende ik, deze straat kende ik zelfs heel goed.

‘Achttien euro,’ klonk het onvriendelijk.

‘Wat eh, wat doen we hier?’ vroeg ik verdwaasd.

De taxichauffeur keek me woedend aan. ‘Zeg hoor eens, leip wijf, jij gaat hier niet weg zonder dat ik mijn centen heb.’

‘Natuurlijk krijg je je geld,’ zei ik gehaast. ‘Maar eh, ik moet naar een totaal andere straat. We zijn niet eens in de buurt van mijn huis.’

‘Wat bedoel je? Dít is de Sumatrastraat,’ antwoordde de man met een blik alsof ik thuishoorde in een gesticht.

Opeens begon het me te dagen. ‘O, nee toch zeker? Heb ik gezegd dat je naar de Sumatrastraat moest rijden? Wat ongelooflijk stom van me. De Sumatrastraat is mijn oude straat, ik heb hier jaren gewoond. Heb het blijkbaar uit automatisme verkeerd gezegd.’

‘Achttien euro graag.’

‘Ja, je krijgt natuurlijk je geld en het spijt me dat ik net zo gilde, ik eh, ik dacht dat je me ging vermoorden.’

Met het schaamrood op mijn kaken overhandigde ik de hoofdschuddende man zijn geld met een flinke fooi erbij. Ik durfde echt niet meer te vragen of hij me alsnog naar mijn huis wilde rijden. Nou ja, eigenlijk vroeg ik het wel, maar zijn antwoord is niet voor herhaling vatbaar.

Het was ijskoud buiten. In gedachten verzonken slenterde ik door de uitgestorven straten. Uiteraard zag ik Julius voor me.

Tot mijn ergernis bleven zijn woorden door mijn hoofd heen galmen. New York, hij verhuist naar New York. Ik slikte uit alle macht mijn tranen weg en begon als een idioot door de straten te rennen.

Volledig uitgeput kwam ik tot stilstand. De tranen stroomden over mijn wangen. Met een driftig gebaar veegde ik ze van mijn gezicht af. Verdomme, het deed meer pijn dan ik wilde toegeven.

‘Ben je nog niet aangekleed?’ vroeg Sophie verbaasd.

‘Aangekleed? Ik lag nog zwaar te pitten, man,’ kreunde ik.

‘O, sufkop, het is al halftwaalf, we zouden toch gaan shoppen?’

‘Dat is waar ook. Helemaal vergeten, sorry.’

‘Je ziet er echt niet uit trouwens. Slecht geslapen?’

‘Nogal ja. Is het nog laat geworden gisteren?’

‘Nee, viel wel mee,’ zei Sophie en ze liep mijn woonkamer in met een steeds groter wordende grijns op haar gezicht.

‘Driemaal raden bij wie ik vannacht geslapen heb,’ grinnikte ze.

‘Ik heb echt geen idee,’ zei ik gapend en ik nestelde me op de bank.

‘Bij Carsten,’ klonk het giechelend.

‘Bij Carsten? Dat meen je niet!’ riep ik proestend uit. ‘Jij en Carsten? Sorry, maar dat zie ik echt niet voor me.’

‘Nou ja, ik geef toe, hij is wat ballerig, maar June, ik heb een nacht achter de rug, dat wil jij niet weten.’

‘Ik wil het inderdaad niet weten,’ zei ik lachend en ik stond geeuwend op om thee te zetten.

‘Die jongen heeft een lichaam, echt niet normaal, ik wist niet wat ik zag. Het was me eigenlijk nooit zo opgevallen. Jou wel? Ik voel me echt als herboren.’

‘Je ziet er ook echt als herboren uit,’ grinnikte ik.

‘Maar goed, raad eens met wie Mira naar huis is gegaan?’ klonk het uitgelaten.

‘Mira?’ vroeg ik verbaasd. ‘Toch zeker niet met Marnix?’

‘Nee joh, natuurlijk niet. Ze is met Thomas naar huis gegaan.’

‘Met Thomas, dat meen je niet?’

‘Yep. Ze hebben eerst een of ander heftig gesprek gevoerd bij die loungebanken, weet je wel, en daarna zijn ze samen vertrokken.’

‘Nou, wat ze dan ook gedaan hebben, spannende seks hebben ze in ieder geval niet gehad,’ zei ik grinnikend, terwijl ik terugdacht aan Mira’s verhalen over Thomas’ ronduit zwakke bedprestaties.

‘Misschien heeft hij in de tussentijd wel wat nieuwe trucjes geleerd,’ grinnikte Sophie.

‘Heb je… heb je Julius nog gezien?’ vroeg ik aarzelend.

‘Heel eventjes maar. Hij kwam boven, zei een meisje gedag en ging toen eigenlijk meteen weer weg.’

‘Hoe zag dat meisje eruit?’

‘Slank grietje, lang donker haar, lichtgroen truitje.’

‘Dat is zijn zus,’ zei ik zacht.

‘Mooie meid,’ antwoordde Sophie.

‘Hij gaat weg,’ zei ik met een verdrietige stem.

‘Ja, ik hoorde zoiets van Carsten. Ik wist niet of je al op de hoogte was,’ zei Sophie voorzichtig.

‘We hebben elkaar heel even gesproken,’ zei ik bijna fluisterend.

‘Hij zou eigenlijk pas over een paar maanden vertrekken, maar hij heeft geregeld dat hij al eerder kan komen, hij vertrekt zondag.’

‘O,’ antwoordde ik en ik roerde met een misselijk gevoel in mijn kopje thee.

‘Misschien is het wel beter zo, nu kun je hem tenminste niet steeds tegenkomen,’ zei Sophie op zachte toon.

‘Ja, dat is zo,’ zei ik met een bedrukte stem.

‘Nou kom, douchen jij, we gaan heerlijk shoppen. Miertje zit ook al op ons te wachten.’