9

‘Ga weg,’ kreunde ik gesmoord, ‘het is nog veel te vroeg.’

De bel ging nog een keer, ditmaal wat langer.

‘Mijn arme hoofd,’ kermde ik zuchtend en ik probeerde mezelf uit bed te rollen.

Met trage passen en half gesloten ogen strompelde ik naar de deur.

‘June,’ klonk het vrolijk, ‘je bent toch thuis! Ik wilde net weggaan.’

‘Wat kom jij nu weer zo vroeg doen?’ vroeg ik chagrijnig, terwijl ik me gapend uitrekte.

‘Vroeg? Het is al halftwee,’ lachte Jack en hij liep met een opgewekt gezicht de woonkamer in.

‘Laat geworden?’ vroeg hij met een grijns, terwijl hij de lege flessen wijn en de overvolle asbak bekeek.

‘Nogal ja,’ kreunde ik en ik plofte met een bonkend hoofd op de bank neer. ‘Sophie en Mira waren hier.’

‘Mira? Die zat toch in Australië?’

‘Yep,’ bracht ik geeuwend uit, ‘maar nu dus niet meer.’

Jack keek me vragend aan.

‘Lang verhaal,’ zei ik en ik rekte me nogmaals overdreven uit. ‘Kwam je gewoon even gezellig langs?’

Ik stond langzaam op en liep naar de keuken. ‘Thee? Ik heb trouwens ook niets anders meer in huis,’ lachte ik verontschuldigend.

‘Lekker, doe maar,’ zei Jack en hij plofte neer op de bank. ‘Ik heb wat voor je,’ zei hij met een mysterieuze stem.

‘O, wat dan?’ vroeg ik en ik stak mijn hoofd nieuwsgierig om het hoekje.

‘Dat laat ik je zo wel zien, nieuwsgierig aagje,’ lachte Jack.

‘Met suiker, toch?’ riep ik ongeduldig en ik rende met twee hete kopjes thee de woonkamer in.

‘Jij verandert ook nooit, hè?’ zei Jack lachend. ‘Altijd dol op verrassingen.’

Ik begon zachtjes te lachen.

‘Nou, het is geen nieuwe auto die ik voor je heb, want daar zou je niets aan hebben zonder rijbewijs,’ grinnikte hij. ‘Maar ik denk wel dat je er blij mee zult zijn.’

Hij gaf me een groot, zwaar, vierkant pak.

‘Een boek?’ vroeg ik meteen.

‘Maak nou maar open, juffertje ongeduld,’ zei Jack lachend.

Ongeduldig scheurde ik het papier los en ik kon mijn ogen niet geloven.

‘Ah nee, is dat echt… dat meen je niet? Wat ontzettend gaaf,’ riep ik vol verbazing uit. In mijn handen pronkte een groot, donkerrood sprookjesboek. ‘Dat is mijn boek!’ riep ik verbijsterd uit.

Voor mijn zesde verjaardag kreeg ik van mijn lievelingsoma een werkelijk schitterend sprookjesbroek van de gebroeders Grimm. Het was een heel oud boekwerk en sommige bladzijden waren zelfs al geel uitgeslagen, maar dat kon me niets schelen. Vanaf het moment dat ik het boek had opengeslagen, was ik er echt helemaal weg van. Elke vrije seconde was ik aan het lezen in dit werkelijk betoverende boek. Alle vertellingen kon ik woord voor woord nazeggen en ik droomde urenlang weg bij al die feeërieke, indrukwekkende illustraties. Ik sleepte mijn kostbare bezit echt overal mee naartoe en niemand mocht er met zijn vingers aankomen. Maar op mijn tiende was mijn geliefde boek van de ene op de andere dag verdwenen, het was spoorloos, foetsie, nergens meer te bekennen. Maandenlang heb ik er wanhopig naar gezocht. Iedereen hielp braaf of gedwongen mee met zoeken, maar tot mijn grote ontzetting kwam het nooit meer boven water. Ik was er echt helemaal kapot van. Mijn moeder had uit alle macht geprobeerd om precies hetzelfde boek voor me te kopen, maar de versie van mijn oma was nergens meer te krijgen. Ontroostbaar was ik, al helemaal toen mijn lieve oma vijf jaar later stierf. En nu, jaren later, had ik het boek opeens in mijn handen.

‘Hoe ben je eraan gekomen?’ vroeg ik ontroerd terwijl ik mijn tranen probeerde weg te knipperen.

‘Ik wist wel dat je er blij mee zou zijn,’ zei Jack grinnikend en hij keek glimlachend naar mijn tranen. ‘Het was echt stom toeval,’ zei hij met een lieve stem. ‘Ik liep in de stad met Maud langs zo’n klein, stoffig winkeltje vol oude troep en tussen alle prullaria zag ik opeens dit boek in de etalage liggen. Het is vast niet het exemplaar dat je van oma hebt gekregen, maar het is wel precies hetzelfde boek en ik dacht dat je daar vast ook wel heel blij mee zou zijn.’

‘Dat ben ik zeker,’ zei ik met een opgetogen stem en ik gaf hem een zoen op zijn wang. ‘Echt geweldig, dank je wel. Hoe gaat het verder met je? Ik spreek je zo weinig,’ zei ik en ik voelde me op slag schuldig dat ik niet vaker gebeld had de afgelopen weken.

‘Het gaat z’n gangetje,’ zei Jack ietwat onverschillig.

‘Hoe is het met Maud, gaat alles goed?’

‘Kan het je écht wat schelen?’ vroeg hij met een veelbetekenend lachje.

Mijn wangen werden rood en ik staarde wat ongemakkelijk voor me uit.

‘Het geeft niet, ik weet dat jullie elkaar niet helemaal liggen. En ik weet ook dat ze niet altijd de makkelijkste is,’ ging hij verder. ‘Zeker de laatste tijd.’

Ik keek hem zwijgend aan.

‘Maar ze heeft ook echt een andere kant,’ vervolgde hij met een serieuze stem. ‘Ze kan ontzettend lief zijn, anders waren we niet samen geweest.’

‘Ja, dat is zo,’ beaamde ik op zachte toon.

Jack stond op en liep met een glimlach richting de voordeur. ‘Nou, ik ga ervandoor, ik zie je vanavond.’

‘Ik weet niet of ik kom, hoor. Ik heb echt helemaal geen zin.’

‘Ik zie je vanavond,’ zei Jack nogmaals met een grijns.

‘Ik heb eigenlijk helemaal geen zin om te gaan,’ zei ik nukkig.

‘Waarom niet?’ vroegen Mira en Sophie terwijl ze me verbaasd aankeken.

‘Nou ja, weet ik veel, ik heb gewoon niet zoveel met dit soort dingen.’

‘Het is toch juist geinig om iedereen weer te zien op zo’n reünie,’ zei Sophie. ‘Ik ben echt zo benieuwd naar wat er van sommige klasgenootjes terechtgekomen is.’

‘Zoals Mark van Zanten,’ klonk het grinnikend.

‘Inderdaad,’ lachte Sophie, ‘bijvoorbeeld.’

‘Heb je eigenlijk nog wat gehoord van die nep-Mark?’ vroeg ik nieuwsgierig.

‘Nee, ik heb die idioot natuurlijk meteen uit mijn vriendenlijst gegooid,’ zei Sophie met een stem vol afkeer.

‘Hoe zie ik eruit?’ vroeg Mira en ze draaide een rondje in een meer dan geweldig wit jurkje.

‘Je ziet er prachtig uit, Mier, echt een plaatje,’ zei ik nors.

‘Jij ziet er ook fantastisch uit, als je tenminste wat vrolijker zou kijken,’ grijnsde Sophie. ‘Je krijgt echt spijt als je niet gaat. Trouwens, Julius is er ook en die wil je vast wel zien, neem ik aan.’

Zuchtend stond ik op. ‘Oké, oké, ik ga wel mee. Net alsof we al eeuwen van die school af zijn. Iedereen zal er wel gewoon exact hetzelfde uitzien, hooguit wat dikker.’

‘Ja, vooral die trut van een Iris, die zag ik laatst, dat kind had me toch een achterwerk!’ riep Sophie vol leedvermaak uit.

Chagrijnig sjokte ik naar de gang. Mijn gedachten gingen terug naar mijn middelbareschooltijd. Sophie en Mira leken destijds wel een Siamese tweeling, ze waren altijd en eeuwig samen en ik hing er een beetje omheen. Echt hecht werden we eigenlijk pas in de vierde. Zij hadden altijd de meest geweldige outfits aan en mijn kleding viel meer in de categorie bohemian meets vintage, wat natuurlijk totally hot is, alleen toen nog even niet.

Maar mijn kledingstijl was helaas niet de enige blunder. Tot grote hilariteit van Sophie was ik er op een dag heilig van overtuigd dat zo’n klein vervelend jochie uit mijn klas achter de deur van het klaslokaal stond. Ik kon het niet laten om voor de gein uit alle macht te duwen tegen die deur. Dat jong zat echt helemaal klem. Aangemoedigd door de klas en vooral door een bijna hysterische Sophie, bleef ik als een gek duwen, ondertussen keihard schreeuwend: ‘Sandwich, sandwich!’ En een lol dat ik had. Mijn lach was alleen iets minder hard toen bleek dat meneer Langenberg van aardrijkskunde achter de deur stond. Die kop van hem, ik moest echt rennen gewoon.

Of dan was er nog die keer dat Sophie, Mira en ik meededen aan een danswedstrijd voor de bovenbouw. Even voor de duidelijkheid, Sophie zat op duizend en één sporten en behoorde tot de beste danseressen van de Dance Academy, en Mira zat vanaf haar derde op ballet en klassiek dansen. Ik zat op badminton. Badminton – als je geen trendy leeftijdsgenootjes wilt ontmoeten en een voorkeur hebt voor kleine Aziatische jongetjes, dan moet je vooral op badminton gaan.

Maanden hadden we geoefend, nou ja, ik dan. Mira en Sophie hadden het na twee uur al gapend onder de knie. Maar toen de muziek begon en Mier en Soph werkelijk de sterren van de hemel dansten, stond ik gewoon stil. Nee, ik begon niet ietwat houterig te dansen en ik maakte niet even een klein slippertje en ging per ongeluk naar links in plaats van naar rechts, ik stond gewoon stil. Helemaal stil. Als een plank. Als een voor zich uit starende, vuurrode plank. Ons liedje duurde vijf minuten en vierentwintig seconden, en vijf minuten en vierentwintig seconden heb ik als een volledig verstijfde Hiawatha (ja, ik had een iets te oranjeachtige kleur foundation op, opgemaakt in verkeerd licht, je kent het wel), voor me uit staan staren. Compleet in paniek. Ik kende niet één pasje meer, maar ik durfde ook niet weg te lopen. Sophie woedend, omdat ze altijd wilde winnen. Mira troostend, want zij vond altijd alles meelijwekkend.

‘We zijn er,’ riep Sophie enthousiast. Met een zuur gezicht staarde ik naar buiten. Het was druk, de reünie vond plaats in een chic hotel, een beetje de stijl van het Kurhaus in Scheveningen. Er lag een fraaie rode loper op de grond en een portier parkeerde onze auto.

‘Hier kan ik wel aan wennen,’ zei Sophie met een grijns en ze paradeerde over de rode loper alsof ze Angelina Jolie was. Mira liep haar lachend achterna en draaide zich even om naar mij: ‘Kom nou, June, het wordt echt gezellig.’ Ze lachte bemoedigend naar me en stak haar arm door die van mij.

Volgens wiskundige berekeningen zou Mira ongetwijfeld mooier zijn dan Sophie. De afstand tussen haar ogen zou zonder meer tot op de millimeter overeenkomen met de ideale afstand. Ook de rest van haar gezichtskenmerken zouden vast en zeker exact stroken met de perfecte schoonheidsstandaard. Maar toch was Mira niet knapper dan Sophie. Ondanks haar precies kloppende maten, haar volmaakte neus, ogen en mond, haar beeldige blonde haar en schattige helderblauwe ogen, kon Mira in de verste verte niet tippen aan Sophie. Mira was het type buurmeisje. Een ontzettend mooi buurmeisje, maar wel een buurmeisje. En dat gaf niet, want het paste ook echt bij haar karakter. Mira was niet iemand die volop in de belangstelling wilde staan, zoals Sophie. Hoewel Sophie dat eigenlijk ook niet eens per se wilde, maar toch gebeurde het keer op keer.

Ik werd in mijn overpeinzingen gestoord door een bekende arm die me even zachtjes over mijn rug streelde. ‘Heb je er een beetje zin in?’ vroeg Julius lachend, nadat hij mijn nog steeds niet al te vrolijke gezicht had opgemerkt. ‘Het is toch gezellig om iedereen weer te zien? Even terug in de tijd.’

Zuchtend keek ik hem aan. Soms kon ik nog steeds niet geloven dat hij bij mij hoorde. Julius zag er echt uit alsof hij zo was weggelopen uit een of ander tijdschrift met op elke pagina alleen maar sexy, woest aantrekkelijke mannen. Allen met zweetpareltjes op hun ontblote, gespierde bovenlijven, allen verleidelijk lachend alsof ze willen zeggen: ‘Wij gaan het vanavond heel gezellig hebben samen.’ O, en natuurlijk met zo’n ijskoud blikje cola light aan hun goddelijke lippen. Aan de ene kant had Julius iets afstandelijks in zijn houding, bijna arrogant zelfs, maar aan de andere kant was hij vertederend schattig met die lieve kuiltjes in zijn wangen, zijn aanstekelijke lach en die innemende en geamuseerde blik.

‘Terug in de tijd,’ herhaalde ik zachtjes. Want het verleden is het verleden, dacht ik erachteraan. Je bent niet meer het onzekere, blunderende meisje van toen, dus waarom voel je je dan nog zo?

Ik haalde even diep adem en keek Julius stralend aan. ‘Zeker leuk om weer even terug te gaan in de tijd. Die tijd ligt tenslotte ver, ver achter ons, en nu is nu, en nu is helemaal geweldig,’ ratelde ik.

Vastbesloten om door niets of niemand mijn avond te laten verpesten, sloeg ik mijn armen om hem heen en gaf hem een lange zoen.

Julius keek me even niet-begrijpend aan, maar ik gaf hem een ‘laat maar kletsen’-blik en ging opgewekt met Sophie en Mira op zoek naar de bar.

‘Gezellig is het, hè?’ zei Sophie vrolijk. ‘Er schijnt hiernaast een zaal te zijn met allemaal foto’s uit de oude doos, zullen we daar gaan kijken?’

‘Ja, leuk,’ riep Mira enthousiast, en gewapend met drie glaasjes wijn liepen we de stampvolle zaal in.

‘O, kijk nou, daar heb je die oude Schoothoven,’ lachte Sophie, terwijl ze naar een foto wees van onze vroegere conciërge. ‘Kijk hier nou, al onze klassenfoto’s.’ Aandachtig tuurden we naar de foto’s en probeerden uit alle macht de namen van onze klasgenootjes op te dreunen.

Langzaam liep ik verder. Overal hingen prachtige zwartwitfoto’s aan de muur en op de tafels lagen honderden fotoboeken onderverdeeld in klassen en jaargangen. Ook werden er, tot grote hilariteit van de aanwezigen, filmpjes getoond van schoolfeesten, sportdagen en toneeluitvoeringen. Gelukkig niet van die afschuwelijke danswedstrijd, dacht ik opgelucht.

‘June, June, kijk hier,’ riep Sophie en ze wees op een groot fotoboek. ‘Allemaal foto’s van Julius.’

Nieuwsgierig kwam ik dichterbij. Julius op de foto met een knap blond meisje. Julius innig verstrengeld met twee blonde meisjes. Julius omringd door een groep aanhankelijke brunettes. Julius met Annebel. Julius met Nicole Overvegt, die trut. Julius met het halve hockeyteam, het meisjeshockeyteam welteverstaan. Snel sloeg ik het fotoboek weer dicht.

‘Je bent toch zeker niet jaloers?’ vroeg Sophie lachend.

‘Natuurlijk is ze niet jaloers,’ zei Mira beschermend en ze kwam naast me staan. ‘Ik zou het ook niet leuk vinden hoor als ik zulke foto’s zou zien,’ fluisterde ze zachtjes in mijn oor.

Opeens voelde ik een sterke behoefte om Julius te zien en even heel bezitterig mijn arm om hem heen te slaan. Waar was hij gebleven?

Al snel ontdekte ik hem. Hij was druk in gesprek met een blonde vrouw, maar aan zijn gezicht te zien was het allesbehalve een aangenaam gesprek. Zijn wenkbrauwen waren gefronst en zijn ogen waren kil en donker. Nieuwsgierig probeerde ik te ontdekken met wie hij stond te praten, maar tot mijn ergernis stond er steeds iemand voor.

Uit alle macht probeerde ik dichter bij hem in de buurt te komen, zodat ik een blik kon werpen op zijn blonde gesprekspartner.

‘Maud?’ mompelde ik stomverbaasd toen ik eindelijk kon zien wie er naast hem stond. Met een vragende blik liep ik op de twee af.

Het gesprek viel direct stil toen ik naast hen kwam staan. Maud zei me koeltjes gedag en liep toen gehaast door richting de bar. Ze zag er werkelijk geweldig uit, dat moest ik met tegenzin toegeven.

‘Waar ging dat nou over?’ vroeg ik nieuwsgierig. ‘Het zag er niet al te vriendelijk uit.’

‘O, nergens over,’ zei Julius luchtig. ‘We hadden het over de muziek, dat die zo hard staat. Daar had ze last van.’

‘En daarom keek je zo boos?’ vroeg ik niet-begrijpend.

‘Keek ik boos?’

‘Ja, nogal ja,’ grinnikte ik terwijl ik mijn armen om hem heen sloeg.

Julius gaf me een zoen. ‘Ik ben echt gek op je, June. Dat weet je wel, hè?’ zei hij met een bijna bezorgde stem.

‘Natuurlijk weet ik dat,’ zei ik en ik trok hem met een verliefd gevoel tegen me aan.

‘Zag ik Maud hier nou net staan?’ vroeg Sophie op verwonderde toon, terwijl we naar de toiletten liepen. ‘Zij zat toch helemaal niet op het Luther?’

‘Nee klopt, maar ze is met Jack meegekomen,’ legde ik uit. ‘Over Jack gesproken. Ik ben hem de hele avond nog niet tegengekomen, ik ga eens even kijken waar hij uithangt. Geef jij dat zo even door aan Julius?’

Ik maakte een rondje door de afgeladen feestzaal en liep vervolgens naar een wat kleinere bar in de stampvolle lobby. Waar ik ook keek, Jack was nergens te bekennen. Misschien was hij al naar huis? Ik was Maud ook nergens meer tegengekomen en in dat knalrode jurkje was ze nauwelijks over het hoofd te zien.

Ik maakte aanstalten om langzaam terug te lopen naar de feestzaal, maar werd onaangenaam verrast door een zeer bekende stem.

‘June, schatje van me,’ klonk het zwoel. Met een brede grijns stond Roderick voor me. ‘Ik moet je écht wat laten zien.’

Voor ik goed en wel doorhad wat er gebeurde, pakte hij me bij mijn arm en trok me grinnikend mee de lift in.

‘Wat moet je me dan laten zien?’ vroeg ik kortaf en ik dacht met schaamte terug aan die nacht in Club Montreux.

‘Dit,’ zei Roderick, terwijl hij de lift breed grijnzend stopzette en me met een ondeugende blik probeerde te zoenen.

Geïrriteerd duwde ik hem van me af. ‘Je bent dronken,’ zei ik met minachting in mijn stem.

Snel drukte ik op de liftknop, maar er gebeurde niets. Ietwat nerveus drukte ik nog een keer en nog een keer.

‘Hij doet ’t niet,’ zei Roderick met een grijns van oor tot oor. ‘Ach, arme wij, nu zitten we opgesloten in de lift. Met zijn tweetjes, wat een misère.’

Grinnikend sloeg hij zijn armen om me heen. Zijn adem stonk naar de drank en hij wankelde wat heen en weer op zijn benen. Vol ergernis duwde ik hem weg.

Met een bonkend hart begon ik op het noodknopje te drukken, maar er gebeurde tot mijn ontzetting helemaal niets.

Zenuwachtig keek ik om me heen. De lift leek met de seconde kleiner te worden en tot mijn schrik kreeg ik het steeds benauwder.

‘Hallo, kan iemand ons horen?’ gilde ik nerveus en ik begon uit alle macht op de deur te bonzen. Dit kon toch zeker niet waar zijn?

‘Help, help ons arme zieltjes toch!’ riep Roderick spottend uit terwijl hij grijnzend naast me kwam staan en met een gespeeld dramatisch hoofd hysterisch op de deur begon te bonken.

Na een kwartier bonzen gaf ik het op. Die rotmuziek stond veel te hard, niemand hoorde ons. Radeloos ging ik op de grond zitten.

Mijn telefoon, natuurlijk, mijn telefoon! dacht ik opeens. ‘O, wat een stomme doos ben je ook dat je daar niet eerder aan denkt,’ mompelde ik tegen mezelf.

Snel griste ik mijn mobieltje uit mijn tas. Na een paar seconden ging hij over, en al snel hoorde ik de vertrouwde stem van Julius en ik werd op slag rustiger. ‘Julius, Julius hoor je me?’ riep ik opgelucht. ‘Ik zit opgesloten in een lift bij de garderobe in de buurt.’

Het bleef akelig stil aan de andere kant. ‘Hallo? Hallo? Julius?’ gilde ik paniekerig. ‘Verdomme, geen bereik!’ riep ik uit en ik legde mijn telefoon met een wanhopig gezicht naast me neer.

‘Nou schatje, dan moeten wij er maar het beste van maken, hè?’ Roderick kwam naast me zitten en keek me met een zwoele blik aan.

‘Luister Roderick, wat er gebeurd is in Club Montreux was een eenmalig foutje. Een vlaag van verstandsverbijstering, noemen ze dat ook wel, dus ik weet niet wat je je in je hoofd hebt gehaald, maar dat gaat mooi niet door.’

Roderick leek totaal niet onder de indruk van mijn betoog en schoof nog wat dichter tegen me aan.

Ik staarde voor me uit. ‘Is het hier nou zo warm?’ vroeg ik met een onrustige ademhaling.

‘Bloedheet,’ antwoordde hij met een grijns.

‘Nee, even serieus Ro,’ zei ik met een angstig gevoel. ‘Ik heb het echt zo verschrikkelijk warm.’

Mijn hart begon steeds sneller te kloppen en een allesoverheersend paniekerig gevoel maakte zich van me meester.

Mijn gedachten gingen terug naar die ene traumatische dag. Ik moet een jaar of vijf geweest zijn en tijdens het spelen met mijn even oude, ietwat snel afgeleide buurjongetje, belandde ik in hun rommelige, tochtige kelder. De wasmachine, dat leek me een werkelijk geniale verstopplaats, en na flink wat gehannes klom ik er met een triomfantelijke grijns in. Deur dicht en wachten maar. Ik weet nog goed hoe ongelooflijk spannend ik het vond. Hij zou me echt nooit weten te vinden. Met een zenuwachtig gevoel wachtte ik op zijn komst. Wat zou ik hem enorm laten schrikken door opeens het deurtje open te gooien en keihard ‘boe’ te roepen! Bij het idee alleen al begon ik te giechelen. Maar hij kwam niet. En de deur ging ook niet meer open. Na me zo’n vier minuten ‘overal’ gezocht te hebben, werd hij afgeleid door de televisie en al snel was het jong me helemaal vergeten. Zijn moeder dacht dat ik al lang weer thuis was. Ik heb mijn longen uit mijn lijf geschreeuwd, onophoudelijk gekrijst, eindeloos gehuild, mezelf grote blauwe plekken geduwd en gestompt door uit alle macht tegen de deur aan te stoten en te slaan, maar wat ik ook probeerde, niets hielp. Pas rond een uur of zes, toen mijn moeder me thuis verwachtte voor het avondeten, gingen ze me zoeken. Ruim vier uur heb ik dubbelgevouwen opgesloten gezeten in dat helse apparaat. En dat is lang als je vijf bent. Echt hysterisch was ik. Mijn moeder moest me onder een ijskoude douche zetten om te zorgen dat ik ophield met gillen. Het duurde nog maanden voor ik weer normaal kon slapen. Maar daarna had ik er eigenlijk nooit meer echt aan teruggedacht, tot dit moment.

‘Ik wil eruit,’ piepte ik angstig.

Roderick keek me lachend aan. ‘Wat ben jij toch ook een mietje,’ zei hij en hij stak zuchtend een sigaret op.

‘Ga je nu ook nog roken?’ zei ik met een stem vol afgrijzen. ‘Ik zeg toch dat ik het benauwd heb.’

‘Ja, dat heb je al meerdere keren gezegd,’ zei Roderick traag, ‘maar ja, wat kan ik eraan doen.’

‘Het is allemaal jouw schuld!’ riep ik woedend. ‘Dankzij jou zit ik opgesloten in deze rotlift! Alles is altijd jouw schuld!’

‘Ach, schatje toch, je bent toch zeker niet nog steeds boos over dat gedoe met Maartje? Het had echt niets te betekenen, hoor. Jij bent echt veel lekkerder.’

Met een veelbetekenende blik legde hij zijn hand op mijn been. ‘Blijf van me af,’ hijgde ik buiten adem.

Met de minuut kreeg ik het benauwder, mijn ademhaling was onregelmatig en ik kreeg het gevoel steeds minder lucht binnen te krijgen. ‘Ik krijg geen adem,’ zei ik paniekerig. ‘Ik krijg geen lucht, o god, ik ga dood.’

Gehaast stond ik op en trok zenuwachtig mijn truitje uit.

‘Yeah baby, now we’re talking,’ zei Roderick. Hij trok zijn overhemd uit en probeerde me wederom te zoenen.

‘Ga weg, idioot,’ siste ik.

Paniekerig liep ik naar de zijkant van de lift en bonkte met mijn hoofd tegen de liftdeur. Straks had niemand door dat we hier zaten en duurde het dagen voor er iemand kwam. Wanhopig hapte ik naar lucht. ‘Die panty, die panty moet uit, die zit echt veel te strak, ik krijg geen adem.’

Met een gejaagd gevoel schopte ik mijn pumps uit en trok mijn panty uit. Nog altijd kreeg ik geen lucht en ik voelde me misselijk en duizelig worden.

Roderick sloeg het tafereeltje geamuseerd gade. ‘Die string, die string moet uit, die zit echt veel te strak, je krijgt geen adem,’ zei hij met een grijns.

‘Roderick, echt, nog één woord van jou en ik vermoord je,’ hijgde ik woedend en wanhopig tegelijk.

Kreunend legde ik mijn hoofd tegen de deur en sloot mijn ogen. Rustig blijven, June, rustig blijven.

Het leek uren te duren voor de lift eindelijk in beweging kwam.

‘O, goddank,’ riep ik opgelucht uit.

Roderick was al bijna in slaap gevallen op de grond en hij keek met een onnozele blik omhoog. Met een slome beweging greep hij me beet en probeerde zich omhoog te trekken aan me.

‘Pas op, idioot,’ gilde ik geërgerd. Maar het was al te laat. Hij trok veel te hard aan mijn arm en binnen een seconde lag ik op de grond.

‘Hm, precies hoe ik je hebben wil,’ zei hij met een tevreden grimas en hij ging boven op me zitten.

‘Ga van me af, mafketel,’ riep ik witheet uit terwijl de liftdeuren opengingen en ik tot mijn grote ontzetting vol in het grijnzende gezicht van Sophie, het bezorgde gezicht van Mira en het woedende gezicht van Julius keek.

Roderick draaide zich met een lachend smoelwerk naar hen toe. Zwaar geïrriteerd duwde ik hem van me af en ik kwam wankelend overeind.

Ik was me op slag pijnlijk bewust van het feit dat ik slechts gekleed in een ultrakort rokje en een zwartkanten beha oog in oog met Julius stond.

‘Het is echt niet wat het lijkt!’ riep ik paniekerig uit.

Roderick kwam met ontbloot bovenlijf naast me staan en deed net alsof hij zijn gulp en broeksknoop dichtmaakte. ‘Dat was echt heerlijk, schatje,’ zei hij met een schorre stem om vervolgens met een triomfantelijke grijns naar Julius te kijken.

‘Hou je kop, man,’ zei ik woedend. ‘Luister alsjeblieft niet naar hem, we zaten opgesloten in de lift en ik raakte in paniek en…’ begon ik wanhopig.

Julius luisterde niet eens naar me, hij had alleen maar oog voor Roderick. Met een grimmig gezicht zette hij een grote stap naar voren. Het leek echt net alsof hij Roderick een klap wilde verkopen, maar hij deed het niet. Werkelijk ziedend van woede draaide hij zich om en liep met ferme passen weg.

‘Ik moet hem achterna,’ zei ik met een trillende stem.

‘Schatje, laat dat mietje toch gaan,’ zei Roderick en hij sloeg zijn armen om me heen.

‘Laat haar los, idioot,’ riep Sophie pissig uit en ze duwde hem ruw bij me weg.

‘June, gaat het wel?’ vroeg Mira bezorgd.

‘Ik moet naar hem toe,’ zei ik volledig van slag. ‘Hij begrijpt het niet, er is echt niets gebeurd.’

Panisch rende ik de feestzaal in, maar waar ik ook keek, hij was nergens meer te bekennen. ‘Julius!’ riep ik keihard door de zaal heen. ‘Julius.’

O nee, hij is weg, dacht ik radeloos en ik keek met een gejaagde blik om me heen. Plotseling zag ik hem tot mijn grote opluchting bij de bar staan. Terwijl ik gehaast naar hem toe rende, zag ik in één oogopslag dat hij er nog altijd woedend uitzag. ‘Het is echt, echt, echt niet wat je denkt,’ riep ik wanhopig uit en de tranen sprongen in mijn ogen.

Hakkelend begon ik de situatie uit te leggen. ‘Toen ik klein was, had ik mezelf per ongeluk opgesloten in de wasmachine van mijn buurjongetje en nu net in de lift moest ik daaraan terugdenken en echt, ik kreeg opeens geen lucht meer. En daarom had ik mijn kleren uitgetrokken en Roderick…’

Julius viel me grinnikend in de rede. ‘Zat je opgesloten in de wasmachine?’ zei hij met een bezorgde lach op zijn gezicht. ‘Ach, lieverd toch, heb je er lang in vast gezeten?’

‘Eh, vier uur,’ antwoordde ik stomverbaasd.

Hij sloeg zijn armen even troostend om me heen. ‘Ik had je net niet alleen moeten laten met die hufter, het spijt me.’

‘Je bent dus niet kwaad?’ vroeg ik aarzelend.

‘Op jou niet, nee,’ zei Julius en zijn stem en ogen werden onheilspellend donker. ‘Ik kon alles horen,’ zei hij met een kwade stem en hij wees naar zijn mobieltje. ‘Jij kon mij helaas niet horen, maar ik jullie wel. Ik kon dus ook horen dat die klootzak voortdurend aan je probeerde te zitten.’

Geërgerd nam hij een slok van zijn bier. ‘Wat had ik hem net graag op zijn bek willen slaan. Het scheelde echt niets of ik had hem serieus wat aangedaan.’ Hij staarde een paar seconden woedend voor zich uit. ‘Maar het leek me nu niet zo’n geschikt moment om boven op hem te springen,’ ging hij iets kalmer verder.

‘Nee, inderdaad,’ zei ik opgelucht en ik sloeg mijn armen met een tevreden gevoel om hem heen.

‘June?’ fluisterde Julius zacht in mijn oor.

‘Ja, lieverd?’ fluisterde ik terug.

‘Ik vind je echt ongelooflijk sexy, maar je realiseert je toch wel dat je in een zaal vol mensen bijzonder weinig kleren aan hebt, hè?’