OP HET DAK Hurd
Applegate, de oude, excentrieke postzegelverzamelaar, was nog
nooit een vlugge denker geweest, en deze situatie vond hij wel zó
vreemd dat hij met open mond bleef staan kijken. Frank vocht als
een wilde tegen de touwen, waarmee hij was vastgebonden.
De wijzers van de klok kropen steeds dichter naar het fatale uur.
'Ik begrijp er niets van, ' stamelde Applegate. 'Wat doen jullie
hier? En waarom zijn jullie vastgebonden?'
Met een wanhopige ruk van zijn hoofd slaagde Frank erin de prop uit
zijn mond te werken.
'Vlug, meneer Applegate!' riep hij. 'Bevrijd ons! Vlug, vlug!'
'Natuurlijk, ' zei de oude man, terwijl hij zenuwslopend langzaam
naar zijn zakmesje begon te zoeken. 'Wat is er met jullie gebeurd?'
Hij deed zijn mes open en sneed de touwen door, waarmee Frank was
gebonden.
Zonder te antwoorden, vloog Frank als een wilde naar de klok. Het
was één minuut voor drie.
Hij rukte aan de draden, die de klok met de tijdbom verbonden. Ze
zaten stevig vast, maar twee flinke rukken waren voldoende om het
contact te verbreken.
Joe was intussen ook door meneer Applegate bevrijd. Frank leunde
krachteloos tegen de klok. 'We zijn veilig, ' fluisterde hij.
'Wat betekenen die draden?' vroeg Hurd Applegate. 'En waarom heb je
ze losgemaakt?'
'Die draden zouden deze tijdbom in werking stellen, ' verklaarde
Joe. 'Als Frank ze niet had losgerukt zouden we precies om drie uur
met zijn allen de lucht zijn ingegaan. ' Toen sloeg de klok
plechtig drie uur. Frank sprong naar de telefoon.
'Meneer Dalrymple is hier nog niet. Als ze ons weer vastbinden kan
de gek zijn wraak toch nog uitvoeren. '
Hij nam de hoorn op, maar hoorde geen kiestoon.
Het toestel was uitgeschakeld.
Joe legde de toestand aan meneer Applegate uit. De eerste impuls
van de oude postzegelverzamelaar was, op de vlucht te gaan, maar
Joe hield hem tegen en maakte hem duidelijk, dat de tijdbom niet
vanzelf zou ontploffen.
'Zijn die bandieten nog in het huis?' vroeg Hurd Applegate angstig.
'Laten we dan vluchten, nu we de kans nog hebben. '
'Nee, ' zei Frank, 'we moeten ze gevangen nemen. Hun plannen zijn
nu mislukt, maar zolang ze op vrije voeten zijn, kunnen ze nieuwe
plannen maken. Trouwens, we mogen niet eens vluchten. We moeten
hier blijven om meneer Dalrymple te beschermen, als hij komt. '
'Precies, ' zei Joe. 'Wij zijn ervoor verantwoordelijk dat ze hem
niet vermoorden. '
Hurd Applegate scheen het niet erg prettig te vinden in een huis te
moeten blijven met een stelletje moordenaars, die een aanslag
hadden gepleegd op het leven van de Hardy's. 'Het zijn
krankzinnigen!' riep hij uit.
'Een ervan is inderdaad gek!' zei Joe. 'Tussen twee haakjes, een
van zijn helpers is de man, die uw postzegels heeft gestolen. '
Hurd Applegate's gezicht klaarde op.
'Is hij hier? De dubbelganger van meneer Dalrymple?'
'Ja. Hij heet Jensen. '
'Ik wist, dat de postzegels hier in huis waren, ' zei Applegate,
'maar niet, dat de dief er ook nog was. Waar zit hij? We zullen hem
gevangen nemen en aan de politie uitleveren. ' Frank liep naar de
deur en tuurde strak naar buiten. 'We moeten oppassen, ' zei hij.
'Als ze weten, dat we zijn bevrijd, zullen we weer worden
aangevallen. '
'Hoor je ze?' vroeg Joe. 'Nee!'
Frank liep de kamer uit; de anderen volgden hem geluidloos. Ze
gingen naar boven. In het hele huis was het zo stil, dat ze overal
het tikken van de grote klok konden horen. 'Ik vraag me af, waar ze
zijn, ' fluisterde Joe.
'Misschien zijn ze om het een of ander op de vlucht gegaan, '
opperde Frank.
'Dat geloof ik niet. Vergeet niet, dat ze op meneer Dalrymple
moeten wachten. '
Op de overloop van de eerste verdieping aangeland, hoorden ze een
stem. Het kwam van boven hun hoofd en het wees erop, dat de
samenzweerders het huis nog niet uit waren.
Ze doorzochten verschillende kamers, maar konden de mannen niet
vinden, ook al hoorden ze die stem nog steeds. 'Hoger, ' zei Hurd
Applegate. Ze gingen naar de tweede etage.
Daar vonden ze evenmin iets, hoewel ze op een bepaald ogenblik de
kakelende lach van de krankzinnige hoorden.
'Nu de zolder nog!' zei Joe.
Ze gingen in het donker naar de zolder, maar ook daar was niets te
zien. 'Ik snap er niets van, ' zei Frank. 'We hoorden Amos lachen;
dus moet hij ergens zijn. '
Joe ging door een van de dakramen naar buiten kijken en zei opeens
opgewonden: 'Kijk es hier!'
De anderen kwam ook aanlopen en keken naar buiten.
Een gedeelte van het huis, dat lager was dan de rest, had een plat
dak.
Op dat dak zat een man geknield.
'Wat doet die kerel?' vroeg Frank.
De man zat heel dicht bij de schoorsteen. Hij scheen er iets in te
stoppen en stond toen op.
Een bliksemflits doorkliefde de lucht.
In het heldere licht konden de jongens de man duidelijk zien. Het
was Amos.
Hij had een paar touwen in zijn hand en met behulp van die touwen
scheen hij iets door de schoorsteen naar beneden te laten zakken.
'Dat is natuurlijk weer een bom!' zei Frank. 'Hij schijnt van plan
te zijn het hele huis op te blazen. '
Ze wisten niet, wat ze moesten doen — vluchten of blijven.
Dan zagen ze, ergens in het park, een sterk licht. Het scheen
slechts heel even en verdween daarop weer.
De oude man scheen het licht ook gezien te hebben. Hij bleef
doodstil naast de schoorsteen staan en luisterde ingespannen. De
jongens hoorden het grind van de oprijlaan onder de banden van een
auto knarsen.
'Meneer Dalrymple!' fluisterde Joe.
De koplampen van de dichterbij komende wagen gleden over de natte
bomen en struiken. De wagen stond voor het huis stil. De oude Amos
bond een eind van zijn touw om de schoorsteen en liep voorzichtig
naar de rand van het platte dak om naar beneden te kijken. Hij
bleef heel even voorovergebogen staan. Toen sprong hij achteruit en
begon langs de rand van het dak te rennen. Opeens gleed hij uit.
Hij gaf een gil en gooide zijn armen in de lucht om overeind te
blijven, maar hij verloor zijn evenwicht en stortte over de rand
van het dak naar beneden. Een onmenselijke gil! Beneden schreeuwde
iemand een waarschuwing.
De Hardy's bleven met wild kloppend hart staan. Het platte dak lag
tweehoog. Een val kon alleen de dood tot gevolg hebben.
Toen werd hun aandacht afgeleid door twee mannen, die door een raam
op het platte dak sprongen. Ze renden naar de rand en tuurden naar
beneden. Daarop begonnen ze snel met elkaar te praten. Ze draaiden
zich allebei om, gingen terug naar het raam en verdwenen weer in
het huis.
De Hardy's en Hurd Applegate hoorden het geluid van vlugge
voetstappen onder zich.
'Kom!' schreeuwde Frank en rende naar de deur van de zolder. Joe
volgde hem op de hielen, maar Hurd Applegate was niet meer zo goed
ter been en bleef een eind achter.
De jongens renden de trappen af. Frank rukte de voordeur open en
sprong naar buiten. Als een haas rende hij naar de achterkant van
het huis.
Het bliksemde nog steeds, zij het met steeds grotere tussenpozen.
De jongens zagen Jensen en zijn helper, die zich over de kreunende
gestalte van hun oude meester bogen.
'Maak dat je wegkomt!' snauwde Jensen toen de Hardy's er aankwamen.
'Zien jullie niet, dat hij bijna dood is?'
'We moeten hem naar binnen brengen, ' zei de andere man. 'Maar ik
geef hem niet veel kans meer om er weer bovenop te komen. ' Ze
hoorden allemaal rennende voetstappen, die in hun richting kwamen.
Een dozijn mannen kwam om de hoek van het huis in het gezicht. De
Hardy's zagen, dat de meeste mannen in uniform waren. 'Arresteer
die mannen!' schreeuwde een stem. Het was de stem van meneer
Dalrymple.
Jensen, de dubbelganger van de bankier, keek nauwelijks op, toen ze
door de politie werden omsingeld.
'Wat is hier gebeurd?' vroeg een agent bars.
'Wacht tot we de oude man naar binnen hebben gedragen, ' gromde
Jensen. 'Hij zal niet lang meer leven!'