'TERWIJL DE KLOK TIKT'
Een loopjongen verscheen in de deuropening.
'Vraag Balpert even hier te komen, ' zei meneer Dalrymple.
'Zeker meneer. '
Terwijl ze op de terugkeer van de bediende wachtten, zei de
bankier, die zich kennelijk zorgen maakte: 'Ik hoop heus, dat het
een vergissing is. Ik zou het vreselijk vinden, als Sid Balpert bij
zo'n geschiedenis was betrokken. Hij is al jaren bij me in dienst
en ik weet zeker, dat hij eerlijk is. '
'Weet hij, dat u de eigenaar bent van het Purdy-huis?' vroeg Frank.
'Ja, dat weet hij en hij weet ook, dat ik daar regelmatig naartoe
ging om te werken. Hij heeft zelfs iets gehoord van de
doodsbedreigingen, die ik ontving, maar ik kan niet geloven, dat
hij er iets mee te maken heeft. '
'Enfin, we zullen horen, wat hij te vertellen heeft. ' Sid Balpert
kwam even later binnen; hij keek erg verbaasd. 'Had u mij nodig,
meneer?' vroeg hij. 'Ja. Ga zitten. '
Deze uitnodiging verbaasde de bediende nog meer, maar hij ging
gehoorzaam zitten.
Meneer Dalrymple keek de jongeman streng aan.
'Ik heb iets over jou gehoord, Balpert. Ik hoop uit de grond van
mijn hart, dat het niet waar is en ik geef je nu een kans om je te
verdedigen. '
Balpert greep zijn das en begon er nerveus aan te plukken.
'Heeft u iets over mij gehoord, meneer?'
'Je weet, dat ik het Purdy-huis heb gekocht, dat ik daar regelmatig
naartoe ging om te werken en dat ik doodsbedreigingen heb
ontvangen. '
'Ja meneer. '
'Waarom ging jij eergisteravond naar dat huis?' Sid Balpert scheen
erg bang te worden.
'Ik had geen verkeerde bedoelingen, meneer, ' zei hij zacht. 'Ik
verzeker u, dat ik niets misdadigs heb gedaan. '
'Dus je was toch daar?'
'Ja, meneer. '
'Waarom?' vroeg de bankier grimmig. Sid Balpert schraapte zijn
keel.
'Toen ik iets hoorde over de doodsbedreigingen, die u had
ontvangen, meneer, wilde ik onderzoeken waar ze vandaan kwamen. Ik
heb hier al jaren heel hard gewerkt, meneer Dalrymple, zonder ooit
in aanmerking te komen voor promotie. Ik dacht, dat ik misschien
promotie zou krijgen, als het mij lukte u een grote persoonlijke
dienst te bewijzen. ' Meneer Dalrymple knikte. Het scheen een grote
opluchting voor hem te zijn, dat het optreden van zijn bediende zo
eenvoudig was te verklaren. 'Dat was het dus! Je wilde je aan mijn
aandacht opdringen door de schrijver van die doodsbedreigingen op
te sporen. '
'Zo is het, meneer. Ik vermoed, dat ik niet veel resultaat heb
gehad. Ik drong het huis binnen, maar even later hoorde ik een
onmenselijke kreet en — ik ging op de vlucht. Ik werd achterna
gezeten en rende naar mijn motorboot, die ik in het dok bij de
rivier had achtergelaten. Ik werd achtervolgd door een grote
motorboot. Ik wil u eerlijk bekennen, meneer, dat ik nog nooit zo
bang ben geweest als die avond. '
'Weet je, door wie je achterna werd gezeten?'
'Ik denk door de persoon, die me met zijn kreet op de vlucht joeg,
meneer. '
Meneer Dalrymple lachte.
'Iedereen schijnt zich die avond te hebben vergist, ' zei hij. 'Je
werd achtervolgd, Balpert, door deze twee jongens en door de
politie. Ze dachten, dat jij een bandiet was en jij dacht, dat zij
misdadigers waren. '
'Het spijt me, meneer, dat de schijn tegen me was, ' zei Balpert,
'maar ik wilde werkelijk niets anders dan u een goede dienst
bewijzen. '
'Dat geloof ik. Ik ken je lang genoeg om te weten, dat ik je
volledig kan vertrouwen. Ik zei meteen, toen deze jongens het me
vertelden, dat ik het niet kon geloven, dat jij in het huis zou
zijn binnengedrongen. ' Meneer Dalrymple maakte een vaag gebaar met
zijn hand. 'Dat is alles, Balpert. Wat die promotie betreft: ik zal
eens kijken of ik je niet te lang heb laten wachten. '
'Dank u, meneer Dalrymple, ' zei de bediende met schitterende ogen
en ging het kantoor uit.
Meneer Dalrymple grinnikte en liet zich achterover vallen in zijn
stoel. 'Dat is dat, ' zei hij. 'Ik was er zeker van, dat Sid
Balpert niets met de misdadigers had te maken. Hij probeerde me te
helpen — meer niet. '
'Zo, ' zei Frank hulpeloos, 'nu moeten we weer van voren af aan
beginnen. We weten nog steeds niet, wat die kreten te betekenen
hadden. Kom, we gaan, Joe. '
De jongens namen afscheid van meneer Dalrymple, nadat hij ze had
gevraagd hem in elk geval op de hoogte te houden van alle
gebeurtenissen. Hoewel het voor de jongens niet prettig was, dat ze
het spoor van de onbekende hadden moeten opgeven, waren ze toch
blij voor de bediende van de bankier, omdat hij nu op promotie kon
rekenen. 'Hij heeft alleen maar zijn best gedaan, ' zei Frank, toen
hij met zijn broer naar Bayport terugreed. 'Hij kan het niet
helpen, dat hij bang werd. '
'Hij deed net zoals Chet, ' zei Joe, 'maar dat neemt niet weg, dat
wij keer op keer op een vals spoor werden geleid. '
De jongens waren een hele tijd bij de bankier gebleven en kwamen
tot de ontdekking, dat ze nooit meer op tijd voor de lunch thuis
zouden kunnen zijn.
'Pech, ' zei Joe. 'Ik hoef je niet te vertellen, dat tante Gertrude
haar strijdros beklimt, als we te laat zijn voor het eten. '
'We krijgen natuurlijk niets meer. '
'Moeten we nu honger lijden?'
'Helemaal niet. Hier is ergens een klein restaurant langs de kant
van de weg; daar zullen we gaan eten. '
Het restaurant was klein, maar keurig ingericht met afgeschoten
boxen voor de verschillende tafeltjes. Frank en Joe gingen zitten
en bestelden broodjes.
'Daarmee zullen we het wel tot het diner uithouden, ' zei Joe. 'We
zullen in de loop van de middag nog niet naar de ijskast mogen
wijzen!'
'Nee, ik wed, dat tante Gertrude de wacht zal betrekken bij de
ijskast om ervoor te zorgen, dat we niets te eten komen halen. Ik
hoor het haar al zeggen: 'Als jullie niet op tijd thuis kunnen zijn
voor het eten, moeten jullie maar honger lijden!" Hij imiteerde de
schrille stem van hun tante en Joe barstte in lachen uit.
Een kelner ging naar het tafeltje naast dat van de jongens en ze
hoorden hem vragen: 'Is dat alles, heren?'
Een man antwoordde.
'Ja. Hier is een dollar. Houd de rest maar. '
'Dank u beleefd, meneer, ' zei de kelner en trok zich terug.
De Hardy's hoorden, dat de mannen hun stoelen achteruit schoven. Ze
zouden geen aandacht aan ze hebben besteed als een van hen niet een
paar woorden had gezegd, die de jongens zich vol spanning aan hun
stoel deden vasthouden.
'Het zal gebeuren, terwijl de klok tikt!'
Frank keek Joe aan. Terwijl de klok tikt! Dat was een uitdrukking,
die ook in één van de dreigbrieven had gestaan, die meneer
Dalrymple had ontvangen.
'Natuurlijk, ' antwoordde een andere stem. 'Kom, we gaan. ' De
jongens tuurden strak naar de gang tussen de boxen in de hoop, dat
ze de mannen even zouden zien, maar dezen gingen het restaurant aan
de andere kant uit. Toen hoorden de jongens de buitendeur
dichtvallen. Frank sprong op. Hij rende naar de uitgang van het
restaurant en zag nog net de twee mannen, die in een grote, zwarte
wagen wegreden. Hij zag hun hoofden, maar niet hun gezichten,
doordat ze van hem wegreden.
Teleurgesteld kwam hij bij zijn broer terug. 'Ze zijn weg, ' zei
hij.
'Ik vraag me af, wie ze waren en wat ze bedoelden. ' Toen de kelner
terugkwam, vroeg Frank hem of hij de twee mannen kende, die het
restaurant zoeven hadden verlaten. De kelner keek ze wantrouwig
aan.
'Wat heeft die vraag te betekenen?' vroeg hij.
'Ik dacht, dat ik één van de mannen kende, maar ze waren weg voor
ik hem aan kon spreken. '
'Ze zijn nog nooit eerder hier geweest. '
Frank en Joe betaalden en verlieten eveneens het restaurant.
'Misschien kunnen we ze nog inhalen, ' zei Joe, toen ze in hun
wagen klommen.
Frank gaf gas en de wagen schoot pijlsnel weg. Op het ogenblik, dat
ze vertrokken was op de weg geen andere wagen te zien, maar een
paar mijl verder, achter een bocht, zagen ze een grote, zwarte
wagen. 'Gas!' zei Joe opgewonden.
Frank duwde het gaspedaal nog dieper in en de snelheidsmeter sprong
omhoog. De naald bleef rond de honderd trillen en het was
vermoedelijk de eerste keer, dat de oude kar zo hard reed. 'We
halen in!'
De andere wagen reed niet hard en had Bayport nog niet bereikt,
toen de jongens hem inhaalden. Frank reed door tot hij op dezelfde
hoogte was als de andere wagen en keek toen met gespannen blikken
naar de inzittenden van de zwarte auto. De Hardy's vloekten
onderdrukt.
Achter het stuur zat een oudere heer met een bril en een hoed met
omgeslagen randen. Achterin zat een heel dikke vrouw met een baby
op haar knieën; naast haar zaten drie kleine jongens. 'De verkeerde
wagen, ' mompelde Frank.
'Kijk, pappa, kijk!' schreeuwde een van de kleine jongens in de
andere wagen. 'Ze willen ons voorbijrijden. Geef gas, pappa!'
De kleine jongen danste van opwinding, maar de oudere heer staarde
strak naar de weg voor zich. Hij scheen geen zin te hebben om er
een race van te maken.
Trouwens — de Hardy's evenmin.
'Mooi, ' zei Joe, toen Frank zijn snelheid drastisch verminderde,
tot grote teleurstelling van de kleine jongen, 'we hebben er weer
eens naast gegrepen. '
'Het wordt langzamerhand gewoonte, ' antwoordde Frank
filosofisch.
Toen ze het huis van Hurd Applegate passeerden, zagen ze, dat de
oude man het gras met een grasmachine aan het maaien was.
Hij herkende de Hardy's onmiddellijk, liet zijn machine in de steek
en kwam met wuivende hand op de omheining toe.
'Hij schijnt nieuws te hebben, ' zei Frank, die zijn wagen liet
stoppen.
Hurd Applegate kwam naar de wagen.
'Hallo, jongens, ' zei hij. 'Ik ben blij, dat ik jullie zie. Ik
wilde jullie toch nog eens spreken. '
'Zijn er nog meer postzegels uit uw collectie gestolen, meneer
Applegate?' vroeg Joe.
'Nee, ' zei de oude heer, 'ik heb mijn verzameling nu in de
brandkast opgeborgen. Zelfs de slimste dief krijgt geen kans meer
om ze te pakken te krijgen. ' Hij schudde zijn hoofd. 'Maar mijn
verzameling is niet meer dezelfde, sinds mijn kostbaarste zegels
zijn gestolen. '
'Misschien krijgt u ze nog terug, ' zei Frank bemoedigend. 'Ik hoop
het van harte, ' zei Hurd Applegate. 'Vannacht droomde ik, dat een
man bij mij op bezoek kwam en me mijn postzegels teruggaf. Ik
bekeek ze een voor een om me ervan te overtuigen, dat het werkelijk
de mijne waren en — toen werd ik wakker. Dat verlies van mijn mooie
zegels is een klap voor me. '
De jongens wisten, dat Hurd Applegate alleen maar leefde voor zijn
postzegelverzameling, die hij regelmatig uitbreidde.
'Ik heb de politie op de hoogte gesteld, ' ging de oude heer
verder, 'en de commissaris beloofde me, dat hij zou doen, wat hij
kon, maar ik heb niet veel vertrouwen in hem. Willen jullie niet
proberen mijn postzegels op te sporen, jongens?'
'Natuurlijk, ' zei Frank.
'Jullie hoeven het niet voor niets te doen, ' voegde Hurd Applegate
eraan toe. 'Iedereen, die me mijn postzegels terugbrengt, kan op
een mooie beloning rekenen. '
'Als we doen, wat we kunnen is dat om u een genoegen te doen,
meneer Applegate, en niet om een beloning op te strijken, ' zei
Frank. 'Maar het zou misschien een goed idee zijn bekend te maken,
dat u een beloning uitlooft. Daar wacht de dief misschien wel op.
Tenslotte kan hij niet veel met de postzegels doen. '
Helemaal niets, ' zei Hurd Applegate nadrukkelijk. 'Ik heb de
Vereniging van Postzegelverzamelaars op de hoogte gesteld van de
diefstal. Als de dief de postzegels ergens te koop aanbiedt, loopt
hij als een rat in de val. '
'Als hij dat in de gaten heeft, zal hij ze maar al te graag
terugbrengen om tenminste de beloning te incasseren. '
'Dat hoop ik, ' zei de oude heer. 'Als hij mijn postzegels
onbeschadigd terugbrengt, zal ik mijn aanklacht tegen hem
intrekken. '
'We kunnen natuurlijk niets beloven, ' zei Frank, 'maar we zullen
ons best doen om uw postzegels terug te vinden, meneer Applegate.
'
'Dat vind ik fijn, jongens, ' zei de oude heer. 'Ik heb zo'n
voorgevoel, dat ik mijn postzegels van jullie terug zal krijgen. '
De jongens reden weg en Joe merkte op: 'Nog een delicate opdracht,
Frank. '
'Ja, inderdaad, maar ik heb het gevoel, dat de twee opdrachten
verband houden met elkaar. Als we het mysterie van het Purdy-huis
hebben opgelost, zullen we ook de postzegels van meneer Applegate
wel vinden. '
'Ik ben blij, dat de oude Applegate meer vertrouwen heeft in ons
dan in de politie, ' zei Joe. 'Daarom alleen al moeten we doen, wat
we kunnen om zijn postzegels terug te vinden. '
Toen de jongens thuiskwamen, was tante Gertrude zo nijdig als een
spin, omdat ze niet op tijd waren geweest voor de lunch. Om haar te
sussen vertelde Frank haar, dat meneer Applegate ze had gevraagd de
gestolen postzegels op te sporen. Tante Gertrude zei vol
minachting, dat ze niet geloofde, dat de jongens succes zouden
hebben. 'Ik dacht altijd, dat Hurd Applegate ze nog alle vijf bij
elkaar had, ' zei ze, 'maar nu weet ik zeker, dat hij kinds is
geworden. '
'Waarom?' vroeg Joe onschuldig. 'Omdat hij even de kamer uitliep,
terwijl een onbekende een paar van zijn postzegels aan het bekijken
was? Dat was natuurlijk niet verstandig, maar tenslotte dacht hij,
dat de man eerlijk was. '
'Je weet heel goed, dat ik het niet daarover heb, ' snauwde tante
Gertrude. 'Ik denk, dat hij kinds is geworden, omdat hij' denkt,
dat jullie hem z'n postzegels weer kunnen bezorgen. ' Ze lachte
honend.
'Krijgen we nog iets te eten, tante Gertrude?' vroeg Frank. 'Te
eten?' snibde tante Gertrude. 'Wat een verschrikkelijke
onbeschaamdheid! Jullie komen uren te laat voor de lunch en hebben
dan nog het lef om eten te vragen? Wat denken jullie, dat het hier
is — een restaurant? Jullie krijgen eten als het etenstijd is en
geen seconde eerder. '
De jongens konden het niet laten hun tante een beetje te plagen.
'Ik heb zo'n honger!' zei Joe met een martelaarsgezicht. 'Dat is je
eigen schuld!' zei tante Gertrude bits. 'Maar jullie krijgen niets.
Hoe is het mogelijk, dat jullie niet kunnen leren, dat eerbare en
achtenswaardige mensen op tijd naar huis komen om te eten... '
'Zijn wij dan niet eerbaar, tantetje?' vroeg Joe.
'En niet achtenswaardig?' kwam Frank hem te hulp. 'Vergeet niet,
tantetje, dat we uw neven zijn. '
Tante Gertrude keek snel om zich heen en pakte een kussen, dat ze
naar Franks hoofd slingerde.
'Maak, dat je wegkomt, onbeschaamde vlegels. Mijn neven! Ik denk
niet dat er ooit een vrouw is geweest, die werd gezegend met twee
zulke neven! Ik zal de thuiskomst van jullie ouders wel niet meer
mogen beleven!'
De jongens namen de benen en tante Gertrude bleef als overwinnares
achter. Frank en Joe gingen naar de garage om de motor van Joe
onder handen te nemen.
Toen Joe een half uur later naar binnen ging om een schroevedraaier
op te zoeken, kwam hij grinnikend in de keukendeur staan en riep:
'Frank, kom eens kijken!' Frank kwam naar de keuken.
Op de keukentafel stond een grote karaf limonade, een schaal met
broodjes en een bord met twee grote stukken chocoladecake. 'Tast
toe!' zei Joe.
Dat liet Frank zich geen twee keer zeggen. Pas toen hij was
verzadigd, begon hij zich af te vragen, hoe dat eten op de
keukentafel terechtgekomen kon zijn.
'Zo, zo, ' zei hij zacht, 'dat is dus tante Gertrudes manier om ons
honger te laten lijden!'
'Blaffende honden bijten niet, ' zei Joe en schonk nog een glas
limonade in.