NOG EEN BEZOEKER
Frank ging opendoen.
Tot zijn grote verbazing zag hij commissaris Collig op de stoep
staan. Achter de commissaris stond rechercheur Smuff, die zich, te
oordelen naar zijn rode gezicht, weer eens bijzonder gewichtig
voelde. 'Goedenavond, meneer Collig, ' zei Frank. 'Wat kan ik voor
u doen?' De commissaris kwam binnen, op de voet gevolgd door zijn
assistent. 'We zouden je een paar vragen willen stellen, Hardy, '
zei de commissaris, 'over een kleinigheid, die opgehelderd moet
worden. '
'U had niet op een geschikter ogenblik kunnen komen, meneer Collig,
' zei Frank. 'Joe en ik waren al van plan u op te bellen om u een
paar dingen mee te delen. Komt u verder!'
Collig en Smuff keken elkaar veelbetekenend aan. Toen ze de
woonkamer binnenstapten en meneer Dalrymple zagen zitten, grepen ze
snel naar hun hoed.
'Goedenavond, heren, ' zei de bankier. 'Wat is er aan de hand?'
'Eh — eigenlijk is er niets aan de hand, meneer, ' zei Collig. 'Nog
niet!' verbeterde hij zichzelf snel. 'We wilden de jongens alleen
maar een paar vragen stellen. '
'Gaat uw gang, ' zei Joe opgewekt. 'Als u klaar bent, zijn wij aan
de beurt. '
'Zo, ' zei de commissaris en schraapte gewichtig zijn keel. 'Het is
heel goed mogelijk, dat we op een verkeerd spoor zijn, maar we
moeten nu eenmaal onze plicht doen — ik bedoel, dat mensen, die
zich niets te verwijten hebben, ons niet kwalijk kunnen nemen, dat
we hen ook wel eens lastig vallen — kortom, het was onze bedoeling
— eh — ik wil alleen maar zeggen, dat het niet normaal is twee
jonge jongens midden in de nacht van de ene kant van de stad naar
de andere te zien vliegen — ik zou willen — ik wilde vragen — hum
—' De commissaris scheen moeite te hebben om zijn woorden te
vinden. 'Precies!' zei rechercheur Smuff met zijn zware stem en
keek de jongens streng aan.
'Ik snap er geen jota van, ' zei meneer Dalrymple op scherpe
toon.
"Vertel nu eens, wat u hier eigenlijk komt doen, commissaris?'
'Ik kom vragen, ' zei de commissaris zo waardig mogelijk, 'wat deze
jongens midden in de nacht op de kustweg deden. '
'Dat, ' zei Frank even waardig, 'gaat u geen steek aan. Mag ik
weten, waarom u ons de hele avond achtervolgd heeft?'
'Hebben zij jullie achtervolgd?' vroeg meneer Dalrymple, die de
commissaris en de rechercheur strak aankeek. 'Wat heeft dat te
betekenen? Vooruit, commissaris! Waarom achtervolgde u deze
jongens?' De rollen waren opeens omgekeerd. De commissaris
kuchte.
'Het was in het belang van de dienst, ' mompelde hij.
'We gingen een eindje rijden, ' zei Frank scherp, 'en voor zover ik
weet, bestaat er geen enkele wet, die dat verbiedt. We reden niet
eens hard! Toch volgde u ons op de kustweg en later naar huis.
'
'We volgden een wagen, ' verbeterde de commissaris snel, 'zonder te
weten, wie er inzaten. '
'Wie dacht u dan in de wagen te vinden?'
'Havenschuimers!' riep rechercheur Smuff uit.
'Dachten jullie, dat deze jongens havenschuimers waren?' snoof
meneer Dalrymple. 'Wat een belachelijke onzin!'
'Nee, nee, ' zei de commissaris. 'Dat dachten we niet. De kwestie
is, dat we de verkeerden voor hadden. '
'Dat is wel zeker, ' zei de bankier scherp.
'We waren op de kustweg, toen we opeens een wagen zagen, die zich
op een verdachte wijze gedroeg. We zetten de achtervolging in. We
verloren de wagen uit het oog, maar meenden hem te herkennen in de
sportwagen, die voor ons uitreed, toen we het Purdy-huis
passeerden. We begonnen de wagen weer te volgen en zagen, dat hij
voor de woning van meneer Applegate stopte. '
'Toen hadden jullie toch al wel kunnen snappen, dat jullie op een
verkeerd spoor waren?' grinnikte Frank.
'Ik sta erop, dat jullie ons vertellen, ' zei rechercheur Smuff
gewichtig, 'wat jullie midden in de nacht op de kustweg deden.
'
'En ik geloof, dat u daar niets mee te maken heeft, ' antwoordde
meneer Dalrymple scherp. 'De kustweg is een openbare weg en mag
door iedereen gebruikt worden, zowel bij nacht als overdag. Als
jullie een vergissing gemaakt hebben en de jongens gevolgd hebben
in plaats van een stelletje havenschuimers, dan is dat jullie
schuld. ' Meneer Dalrymple's optreden tegenover commissaris Collig
en het feit, dat deze niets vermoedde van de vreemde gebeurtenissen
in het Purdy-huis, was voor de jongens een bewijs, dat de bankier
met zijn probleem nog niet naar de politie was gegaan. Ze besloten
dan ook de politie geen verklaring te geven van hun aanwezigheid op
de kustweg. Gelukkig voor hen drong de commissaris niet aan. Hij
was overdonderd door de vijandige houding van meneer Dalrymple en
hij wilde liever met stille trom vertrekken, zolang hij nog iets
van zijn waardigheid had behouden.
'Het was niet onze bedoeling jullie lastig te vallen, ' mompelde
Smuff op mildere toon.
'Zo vatten we 't ook niet op, ' zei Joe. Maar meneer Dalrymple was
niet zo vlug tevreden. 'Het was misschien niet jullie bedoeling ons
lastig te vallen, ' zei hij, 'maar jullie hebben toch maar een zeer
belangrijk onderhoud onderbroken. Denk de volgende keer na voor
jullie zo'n domheid uithalen. ' De politiemannen trokken zich snel
terug. Ze hadden de Hardy's absoluut niet van wetteloze praktijken
verdacht, maar ze hadden wel erg graag willen weten, waarom de
jongens er midden in de nacht op uitgetrokken waren. Ze hadden
gehoopt de jongens hun geheim te kunnen ontfutselen. Maar het
optreden van meneer Dalrymple, die kennelijk grote minachting had
voor de officiële politie, had hun een spaak in het wiel
gestoken.
'Ik geloof, ' zei meneer Dalrymple, toen commissaris Collig en
rechercheur Smuff het huis hadden verlaten, 'dat jullie de kwestie
beter kunnen laten rusten tot jullie vader terug is. ' De jongens
keken sip.
'We zijn nog maar net begonnen!' riep Joe uit.
'Dat weet ik, ' zei de bankier, 'maar de zaak wordt een beetje te
ingewikkeld. Ik ken geen meneer Applegate en ik geloof, dat ik
recht heb op een verklaring, waarom hij in het Purdy-huis was.
Omdat hij jullie geen verklaring wilde geven, moet hij gedwongen
worden en dat kan jullie vader beter doen. '
'Meneer Applegate is de eerlijkste ziel van heel Bayport, ' zei
Frank. 'Hij wilde niets zeggen, omdat hij te opgewonden was. Ik
weet zeker, dat hij uit eigen beweging naar ons toe zal komen om
een verklaring te geven, zodra hij een beetje is gekalmeerd. '
'Er is iets gebeurd in dat huis, ' zei Joe, 'en we moeten beginnen
met daar een onderzoek in te stellen. Ik stel voor, dat we nu naar
het Purdy-huis terugkeren. '
'Nu niet, ' zei meneer Dalrymple kordaat. 'We zullen er morgen
naartoe gaan. Eerlijk gezegd bevalt het me niet, dat ik jullie in
deze kwestie betrokken heb. Het wordt te gevaarlijk. ' Op dat
moment werd er weer gebeld.
'Het houdt niet op, ' zei Joe, toen hij opstond om open te doen.
'Ik hoop maar, dat het Collig en Smuff niet zijn, die het nodig
hebben gevonden om de een of andere reden terug te komen. '
Toen Joe de deur opendeed, viel zijn mond open van verbazing. Het
was Hurd Applegate, die op de stoep stond.
'Goedenavond, Joe, ' zei de oude man vlug. 'Ik ben hierheen gekomen
om eens over die kwestie van een paar uur geleden te spreken. Ik
begreep, toen ik kalmer werd, dat ik misschien een heel verkeerde
indruk gewekt heb en ik zou de zaak even recht willen zetten. '
'Kom binnen, meneer Applegate. Frank en ik hebben ons afgevraagd,
wat er allemaal aan de hand is geweest. '
Hij leidde de bezoeker naar de woonkamer. Toen meneer Applegate
meneer Dalrymple zag zitten, bleef hij staan, alsof hij door de
bliksem getroffen was. Hij begon te hijgen en wees dan met een
beschuldigende vinger naar de bankier.
'Jij!' schreeuwde hij. 'Wat heeft dat te betekenen?' Meneer
Dalrymple keek de bezoeker verbaasd aan. 'Wat nu weer?' vroeg hij.
'Waarom wijst u naar mij?' Meneer Applegate werd rood van woede.
'Jij hebt mijn postzegels gestolen!' riep hij. Meneer Dalrymple
sprong op.
'Je postzegels gestolen? Nee maar, wat een onbeschaamdheid! Hoe kom
je erbij mij te beschuldigen van diefstal?' Frank kwam vlug
tussenbeide.
'Ik denk, dat hier een misverstand in het spel is, heren, ' zei
hij. 'Meneer Applegate, wilt u alstublieft gaan zitten en rustig
praten? Wij staan in voor de eerlijkheid van meneer Dalrymple. Hij
is bankier en woont in Lakeside. Wie uw postzegels ook heeft
gestolen, hij beslist niet. '
'De dief lijkt in ieder geval als twee druppels water op hem, '
mompelde Hurd Applegate, terwijl hij ging zitten.
Het was niet gemakkelijk meneer Dalrymple tot bedaren te brengen.
Hij was woedend.
'Postzegels!' brieste hij. 'Mij beschuldigen van het stelen van
postzegels! Wat een onbeschaamdheid! Dat spot met alle verbeelding!
Postzegels!' Grommend liet hij zich in zijn stoel vallen.
'Meneer Applegate, ' zei Frank, 'wilt u ons nu uw verhaal
vertellen? Wanneer werden uw postzegels gestolen en hoe komt u
erbij meneer Dalrymple ervan te beschuldigen?'
'Ik heb die man nog nooit van mijn leven gezien, ' verklaarde
meneer Dalrymple.
Hurd Applegate keek de bankier nog steeds wantrouwig aan en vroeg:
'Kwam u in de loop van de vooravond niet naar mij toe om een paar
postzegels te kopen?'
'Natuurlijk niet! Ik interesseer me niet voor postzegels! Als ik
een hele collectie cadeau kreeg, zou ik ze in de vuilnisbak gooien.
Ik heb u nog nooit gezien. Ik ken u niet. Ik weet niet eens, waar u
woont. ' Meneer Applegate scheen er niets van te begrijpen. 'In dat
geval, meneer, ' zei hij stijf, 'is het mijn plicht me te
verontschuldigen. Ik verzeker u echter, dat mijn bezoeker als twee
druppels water op u leek. Hij kwam naar mijn huis en verzocht me
een paar van mijn kostbaarste postzegels te laten zien. Ik liet hem
een paar exemplaren uit mijn collectie zien; stuk voor stuk waren
ze honderden dollars waard. Hij scheen zich er echt voor te
interesseren. Ik liep even de kamer uit om nog een album te gaan
halen en toen ik terugkwam... '
'Was uw bezoeker verdwenen, ' zei Frank.
'Met mijn postzegels, ' vulde Hurd Applegate met een diepe zucht
aan. 'Wat deed u toen?'
'Ik rende naar buiten en vroeg aan de voorbijgangers of ze hem
gezien hadden. Ik volgde het spoor van de dief tot in het
Purdy-huis. Ik zag hem over de oprijlaan lopen en naar binnen gaan.
Toen er ergens in het huis licht werd gemaakt, ging ik op mijn
beurt naar binnen. ' Er ging een rilling door Hurd Applegate
heen.
'Ik was nog maar net binnen, toen ik een kreet hoorde, die door
merg en been drong. Ik schrok ontzettend en sloeg als een gek op de
vlucht. Ik werd achtervolgd en dacht, dat ik zou worden vermoord.
Gelukkig waren jullie het maar, jongens. Ik was te erg geschrokken
om iets te kunnen vertellen. '
'Zei u niet, dat die man op mij leek?' vroeg meneer Dalrymple. 'Als
twee druppels water!'
'Dat is de klap op de vuurpijl!' zei de bankier. 'Ik heb een
dubbelganger, die zich schuilhoudt in het Purdy-huis — mijn eigen
woning nota bene!'
'Uw huis?' riep Applegate uit. 'Maar, als u daar woont, dan moet ik
toch u hebben achtervolgd!'
De Hardy's slaagden erin meneer Applegate ervan te overtuigen, dat
hij zich vergiste. Maar in plaats van iets op te helderen, hadden
de verklaringen van de oude, excentrieke man het mysterie' nog
geheimzinniger gemaakt.
Toen meneer Applegate wegging, treurend om zijn kostbare
postzegels, had meneer Dalrymple de gedachte om het onderzoek uit
te stellen tot na de terugkeer van Fenton Hardy volkomen opgegeven.
'We moeten verder gaan met het onderzoek, ' verklaarde hij. 'Mijn
reputatie staat op het spel, als hier een dubbelganger rondsluipt,
die de mensen berooft. De hemel weet wat voor plannen hij nog meer
heeft. En hij verbergt zich tot overmaat van ramp nog in mijn eigen
huis. We moeten die kerel vangen en voor minstens vijftig jaar
achter de tralies stoppen. '
Daar het intussen erg laat was geworden, nam meneer Dalrymple het
aanbod van de jongens aan, om te blijven overnachten. Het was toch
de bedoeling de volgende morgen zo vroeg mogelijk naar het
Purdy-huis te gaan.
Toen de Hardy's op hun kamer waren en zich klaarmaakten voor de
nacht, sprak Frank uit wat Joe ook al dacht.
'Die zogenaamde dubbelganger van meneer Dalrymple zit me dwars,
Joe. Ik vraag me af of de bankier wel zo onschuldig is, als hij het
wil doen voorkomen. '
Maar hij moest toegeven, dat meneer Dalrymple zich helemaal niet
gedragen had als iemand, die zich iets te verwijten heeft. 'Waarom
zou meneer Dalrymple zich amuseren met het stelen van postzegels?'
vroeg Joe. 'Hij is rijk en kan postzegels kopen, als hij een
verzameling aan wil leggen. Hij kwam ook uit zichzelf naar vader
toe. Dat zou wel de eerste dief zijn, die een beroep doet op een
detective. '
'Dat is zo, ' gaf Frank toe. 'Vermoedelijk is hij even eerlijk als
wij. Misschien heeft Hurd Applegate het hele verhaal verzonnen. Het
is zo'n rare kerel. Misschien heeft hij een album niet op de gewone
plaats gelegd en beweert hij nu klakkeloos, dat het gestolen is,
omdat hij het zich niet meer herinnert. '
'Misschien, hoewel ik me dat ook niet goed voor kan stellen. Hij
ging tekeer, alsof hij alles verloren had, wat voor hem waarde
heeft. '
'Je kent hem, ' zei Frank grinnikend, terwijl hij in zijn bed
stapte. 'Een dief zou meneer Applegate zo kaal kunnen plukken als
een kip en toch zou de ouwe heer gelukkig zijn, als hij zijn
postzegels maar mocht houden. '