HET PURDY-HUIS

Chet Morton en Biff Hooper, de boezemvrienden van de Hardy's, kwamen de broers een paar minuten nadat de bankier was vertrokken afhalen. Onmiddellijk gingen de jongens op weg, terwijl hun oren nog gonsden van de waarschuwingen van tante Gertrude. 'Ga in elk geval niet zwemmen. Blijf altijd rechts van de weg. Zeg niets tegen vreemden. Kom op tijd thuis. '
Enzovoorts! Tante Gertrude had nu eenmaal de gewoonte aangenomen haar neven te behandelen als een paar hulpeloze kinderen, die eigenlijk nog niet zonder kindermeisje de straat op mochten. De Hardy's vertelden Chet en Biff niets van hun vreemde bezoeker en dezen hadden er dan ook geen idee van, dat Frank iets in de zin had met zijn voorstel om een eindje de kustweg langs te wandelen. 'Mij goed, ' zei Chet, een vrolijke, altijd opgewekte jongen, die bij voorbaat akkoord ging met alles, wat er werd voorgesteld. 'We kunnen op de kustweg net zo goed van de zon en het mooie weer genieten als ergens in de buurt van het vliegveld. '
'Je hebt 't over de zon en het mooie weer, ' zei Biff Hooper plagend, 'maar je bedoelt natuurlijk, dat je boterhammen daar net zo goed zullen smaken als ergens anders. '
Er werden nogal eens grapjes gemaakt over Chets voorliefde voor veel eten, maar hij werd er nooit boos om. Hij grinnikte tegen Biff en zei: 'Het kan me niet schelen, waar ik moet eten. Ik kan overal lekker eten — aan de kustweg, in een wei, op een vlot of in een boom. Als ik maar te eten krijg! Jullie doen altijd alsof ik een schrokop ben, maar dat is onzin. Ik ben alleen maar jong en moet nog groeien. Dat betekent, dat... '
'Kijk uit!' schreeuwde Frank eensklaps.
Chets redevoering over het voedselvraagstuk werd ruw onderbroken en hij sprong als een volleerd atleet naar de kant van de weg. Een grote, gesloten auto kwam door de bocht gieren. De wagen reed met een onverantwoordelijke snelheid, vloog op twee wielen door de bocht, kwam met een bons weer op z'n vier wielen en raasde verder.
Als Frank niet geschreeuwd had, zou de wagen recht op hen ingereden zijn. Nu hadden ze zich nog net langs de kant van de weg in veiligheid kunnen brengen. Chet kwam in een droge sloot terecht en bleef naar adem liggen snakken.
In een flits was alles voorbij. De wagen verdween om de volgende bocht in een wolk van stof. Je kon alleen het geloei van de motor nog horen.
De Hardy's liepen weer naar het midden van de weg en zagen Chet en Biff, die boven op elkaar in de sloot lagen. 'Allemensen!' riep Frank uit. 'Dat was op het nippertje!'
'Als jij niet geschreeuwd had, zouden we als een stelletje kippen overreden zijn, ' hijgde Joe. 'Die kerel moesten ze opsluiten!' Chet, die overeind gekrabbeld was en zijn kleren een beetje afsloeg, begon een redevoering over roekeloze chauffeurs, die het leven van niets vermoedende voetgangers in gevaar brachten. 'Dat komt ervan, ' zei hij, terwijl hij zijn vuist opstak in de richting van de stofwolk, waarin de wagen verdwenen was, 'als krankzinnigen achter het stuur van een auto gaan zitten. Het scheelde maar een haar of hij zou vier jonge, veelbelovende levens in de kiem gesmoord hebben!'
'Ik geloof, ' mompelde Biff, terwijl hij over zijn geschaafde knie wreef, 'dat ik mijn eigen record van een zijwaartse sprong met staande start gebroken heb. '
'Ik hoop, dat hij recht in de armen van de verkeerspolitie rijdt!' zei Frank.
De jongens waren het er roerend over eens, dat een gevangenisstraf veel te mild zou zijn voor de man, die hen bijna overreden had, maar daar ze er niets meer aan konden doen — de wagen was allang verdwenen en ze hadden niet eens het nummer kunnen noteren — klopten ze elkaar zo goed mogelijk af en zetten ze hun tocht voort. Chet fantaseerde over de straf, die hij de roekeloze chauffeur zou geven, als hij de kans kreeg. Hij zou hem twee maanden lang op water en brood zetten en hem elke dag twaalf uur algebra en meetkunde laten leren. Als hij een les niet kende, zou hij geen avondeten krijgen. Terwijl de jongens op hun gemak langs de kustweg wandelen, zullen wij ze intussen even nader voorstellen aan de lezers, die ze niet uit een ander deel van deze reeks kennen.
Frank en Joe Hardy waren de zoons van Fenton Hardy, een wereldberoemd detective, die eerst naam gemaakt had bij de politie van New York en daarna voor eigen rekening begonnen was. Hij was in Bayport gaan wonen, een heel aardig stadje aan de Barmet-baai en hij was steeds bekender geworden, daar hij de meeste opdrachten die hij kreeg, verrassend snel tot een goed einde had gebracht. Zijn werkkamer in zijn mooie huis in de Hoofdstraat was een museum van vermommingen, rapporten en souvenirs van de opdrachten, die hij had uitgevoerd.
Frank en Joe waren nog op het lyceum, maar ze hadden zich al voorgenomen het voorbeeld van hun vader te volgen en even beroemd te worden als hij. Meneer en mevrouw Hardy wilden liever, dat hun zoons dokter of advocaat werden, maar daar voelden de broers helemaal niets voor.
Ze hadden al herhaaldelijk bewezen, dat ze aanleg hadden om detective te worden. Ze hadden in Bayport al wat bekendheid gekregen door hun eerste zaak, die beschreven werd in het eerste deel van deze reeks: 'De schat in de toren'. Van toen af was er geen maand voorbijgegaan, of ze hadden het een of andere avontuur beleefd. In 'Twaalf uur 's nachts', het voorgaande deel van deze reeks, werd Joe ontvoerd. Dat was het begin van een reeks avonturen, waarbij de Hardy's kans hadden gezien een bende dieven te ontmaskeren.
Franks voorstel aan meneer Dalrymple om hem te helpen met het oplossen van zijn moeilijkheden, was dus helemaal niet zo dwaas geweest als de bankier dacht. In elk geval hadden de jongens nu weer iets om zich mee bezig te houden. Meneer Dalrymple had erop gezinspeeld, dat er iets geheimzinnigs aan de hand was met het Purdy-huis en dat was voor de Hardy's voldoende om er een kijkje te gaan nemen. Na een korte wandeling bereikten ze het Purdy-landgoed. Het dak van het oude huis stak net even boven de bomen uit. Het park was omheind door een bakstenen muur.
'Laten we daar eens een kijkje gaan nemen, ' zei Frank.
'Daar is niets te zien, ' antwoordde Biff. 'Het huis is gesloten sinds de dood van de oude Jason Purdy. '
'Dan zullen we tenminste niet weggejaagd worden, ' merkte Joe op. 'Weet je nog, wat er gebeurde, toen we in dat verlaten huis op de rotsen gingen kijken?'
'Denk nu alsjeblieft niet, ' zei Chet, 'dat er met elk leegstaand huis in Bayport iets aan de hand is. Maar natuurlijk kunnen we wel even gaan kijken. Als ik me niet vergis, had Jason Purdy een pracht van een boomgaard. Misschien vinden we nog een paar appels. ' De anderen begonnen te grinniken, omdat hun vriend weer eens verraden had, dat hij altijd maar aan eten dacht. Frank dacht, dat ze de inrijpoort van het Purdy-landgoed wel gesloten zouden vinden, nu het huis al zolang onbewoond was. Tot zijn grote verbazing en tevredenheid echter stond het zware ijzeren hek op een kier. Toen ze het hek verder openduwden en over de oprijlaan liepen, was het eerste wat ze zagen een agent, die naast zijn motor stond en zijn voorhoofd met een felgekleurde zakdoek afveegde.
'Een agent van de motorpolitie, ' mompelde Frank. 'Ik vraag me af, wat die hier komt zoeken. '
De agent was een gemoedelijk man. Toen de jongens dichterbij kwamen, vroeg hij: 'Hebben jullie niet toevallig een grote, gesloten wagen gezien?'
'En of!' zei Chet. 'Als we niet als een troep sprinkhanen naar de kant van de weg waren gesprongen, zou hij ons alle vier morsdood hebben gereden. Die wagen reed minstens zo'n driehonderd kilometer per uur en als... '
'Zijn jullie hem tegengekomen?' riep de agent teleurgesteld uit. 'Wat een pech. Ik zat er achteraan en toen ik hier de poort half open zag staan, dacht ik, dat ze naar binnen gereden waren. '
'Ik mag niet zeggen, dat we hem zijn tegengekomen, ' grinnikte Chet. 'Ik wou net zeggen: 'Daar komt een wagen!', toen Biff al vroeg: 'Waar bleef dat ding?' Nee, we zijn die wagen niet tegengekomen. We zagen hem als een bliksemflits voorbijschieten. '
'Waarom zat u achter die wagen aan?' vroeg Frank. 'Havenschuimers, ' antwoordde de agent. 'Dat vermoed ik tenminste. Ik had de wagen al een hele tijd in de gaten — hij stond met draaiende motor langs de kant van de weg — en ik ging er op af om te vragen, waar ze op wachtten. Maar toen gaf de chauffeur ineens vol gas en voor ik het wist, was hij al bijna uit het gezicht verdwenen. '
'U haalt ze nooit meer in, ' zei Frank. 'Laten we hopen, dat de politie van Bayport ze te pakken krijgt. '
'Hoop doet leven, ' antwoordde de agent. 'Nou, dan ga ik maar weer. '
'We mogen zeker wel eens een kijkje nemen op dit landgoed?' vroeg Frank.
'Wat mij betreft wel, ' zei de agent, terwijl hij zijn motor startte. 'Ik heb hier niets te vertellen. '
'Weet u iets bijzonders over het Purdy-huis?' drong Frank aan. De agent haalde zijn schouders op.
'Ik weet alleen maar, dat het huis onbewoond is gebleven, sinds de oude Purdy overleed en dat het me opviel, dat de poort, die drie maanden lang potdicht zat, nu ineens half open stond. Tot kijk, jongens. ' De agent reed met knetterende motor weg. Chet keek naar zijn pakje boterhammen en dan op zijn horloge. 'Kunnen we niet eerst eten?' stelde hij voor. 'Hier, onder de bomen, is net een geschikt plekje. '
'We zullen eerst eens gaan kijken en dan eten, ' zei Frank. Ze vonden niet veel bijzonders op het Purdy-landgoed. Het park was in een onbeschrijfelijke staat van verwaarlozing. Het geweldige, stenen huis was gesloten en de jongens probeerden natuurlijk niet binnen te komen. Maar op het grindpad, dat naar de voordeur leidde, zag Frank iets, wat hem interessant leek. Het was een verse voetafdruk.
Toen hij even later de gesloten voordeur bekeek, viel hem nog iets op. Het slot was een beetje verroest, doordat het lang niet gebruikt was, maar een paar krassen wezen erop, dat iemand er kort geleden met een sleutel of een scherp voorwerp aan was geweest. Misschien de man, die het landgoed een beetje in de gaten moet houden, hield Frank zichzelf voor. Maar het feit, dat meneer Dalrymple over een mysterie had gepraat, maakte, dat kleinigheden, zoals een vers voetspoor, een paar krassen op het slot en een open inrijpoort, bijzonder belangrijk werden.
'Wat denk je ervan?' vroeg Frank zacht aan zijn broer.
'Het is doodgewoon alleen maar een verlaten huis, voor zover ik zie, ' antwoordde Joe.
Frank was het hier niet mee eens. Hij wist bijna zeker, dat er kort geleden iemand in de buurt was geweest. De sporen wezen duidelijk in die richting.
Maar wie? vroeg Frank zich af.