EEN KREET IN DE NACHT
De jongens sprongen uit hun wagen, klommen over een heg en
renden dwars over een wei.
Ze waren heel dicht bij het Purdy-huis en ze wilden er langs de
achterkant naartoe gaan, omdat ze, als ze de hoofdweg volgden, de
kans liepen toch nog ingehaald te worden door commissaris Collig en
rechercheur Smuff.
'Ik snap er geen jota van, ' zei Frank. 'Ze kunnen ons alleen maar
achtervolgen als meneer Dalrymple ze op de hoogte heeft gesteld.
'
'Misschien heeft meneer Dalrymple ze helemaal niets verteld.
Misschien hebben ze van een derde gehoord, dat de bankier in
moeilijkheden zit en dat hij vandaag twee keer bij ons op bezoek
geweest is. Misschien volgen ze ons alleen maar om te weten te
komen, wat er aan de hand is. '
'Dat zou de reden kunnen zijn, Joe, ' zei Frank en hij vervolgde
goedkeurend: 'Je hebt geen zaagsel in je hoofd. '
Er stond geen ster aan de hemel en het was aardedonker. De jongens
bereikten niet veel later de muur rond het Purdy-huis. 'Daar kunnen
we niet over springen, ' zei Joe.
'Dat is ook niet nodig. Kijk maar eens naar die bomen. Ze zijn hard
gegroeid, sinds Jason Purdy overleed. Hij liet de bomen altijd kort
snoeien om te voorkomen, dat dieven er gebruik van zouden maken om
het park binnen te komen. Als ik me niet vergis is de bovenkant van
de muur voorzien van scherven van flessen, die in een laag cement
vastzitten. '
'Lieve man — die Purdy. '
In de verte klonk een dreigend gerommel. Frank keek naar de lucht.
'Dat wordt onweer, ' zei hij.
'Daar laten we ons toch niet door tegenhouden? Kom — dit lijkt me
een geschikte boom. '
Frank bood Joe zijn ineengevouwen handen als opstapje. Joe
klauterde in de boom en zat weldra op de muur. 'Alles in orde!'
riep hij. 'Geen scherven! Geen spijkers! Niets!' Frank klom op zijn
beurt in de boom en ging naast zijn broer op de muur zitten. Ze
lieten zich naar beneden vallen en kwamen in een hoop verwaarloosd
struikgewas terecht.
Op dat ogenblik flitste een verblindende bliksemstraal door de
lucht, even later gevolgd door een felle donderslag. Een paar
druppels regen begonnen te vallen.
'Commissaris Collig en rechercheur Smuff zullen nu wel gaan
schuilen, ' zei Frank grinnikend. 'Ze houden niet van slecht weer.
' In het licht van de bliksem hadden ze gezien dat de donkere massa
van het Purdy-huis vlakbij was.
'Laten we voorzichtig zijn, ' raadde Frank zijn broer aan.
'Misschien zijn er nog anderen in de buurt. '
Ze slopen behoedzaam verder. Het begon harder te regenen en algauw
boden de bomen geen bescherming meer.
'We worden doornat, ' zei Joe.
'We kunnen op het bordes gaan schuilen!'
Ze gingen naar het huis toe. Het onweer woedde nu in volle
hevigheid en elk ogenblik werd de omgeving door een bliksemflits
helder verlicht. 'Wat is dat?'
'Ik hoor niets. '
Ze bleven roerloos achter een groep struiken staan. 'Ik hoorde een
voetstap, ' fluisterde Frank. De jongens spitsten hun oren.
Beiden hoorden ze nu een krakend geluid, rechts van hen, als van
een tak, die knapte onder een voet. 'Nu hoor ik het ook, ' zei Joe.
'St!'
Ze hoorden iemand over het gras lopen.
Er volgde weer een bliksemflits. Het Purdy-huis en de met onkruid
overwoekerde oprijlaan baadden een onderdeel van een seconde in een
zee van licht. In dat licht zagen de jongens ook de man, die de
trappen van het bordes besteeg. 'Dalrymple!' fluisterde Frank.
'Weet je 't zeker?'
'Hij leek op de bankier; natuurlijk zag ik hem maar een ogenblik.
'Wat zou hij hier op dit uur komen doen?' vroeg Joe. 'Hij hoeft
toen niet in 't donker binnen te sluipen?'
De jongens zagen een flits op het bordes, die niet veroorzaakt werd
door de bliksem. Het was de straal van een miniatuur-zaklantaarn,
die even aanflitste en meteen weer uitging. De jongens slopen
dichter naar het huis toe.
Door een van de vensters zagen ze opeens de straal van de zaklamp
weer.
'Dat is een rare manier van doen voor iemand, die in zijn eigen
huis rondloopt, ' zei Frank zacht.
'Misschien is het Dalrymple helemaal niet. '
'Hij leek precies op hem. Ik zag hem niet lang, maar wel duidelijk.
Hij had de bouw van meneer Dalrymple en droeg dezelfde kleren.
'
De lichtstraal verdween, maar even later zagen de jongens hem
achter een ander venster. Daarna zagen ze, dat de man met zijn
zaklantaarn naar de eerste etage was gegaan.
'Misschien is dat de man, die de briefjes met doodsbedreigingen
achtergelaten heeft, ' fluisterde Joe opgewonden. 'We moeten hem
overvallen. '
'We moeten voorzichtig zijn, ' zei Frank. 'Laten we eerst proberen
te ontdekken, wat hij van plan is. '
Ze staken rennend de oprijlaan over en verdwenen in de diepe
schaduw aan de zijkant van het huis. Het onweer woedde nog steeds
in volle hevigheid.
De jongens stonden vlak bij een heel breed raam en opeens flitste
het elektrische licht in die kamer aan.
De jongens schrokken even en toen zei Frank fluisterend: 'Het zal
toch meneer Dalrymple zijn. De elektriciteit was zeker
uitgeschakeld en hij moest natuurlijk eerst de hoofdschakelaar
omdraaien, voor hij licht kon maken. '
'Laten we eens naar binnen kijken. '
Heel voorzichtig richtten de jongens zich op om over de vensterbank
te kunnen kijken.
Ze zagen een prachtig ingerichte eetkamer met mooie meubelen en
lambrizeringen tegen de muur. Het licht kwam van een kristallen
luchter in het midden van de kamer. Er was niemand in de kamer
aanwezig. Joe en Frank keken elkaar met een snelle blik aan. 'Wie
heeft het licht dan aangestoken?' vroeg Joe fluisterend. Naast de
deur zagen de jongens een grote, ouderwetse klok staan. Achter het
glas zwaaide de slinger langzaam heen en weer. Ze konden zelfs het
tikken van de klok horen.
Frank dacht opeens aan een van de doodsbedreigingen, die aan het
adres van hun opdrachtgever waren gericht: 'Dood terwijl de klok
tikt!'
Gefascineerd staarde hij naar de slinger van de klok.
Opeens verdwenen de klok en de gehele kamer uit het gezicht. Het
licht was uit.
Op hetzelfde ogenblik zette een bliksemflits de omgeving in een
felle gloed. De donderslag, die enkele seconden later volgde,
scheen het oude huis op zijn grondvesten te doen sidderen. De
hemelsluizen werden geopend en het water gutste in stromen neer. De
bliksemflitsen volgden elkaar in steeds sneller tempo op en de
donder was niet meer van de lucht. In het licht van de bliksem
zagen de Hardy's, dat de bomen langs de oprijlaan heen en weer
werden gezwiept. Toen hoorden ze een vreselijke kreet! Het was een
kreet, die het bloed in de aderen deed stollen. De jongens keken
elkaar met witte, van angst vertrokken gezichten aan, toen de
volgende bliksemflits het hun mogelijk maakte elkaar te zien. 'Er
is iemand gewond!' hijgde Frank. 'Vermoord!' schreeuwde Joe
wild.
De kreet had ergens voor in het oude huis geklonken. De jongens
luisterden, maar hoorden verder niets; alleen het rommelen van de
donder, het kletteren van de regen en het gieren van de wind.
Frank sprong opeens naar voren en rende naar de oprijlaan. Joe
holde hem achterna. Zo kwamen ze bij de voorkant van het huis.
Bij het licht van de bliksem zagen ze juist iemand het huis
uitkomen.
'Er achteraan!' schreeuwde Frank.
Ze zetten de achtervolging in op de gestalte, die ze nu niet meer
kon den zien. Frank struikelde over een uitstekende boomwortel en
viel languit op de grond, maar sprong weer overeind en rende
verder. Ze hoorden het hijgen van een man, die niet gewoon scheen
te zijn aan hardlopen. Frank was het eerste bij hem en greep hem
bij zijn jas. De man vocht als een razende om zich te bevrijden,
maar Frank hield als een terrier vast, tot Joe er ook bij was.
Een bliksemflits schoot door de lucht en... de beide jongens zagen
een dodelijk beangst, maar bekend gezicht. 'Hurd Applegate!' riepen
ze beiden in opperste verbazing uit. Ze kenden Hurd Applegate maar
al te goed. Het was een rare, oude kerel, een van de meest
excentrieke figuren uit Bayport en een verwoed
postzegelverzamelaar. De jongens hadden hem leren kennen, toen ze
een groot aantal postzegels, die van Hurd Applegate gestolen waren,
hadden teruggevonden.
Wat deed Hurd Applegate hier midden in de nacht? Ze wisten, dat
hij, ondanks zijn eigenaardigheden, de eerlijkste man van de wereld
was. Er kon geen sprake van zijn, dat hij met misdadige bedoelingen
naar het Purdy-huis was gekomen. Daar waren ze beslist zeker
van.
Direct, toen Hurd Applegate de Hardy's herkende, gaf hij zijn
verzet 'De Hardy's!' hijgde hij. Hij was kennelijk uiterst
opgewonden. 'Wat doen jullie hier?'
'Wat doet u hier?' kaatste Frank terug.
'Laat me alsjeblieft naar huis gaan, jongens!' smeekte Hurd
Applegate. 'Ik wil hier weg! Ik heb iets verschrikkelijks
beleefd!'
'Wat is er gebeurd?'
'Dat kan ik niet vertellen — verschrikkelijk — verschrikkelijk!'
mompelde hij onsamenhangend, terwijl hij de oprijlaan afliep. De
jongens volgden hem natuurlijk. 'Had hier nooit moeten komen —
kostbaar — erg kostbare — postzegels — ontzettend!'
De Hardy's konden er geen touw aan vastknopen. Het enige, wat ze
begrepen, was, dat meneer Applegate last had van zijn zenuwen.
'Onze wagen staat ginds, meneer Applegate, ' zei Frank. 'We zullen
u naar huis brengen. '
'Goed, goed — ik had nooit moeten komen — breng me naar huis —
snel!'
Hij begon te rennen, alsof hij het landgoed zo vlug mogelijk achter
zich wilde laten. Ze zagen, dat de inrijpoort nog open stond, net
zoals in de loop van de dag.
'Vlug!' hijgde Hurd Applegate. 'Breng me naar huis. '
Ze renden met z'n drieën door de stromende regen langs de weg, tot
ze de zijweg bereikten, waar de Hardy's hun wagen hadden
achtergelaten. 'Naar huis — direct!' jammerde Hurd Applegate,
terwijl hij gejaagd instapte en op een bank plofte. 'Wat is er toch
gebeurd?' vroeg Frank.
'Kan ik niet zeggen, ' hijgde de oude man. 'Ontzettend! Breng me
naar huis!'
'Als u het ons vertelt, gaan we terug om een onderzoek in te
stellen, ' zei Joe.
Dat scheen Applegate het waanzinnigste denkbeeld te vinden, dat hij
ooit had gehoord.
'Nee, nee!' riep hij. 'Ga niet terug! In geen geval! O, mijn
postzegels — mijn kostbare postzegels! Ik weet niet, wat ik moet
doen. Ik ging doodgewoon het huis uit — verdacht hem geen seconde —
toen ik vluchtte — die verschrikkelijke kreet — breng me naar huis,
jongens, en ga niet terug naar dat verschrikkelijke huis. '
'Ik weet niet, wat ik ervan moet denken, ' zei Frank en stapte
mopperend in. 'Vooruit, we kunnen beter vertrekken, geloof ik. '
Joe ging naast Applegate zitten en trachtte hem aan 't praten te
krijgen, maar de oude man weigerde halsstarrig ook maar één woord
te vertellen van het 'verschrikkelijke' dat hij beleefd had. Hij
wilde evenmin zeggen, waarom hij naar het Purdy-huis was gegaan.
'We zullen moeten wachten, tot hij een beetje kalmer is geworden, '
zei Frank en startte.