Schema’s en tabellen

 

Het atheense staatsbestel

Image

 

De politieke organisatie van de klassieke romeinse republiek

Populus Romanus

vergadert op twee manieren:

comitia tributa
(of concilium plebis)

comitia centuriata

35 tribus of districten; stemming per tribus; daarbinnen elke burger één stem; geen vermogenscriteria

193 centuriae, verdeeld over 5 klassen; stemming per centuria en per klasse; achtereenvolgens klasse I (plus de equites), II, III, IV en V; stemming houdt op zodra een meerderheid is bereikt; alle nietdienstplichtige burgers of proletarii ingedeeld in één centuria met klasse v (in de praktijk stemmen de klassen iv en v zelden of nooit)

vergadert op Forum of op Capitool

vergadert op ’Marsveld’ (Campus Martius)

voorgezeten meestal door een volkstribuun (altijd in geval van het concilium plebis)

voorgezeten door een magistraat met imperium (consul of praetor)

besluit over allerlei wetgeving (in de loop van de tijd steeds meer)

besluit over enkele zaken, zoals oorlogsverklaringen en vredesverdragen

kiest volkstribuun als concilium plebis en de lagere magistraten quaestor en aedilis) als comitia tributa

kiest praetor, consul en (om de 5 jaar) censor

De magistraten en de volkstribunen hebben onmiddellijk en
voor het leven zitting in de senatus.
Hierin vormen de nobiles (ex-consuls en hun nakomelingen)
een elite binnen de elite.

 

 

De politieke organisatie van het romeinse keizerrijka. tijdens het principaat

Image

RIJKSBEWONERS te verdelen in:

1  Romeinse burgers (cives Romani) in Italië en in vele steden daarbuiten; het aantal personen met Romeins burgerrecht binnen het Rijk neemt in de eerste twee eeuwen voortdurend toe, totdat in 212 alle vrije ingezetenen het burgerrecht krijgen (misschien met uitzondering van categorie 3).

2  Vrije ingezeten van de provincies of van zogenaamde ‘autonome’ steden binnen het Rijk, die niet het Romeinse burgerrecht bezitten (peregrini).

3  ‘Horige’ of aan de grond of hun woonplaats gebonden categorieën boeren in Egypte en in Klein-Azië.

4  Slaven.

    (NB: Vrijgelatenen bezitten het Romeinse burgerrecht indien zij door een Romeinse patronus zijn vrijgelaten; in andere gevallen behoren zij voor het Romeinse recht tot de peregrini.)

 

 

De politieke organisatie van het romeinse keizerrijk b. tijdens het dominaat

Image

RIJKSBEWONERS zijn allen cives Romani, behalve:

1  de slaven;

2  de ‘bondgenoten’ of foederati die binnen de grenzen van het Rijk een woonplaats hebben gekregen (voor het eerst de Visigoten op de Balkan in 382).

Hellenistische vorsten

Ptolemaeën

 

305-283

Ptolemaios I SImagetImager

283-247

Ptolemaios II Filadelfos

247-221

Ptolemaios III EuergetImages

221-204

Ptolemaios IV FilopatImager

204-181

Ptolemaios V EpifanImages

181-145

Ptolemaios VI FilomImagetImager

145

Ptolemaios VII Neos FilopatImager

145-116

Ptolemaios VIII EuergetImages II

116-107

Ptolemaios IX SImagetImager II

107-88

Ptolemaios X Alexandros

 88-80

Ptolemaios IX SImagetImager II

 80

Ptolemaios XI Alexandros II

 80-51

Ptolemaios XII AulImagetImages

 51-48

Ptolemaios XIII FilopatImager II

 

Filadelfos

 48-30

Kleopatra VII

 

Antigoniden

306-301

Antigonos Monofthalmos

301-283

DImagemImagetrios PoliorkImagetImages

283-239

Antigonos Gonatas

239-229

DImagemImagetrios II

229-221

Antigonos DImagesImagen

221-179

Filippos V

179-168

Perseus

 

Attaliden

283-263

Filetairos

263-241

EumenImages I

241-197

Attalos I

197-159

EumenImages II

159-138

Attalos II

138-133

Attalos III

 

Seleuciden

305-280

Seleukos I NikatImager

280-261

Antiochos I SImagetImager

261-246

Antiochos II Theos

246-226

Seleukos II Kallinikos

226-223

Seleukos III SImagetImager

223-187

Antiochos III Megas

187-175

Seleukos IV FilopatImager

175-163

Antiochos IV Epifanes

163-162

Antiochos V Eupator

162-150

DImagemImagetrios I SImagetImager

150-145

Alexandros Balas

145-139

DImagemImagetrios II Nikator

 

Antiochos VI Epifanes II

139-129

Antiochos VII SidImagetImages

129-125

DImagemImagetrios II Nikator

125-121

Kleopatra Thea

121-95

Antiochos VIII Grupos

 

Antiochos IX Kuzikenos

 95-83

Antiochos X FilopatImager
Antiochos XI Filadelfos
Antiochos XII Dionusios
Antiochos XIII Asiatikos

(83-69

Tigranes van Armenië)

 69-64

Antiochos XIII Asiatikos
Filippos FilorImagemaios

 

Romeinse keizers

 

 27 v.C.-14 n.C.

Augustus

 14-37

Tiberius

 37-41

Gaius (Caligula)

 41-54

Claudius

 54-68

Nero

 68-69

Galba, Otho, Vitellius

 69-79

Vespasianus

 79-81

Titus

 81-96

Domitianus

 96-98

Nerva

 98-117

Trajanus

117-138

Hadrianus

138-161

Antoninus Pius

161-180

Marcus Aurelius

180-192

Commodus

192-193

Pertinax

193

Didius Julianus

193-211

Septimius Severus

211-212

Caracalla & Geta

212-217

Caracalla

217-218

Macrinus

218-222

Elagabalus

222-235

Alexander Severus

235-238

Maximinus Thrax

238-244

Gordianus III

244-249

Philippus Arabs

249-251

Decius

251-253

Trebonianus Gallus

253-260

Valerianus

260-268

Gallienus

268-270

Claudius II Gothicus

270-275

Aurelianus

275-276

Tacitus

276-282

Probus

282-284

Carus, Carinus, Numerianus

284-305

Diocletianus

285-305

Maximianus (Westen)

305-311

Galerius

306-337

Constantijn

307-324

Licinius (Oosten)

337-361

Constantius II

337-340

Constantijn II (Westen)

340-353

Constans (Westen)

361-363

Julianus Apostata

363-364

Jovianus

364-375

Valentinianus I (Westen)

364-378

Valens (Oosten)

375-383

Gratianus (Westen)

379-395

Theodosius I de Grote

383-392

Valentinianus II (Westen)

395-408

Arcadius (Oosten)

395-425

Honorius (Westen)

408-450

Theodosius II (Oosten)

425-455

Valentinianus III (Westen)

450-457

Marcianus (Oosten)

455

Petronius Maximus (Westen)

455-456

Avitus (Westen)

457-461

Maiorianus (Westen)

461-465

Severus (Westen)

467-472

Anthemius (Westen)

472

Olybrius (Westen)

473-474

Glycerius (Westen)

474-475

Julius Nepos (Westen)

475-476

Romulus Augustulus (Westen)

457-474

Leo I (Oosten)

473-474

Leo II (Oosten)

474-491

ZenImagen (Oosten)

491-518

Anastasius

518-527

Justinus

527-565

Justinianus

565-578

Ioustinos II

578-582

Tiberios II Konstantinos

582-602

Maurikios

602-610

FImagekas

610-641

HImageraklios

Filosofen

Voorsocratici (‘natuurfilosofen’):

Thales van Milete (1ste helft 6de eeuw v.C.)

Anaximandros van Milete (6de eeuw v.C.)

Anaximenes van Milete (6de eeuw v.C.)

Herakleitos van Efese (ca. 500 v.C.)

Xenofanes van Kolofon (2de helft 6de eeuw v.C.)

Parmenides, werkzaam in Elea in Zuid-Italië (ca. 500 v.C.)

ZenImagen van Elea (5de eeuw v.C.)

Puthagoras van Samos, werkzaam in Zuid-Italië (2de helft 6de eeuw v.C.)

Filolaos van Kroton (2de helft 5de eeuw v.C.)

Empedokles van Akragas (5de eeuw v.C.)

Leukippos van Milete (5de eeuw v.C.)

Demokritos van Abdera (2de helft 5de eeuw v.C.)

Anaxagoras van Klazomenai (2de helft 5de eeuw v.C.)

Sofisten:

PrImagetagoras van Abdera (5de eeuw v.C.)

Prodikos van Keos (2de helft 5de eeuw v.C.)

Gorgias van Leontinoi (2de helft 5de eeuw v.C.)

Hippias van Elis (2de helft 5de eeuw v.C.)

Klassieke filosofen:

SImagekrates van Athene (2de helft 5de eeuw v.C.)

PlatImagen van Athene, stichter van de Academie aldaar (4de eeuw v.C.)

Antisthenes van Athene (1ste helft 4de eeuw v.C.)

Diogenes van Sinope, bijgenaamd Kunikos (Cynicus) (4de eeuw v.C)

Aristippos van Cyrene, werkzaam in Athene (4de eeuw v.C.)

Aristoteles van Stageira, werkzaam in Athene, stichter van het Lyceum aldaar (4de eeuw v.C.)

Theofrastos, tweede leider van het Lyceum (ca. 300 v.C.)

Speusippos, tweede leider van de Academie (2de helft 4de eeuw v.C.)

Xenokrates, derde leider van de Academie (ca. 300 v.C.)

Hellenistische en Romeinse filosofen:

– Stoïcijnen:
ZenImagen van Kition, stichter van de school (Stoa) in Athene (ca. 300 v.C.)
Kleanthes, tweede leider van de school (1ste helft 3de eeuw v.C.)
Chrusippos, derde leider van de school (2de helft 3de eeuw v.C.)
Panaitios van Rhodos (2de eeuw v.C.)
PoseidImagenios van Apamea (ca. 100 v.C.)
Seneca (1ste helft 1ste eeuw n.C.)
Marcus Aurelius, Romeins keizer 161-180
Epiktetos (ca. 100 n.C.)

– Epicureërs:
Epikouros van Samos, stichter van de school in Athene (ca. 300 v.C.)
Lucretius (1ste eeuw v.C.)

– Sceptici:
PurrhImagen van Elis (2de helft 4de eeuw v.C.)
Sextus Empiricus (2de eeuw n.C.)

– Platonici en eclectici:
KarneadImages van Cyrene (1ste helft 2de eeuw v.C.)
Cicero (1ste eeuw v.C.)

– Joods-hellenistische (‘platoniserende’) filosofen:
FilImagen van Alexandrië (1ste helft 1ste eeuw n.C.)

– Neopythagoreërs:
NoumImagenios van Apamea (2de helft 2de eeuw n.C.)

– Neoplatonisten:
PlImagetinos van Alexandrië, werkzaam in Italië (3de eeuw n.C.)
Porfurios van Tyrus (2de helft 3de eeuw n.C.)
Iamblichos (ca. 300 n.C.)
Chalcidius (4de eeuw n.C.)
Macrobius (ca. 400 n.C.)
Boethius (6de eeuw n.C)
Proklos, leider van de Academie (5de eeuw n.C.)
Damaskios, leider van de Academie (2de helft 5de eeuw n.C.)
Simplikios, leider van de Academie (1ste helft 6de eeuw n.C.)
Hupatia van Alexandrië (ca. 400 n.C.)
IImageannImages Filoponos van Alexandrië (1ste helft 6de eeuw n.C.)

Geleerden en wetenschapsbeoefenaren

Het laat-archaïsche en klassieke Griekenland:

Hekataios van Milete (ca. 500 v.C.), geograaf, ethnograaf

AlkmaiImagen van Kroton (1ste helft 5de e v.C.), arts

HippokratImages van Kos (2de helft 5de eeuw v.C.), arts

HImagerodotos van Halikarnassos (5de eeuw v.C.), geschiedschrijver

Thoukudides van Athene (2de helft 5de eeuw v.C.), geschiedschrijver

Archutas van Tarente (ca. 400 v.C.), wiskundige

XenofImagen van Athene (1ste helft 4de eeuw v.C.), geschiedschrijver

Eudoxos van Knidos, werkzaam in Athene (4de eeuw v.C.), wiskundige, geograaf, astronoom

Eforos van Kyme (4de eeuw v.C.), geschiedschrijver

AristotelImages van Stageira, werkzaam in Athene (4de eeuw v.C.), beoefende alle takken van wetenschap en filosofie

Timaios van Tauromenion (2de helft 4de eeuw v.C.), geschiedschrijver

De hellenistische wereld:

Theofrastos van Eresos, werkzaam in Athene (ca. 300 v.C.), botanicus

EukleidImages, werkzaam in Alexandrië (ca. 300 v.C.), wiskundige

Aristarchos van Samos, werkzaam in Alexandrië (1ste helft 3de eeuw v.C.), astronoom

HImagerofilos van Chalkedon, werkzaam in Alexandrië (1ste helft 3de eeuw v.C.), arts

EratosthenImages van Cyrene, werkzaam in Alexandrië (2de helft 3de eeuw v.C.), geograaf

ArchimImagedImages van Syracuse (2de helft 3de eeuw v.C.), natuurkundige

Polubios van Megalopolis, werkzaam in Rome (2de eeuw v.C.), geschiedschrijver

Hipparchos van Nikaia (2de helft 2de eeuw v.C.), astronoom

Filon van Byzantium (2de helft 2de eeuw v.C.), natuurkundige, ingenieur

PoseidImagenios van Apamea (ca. 100 v.C.), ethnograaf, geograaf, filosoof

HImagerImagen van Alexandrië (eind 1ste eeuw v.C.?), natuurkundige

DiodImageros van Sicilië (2de helft 1ste eeuw v.C.), geschiedschrijver

De Romeinse wereld (late republiek en keizertijd):

Cato Maior (‘de Oudere’) (2de eeuw v.C.), geschiedschrijver, landbouwtheoreticus

Mucius Scaevola (2de helft 2de eeuw v.C.), jurist

Varro (1ste helft 1ste eeuw v.C.), taalkundige, antiquaar, landbouwtheoreticus

Gaius Julius Caesar (1ste helft 1ste eeuw v.C.), geschiedschrijver (o.a.)

Sallustius (1ste eeuw v.C.), geschiedschrijver

Vitruvius (2de helft 1ste eeuw v.C.), architect, ingenieur

Nikolaos van Damascus (eind 1ste eeuw v.C.), geschiedschrijver

Dionusios van Halikarnassos (begin 1ste eeuw n.C.), geschiedschrijver

StrabImagen (eind 1ste eeuw v.C.), geograaf

Titus Livius (eind 1ste eeuw v.C., begin 1ste eeuw n.C.), geschiedschrijver

Cornelius Nepos (1ste helft 1ste eeuw n.C.), geschiedschrijver

Pompeius Trogus (eind 1ste eeuw v.C., begin 1ste eeuw n.C.), geschiedschrijver

Valerius Maximus (1ste helft 1ste eeuw n.C.), geschiedschrijver

Velleius Paterculus (1ste helft 1ste eeuw n.C.), geschiedschrijver

Pomponius Mela (1ste helft 1ste eeuw n.C.), geograaf

Curtius Rufus (1ste eeuw n.C.), geschiedschrijver

Plinius Maior (‘de Oudere’) (1ste eeuw n.C.), encyclopedist

Frontinus (2de h.1ste eeuw n.C.), ingenieur, militair theoreticus

Flavios Josefos (1ste helft 1ste eeuw n.C.), geschiedschrijver

Cornelius Tacitus (ca. 100 n.C.), geschiedschrijver

Suetonius (1ste helft 2de eeuw n.C.), geschiedschrijver

Ploutarchos van Chaironeia (1ste helft 2de eeuw n.C.), geschiedschrijver

Arrianos (1ste helft 2de eeuw n. C.), geschiedschrijver

Appianos (1ste helft 2de eeuw n.C.)

Klaudios Ptolemaios van Alexandrië (2de eeuw n.C.), astronoom en geograaf

Pausanias (2de eeuw n.C.), beschrijver van Griekenland

GalImagenos van Pergamon (2de eeuw n.C.), arts

Gaius (2de eeuw n.C.), jurist

Kassios DiImagen (ca. 200 n.C.), geschiedschrijver

HImagerImagedianos (1ste helft 3de eeuw n.C.), geschiedschrijver

Papinianus (1se helft 3de eeuw n.C.), jurist

Ulpianus (1ste helft 3de eeuw n.C.), jurist

Diofantos van Alexandrië (2de helft 3de eeuw n.C.), wiskundige

Pappos van Alexandrië (ca. 300 n.C.), wiskundig

Ammianus Marcellinus (4de eeuw n.C.), geschiedschrijver

Anonieme auteur van de Historia Augusta (2de helft 4de eeuw n.C.), geschiedschrijver

Vegetius (2de helft 4de eeuw n.C.), militair theoreticus

Cassiodorus (6de eeuw), encyclopedist

JordanImages (6de eeuw), geschiedschrijver

Prokopios (6de eeuw), geschiedschrijver

Agathias (6de eeuw), geschiedschrijver

Dichters en prozaschrijvers

Het archaïsche Griekenland:

Epiek

Ilias

Odyssee

Homerische Hymnen

HImagesiodos (ca. 700 v.C.)

Lyriek

Archilochos van Paros (7de eeuw v.C)

Kallinos van Ephesos (7de eeuw v.C.)

Turtaios van Sparta (7de eeuw v.C.)

Alkman van Sparta (ca. 600 v.C.)

Mimnermos van Kolophon (ca. 600 v.C.)

Alkaios van Lesbos (ca. 600 v.C)

SapfImage van Lesbos (ca. 600 v.C.)

SolImagen van Athene (1ste helft 6de eeuw v.C.)

Theognis van Megara (1ste helft 6de eeuw v.C.)

StImagesichoros van Himera (6de eeuw v.C.)

AnakreImagen van Teos (6de eeuw v.C.)

Ibukos van Rhègion (2de helft 6de eeuw v.C.)

BakchulidImages van Keos (ca. 500 v.C.)

SimImagenidImages van Keos (1ste helft 5de eeuw v.C.)

Pindaros van Thebe (5de eeuw v.C.)

Het klassieke Griekenland:

Drama

Aischulos van Athene (1ste helft 5de eeuw v.C.)

SofoklImages van Athene (5de eeuw v.C.)

Euripides van Athene (2de helft 5de eeuw v.C.)

AristofanImages van Athene (2de helft 5de eeuw v.C)

Retorica

AndokidImages van Athene (2de helft 5de eeuw v.C.)

Lusias van Athene (1ste helft 4de eeuw v.C.)

Isaios van Athene (1ste helft 4de eeuw v.C.)

IsokratImages van Athene (4de eeuw v.C.)

AischinImages van Athene (4de eeuw v.C.)

DImagemosthenImages van Athene (4de eeuw v.C.)

De hellenistische en Romeinse wereld:

Drama

Menandros van Athene (ca. 300 v.C.)

Plautus (1ste helft 2de eeuw v.C.)

Terentius (1ste helft 2de eeuw v.C.)

Retorica

Cicero (1ste eeuw v.C.)

DiImage ChrusImagestomos van Prusa (ca. 100 n.C.)

Ailios AristeidImages (2de eeuw n.C.)

Libanios van Antiochië (4de eeuw n.C.)

Diverse prozaschrijvers

Quintilianus (1ste eeuw n.C.)

Petronius Arbiter (1ste helft 1ste eeuw n.C)

Plinius Minor (‘de Jongere’) (ca. 100 n.C.)

Apuleius (2de eeuw n.C.)

Aulus Gellius (2de eeuw n.C.)

AthImagenaios (2de eeuw n.C.)

Loukianos van Samosata (2de helft 2de eeuw n.C.)

Ailianos (ca. 200 n.C.)

Filostratos (1ste helft 3de eeuw n.C.)

Longos (2de eeuw n.C.)

Poëzie

Theokritos, werkzaam in Alexandrië (3de eeuw v.C.)

ApollImagenios Rhodios (3de eeuw v.C.)

Herondas van Alexandrië (3de eeuw v.C.)

Kallimachos, werkzaam in Alexandrië (3de eeuw v.C.)

Livius Andronicus, werkzaam in Rome (2de helft 3de eeuw v.C.)

Naevius, werkzaam in Rome (ca. 200 v.C.)

Ennius, werkzaam in Rome (ca. 200 v.C.)

Menippos van Gadara (2de eeuw v.C.)

Lucilius, werkzaam in Rome (2de helft 2de eeuw v.C.)

Lucretius, werkzaam in Rome (1ste helft 1ste eeuw v.C.)

Catullus, werkzaam in Rome (1ste helft 1ste eeuw v.C.)

Vergilius (2de helft 1ste eeuw v.C.)

Ovidius (2de helft 1ste eeuw v.C.)

Horatius (eind 1ste eeuw v.C.)

Tibullus (eind 1ste eeuw v.C.)

Propertius (eind 1ste eeuw v.C.)

Phaedrus (begin 1ste eeuw n.C.)

Lucanus (1ste helft 1ste eeuw n.C.)

Statius (2de helft 1ste eeuw n.C.)

Martialis (2de helft 1ste eeuw n.C.)

Juvenalis (ca. 100 n.C.)

Ausonius (2de helft 4de eeuw)

Claudius Claudianus (ca. 400 n.C.)

Rutilius Namatianus (1ste helft 5de eeuw n.C.)

Nonnos (1ste helft 6de eeuw n.C.)

Christelijke schrijvers

Tot ongeveer 200:

Paulos, de apostel (Brieven aan gemeenten) (midden 1ste eeuw)

Markos, evangelist (2de helft 1ste eeuw)

Matthaios, evangelist (2de helft 1ste eeuw)

Loukas, evangelist en auteur van Handelingen (2de helft 1ste eeuw)

Auteur van de Openbaring van Johannes (eind 1ste eeuw)

Diverse pseudepigrafische Brieven in het Nieuwe Testament (eind 1ste, begin 2de eeuw)

Ignatios van Antiochië (begin 2de eeuw)

Polukarpos van Smyrna (1ste helft 2de eeuw)

Hermas van Rome (1ste helft 2de eeuw)

Auteur van de Brief van Barnabas (1ste helft 2de eeuw)

MarkiImagen van Sinope (2de eeuw)

BasileidImages van Alexandrië (2de eeuw)

Valentinus van Rome (2de eeuw)

AthImagenagoras van Athene (2de eeuw)

MelittImagen van Sardes (2de eeuw)

Ioustinos (2de eeuw)

Diverse apocriefe evangeliën en ‘handelingen’ van apostelen (2de helft 2de eeuw)

Klemens van Alexandrië (2de helft 2de eeuw)

Irenaios van Lyon (2de helft 2de eeuw)

Tatianos (2de helft 2de eeuw)

Griekse auteurs vanaf ongeveer 200:

Hippolutos van Rome (begin 3de eeuw)

ImagerigenImages van Alexandrië, werkzaam in Caesarea (1ste helft 3de eeuw)

Dionusios van Alexandrië (3de eeuw)

Eusebios van Caesarea (ca. 300)

Athanasios van Alexandrië (1ste helft 4de eeuw)

Basileios van Caesarea in Cappadocië (2de helft 4de eeuw)

GrImagegorios van Nazianze (2de helft 4de eeuw)

GrImagegorios van Nyssa (2de helft 4de eeuw)

Didumos van Alexandrië (2de helft 4de eeuw)

Apollinaris van Laodicea (2de helft 4de eeuw)

Sunesios van Cyrene (ca. 400)

DiodImageros van Tarsus (ca. 400)

TheodImageros van Mopsuestia (ca. 400)

IImageannImages Chrusostomos van Antiochië en Constantinopel (ca. 400)

TheodImagerImagetos van Cyrrhus (1ste helft 5de eeuw)

Kourillos van Alexandrië (1ste helft 5de eeuw)

Euagrios Pontikos (1ste helft 5de eeuw)

Palladios (1ste helft 5de eeuw)

Pseudo-Dionusios Areopagites (2de helft 5de eeuw)

Latijnse auteurs vanaf ongeveer 200:

Minucius Felix (ca. 200)

Tertullianus van Carthago (ca. 200)

Cyprianus van Carthago (1ste helft 3de eeuw)

Novatianus (2de helft 3de eeuw)

Commodianus (2de helft 3de eeuw?)

Arnobius (ca. 300)

Lactantius (1ste helft 3de eeuw)

Firmicus Maternus (4de eeuw)

Marius Victorinus (4de eeuw)

Juvencus (4de eeuw)

Prudentius (4de eeuw)

Hiëronymus (2de helft 4de eeuw)

Ambrosius (2de helft 4de eeuw)

Paulinus van Nola (2de helft 4de eeuw)

Sulpicius Severus (ca. 400)

Pelagius (ca. 400)

Augustinus (ca. 400)

Salvianus (1ste helft 5de eeuw)

 

Chronologisch overzicht

c. 9000-c. 8000

Eerste landbouwnederzettingen in de ‘De Vruchtbare Halve Maan’ in het Nabije Oosten: begin van het Neolithicum.

c. 7000-c. 5000

Eerste neolithische nederzettingen in Griekenland, Zuid-Italië, op Cyprus en de Balkan.

c. 5500-c. 4500

Verbreiding van neolithische culturen over heel West- en Midden-Europa.

c. 4000-c. 3000

Koperbewerking; overgang naar bronsmetallurgie in Voor-Azië en op de Balkan.

c. 3500-c. 3000

Overgang naar stadsculturen in Mesopotamië; Soemerische steden in het zuiden; ontwikkeling van een schrift tot het zg. Spijkerschrift. In Egypte politieke vereniging van het Nijldal (Opper-Egypte) en van de delta (Neder-Egypte); ontwikkeling hiërogliefenschrift.

c. 3000-c. 2750

Vereniging van Egypte; begin van het Oude Rijk.

c. 2550-c. 2475

De grote piramidenbouwers: Choefoe (Cheops), Chefren, Menkaure (4de dynastie, residentie Memfis).

c. 2400-c. 2350

Soemerisch rijk van Lugalzaggesi, koning van Oemma en Oeroek, in Zuid- en Midden-Mesopotamië.

c. 2350-c. 2250

Akkadisch rijk van Sargon (de Grote) en Naram-Sin over heel Mesopotamië

c. 2200-c. 2100

Zg. Derde Dynastie van Oer beheerst grootste deel Mesopotamië. In Egypte is het Oude Rijk uiteengevallen; eerste tussenperiode, gevolgd door overgang naar het zg. Middenrijk.

c. 2050-c. 1950

Einde van de politieke macht van de Soemeriërs; vestiging van Amorieten in Mesopotamië. Bloeitijd van Egypte onder het Middenrijk (11de-12de dynastie). Binnendringen van Indo-Europese groepen in Voor-Azië, o.a. Hittieten (introductie van door paarden getrokken strijdwagens). Op Kreta de eerste paleizen; begin van de zg. Cycladencultuur; immigratie van eerste Indo-Europese groepen in Griekenland.

c. 2500-c. 1600

Induscultuur (Harappa en Mohendjo Daro). In China neolithische cultuur in het stroomgebied van de Gele Rivier (Huanghe).

c. 1700-c. 1500

Binnendringen van Indo-Arische groepen in India; stichting van vele kleine staatjes in Indus- en Gangesdal. In China overgang naar bronstijdcultuur (vanaf c. 1500 Shangdynastie).

c. 2500-c. 1500

Verbreiding van bronstijdculturen over Midden- en West-Europa.

c. 1500

Indo-Europese groepen (Italische volken) in Italië

c. 1700

Koning Hammoerabi van Babylon (Amoritisch).

c. 1650

Hyksos bezetten Noord-Egypte.

c. 1600

Verdrijving van de Hyksos en vestiging van het Nieuwe Rijk (18de en 19de dynastie) in Egypte (residentie Thebe in het zuiden). Verval van Babylon, opkomst van Assyrië en Mitanni in Noord-Mesopotamië, van het Hittietenrijk in Klein-Azië. In Griekenland begin van de Myceense cultuur (Late Bronstijd).

c. 1550

Uitbarsting van de vulkaan op Thera: einde van de Cycladencultuur.

c. 1500

Thoetmosis I van Egypte (18de dynastie).

c. 1475

Koningin Hatsjepsoet van Egypte.

c. 1450

Thoetmosis III van Egypte.

c. 1275-c. 1215

Ramses II van Egypte (19de dynastie).

c. 1200

Verwoesting van de meeste Myceense centra in Griekenland, van Troje in Klein-Azië, van Oegarit in Noord-Syrië; ondergang van het Hittietenrijk; aanvallen van de Zeevolken op Egypte afgeslagen. Binnendringen van Aramese groepen in Mesopotamië, Syrië en het gebied van het huidige Israël-Palestina.

c. 1100

Einde van de Myceense cultuur in Griekenland. Opkomst van de Fenicische steden (ontwikkeling van een West-Semitisch schrift: het alfabet). Einde van het Nieuwe Rijk in Egypte.

 

In China de Shang vervangen door de Zhoudynastie; voortgaande Chinese expansie naar het zuiden en oosten.

c. 1050

Begin van gebruik van ijzer voor wapens en werktuigen op grote schaal in Griekenland en in Voor-Azië. Migraties in de Egeïsche wereld: Ioniërs en Aeoliërs naar de kusten van Klein-Azië; Doriërs naar Zuid- en Zuidoost-Griekenland; politieke versnippering.

c. 900-c. 800

Expansie van Assyrië (Noord-Mesopotamië en Syrië); koninkrijk Urartu rond het meer van Van. Aramese staatjes (o.a. Damascus) en Israëlitische staatjes Israël (Samaria) en Juda (Jeruzalem). Handels- en kolonisatie-ondernemingen van de Feniciërs in het Middellandse Zeegebied (vanuit hun steden Tyrus, Sidon, Byblos).

c. 800

Stichting van Carthago door Feniciërs uit Tyrus. Heropleving van de Griekse wereld: handel met Voor-Azië.

c. 800-c. 750

In Centraal-Europa begin van de Hallstatt cultuur (IJzertijd; ‘Proto-Kelten’). In Italië opkomst van de (niet-Indo-Europese) Etrusken.

776

In de Griekse wereld beginnende ontwikkeling van de polis; (traditioneel) begin van de Olympische Spelen.

770

In China wordt Luoyang de residentie van de Zhouvorsten (de zg. Oostelijke Zhou); toenemende verzelfstandiging van de deelstaten.

c. 775-c. 700

Stichting van Griekse kolonies in Zuid-Italië en op Sicilië (o.a. KumImage, Naxos, Syracuse).

721

Samaria ingenomen door de Assyriërs.

c. 700-c. 640

Grootste omvang van het Assyrische rijk onder de koningen Esharhaddon en Assoerbanipal.

669

Egypte maakt zich vrij van kortstondige Assyrische overheersing; 26ste dynastie (residentie Saïs; Griekse huursoldaten in Egypte).

c. 650-c. 600

Invallen Scythen in Klein-Azië. Griekse verkenningen van de Zwarte Zee en de westelijke Middellandse Zee. Etruskische expansie in Midden-Italië. In West-Europa begin van (‘Proto-Keltische’) cultuur van Herrensitze op heuveltoppen; krijgersgraven.

c. 630

Oudst bekende Griekse inscriptie met regels voor het bestuur van de polis (Dreros op Kreta); in Athene de wetgever DrakImagen Stichting van Cyrene op de Libische kust; Spartaanse verovering van Messenië.

c. 615

Etrusken bezetten Rome.

612

Val van Ninive; ondergang van het Assyrische rijk.

c. 600-c. 550

Vorming van de typisch Spartaanse maatschappij.

c. 600

Grieken stichten Massalia.

c. 590

Hervormingen van SolImagen in Athene.

587

Inname van Jeruzalem door de Babyloniërs ten tijde van koning Neboekadnessar; begin van de Babylonische ballingschap van de Joden.

C. 550

Begin van de (Keltische) Latènecultuur in West-Europa.

c. 560-510

Tyrannis in Athene (Peisistratos, Hippias).

c. 550

Perzen onder Cyrus veroveren Klein-Azië (ondergang van Lydië).

539

Perzen onder Cyrus veroveren Babylonië; Joden mogen naar Judea terugkeren.

525

Perzen onder Cambyses veroveren Egypte.

c. 500

Darius I organiseert het Perzische Rijk.

c. 500

Etrusken uit Rome verdreven; einde van het Romeinse koningschap en begin van de republiek.

490

Atheense overwinning op de Perzen in de slag bij Marathon. Atheense vlootbouw (triremen) onder staatsman ThemistoklImages.

480

Invasie van Griekenland door de Perzen onder koning Xerxes: slag bij Thermopulai; zeeslag bij Salamis

479

Grote overwinning van de Grieken in de slag bij Plataiai.

478

Oprichting van de Delisch-Attische Zeebond.

474

Overwinning van de Syracusanen onder de tiran HiërImagen op de Etrusken in de zeeslag bij Cumae.

464

Grote aardbeving in Sparta, gevolgd door opstand van de heloten; begin van verwijdering tussen Sparta en Athene.

454

Kas van de Delisch-Attische Bond overgebracht van DImagelos naar Athene (in Athene opkomst van de staatsman PeriklImages).

449

Vrede tussen Perzië en de Attische Zeebond.

431-404

Peloponnesische Oorlog tussen Athene en bondgenoten en Sparta met zijn Peloponnesische Bond.

430-429

‘Pest’-epidemie in Athene (dood van PerikleImages in 429).

415-413

Atheense expeditie naar Sicilië op instigatie van de ambitieuze politicus AlkibiadImages.

411

Staatsgreep in Athene: oligarchisch bestuur ingesteld.

410

Herstel van de Atheense democratie.

405

Beslissende nederlaag van de Atheense vloot aan de Hellespont tegen De Spartaanse admiraal Lysandros.

404

Capitulatie van Athene voor de Spartanen; opnieuw de democratie in Athene afgeschaft.

403

Atheense democratie na korte burgeroorlog weer hersteld.

404-371

Spartaanse hegemonie in Griekenland (koning Agesilaos).

386

Zg. Koningsvrede: alle Griekse steden (behalve die in Klein-Azië) nominaal onafhankelijk; ‘gegarandeerd’ door de Perzische koning.

377

Oprichting van de Tweede Attische Zeebond door Athene.

371

Slag bij Leuktra: nederlaag van Sparta tegen de Thebanen onder Epameinondas.

371-362

Periode van Thebaanse hegemonie in Griekenland.

359-336

Filippos II van Macedonië; uitbreiding en reorganisatie van het Macedonische koninkrijk (professioneel leger).

338

Slag bij ChairImageneia in Boeotië: Thebanen en Atheners door Filippos verslagen; feitelijk einde van het tijdperk van de klassieke (onafhankelijke) poleis.

336

Filippos in Macedonië vermoord; opgevolgd door zijn zoon Alexander (Alexandros).

c. 400

Rome verovert het naburige Veji.

c. 390

Rome geplunderd door binnengevallen Kelten.

340

Begin Romeinse expansie over Italië; oorlog met Latijnen (Latini).

338

Rome ontbindt de Latijnse Bond (de steden deels ingelijfd, deels bilateraal Romeinse bondgenoten).

326-304

Zg. Tweede Samnitische Oorlog: Rome onderwerpt (met veel moeite) de Samnieten van Zuid-Italië; begin van de aanleg van de via Appia (vanaf 312) als eerste van de Romeinse heirwegen.

295

Slag bij Sentinum (in Umbrië): Kelten (Galliërs) en Etrusken beslissend verslagen: praktisch heel Italië onder Romeins gezag.

280-275

Oorlog van Rome met Tarente dat gesteund wordt door Purrhos, koning van Epirus (na enkele ‘Pyrrhusoverwinningen’ trekt deze zich naar Griekenland terug); heel Italië ten zuiden van de Po nu door Rome beheerst: de verschillende gebieden deels ingelijfd, deels tot Bondgenoten gemaakt).

336-323

Alexander de Grote.

335

Thebe na opstand door Alexander ingenomen en verwoest.

334-324

Alexanders veldtocht in Azië: oversteek naar Klein-Azië; overwinning op de Perzische satrapen bij de Granikos; Griekse steden op de westkust bevrijd van Perzische heerschappij en de facto onderworpen aan Alexander (334). Overwinning van Alexander op de Perzen onder Darius III bij Issos (333). Beleg en inname van Tyrus door Alexander; Egypte bezet, stichting van Alexandrië en bezoek aan het orakel van Ammon in Shiwa (332). Beslissende overwinning op Darius III in de slag bij Gaugamela in Noord-Mesopotamië; Alexander in Babylon (331). Susa, Persepolis en Ecbatana bezet; Darius vlucht naar het oosten en wordt door satrapen vermoord (330). Alexander trekt door tot in Oost-Iran en steekt de Hindoekoesj over naar Bactrië en Sogdiana (329). Moeizame onderwerping van deze gebieden (329/7). Opnieuw over de Hindoekoesj naar India; Alexander dringt door tot de oostelijke Punjab en zakt met een vloot de Indus af (327/5). Terugtocht naar Susa en Babylon (324).

324-323

Alexander eist (en krijgt) vergoddelijking van de kant van de Griekse steden; plannen voor verdere veroveringen; ziekte en dood van Alexander in Babylon (323).

323-322

Mislukte opstand van Griekse steden tegen Macedonië; capitulatie van Athene en einde van de Atheense democratie.

323-277

Periode van de Diadochen: generaals van Alexander die Macedonië en de veroverde gebieden onderling verdelen en om de macht strijden; vanaf 306/5 noemen zij zich koning van de door hem beheerste gebieden: Antigonos de Eénoog in Klein-Azië en Syrië, Lusimachos in Thracië, Kassandros in Macedonië, Seleukos in Babylonië en het oosten; Ptolemaios in Egypte. Na verscheidene oorlogen achtereenvolgens Antigonos, Kassandros en Lusimachos uitgeschakeld: vestiging van zelfstandige koninkrijken door Ptolemaios in Egypte (de Ptolemaeën), Seleukos in heel Voor-Azië (de Seleuciden), en in 277 door Antigonos Gonatas, kleinzoon van Antigonos de Eénoog, in Macedonië (de Antigoniden).

275-200

Bloeitijd van het Ptolemaeënrijk; oorlogen met de Seleuciden om het bezit van Judea, Fenicië en Zuid-Syrië; maritieme heerschappij in de oostelijke Middellandse Zee.

305-188

Bloeitijd van het Seleucidenrijk; verdrag met het Indische Maurya Rijk (305/4); zg. Syrische Oorlogen met de Ptolemaeën; oorlogen tegen Kelten (Galaten) in Klein-Azië (sinds 278); verlies van Bactrië, dat in 250 een onafhankelijk Grieks koninkrijk wordt; verlies van het grootste deel van Iran aan de Parthen, die vanaf 247 een eigen dynastie stichten; onder Antiochos III de Grote een expeditie naar Bactrië en India (ca. 200) die wel prestige, maar weinig winst oplevert; inmenging in de Griekse wereld leidt tot oorlog met Rome: nederlaag bij Magnesia in 190 en vernederende vrede in 188 (afstand van alle gebieden in Klein-Azië).

168-164

Na een mislukte veldtocht tegen Egypte vaardigt de Seleucidische koning Antiochos IV EpifanImages maatregelen uit ter onderdrukking van Joodse religieuze gebruiken; de tempel in Jeruzalem tot een heiligdom voor Zeus gemaakt; dit leidt tot een Joodse opstand onder de Makkabeeën (167), en het herstel van de Joodse tempel en godsdienst (164); in de volgende jaren wordt Judea en omstreken de facto een onafhankelijke staat (na enkele jaren een koninkrijk) onder de Makkabese dynastie der Hasmoneeën (tot 63).

277-167

Dynastie der Antigoniden in Macedonië; oorlogen met de Ptolemaeën om invloed in de Griekse wereld; conflicten met de Achaeïsche en de Aetolische Bond; oorlog met een herlevend Sparta eindigt in de slag bij Sellasia (222) met een Spartaanse nederlaag; oorlogen met Rome vanaf 200 leiden tot verlies van invloed in Griekenland (in 196 de Griekse steden door Rome ‘vrij’ verklaard) en ten slotte tot verovering van Macedonië na de slag bij Pudna (168) door de Romeinen (167).

250-c. 50

Grieken in Bactrië en India; onder DImagemetriImages I verovering van delen van Noord-India (c. 180), daarna uiteenvallen van het rijk in Bactrische en Indiase deelkoninkrijken; de Bactrische Grieken verliezen hun zelfstandigheid aan binnenvallende Iraanse nomaden (c. 130), de Grieken in Noord-India beleven een bloeitijd onder Menandros (c. 140), maar vallen daarna uiteen; veroveringen van de Koesjan maken een einde aan de laatste Griekse staatjes in het gebied van Gandhara (c. 50).

c. 250

Regering van Asoka, koning van het Maurya Rijk in het grootste deel van India en het huidige Afghanistan; uitbreiding van het boeddhisme (rotsedicten in o.a. Aramees en Grieks). In China in deze tijd de periode van de Strijdende Staten (vanaf c. 400 tot 221); opkomst van de westelijke staat Qin.

221

Vestiging van de Chinese eenheidsstaat onder de vorst van Qin als de eerste keizer: Qin Shihuang-di (tot 210).

206

Zelfmoord van de tweede keizer; opstanden in het hele rijk.

202

Begin van een nieuwe dynastie: de Han (tot c. 220 n.C.), hoofdstad Chgang’an.

c. 120

Opening van de Zijdeweg van Chang’an door Centraal-Azië naar het Parthische Rijk (met aftakkingen naar Syrië en Fenicië).

264-201

Rome verovert het westelijke Middellandse Zeegebied.

264-241

Eerste Punische Oorlog; verovering van Sicilië door de Romeinen: de eerste Romeinse provincie.

238

Sardinië en Corsica door de Romeinen bezet: tweede Romeinse provincie.

218-201

Tweede Punische Oorlog; veldtocht van Hannibal vanuit Spanje naar Italië en overwinningen op de Romeinen bij o.a. het Trasimeense Meer (217) en Cannae (216); de Romeinen onder Publius Cornelius Scipio veroveren grote delen van Spanje op de Carthagers, steken over naar Noord-Afrika en dwingen zo Hannibal naar Noord-Afrika terug te keren; nederlaag van Hannibal bij Zama (202), gevolgd door capitulatie van Carthago (201).

197

Inrichting van Romeinse provincies in Oost- en Zuid-Spanje.

200-133

Romeinse expansie naar het oostelijke Middellandse Zeegebied.

196

Na oorlog met Macedonië de Griekse steden door Rome voor ‘vrij’ verklaard, maar in feite ondergeschikt aan Rome.

190

Romeinse overwinning op de Seleuciden bij Magnesia in Klein-Azië; het koninkrijk Pergamon hier door Rome sterk vergroot.

171-167

Zg. Derde Macedonische Oorlog: Macedonië door Rome in deelrepublieken gesplitst.

148

Na een opstand Macedonië door Rome als provincie ingelijfd.

146

Korinthe door Romeinen verwoest en het grootste deel van Griekenland bij de provincie Macedonië ingelijfd. In het zelfde jaar ook Carthago door Rome na de zg. Derde Punische Oorlog verwoest en het gebied van het huidige Tunesië als provincie Africa ingelijfd.

133

Het koninkrijk Pergamon in Klein-Azië, door zijn laatste koning aan Rome vermaakt, wordt na neerslaan van een opstand de provincie Asia.

133-30

Interne politieke spanningen en burgeroorlogen in Rome; verdere uitbreiding van het Romeinse Rijk.

133

Moord op de volkstribuun Tiberius Gracchus in Rome; zijn landhervormingen voorlopig voortgezet.

121

Gaius Gracchus, broer van Tiberius, vermoord; de landhervormingen geleidelijk beëindigd. Inrichting van de provincie Gallia Narbonensis.

111

Begin van oorlog met Berbervorst Iugurtha in Noord-Afrika.

107

Gaius Marius licht als consul een leger zonder rekening te houden met de vermogenskwalificaties van de burgers: proletarisering van het Romeinse leger en trouw van het leger aan zijn bevelhebber i.p.v. aan de staat.

104

Triomf van Marius: Iugurtha als gevangene naar Rome; Marius krijgt opperbevel in de oorlog met de Kimbren en Teutonen die Gallië en Noord-Italië zijn binnengevallen (verslagen in 102 en 101).

91-88

Bondgenotenoorlog in Italië; uiteindelijk krijgen alle Italiërs ten zuiden van de Po het Romeinse burgerrecht.

88

Mars op Rome door Lucius Cornelius Sulla: aanhangers van Marius vluchten of worden vermoord; Sulla krijgt het commando in de oorlog tegen Mithridates van Pontus en vertrekt naar Griekenland en Klein-Azië.

82

Sulla, terug in Italië, verslaat de aanhangers van Marius en hun Italische bondgenoten; Sulla tot dictator benoemd om ‘de republiek te herstellen’; wetgeving ter beteugeling van volkstribunen en volksvergadering ten gunste van de senaat.

73-71

Slavenopstand onder leiding van Spartacus in Italië.

70

De consuls Gnaeus Pompeius en Marcus Licinius Crassus herstellen de macht van volkstribunen en volksvergadering.

67

Bijzonder commando ter bestrijding van de zeeroverij in de hele Middellandse Zee voor Pompeius.

66

Pompeius krijgt het opperbevel in het oosten om aldaar orde op zaken te stellen; Syrië als laatste restant van het Seleucidenrijk als provincie ingelijfd (64); Pompeius stelt in Jeruzalem een vazalkoning aan (63).

63

Consulaat van Marcus Tullius Cicero; mislukte samenzwering van Catilina.

60

Politiek bondgenootschap (‘eerste triumviraat’) van Pompeius, Crassus en Gaius Julius Caesar.

59

Consulaat van Caesar.

58

Caesar als proconsul naar Gallië; begin van de verovering van het gebied (voltooid in 50).

53

Crassus bij expeditie tegen de Parthen bij Carrhae verslagen en gedood.

49-45

Burgeroorlog tussen Caesar en de senaatspartij onder Pompeius en diens aanhangers: Pompeius en de senaat nemen de wijk naar Griekenland, bij Farsalos door Caesar verslagen (48); de vluchtende Pompeius in Egypte vermoord; Caesar in Egypte in de burgeroorlog tussen Kleopatra en haar broer betrokken, helpt Kleopatra aan de macht; na overwinningen op de Pompeianen in Noord-Afrika (46) en Spanje (45) Caesar Dictator voor het leven. Bestuurlijke hervormingen; kalenderhervorming (Juliaanse kalender vanaf 1 jan. 45); oppositie van conservatieve senatoren.

44

Caesar in de senaatsvergadering vermoord (samenzwering o.l.v. Brutus en Cassius); zijn achterneef Gaius Octavius als Caesar Octavianus bij testament geadopteerd; de legioenen verdeeld in hun loyaliteit tussen Octavianus en Marcus Antonius, de belangrijkste generaal van Caesar.

43

De jonge Octavianus sluit met Antonius en Marcus Aemilius Lepidus het zg. Tweede triumviraat, een militaire junta die politieke tegenstanders (onder wie Cicero) uit de weg laat ruimen en bereidt de oorlog voor tegen de republikeinen die onder de moordenaars van Caesar een leger in het oosten verzamelen.

42

Overwinning van Antonius en Octavianus in de slag bij Filippi in Macedonië; einde van de republikeinse beweging (dood van Brutus en Cassius); Antonius blijft in het oosten achter, Octavianus keert terug naar Italië, toenemende verwijdering tussen Antonius, die in Egypte de minnaar van Kleopatra wordt, en Octavianus.

36

De zoon van Pompeius, Sextus Pompeius, bij Sicilië door Agrippa, admiraal van Octavianus, verslagen; in Egypte huwt Antonius Kleopatra; oplopende spanning tussen Antonius en Octavianus (Lepidus op een zijspoor gezet).

32

Breuk tussen Octavianus en Antonius; eed van trouw van Italië en de westelijke provincies aan Octavianus; Antonius en Kleopatra met een leger en een vloot naar Griekenland.

31

Zeeslag bij Actium: de vloot van Antonius deels vernietigd, deels gevlucht; zijn leger geeft zich aan Octavianus over.

30

Octavianus komt in Egypte aan; zelfmoord van Antonius en Kleopatra; inlijving van Egypte als bijzondere provincie onder beheer van Octavianus; einde van de burgeroorlogen.

27 v.C.-284

De periode van het Principaat.

27 -23 v.C.

Octavianus legt zijn bijzondere volmachten neer, krijgt van de senaat de erenaam Augustus (27) en allerlei speciale bevoegdheden die hem in feite tot absoluut monarch maken, al blijft dat verhuld en wordt hij slechts als Princeps aangeduid: begin van het Romeinse keizerrijk.

27 v.C. -14

Regering van Augustus; uitbreiding van het Romeinse Rijk in het Alpengebied en op de Balkan tot aan de Donau; verovering van Spanje voltooid; na de nederlaag in het Teutoburgerwoud (9 n.C.) trekt het Romeinse leger zich terug op de Rijngrens; bestuurlijke reorganisatie (keizerlijke en senatoriale provincies; bestuur van Rome en Italië; loopbanen van senatoren en equites geregeld; het leger in legioenen (Romeinse burgers), auxilia (provinciebewoners zonder burgerrecht) en praetorianen (Romeinse burgers uit Italië) verdeeld; vloten bemand door provinciebewoners; vazalvorsten in staten aan de grenzen, met name in het oosten (o.a. Herodes I de Grote van Judea); bouwprogramma van Augustus in Rome; begin van de keizercultus.

14-37

Tiberius, stiefzoon van Augustus; geen verdere uitbreiding van het rijk.

37-41

Gaius (Caligula), adoptiefkleinzoon van Tiberius; door praetorianen vermoord.

41-54

Claudius, oom van Caligula, door de praetorianen als nieuwe keizer naar voren geschoven; begin van de verovering van Brittannië (43-44); uitbreiding van de keizerlijke bureaucratie (keizerlijke vrijgelatenen op hoge posten); in 54 door zijn tweede vrouw Agrippina vermoord.

54-68

Nero, zoon van Agrippina en adoptiefzoon van Claudius; problematische verhouding met de senaat; brand van Rome en terechtstelling van christenen (64); begin van de Joodse opstand (66); rebellieën in Gallië en Spanje (68); Nero pleegt zelfmoord.

68

Galba, uit Spanje naar Rome opgetrokken, als keizer erkend.

69

Galba door de praetorianen vermoord; Otho keizer; Vitellius, door de Rijnlegioenen tot keizer uitgeroepen, verslaat Otho en trekt Rome binnen; opstand van de Bataven; Vespasianus, bevelhebber van het leger in Judea dat Jeruzalem belegert, eveneens tot keizer uitgeroepen; de legioenen aan de Donau steunen Vespasianus, verslaan de troepen van Vitellius in Noord-Italië en bezetten Rome; Vespasianus via Egypte naar Rome en als keizer door de senaat erkend.

69-79

Vespasianus (de Flavische dynastie: 69-96).

70

Inneming en verwoesting van Jeruzalem door Vespasianus’ zoon Titus. Onderdrukking van de Bataafse opstand.

79-81

Titus: uitbarsting van de Vesuvius (79), inwijding van het Colosseum.

81-96

Domitianus (jongere broer van Titus): oorlogen tegen de Chatten in Germanië en tegen de Daciërs; aanspraak op erkenning als god; door samenzwering van senatoren en praetorianen vermoord.

96-98

Nerva; oudere man, die jongere Marcus Ulpius Trajanus adopteert.

98-117

Trajanus; verovering van Dacië; oorlog met de Parthen en verovering van Mesopotamië; bouwprogramma in Rome.

117-138

Hadrianus, door Trajanus op zijn sterfbed geadopteerd; geeft veroveringen in Mesopotamië onmiddellijk op; inspectiereizen van de keizer door de meeste provincies van zijn rijk; laatste Joodse opstand onder Bar Kochba neergeslagen (132-5).

138-161

regering van Antoninus Pius; geen grote oorlogen; viering van het 900-jarig bestaan van Rome in 147.

161-180

Marcus Aurelius; aanvankelijk samen met adoptiefbroer Lucius Verus als mede-augustus (tot 167); oorlogen met Marcomannen aan de Donau; oorlog met de Parthen; pest (de pokken?) dringt vanaf 166 in het rijk binnen.

180-192

Commodus, zoon van Marcus. Ziet af van verovering van ‘Marcomannia’ en trekt zich terug in Rome; gevreesd en gehaat bij de senaat; op oudejaarsdag 192 vermoord.

193

Pertinax op 1 jan. door de senaat als keizer erkend; ontevreden praetorianen vermoorden hem en roepen de senator Didius Julianus tot keizer uit; de legioenen aan de Donau erkennen hun bevelhebber Septimius Severus, die naar Rome trekt (Didius Julianus door de praetorianen gedood); Severus door de senaat als keizer erkend.

193-211

Septimius Severus: de Syrische stadhouder Pescennius Niger, door zijn troepen tot keizer uitgeroepen, verslagen en gedood (194); Clodius Albinus, stadhouder van Brittannië, door Severus als Caesar (‘onderkeizer’) erkend, steekt over naar Gallië: burgeroorlog; in 197 Albinus in slag bij Lugdunum (Lyon) verslagen en gedood; expeditie naar het oosten: de Parthen staan Noord-Mesopotamië af, dat tot een Romeinse provincie wordt (199); bezoek aan Egypte; uitbreiding van het leger met nieuwe legioenen; de praetorianen voortaan uit legioensoldaten van buiten Italië gerecruteerd; expeditie tegen de Caledoniërs in Schotland (208-10); dood van Severus in York.

211-217

Caracalla; aanvankelijk samen met zijn jongere broer Geta, die hij in 212 eigenhandig vermoordt; toekenning van het Romeins burgerrecht aan praktisch alle vrije inwoners van het rijk (212); oorlogen tegen Alamannen; bloedbad aangericht in Alexandrië; expeditie tegen de Parthen; in Noord-Syrië Caracalla op instigatie van de praetoriaanse praefect Macrinus vermoord.

217-218

Macrinus, door de troepen tot keizer uitgeroepen (op dat moment officieel nog een ridder en geen senator; de senaat in Rome erkent hem met aarzeling); Macrinus koopt vrede van de Parthen, wat bij de troepen in het oosten, bij wie Caracalla populair was, ontevredenheid wekt. De jonge Elegabalus, priester van de Syrische zonnegod van Emesa en achterneef van Caracalla, door de soldaten in Syrië tot keizer uitgeroepen; Macrinus verslagen en gedood.

218-222

Elegabalus (of Heliogabalus): voert cultus van zijn zonnegod in Rome in, gedraagt zich zeer on-Romeins; na vier jaar door de praetorianen vermoord.

222-235

Severus Alexander, neef van Elegabalus: zwakke keizer die de groeiende problemen in Germanië (Alamannen) en in het oosten (sinds 224/6 de Parthische dynastie vervangen door de veel agressiever Sassaniden) niet aankan; in 235 bij muiterij vermoord.

220

Einde van de Handynastie in China; begin van een lange periode van verdeeldheid onder verschillende staten.

c. 250

Begin van het Goeptarijk in Noord-India.

235-284

Periode van de zogenaamde Soldatenkeizers in het Romeinse Rijk: keizers die door de troepen in de provincies aan de macht zijn geholpen, voortdurend met mededingers en binnenvallende Germanen of Perzen te kampen hebben en in praktisch alle gevallen na meestal korte regeringen een gewelddadige dood sterven; Rome is niet langer de keizerlijke residentie; in deze crisisperiode van de derde eeuw vertoeven de keizers meestal bij de legers; in de militaire organisatie vindt een zekere verschuiving in de richting van mobiele legers in het achterland en een toename van ruiterij plaats; het rijk heeft, overigens lang niet overal in gelijke mate, te lijden van economische en demografische terugval door de onrust der tijden; allerlei uitingsvormen van de antieke cultuur (in beeldende kunst en literatuur, filosofie en wetenschap) staan aan sterke veranderingen en transformaties bloot; verbreiding van het christendom. Enig herstel onder Gallienus (253-268) en Aurelianus (270-275).

284-476

Periode van het Dominaat.

284-305

Diocletianus: uitgebreide hervormingen: invoering van de zg. Tetrarchie (regering van vier keizers met aparte opvolgingsregeling); begin van verdeling van het leger in grenstroepen en mobiele veldlegers; fortificaties langs de grenzen; begin van binding van allerlei bevolkingsgroepen aan hun beroep (allereerst de pachtboeren of coloni); belastinghervorming; de keizer nu onverhuld een absoluut monarch (dominus, vandaar: Dominaat); sacrale inkleding van het keizerschap en uitbouw van hofhouding, ceremonieel en bureaucratie; laatste grote christenvervolging.

306-337

Constantijn de Grote: aanvankelijk alleen caesar (‘onderkeizer’) in Brittannië en Gallië, spoedig ook augustus (‘volledig keizer’) in het westen; verovert in 312 Italië op zijn mededinger en maakt zich na intocht in Rome als christen kenbaar (‘bekering van Constantijn’); sterke begunstiging van het christendom; in 324 verovering van het oosten van het rijk en verdere begunstiging van de kerk (bemoeienis met kerkelijke zaken: de keizer aanwezig op het concilie van Nicea); inwijding van een nieuwe keizerlijke residentie voor het oosten in 330: Constantinopel, het voormalige Byzantium (Buzantion).

337-361

Onder de zonen van Constantijn het rijk in drie, vanaf 340 in twee delen verdeeld; keizers bemoeien zich met de interne kerkelijke twisten over de geloofsleer (vele concilies; bisschoppen die daar veroordeeld zijn worden door de keizers verbannen: vervlechting van kerk en staat); de grote massa van de stedelijke bevolking nu in de kerk opgenomen; het platteland blijft nog in meerderheid ‘heidens’. Toenemende keizerlijke wetgeving ter bestrijding van ‘heidense’ praktijken.

361-363

Julianus de Afvallige probeert terug te keren tot het polytheïsme, maar komt tijdens zijn expeditie tegen de Perzen om het leven.

363-395

Het Romeinse Rijk gesplitst in een oostelijke en een westelijke helft, al blijft de eenheid van wetgeving in belangrijke mate bewaard.

378

Nederlaag en dood van keizer Valens tegen de binnengevallen Visigoten bij Adrianopel op de Balkan; begin van de militaire neergang van het rijk. 379-395 Theodosius I de Grote: aanvankelijk alleen keizer in het oosten; maakt in feite het orthodoxe of katholieke christendom tot staatsgodsdienst (380 en volgende jaren); wetgeving tegen heidense culten en ‘ketterse’ groeperingen; sluit een verdrag met de Goten dat hen tot bondgenoten (foederati) onder eigen aanvoerders maar op Romeins grondgebied maakt (382); grijpt in na een usurpatie in het westen en verenigt voor de laatste maal het hele rijk (384); bij zijn dood in 395 het rijk weer verdeeld onder zijn zonen Arcadius (oost) en Honorius (west).

395-476

De laatste eeuw van het West-Romeinse Rijk: invallen van Germanen over de Donau, van de Visigoten onder Alarik vanuit de Balkan in Italië; in 405/6 steken diverse Germaanse stammen de Rijn over en vestigen zich in Gallië en Spanje; Romeinse troepen ontruimen Brittannië; Alarik plundert Rome (410), waarna de Visigoten doortrekken naar Zuid-Gallië en Spanje; de Vandalen steken vanuit Spanje over naar Noord-Afrika (429): het West-Romeinse Rijk krimpt ineen tot Italië en delen van Gallië; inval van de Hunnen onder Attila vanuit Oost-Europa naar Gallië, waar ze met moeite worden verslagen (451); de West-Romeinse keizers, zetelend in Ravenna, zijn financieel en militair niet bij machte zich te handhaven; Rome door de Vandalen geplunderd (455); in 476 de laatste keizer afgezet door Odoaker, die zich uitroept tot koning der Germanen in Italië; de jure valt Italië weer onder de keizer in Constantinopel.

395-610

Het Oost-Romeinse Rijk en zijn overgang naar het middeleeuwse Byzantijnse Rijk: rond 400 en 470 in twee ‘zuiveringen’ het leger van Germaanse huurtroepen ontdaan, aanwerving van inheemse troepen uit Klein-Azië; afkoping van de Hunnen met grote sommen geld; aanleg van praktisch onneembare muren aan de landzijde van Constantinopel. Door dit alles en door zijn sterkere financieel-economische situatie is het Oost-Romeinse Rijk in staat de woelige periode van de 5de eeuw te overleven. Wel verandert het van karakter: het wordt orthodox christelijk met een grote invloed van de kerk op het maatschappelijk leven; spanningen met niet-orthodoxe christelijke groepen in met name Egypte en Syrië. In de 6de eeuw onder Justinianus (527-565) een gedeeltelijke herovering van het westen (Noord-Afrika, Italië en een stuk van Zuid-Spanje), maar die inspanning heeft het rijk veel gekost: het is niet meer in staat de invasies van de Slaven op de Balkan (vanaf 548) en van de Langobarden in Italië (568 e.v.) tegen te houden. Een pestepidemie (builenpest) brengt het rijk verder grote schade toe. Onder keizer Maurikios (c. 600) vecht het voor zijn voortbestaan tegen Slaven en Perzen. Heraclius (HImageraklios), in 610 door een staatsgreep aan de macht gekomen, weet de Perzen in een grote campagne uit de oostelijke provincies te verdrijven en begint de militaire en bestuurlijke hervormingen die het karakter van het rijk sterk veranderen: van laatantiek naar feodaal-middeleeuws of ‘Byzantijns’.