Bestelling met slagroom

De conducteur keek op zijn thermometer. Het was al ruim achtentwintig graden. De jongeren moesten zich gaan haasten, vond hij, terwijl hij zijn thermometer weer in zijn borstzakje stopte.

De lucht rond Bar Bis begon te trillen tussen het dorre gras.

Meteen na de eerste hap voelde Tess dat ze loskwam. Zij zat op de stoel waarop Jonas had gezeten.

‘Gelukt!’ riep ze terwijl ze opsprong.

Een van de twee mannen liet een hap appelflap uit zijn mond vallen. Iedereen keek haar aan.

Dries grijnsde van oor tot oor.

‘Yes!’ riep hij. Maar hij merkte dat hij zelf nog steeds muurvast zat.

‘Nu jij.’ Tess kwam naar hem toe en begon aan hem te trekken. Ze sleurde en rukte, maar kreeg geen beweging in Dries. Ze kroop op tafel, schoof de borden opzij, pakte zijn beide armen en trok eraan. Ze hing achterover.

‘Au!’ beet Dries op zijn tanden. Straks trok ze zijn armen nog uit de kom.

De ober kwam er zacht hoofdschuddend bij staan.

‘Het lukt me. Het lukt’, siste Tess.

‘Het lukt niet’, fluisterde de ober.

‘Jawel’, rukte Tess keihard en toen schoven haar voeten onderuit, viel ze op haar zitvlak op tafel, liet ze los en kantelde ze achterover de tafel af.

‘Tess!’ Dries probeerde op te springen, maar dat lukte natuurlijk niet. ‘Tess, gaat het?’

‘Tess?’

Hij probeerde onder tafel te kijken, maar dat valt helemaal niet mee als je muurvast zit.

‘Tess? Gaat het?’

Toen verscheen het zwarte haar van Tess weer boven de tafel. En daarna haar gezicht, breed grijnzend.

‘Kijk eens wat ik onder de tafel heb gevonden!’ riep ze en ze hield een wikkel van een chocoladereep én een wikkel van een gelijkaardige reep omhoog. Moore Chocolate, stond er in het Engels naast een ouderwetse tekening van een glunderende mevrouw die een reep ophield waarop Moore Chocolate te lezen stond, naast een ouderwetse tekening van een glunderende mevrouw die een reep ophield waarop Moore Chocolate te lezen stond, naast een ouderwetse tekening van een glunderende mevrouw die een reep ophield.

Dries schrok.

‘Jonas is in een chocoladereep veranderd!’ riep hij uit.

‘Welnee, gekkie.’ Tess klauterde overeind en liep met de reep en de wikkel naar de ober toe. ‘Dan zou hij in een cacaoboon zijn veranderd. Maar dat is niet gebeurd, nietwaar, meneer de ober? Hij heeft het raadsel opgelost zoals het hoort! Nietwaar, meneer de ober?’

De ober zette een stap achteruit.

‘Hoezo?’ vroeg de verpleegster.

‘Hoe dan?’ vroeg de jonge vrouw.

‘Hoezo?’ vroegen de mannen.

‘Hoe?’ vroeg Dries.

‘Wel, in Bar Bis blijf je opnieuw bestellen tot je bestelt wat een persoon die op je stoel zat als eerste gerecht besteld heeft’, zei Tess terwijl ze met de reep chocolade in de buik van de ober priemde. ‘Een persoon. Een. Dus kun je ook jezelf als die persoon zien. En Jonas heeft opnieuw besteld wat hij eerst had besteld.’

‘Maar dan verander je!’ wierp Dries op. Hij dacht aan de kale man.

‘Alleen als je er ook in bijt! Je verandert in wat je twee keer éét, niet in wat je twee keer bestelt! Nietwaar, meneer de ober?’ Ze priemde harder. Hij zette nog een stap achteruit tot hij tegen de tafel stootte waar het kale mannetje had gezeten.

‘Nietwaar, meneer de ober?’

‘Dat klopt’, zei die bedremmeld.

Tess stak triomfantelijk haar reep chocolade in de lucht. ‘Jonas heeft zijn reep niet opgegeten! Het is hem gelukt om eraf te blijven!’

‘Doe mij dan nog maar een yoghurt met banaan en slagroom’, riep Dries.

‘Voor mij een boterham met muisjes’, glunderde de verpleegster.

‘Voor mij een pannenkoek met jam’, zei de jonge vrouw.

‘Voor ons twee potjes havermout’, riepen de mannen.

‘Ieuw’, riepen de vrouw, Tess en Dries in koor.

‘Waarom heeft niemand daar eerder aan gedacht?’ vroeg de vrouw toen de ober de keuken in was verdwenen.

‘Waarschijnlijk hebben sommigen er wel aan gedacht,’ zei Tess, ‘maar misschien konden ze er niet van afblijven. Of ze konden het wel, en dan vertrokken ze, zoals Jonas.’

‘Ik dacht dat hij ook gewoon veranderd was’, zei de vrouw. ‘Ik heb er niet op gelet dat hij weg is gegaan.’

‘U weet dus ook niet waarheen hij is gegaan?’

‘Nee’, schudde ze haar hoofd.

‘Ik wel’, zei Dries. Hij had het wikkeltje van de chocoladereep vast.

‘Waarheen dan?’ vroeg Tess.

Toen bonkte de ober met een groot dienblad door de klapdeur.

De temperatuur steeg boven de negenentwintig graden. De conducteur zuchtte en klom de trein in.

‘Ik ben los’, riep Dries.

‘Ik ook’, riep een van de mannen.

‘Ik ook’, riep zijn vriend.

‘Joepie!’ jubelde de vrouw.

‘O nee, o nee …’

Iedereen keek naar de verpleegster. Ze haalde haar vinger uit haar mond.

‘Ik kan niet van muisjes afblijven …’ bibberde ze. En toen holde ze langs de ober, langs Tess en Dries weg, door de klapdeur, waar meteen een schel getoeter weerklonk.

Door het getoeter heen hoorden ze het gefluit van de trein.

‘Kom’, zei Tess, en ze greep Dries’ hand.

En liet meteen weer los.

‘Wat …?’

Ze keek naar haar hand en zag dat die vol slagroom zat. En toen naar Dries, die haar met grote ogen aanstaarde.

‘Ik heb er niet van gelikt’, zei hij.

‘Dat is je geraden ook!’ brulde ze.

Ze liep naar de ober, rukte zijn schort voor zijn buik weg en veegde de room van Dries’ handen.

‘Waag het niet!’ bliksemde ze.

De trein floot weer.

‘Als jullie ook een dubbeltje willen,’ stamelde de ober terwijl hij naar zijn schort wees, ‘er zit ééntje in.’

Dries en Tess keken hem vragend aan.

‘Een dubbeltje. Daar heeft die jongen, die Jonas om gevraagd.’

‘Waarom …’ begon Dries. Maar toen floot de trein weer.

‘Geen tijd!’ gilde Tess en ze trok Dries met zich mee. De bar uit, het dorre gras over, door de hitte, zwetend, puffend, het perron op – ‘fluit’, floot de trein – naar de tweede wagon. De trein startte. Tess greep de deurklink. De deur schoof open.

‘Alle reizigers instappen’, zei de conducteur, en hij greep hun handen.