10 |
Ten oosten van de Golf van Riga bevindt zich een glooiend gebied met uitgestrekte naaldboombossen en spectaculaire rivieren. Voor een deel ligt het op een zandsteenplateau, goed te zien aan de indrukwekkende rode rotswanden aan de oevers van de Gauja en de Salaca. Van oorsprong werd dit ‘vidzeme’ (Lets voor ‘Lijfland’) bewoond door Lijfse stammen. Behalve een paar kasteelheuvels en plaatsnamen zijn hun sporen volledig uitgewist. Hun cultuur ging namelijk geleidelijk op in die van de Letgallen, een dominerende stam die vanuit de oostelijke contreien kwam opzetten.
Vidzeme loopt door tot aan de plaatsen Alūksne, Gulbene en Madona, waar de heuvels toch wel serieuze vormen beginnen aan te nemen. Daar in het oosten hangt een echt landelijke sfeer. Het leven is er de laatste eeuw dan ook weinig veranderd: industrie en bedrijven laten het links liggen vanwege de gebrekkige infrastructuur, terwijl de toeristen er nog nooit van hebben gehoord.
Heel anders ligt dat met het Gauja Nationaal Park, na Riga de populairste toeristenbestemming van Letland. Dat is niet zo vreemd, want de groene vallei rondom de Gauja is een attractief natuurgebied. Er is voor ieder wat wils: een flinke dosis cultuur, maar ook genoeg wandelroutes om blaren van te krijgen. De sportieve vakantieganger kan bobsleeën, kanoën, paardrijden of zelfs bungeejumpen. Het mooiste stuk rivier ligt tussen Sigulda en Cēsis, twee plaatsen die op zichzelf al de moeite waard zijn vanwege hun geschiedenis.
De A1 die Riga verbindt met de Estse steden Pärnu en Tallinn is in het begin wel spannend, maar na een uurtje ‘Via Baltica’ heb je het wel gezien. De weg is kaarsrecht, niet overal in even goede staat en je ziet niets anders dan dezelfde lange naaldbomen. Maar net als voor het Estse stuk tot aan Pärnu geldt (zie p. 130) dat je veel plezier kunt beleven aan het kustgebied mits je links en rechts van de grote weg afwijkt. Allereerst vanwege het natuurschoon. Zo heeft de badplaats Saulkrasti mooie stranden, een goed alternatief indien alle plekjes in Jūrmala bezet zijn, terwijl er meer naar het noorden schitterende rode rotswanden aan zee zijn. Schitterend zijn ook de rode rotswanden met smalle strandjes meer naar het noorden.
Noordelijk
Letland
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting:
linksboven, rechtsboven, linksonder en rechtsonder.
In historisch opzicht is de kust interessant
omdat er nog sporen te vinden zijn van de bijna uitgestorven Lijven
( pp. 161–162). In Liepupe
ligt niet ver van zee een kasteelheuvel waarop wellicht hun
centrale bolwerk stond. Bij de grotere havenplaats
Salacgrīva zijn de offergrotten aan de oevers van
de Svetupe het bewijs van hun aanwezigheid. Ook het grensdorp
Ainaži heeft een Lijfse achtergrond. De plaatsnaam
komt van het Lijfse woord annagi wat ‘eenzaam’ betekent:
gezien de afgelegen ligging een begrijpelijke keuze.
KAMPEERTIP. Het mooiste stuk zandsteenklif aan zee is
Veczemju, in totaal 200 m lang. Men heeft er een leuk
recreatiegebied van gemaakt met sportvelden en een bar. Bovendien
kun je er een tent opslaan, als je wilt zelfs op de punt van het
klif. Houten banken, tafels, kampvuurplaatsen en zelfs barbecues
zijn ter plaatse. Let goed op het bekende bruine bordje bij een
tankstation aan de A1 tussen de afslag naar Tuja en Dzeņi. Je moet
dan nog wel enkele kilometers over een vreselijke
zandweg.
Landinwaarts is nog meer te zien. Het Pietraga Klif is een 400 m lange zandstenen rotswand met een hoogte van 10 m. Je bereikt deze via de P15 naar Mernieki en dan enkele kilometers de Salaca in zuidelijke richting. In Staicele is een museum (Pivälind) gewijd aan de cultuur van de Lijven. Er ligt tevens een minigolfparcours.
PIVÄLIND, Lielā 14. Geopend: ’s zomers wo.–zo. 11–17 uur,
’s winters op afspraak (tel. +371 4035396).
Limbaži is de grootste en interessantste plaats in het kustgebied. Ooit was het een invloedrijke en welvarende Hanzestad. Het stratenplan dateert uit de 14de eeuw, maar de hedendaagse gebouwen zijn weinig noemenswaardige bouwvallen. Van het Ordekasteel (1223) staan nog enkele muren overeind. Op de heuvel ķezberkalns, nu een begraafplaats voor sovjetsoldaten, zou een fort van de Lijven gestaan hebben. Het monument op het centrale plein is voor de hier geboren Kārlis Baumanis, componist van het Letse volkslied Dievs Svētī Latviju (‘God zegene Letland’).
Liefhebbers van herenhuizen zouden die van Igate (1880) en Biriņi (1860) kunnen bezoeken.
De schoonheid van de Gaujavallei werd al door de eerste bewoners gewaardeerd: de Lijven, al sinds 2000 v.Chr. aanwezig, gaven hun hoofdvesting de naam Tora Aida, wat ‘Gods tuin’ betekent. In totaal bouwden ze in de omgeving zeven houten fortificaties, maar dit was niet genoeg om de Duitsers in 1207 te weerstaan. Deze zetten er twee kastelen neer: aan de linkeroever eentje voor de Duitse Orde en aan de rechteroever een voor Riga’s bisschop. Door uiteenlopende belangen waren er regelmatig conflicten tussen deze twee machtsblokken en hun kastelen waren net zo goed bedoeld om elkaar in de gaten te houden als om de rebellerende Lijven te weerstaan.
Rond het kasteel van de Orde ontwikkelde zich tevens een handelsstadje. Geteisterd door de 16de- en 17de-eeuwse oorlogen bleef daar weinig van over. Pas met de aanleg van de spoorverbinding tussen Sint-Petersburg en Riga in 1889 kwam Sigulda terug op de kaart, dit keer als vakantieoord voor de rijken uit Rusland. Tegenwoordig is het een van de populairste vakantiebestemmingen in Letland dat vanwege de talrijke recreatie- en wintersportmogelijkheden ook wel het Zwitserland van Letland wordt genoemd.
Sigulda
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting:
linksboven, rechtsboven, linksonder en rechtsonder.
Bob jij?
Een bezoek aan Sigulda kun je beginnen met een ritje over de bobsleebaan. Al in de 19de eeuw liet een Russische prins een 900 m lang parcours aanleggen; het huidige traject is 1420 m lang. In de winter worden er internationale bobsleewedstrijden gehouden. De sleeën bereiken dan een snelheid van 125 km per uur. Toeristen kunnen met 80 km per uur in een vijfmansbob naar beneden zoeven. In de zomer worden er wieltjes onder geschroefd zodat je ook dan het dal kan ‘invliegen’. Mocht je geen snelheidsduivel zijn, dan is het alsnog aan te raden om de bobsleetoren te beklimmen. Deze biedt prachtige uitzichten over baan en vallei.
BOBSLEEBAAN, Sveices 13. Geopend: ’s winters de
toeristenbob za. en zo. 11–19, ’s zomers de wielbob za. en zo.
11–19 uur.
In Sigulda
De ruïnes van het Ordekasteel (1207–1226) liggen aan het noordelijke uiteinde van de plaats. Uitgestrekt over twee heuvels moet het een imposant gezicht zijn geweest. Dreigend keek het uit op het Turaidakasteel, dat je nog altijd kunt zien liggen. ’s Avonds levert het mooie plaatjes op als de ondergaande zon sfeervol tegen Turaida’s rode muren schijnt.
Het Nieuwe Kasteel van Sigulda (1881) is zowat in de achtertuin van zijn voorganger gebouwd. De restauratie van het oude fort ging klaarblijkelijk te ver; daarvoor in de plaats werd dit kasteelachtige herenhuis ontworpen. Het verpest een beetje de ambiance, maar vanaf het terras heb je een aardig uitzicht. In het aansluitende park staat de kerk van Sigulda, daterend uit 1225 maar voornamelijk een 17de- en 18de-eeuwse constructie.
Een flinke wandeling ten oosten van de kerk (volg Līvkalna) brengt je bij de kasteelheuvel van Satzele. Satzele is de oorspronkelijke naam van Sigulda. Op de heuvel stond een Lijfs bolwerk. Een stukje verderop gaat een steil trappetje naar beneden naar de smalle Pēteragrot in een zandstenen rotswand bij de zijrivier de Vejupīte. Het zou gediend hebben als schuilplaats voor een jonge boer genaamd Peter die de Zweedse dienstplicht trachtte te ontlopen. Op de weg terug heb je vanaf de Artiestenheuvel (Gleznotāju kalns) een uitstekend uitzicht over de omgeving. Het panorama was in de 19de eeuw geliefd bij Letse schilders waaronder Rozentāls.
De grotten en kasteeltuinen bij Sigulda waren het decor van het grootste liefdesdrama uit de Letse geschiedenis. Het verhaal speelde zich af in het jaar 1601 tijdens de Pools-Zweedse oorlog. De Zweden hadden het gemunt op het kasteel van Turaida en na drie dagen bloedvergieten kregen ze het in handen. Op zoek naar overlevenden liep een kasteelklerk over het slagveld en daar trof hij een jong meisje aan. Haar moeder was omgekomen en de klerk besloot zich over haar te ontfermen. Hij noemde haar Maija, naar de maand waarin de gevechten hadden plaatsvonden. Zij ontpopte zich tot een schone jonkvrouw, aanbeden door veel hooggeplaatste mannen. Maija had haar hart echter vergeven aan Viktors, een eenvoudige tuinier die werkte aan het hof van Sigulda. Hun ontmoetingsplaats was Gūtmaņs grot, vanwaar zij haar lief aan de overkant in de tuin kon zien werken. Nietsvermoedend ging ze op een dag dan ook in op de schriftelijke uitnodiging elkaar opnieuw te ontmoeten. De brief was echter niet afkomstig van Viktors, maar van een van haar aanbidders, een wanhopig verliefde Poolse deserteur. Toen het meisje in de grot verscheen, sloot hij haar samen met een vriend in. Om een verkrachting te voorkomen bood Maija haar sjaal aan die ze van Viktors had gekregen. Ze beweerde dat er magische krachten van uitgingen en dat de drager ervan beschermd was tegen het zwaard van een vijand. Of ze het echt geloofde of niet, ze daagde haar belager uit om het te proberen. De Pool ging hier op in, hief het zwaard en doodde het meisje. Geschrokken van de gebeurtenis vluchtte hij weg en Viktors werd beschuldigd van de moord op zijn geliefde. Op de dag van zijn executie kwam de medeplichtige vriend echter opdagen en hij vertelde de ware toedracht. De dader zelf had zich in verwarde toestand opgehangen. Viktors werd vrijgelaten, begroef zijn Maija en plantte een boom op haar graf.
Zwevend naar Krimulda
De oever ten noorden van de Gauja was eigendom van Riga’s bisschop. Deze schonk een stuk land aan de Domkerk die daar het kasteel van Krimulda (1255–1273) neerzette. Regelmatig kwamen de hoge kerkfunctionarissen vanuit Riga over om hier te overnachten, maar in de 17de eeuw werd het aan puin geschoten en slechts enkele stukken muur zijn bewaard gebleven.
De leukste manier om erheen te gaan is per kabellift. Deze zet je vanuit Sigulda direct af bij de ruïnes. Hangend boven de vallei heb je op 80 m hoogte een schitterend uitzicht over de Gauja. Durfals kunnen vanaf de lift bungeejumpen. Aan de andere kant van het kabelstation ligt het witte herenhuis van Krimulda (1897). Tegenwoordig is het gedeeltelijk een sanatorium voor kinderen en gedeeltelijk een goedkope jeugdherberg.
KABELBAAN, Poruka 14. Vertrekt tussen 7.30 en 18.30 uur om
het half uur. Bungeejumpen kan alleen ’s zomers na sluitingstijd
van de reguliere verbinding.
Gruwelijkheden in de grot
Aan de voet van de Krimulda’s heuvel ligt
Gūtmaņs grot waar de Roos van Turaida zou zijn
vermoord. Met een diepte van 18 m, breedte van 12 m en hoogte van
10 m is het tevens Letlands grootste grot. De naam is een
verwijzing naar de heler Gutman die er ooit werkzaam was; van het
waterstroompje dat uit de grot borrelde zou een geneeskrachtige
werking zijn uitgegaan. Let ook op de wandtekeningen en
inscripties: de oudste dateert uit 1688. Hoger op de heuvel ligt
Viktors’ grot, volgens de legende eigenhandig
uitgegraven door Maija’s grote liefde ( p. 182).
Voor grotfanaten is de Duivelsgrot op 8 km in zuidwestelijke richting nog een mooie loop. Een voetgangersbrug verbindt het met de linkeroever van de Gauja. De duivel (Velna) zou de grot persoonlijk hebben geslagen om te schuilen tegen het zonlicht; de zwarte wanden zijn het gevolg van zijn ademhalen. Terug kun je eventueel omhoogklimmen over de klif richting het kasteel van Krimulda.
Turaida Museum
Het Turaida Museum is een ruim opgezet museumcomplex met verschillende bezienswaardigheden, het kasteel voorop. Nadat het houten fort van de Lijvenleider Kaupo was geveld, gaf bisschop Albrecht in 1214 opdracht om op deze plek een tegenhanger te bouwen van het bolwerk van de Zwaardbroeders in Sigulda. De spanningen liepen soms hoog op; in de 15de eeuw nam de Lijflandse Orde het zelfs tijdelijk in bezit. In de 18de eeuw werd het kasteel militair onbruikbaar. Een voor een werden er stenen uitgebeiteld voor een nieuw herenhuis. Een grote brand deed de rest.
Vandaag de dag ziet de burcht er van veraf indrukwekkender uit dan van dichtbij, want de nieuwe rode bakstenen doen enigszins kunstmatig aan. De collectie vergoedt echter veel. Thema’s zijn de geschiedenis van de Lijven en die van het kasteel zelf. Vanaf de uitkijktoren heb je een geweldig uitzicht over de rivier en het museumcomplex. Je ziet onder andere een houten kerk uit 1750, die is gebouwd op de heuvel waar Lijven tot in de 18de eeuw gedoopt en begraven werden. Een plaquette herinnert aan het graf van Turaidas Roos (1601–1620). De boom die Viktors plantte ziet er wat krakkemikkig uit, maar leeft nog steeds.
Achter de kerk ligt de Dainaheuvel, opgevrolijkt met een twintigtal beeldhouwwerken die refereren aan algemene thema’s uit Letse folkloreliedjes (liefde, familie en natuur). Eind jaren tachtig kwamen hier duizenden Letten bijeen om gezamenlijk voor de onafhankelijkheid te zingen.
Het landgoed van Turaida bestond al in de 16de eeuw. Later werd er een mooi complex met vijvertjes van gemaakt. Weg was de sfeer toen de Sovjets het veranderden in een kolchoz, maar de laatste jaren zijn verscheidene gebouwen gerestaureerd. In het hoofdgebouw is een tentoonstelling over deze periode van collectieve landbouw. Andere bezienswaardigheden zijn een werkende smederij en een 19de-eeuwse sauna.
TURAIDA MUSEUM. Geopend: ’s zomers dag. 9–20, ’s winters
dag. 10–17 uur. De tentoonstellingen: ’s zomers dag. 10–18, ’s
winters dag. 10–17 uur.
Cēsis is een prettig stadje met een roemrucht verleden en een prachtig kasteel. Het is een typische provincieplaats waar alles een beetje voortkabbelt en herinnert aan het verleden. Zoals een echte middeleeuwse stad betaamt, gaan de straatjes kriskras door elkaar heen. Cēsis dateert uit 1209 toen de kruisridders op dit strategische punt aan de Gauja een kasteel bouwden. Niet veel later stond er een welvarende Hanzestad. Wenden, zoals de Duitsers het noemden, was in de late middeleeuwen minstens zo machtig en prestigieus als Riga, omdat de leiding van de Lijflandse Orde het had verkozen boven de altijd onrustige hoofdstad. Met de ineenstorting van het feodale systeem in de 16de eeuw raakte echter ook Wenden in verval. In de 18de eeuw ging de oude Hanzestad tegen de grond en de binnenstad werd in een classicistisch jasje gestoken. Doordat Cēsis vervolgens nooit werd platgebombardeerd, zijn veel gebouwen uit die tijd bewaard gebleven.
Kasteel
Bij het toppunt van de macht hoorde uiteraard een burcht van formaat en die stond er ook. Zeker voor Baltische begrippen was het Kasteel van Cēsis (1209) enorm. Het geluk wil bovendien dat het goed bewaard is gebleven. De torens en de van kantelen voorziene wallen spreken erg tot de verbeelding, vooral vanuit het Kasteelpark aan de andere kant van de muur. Wat je ziet, dateert voornamelijk uit de 15de en 16de eeuw. De entree is bij een poort niet ver van de kerk. Let op de kolossale Lenin in de container bij de ingang: de medewerkers sporen je maar al te graag aan om erop te klimmen en een foto te maken! In het zalmkleurige Nieuwe Kasteel zit een oubollig museum voor geschiedenis en kunst. Een aristocraat had dit herenhuis in 1777 laten bouwen op de plek waar de hoofdpoort van de oude vesting stond. Weer buiten op de binnenplaats krijg je een helm en kaars aangereikt zodat je de ruïnes kunt beklimmen.
In een mooi 19de-eeuws gebouw aan het Kasteelpark zit de brouwerij Cēsu Alus waar al sinds 1590 bier wordt geproduceerd.
KASTEEL VAN CĒSIS, Pils laukums 9. Geopend: di.–zo. 10–18
uur.
De Letse vlag
Was Wenden onder de kruisridders nog het centrum van waaruit campagnes werden georganiseerd om de (premature) nationalistische gevoelens van Letse stammen de kop in te drukken, tegenwoordig presenteert Cēsis zich als een echte Letse stad. Men is er daarom trots op dat de Letse vlag volgens een legende in de nabijheid van de stad is ontstaan. Het verhaal speelt zich af in 1279 toen Letse krijgers het aan de stok kregen met buitenlandse indringers. Nadat hun leider geveld was, wikkelden ze hem in een witte vlag die ze eerder op de vijand hadden veroverd. In zijn laatste ademstoten riep de stervende held zijn troepen op om vooral door te vechten. Vastberaden bevestigden ze het met bloed doordrenkte doek aan een speer: alleen de baan in het midden, waar de aanvoerder had gelegen, was nog wit. De vijand werd vervolgens manhaftig uit het gebied verjaagd.
In 1987 was Cēsis de eerste stad waar de Letse vlag weer stiekem werd gehesen.
Van de Hanzestad zijn behalve de funderingen van een oude stadspoort en het stratenplan weinig overgebleven. Centraal ligt de Sint-Johanneskerk (Jāņa baznīca). Hoewel deze er oud uitziet en feitelijk ook uit 1284 dateert, is het vooral een 19de-eeuwse constructie. In de kerk werden veel ‘Meistern’ van de Orde begraven; ongeveer 30 grafstenen zijn bewaard gebleven. De aansprekendste is die van Walther von Plettenberg, een charismatische leider, die in de 16de eeuw dankzij zijn tactisch vernuft enkele onmogelijk geachte overwinningen behaalde op de Russen.
Uitstapjes in het Nationaal Park Gauja
Rondom Cēsis
Vanuit Cēsis gaat de P14 in westelijke richting langs het barokke houten herenhuis van Ungurmuiža. Het complex dateert uit het begin van de 18de eeuw en heeft een schattig theehuis waar ook nu nog thee kan worden gedronken.
Bij Straupe, aan de A3, staat een ander interessant herenhuis. Oorspronkelijk was het een 13de-eeuws kasteel, wat ondanks branden en verbouwingen best nog wel te zien valt, vooral aan de (nu in barok uitgevoerde) toren.
Meer overblijfselen uit het feodale tijdperk zijn te bewonderen in het plaatsje Rauna, zo’n 20 km ten oosten van Cēsis. Ooit stond hier het rijkst geornamenteerde kasteel (1262) van Riga’s aartsbisschop, iets wat nu moeilijk is voor te stellen. De nabijgelegen kerk dateert uit dezelfde periode maar heeft sindsdien rigoureuze verbouwingen ondergaan.
Ten noorden van Cēsis ligt de Ērgļu klinits (Arend klif). Boven heb je een uitzichtplateau, beneden een smal zandstrandje.
Dieren in het wild
Verreweg de aantrekkelijkste bezienswaardigheid in de regio is Līgatnes Educatie- en Recreatiepark. Dit is een schitterend natuurgebied waar verschillende wilde dieren een groot eigen territorium tot hun beschikking hebben waar ze ongestoord hun gang kunnen gaan. Denk niet dat je de wilde zwijnen, rendieren, eekhoorns, bevers of zelfs bruine beren zo maar met een stuk brood of worst kunt lokken: om ze te zien moet je stil zijn en heb je soms enig geluk nodig. Er is een autoroute (5,1 km) met parkeerplaatsen bij de observatiepunten, maar aan te raden is om de wandelroute te nemen. Informatieborden vertellen over de planten en dieren die je onderweg tegenkomt. Leuk voor kinderen is het sprookjespad (900 m) met houten beelden. Op de hoogste heuvel (Cepurišu) staat een uitkijktoren vanwaar je een mooi uitzicht hebt over het nationale park.
Het informatiecentrum verschaft een gratis kaart met Engelstalige uitleg. Ook als je er wilt kamperen (er is een mooie locatie aan de Gauja tegenover de zandsteenrots Katrīna), is het verstandig om het centrum te raadplegen.
In Līgatne zelf staat een oude papiermolen. Tevens kun je er met het pontje de Gauja oversteken. Vanaf hier naar Kârļi passeer je nog twee indrukwekkende zandsteenkliffen. Eerst ķūπi iezis en later Zvārte iezis, de hoogste in de regio (46 m).
L’GATNE EDUCATIE- EN RECREATIEPARK. Het park ligt 4 km ten
westen van het plaatsje. Het informatiecentrum is in het park zelf
(tel. +371 4153313).
Hoe leefden Letse stammen?
In 1965 ontdekte men op een eilandje in het Meer van Āraiši de houten overblijfselen van een gefortificeerde Letgalse nederzetting uit de 9de eeuw. Archeologen hebben getracht om het dorpje te reconstrueren. Het heeft veel weg van een groot houten vlot, vol met kabouterhuisjes. Hoewel een dergelijke eilandnederzetting enigszins ongebruikelijk is, geeft het wel degelijk een idee van de woonomstandigheden in die tijd.
Aan de oever van het meer liggen ruïnes van een Ordekasteel uit de 14de eeuw. Met het machtige bolwerk van Cēsis in de omgeving diende dit vooral als opslagplaats. Vanuit de ruïnes heb je uitzicht op een 18de-eeuwse windmolen en een pad leidt naar drie prehistorische modelhutten.
FORTIFICATIE VAN ĀRAIŠI. Volg de borden vanaf de
P20.
Een historische Hanzestad aan de Gauja met kasteelruïnes en een oude kerk (1283): het klinkt goed, maar Valmiera heeft het net niet, omdat het historische centrum in 1944 volledig afbrandde. Er is weinig meer te zien, al biedt de kerktoren wel een mooi uitzicht. Valmiera moet het vooral hebben van de centrale ligging: kijk nog maar eens op de kaart en je ziet dat alle grote wegen uit de omgeving hier kruisen. Vandaar dat deze stad erg handig is als uitvalsbasis voor verkenning van de noordelijkste regio van Letland.
Pal ten westen van Valmeira ligt de Zilaiskalns, met 127 m het hoogste punt in de regio. Lijven voerden er rituelen uit. Er is een observatiepost, maar deze heeft meer weg van een rechtop gezette betonnen rioolbuis die nauwelijks kan worden beklommen.
Het Burtniekimeer, in grootte het vierde van Letland, is verbonden met tal van legendes. Zowel Esten, Lijven als Letgallen hebben er aan de oevers gewoond. Het dorpje Burtnieki in de zuidelijke punt staat bekend om de paardenraces en -fokkerij. Er is helaas weinig ontwikkeld voor toerisme en het plaatselijke herenhuis ziet er wat desolaat en vervallen uit. Als er wat aan gedaan zou worden, zou het een ideaal recreatieoord kunnen worden.
Echo’s, duivels en weerwolven
Mazsalaca is zo’n beetje het Sigulda van de Salaca. Het gebied rondom het vriendelijke plaatsje is bezaaid met kliffen, grotten en parken. Bijzonder attractief voor kinderen is het Skaņaiskalns park. Bij een betoverde dennenboom zul je in een weerwolf veranderen indien je bij volle maan de juiste rituelen uitvoert. Minstens zo gruwelijk kunnen de gevolgen zijn als jonge geliefden op de Dromentrap elkaar de traditionele vraag stellen of ze bij elkaar passen; meer griezelen doe je in de Duivelsgrot. Aan het eind van de route ligt een zandstenen klif waar je kunt echoën.
Vanuit Mazsalaca kun je via Rūjiena naar het grensstadje Valka of terug naar Valmiera. In Valka valt nog minder te beleven dan aan de Estse zijde. Op de A3 naar Valmiera ligt op 5 km ten zuiden van het plaatsje Strenči het allermooiste stukje Gauja met hoge en steile kliffen. Rafters moeten hier zeker naartoe!
De pittoreske plaats Alūksne kan maar op weinig belangstelling rekenen, terwijl er toch genoeg te doen valt. Het is schitterend gesitueerd aan een groot meer met daarin vier eilandjes. Op het grootste hiervan liggen de aansprekende ruïnes van het ordekasteel Marienburg (1342). Daaromheen zijn sportvelden en strandjes aangelegd. Samen vormen ze een leuk recreatiegebied.
Het plaatsje zelf is plezierig om er even doorheen te lopen. Tegenover het grote eiland staat het neogotische Nieuwe Kasteel (1863). In het bijbehorende park tref je een mausoleum voor de plaatselijke adellijke familie aan, naast een paviljoen en een tempeltje. De laatste niet te verwarren met de idyllische Tempelheuvel in de noordelijke punt van het plaatsje. Op de heuvel stond ooit een bolwerk van de Letgallen. Eveneens staat er in de plaats een barokke Lutherse kerk, die je eerder in Vilnius zou verwachten. Binnen ligt de originele druk van de eerste Letse bijbelvertaling, gemaakt door de Duitse klerk Ernst Glück (1654–1705), die hier preekte. Het Ernst Glück Bijbelmuseum bezit een grote collectie bijbels en andere religieuze publicaties. Overigens is zijn stiefdochter nog bekender. Misschien niet onder haar Litouwse meisjesnaam Marta Skrovronska, maar wel als tsarina Catharina I, de vrouw van Peter de Grote.
ERNST GLÜCK BIJBELMUSEUM, Pils 25a. Geopend: di.–do. 10–17
en za. 10–14 uur.
Een speciale attractie is het smalspoortreintje naar Gulbene, een ander groen districtsstadje. Anderhalf uur lang (33 km) sukkelt de oude dieseltrein door prachtig heuvellandschap. De aankomst op het mooie oude stationnetje (1920) is de kers op de taart. Vraag bij het toeristenbureau van Alūksne om de vertrektijden (vergeet de rit terug niet!).
TOERISTENBUREAU, Dārza 8a. Geopend: ’s zomers di.–vr. 9–18
en za. 9–15, ’s winters ma–vr. 9–18 uur.
In de omgeving van Alūksne
Aan de A2 gaat bij Vireši een weg in noordelijke richting (10 km) naar het neogotische herenhuis van Zvārtava (1882). Eenmaal daar, waarom dan niet bij het mooie dorpje Ape even de grens over naar het Estse natuurgebied Paganamaa? Je moet toch op zijn minst één keer een grensovergang meemaken waarbij een plaatselijke douanier eenzaam in een houten huisje zit en blij is dat hij de hefboom voor je omhoog mag tillen.
Ben je geïnteresseerd in watermolens of het boerenleven in Vidzeme, dan is het Ates Molenmuseum een leuke bestemming. Rond de watermolens is een dorpje gereconstrueerd in de stijl van de regio.
Ideaal gelegen tussen twee meren staat in Stāmeriena (halverwege Alūksne en Gulbene: het treintje maakt er een stop) een van de mooiste en oudste herenhuizen van Letland. In 1905 was het een belangrijk doelwit van de boeren, maar na afloop van de revolutionaire gebeurtenissen werd het prachtig in Jugendstil gerestaureerd. De Italiaan Giuseppe di Lampedusa, auteur van De Luipaard, had familieconnecties met de adellijke bewoners ervan en kwam er regelmatig op bezoek.
ATES MOLENMUSEUM (Ottes dzirnavas muzejs), in Kalncempji,
19 km ten zuiden van Alūksne. Geopend: wo.–ma. 9–17 uur. Op de
tweede zaterdag van september wordt het traditionele Oogstfestival
gehouden. Er zijn dan interessante demonstraties over het wel en
wee van een watermolen.
De werkelijke hooglanden van Vidzeme bevinden
zich rondom de vriendelijke maar onbeduidende plaats
Madona. Het is een schitterende regio met tal van
meren. Bovendien zijn de toppen redelijk steil waardoor het gebied
geliefd is bij wintersporters. Vooral in Ērgļi
houden zich ’s winters veel mensen op. De
Gaiziņkalns (312 m), het hoogste punt van Letland,
ligt 10 km ten westen van Madona. Net als bij de Estse concurrent
( p. 103) lijkt het
door de bebossing en de omringende heuvels helemaal niet zo hoog,
maar vanaf de uitkijktoren heb je een mooi uitzicht.
In Cesvaine, ten noordoosten van Madona, staat een bijzonder herenhuis dat rust op de fundamenten van een 14de-eeuws bisschopsconvent. Bij de bouw is gebruikgemaakt van lokaal gevonden veldstenen en het resultaat is een prachtig eclectisch herenhuis dat veel wegheeft van een kasteel. Tegenwoordig zit er een school in. De torens zijn al van verre te zien.
Het Lubānameer ten oosten van Madona was Letlands grootste meer totdat de Sovjets het gedeeltelijk lieten droogleggen. Toch heeft het nog steeds een indrukwekkende omvang, evenals het Teižu Natuurreservaat (190 km2), het grootste moeras van het Balticum. De veenlaag groeit hier als kool, maar tussen de moeraspoelen hebben toch ook een paar eilandjes met vaste mineraalgrond wortel geschoten. Op één hiervan hebben Oudgelovigen een dorpje gebouwd. Ga overigens niet op eigen houtje het reservaat in, want voor je het weet ben je hopeloos verdwaald. Raadpleeg het toeristenbureau van Madona voor een gids, ook als je het Krustkalni Natuurreservaat ten zuiden van Madona wilt verkennen.
TOERISTENBUREAU, Saieta laukums 1. Geopend: ma.–vr. 8–17
uur.