West-Estland en de eilanden

7


Toeristen kunnen in de westelijke regio ‘gezond’ worden, tenminste, gezien het aantal kuuroorden zou dit moeten lukken. In Pärnu, Haapsalu of Kuressaare kun je heerlijk met modder vertroeteld worden. Anders zijn er nog de stranden. Wandelen en fietsen kan ook, vooral op de eilanden. Saaremaa spreekt daarbij het meest aan met onder andere statige oude kerken, een meteorietkrater en een prachtig bewaard kasteel in de romantische stad Kuressaare. Hiiumaa, Vormsi en Kihnu zijn meer voor de stiltegenieters. Wat ze gemeen hebben, is de stilte en de frisse lucht: werkelijk een verademing. Dit trekt ook veel vogels aan. Goede plekken om ze te spotten zijn het Matsalu Reservaat en de eilanden van Vilsandi bij Saaremaa. Kenmerkend voor het kustlandschap zijn de semi-gecultiveerde beboste weides. Dit zijn dichtbegroeide weides met een grote variatie aan planten- en bloemensoorten. Ze moeten zo nu en dan door de mens bewerkt worden om niet totaal overwoekerd te raken. Helaas worden ze met uitsterven bedreigd. In het noordwesten zorgt het Baltische Glint voor heel steile afgronden.

Ten westen van Tallinn

Keila-Joa

De meest pittoreske waterval van Estland ligt bij Keila-Joa, ongeveer 30 km ten westen van Tallinn. Gesitueerd in een boomrijk park bij de ruïnes van een herenhuis trekt deze in de weekenden veel bezoekers. Daartussen zitten veel pasgetrouwde Russische stelletjes die zich vanaf een hangbrug op de foto laten vereeuwigen met op de achtergrond het riviertje dat over verscheidene terrassen naar beneden valt. Na afloop hangen ze een metalen slot aan de brug met daarin hun namen gegraveerd als symbool voor de echtelijke staat. Durfals kunnen overigens de schoenen uittrekken en proberen de glibberige rivier over te steken.

Spookstad

Nog 20 km verder aan de kustlijn ligt Paldiski, ooit een badplaats. Het is nauwelijks voor te stellen als je door de stad rijdt: wat je ziet zijn lelijke betonnen flats die grotendeels leeg staan. Paldiski was in de sovjettijd een gesloten marinebasis. Gezien het belang ervan bleef het tot in 1994 geheim militair gebied. Maar toen de Russen vertrokken, lieten ook de meeste inwoners hun stad achter. Van de oorspronkelijke 20.000 inwoners wonen er nu nog maar ruim 4000 mensen. De meesten zijn Russischtalig.

Bij het binnenrijden van de plaats zie je links direct de overblijfselen van een enorm complex. Dit was een marineschool waar bemanning voor onderzeeërs werd opgeleid. Onder het gebouw zou zelfs een onderzeeboot hebben gelegen. Het is verboden om er rond te lopen, mede vanwege instortingsgevaar. Als je doorrijdt naar de kust voorbij al het puin en de verlaten barakken dan kom je in een schitterend natuurgebied. Kliffen, veroorzaakt door het Baltische Glint, zorgen voor een indrukwekkende afgrond. In de verte zie je Väike Pakri en Suur Pakri liggen. Deze twee eilandjes werden eeuwenlang bewoond door Zweden, totdat de Sovjets ze voor oefenbombardementen gingen gebruiken.

Padise

Het Padiseklooster, 15 km ten zuiden van Paldiski over een leuke kronkelweg, is een van de oudste (13de eeuw) en best bewaard gebleven gebouwen uit de regio. Het is gefortificeerd als een kasteel vanwege de boerenopstanden. Zo was het een doelwit tijdens de Sint-Gregoriusnacht van 1343, de laatste en grootste georganiseerde opstand van de lokale bevolking.

Haapsalu

Met het warmste zeewater en de beste modder van de Oostzee is Haapsalu een echte badplaats. De stad, op 100 km van Tallinn, is daarom heel geschikt voor een dagje strand of als tussenstop alvorens je de boot naar Hiiumaa neemt. Vanwege de smalle straatjes die vrijwel altijd uitlopen op de zee wordt het soms vergeleken met Venetië. Toch is het eerder een typisch Estse provincieplaats met kleurrijke houten huizen uit het begin van de 20ste eeuw en met majestueuze kasteelruïnes uit de tijd dat de bisschop van westelijk Estland hier resideerde. De status als badplaats kreeg het in de 19de eeuw, toen men ontdekte dat de plaatselijke modder goed helpt tegen jicht, reuma en huidproblemen. Haapsalu groeide uit tot een hype onder de prominenten van tsaristisch Rusland: de tsaar liet zelfs een overdekt perron (toen het langste ter wereld) bouwen zodat hij en zijn gevolg droog de trein uit konden stappen. Een andere beroemde bezoeker was Tsjaikovski. Een muziekfestival ter ere van de componist is een van de talrijke evenementen die ’s zomers worden georganiseerd.

f0110-01

West-Estland en de eilanden
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting: linksboven, rechtsboven, linksonder en rechtsonder.

Kasteel

De ruïnes van het bisschopsconvent (1279) behoren tot de indrukwekkendste van het land. Dit komt gedeeltelijk door het grote oppervlak van het binnenterrein met de verdedigingsmuren, maar vooral door de prachtige gotische kathedraal die tegen het kasteel is aangebouwd. Dat deze nog overeind staat, mag een godsgeschenk genoemd worden, want het is de grootste uit één schip opgebouwde kerk in het Balticum. Probeer er een concert bij te wonen, want de akoestiek is geweldig. Kom anders in augustus tijdens de Dagen van de Witte Dame. Het vollemaanslicht valt dan op een dusdanige manier door de bomen op een raam van de kathedraal dat het lijkt alsof er zich een vrouw achter verschuilt. Volgens een legende is dit de geest van een dame die in de muur was ingemetseld omdat ze verkleed als page twee jaar lang een affaire had met een priester. Tegenwoordig moet er overigens kunstlicht aan te pas komen want de bomen zijn inmiddels te hoog.

Het gedeelte naast de kathedraal is eveneens bewaard gebleven en dient nu als stadsgeschiedenismuseum. Te zien is onder andere een interessante wapencollectie.

common STADSGESCHIEDENISMUSEUM. Geopend: ’s zomers di.–zo. 10–18 uur.

Strand en musea

Het ondiepe zeewater in de baai van Haapsalu bereikt ’s zomers een temperatuur van 21 °C; veel hoger dan elders aan de Baltische kust. De beste plek om te zonnebaden is het Paralepastrand, ten westen van het treinstation. Het achterliggende park is ideaal voor een wandeling. Als je een stukje doorloopt, kom je bij de ruïnes van het Ungrukasteel. Eveneens de moeite waard om de benen voor te strekken is de promenade, ten noorden van de oude stad. Halverwege ligt aan het water de pittoreske houten Kuursaal, met niet ver daarvandaan een marmeren bank, waaruit een deuntje Tsjaikovski komt als je op een knopje drukt. Aan het eind van de promenade is het Museum voor Estse Zweden, gewijd aan de Zweden die hier sinds de 13de eeuw aan de westkust en op de nabijgelegen eilanden leefden. Haapsalu zelf groeide overigens na de Lijflandse Oorlog uit tot hoofdstad van de Estse Zweden, totdat zij aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog massaal het land verlieten. Meer informatie over de geschiedenis en het leven in de regio is te vinden in het Läänemaamuseum, gevestigd in het oude stadhuis (1775).

Ongeveer 10 km buiten Haapsalu ligt aan de weg richting Tallinn het Ants Laikmaa Huismuseum. Niet alleen baarde Laikmaa (1866–1942) opzien vanwege zijn wandeltocht van Riga naar Düsseldorf (2600 km) om daar kunst te studeren; tevens was hij een begenadigd kunstenaar en oprichter van de eerste Estse kunstacademie (1903). Zijn excentrieke stijl, waarin art nouveau, impressionistische maar ook realistische vormen samengaan, zie je terug in het door de kunstenaar zelf opgebouwde huis.

common MUSEUM VOOR ESTSE ZWEDEN, Sadama tänav 32. Geopend: ’s zomers. di.–zo. 11–17; ’s winters di.–zo. 11–16 uur.

LÄÄNEMAA MUSEUM, Kooli tänav 2. Geopend: ’s zomers wo.–zo. 11–18; ’s winters wo.–zo. 11–16 uur.

ANTS LAIKMAA HUISMUSEUM, Geopend: ’s zomers wo.–zo. 10–18; ’s winters wo.–zo. 10–16 uur.

Vormsi

Vormsi (93 km2) is de perfecte bestemming om al fietsend van de natuur te genieten of om wild te kamperen met grote kans dat je geen andere mensen tegenkomt. Toch was Estlands vierde eiland tot de Tweede Wereldoorlog het dichtstbevolkte gebied van het land. Het werd toen bewoond door nakomelingen van Zweedse immigranten die zich hier in de 13de eeuw hadden gevestigd. In de tussenliggende zevenhonderd jaar was Vormsi (in het Zweeds Ormsö) vrijwel altijd met rust gelaten. De inwoners waren tevreden met hun teruggetrokken boerenbestaan en industrialisatie bleef uit. Maar in 1943 vertrokken ze massaal, uit angst voor de nazi’s en de Sovjets. Woonden er toen ruim 2500 mensen, nu zijn het er 300. Het Zweedse verleden valt alleen nog af te leiden uit de plaatsnamen en culturele nalatenschappen. Zelfs de geleidelijke teruggave van het land aan erfgenamen brengt hier geen verandering in: hun affiniteit met Vormsi is klein. Dit leidt soms tot frictie met de huidige bewoners, die de nieuwe generatie Zweden ervan beschuldigen dat ze alleen interesse hebben in het hout uit de bossen.

Het landschap van Vormsi is gevarieerd: er groeien 900 plantensoorten, waarvan 44 beschermde. Aan de kustlijn zijn veel beboste graslanden en moerassen. Moerassig is ook het laaggelegen oostelijke deel van het eiland, terwijl het hoger gelegen westelijke deel uit bos bestaat. In het centrum van het eiland liggen koraalriffen en verspreid over het eiland tref je enkele zwerfkeien aan.

Je kunt met de auto, al laat het eiland zich het best verkennen met de fiets. Vanaf Sviby, waar je met de boot vanuit Rohuküla aankomt, is het 3 km naar Hullo, het grootste dorp. Haal hier je boodschappen want verder zul je weinig winkels tegenkomen. Neem ook een kijkje bij de 14de-eeuwse Zweedse kerk net buiten het gehucht. Op het naastgelegen oude kerkhof vind je zonnekruisen: cirkelvormige grafstenen met naar oud Zweeds gebruik een kruis erdoorheen.

Hiiumaa

Hiiumaa is voor de liefhebbers van stilte en natuur. Zeker vergeleken met de grote broer Saaremaa is het een oase van rust en onontdekte plekjes. Fietsers, wandelaars en kampeerders zullen zeker aan hun trekken komen. Naast veel bos zijn er schone afgelegen stranden, wandel- en fietsroutes door beschermde natuurgebieden, oude vuurtorens, zwerfkeien en een enkele culturele bezienswaardigheid. Toerisme is slechts in bescheiden mate ontwikkeld en de eilandbewoners lijken het zo te willen houden. Zo zijn de hotels en pensions op een hand te tellen, terwijl het openbaar vervoer slechts sporadisch rijdt. Je moet dus enige concessies doen als je Estlands tweede eiland wilt bezoeken, maar het is de moeite waard.

Oostelijk Hiiumaa

Vanuit Heltermaa, waar de boot arriveert, is het 6 km landinwaarts naar Suuremõisa. Langs de weg ligt de Pühalepa-kerk, de oudste op het eiland. Branden en verwoestingen hebben weinig heel gelaten van het interieur en ook het nabijgelegen kerkhof ligt er vervallen bij. De Duitstalige grafstenen die nog overeind staan, behoren voornamelijk toe aan de Ungern-Sternbergs, de invloedrijkste familie uit de geschiedenis van Hiiumaa. In het kleine mausoleum naast de kerk ligt Ebba-Margerethe Stenbock, een afstammeling van een andere prominente familie. Zij gaf in 1755 opdracht voor de bouw van het majestueuze landgoed Suuremõisa even verderop. De beruchtste bewoner ervan was Otto Ungern-Sternberg, een succesvolle zakenman die alles deed om zichzelf te kunnen verrijken. Zo liet hij misleidende vuurtorens bouwen om schepen te laten stranden zodat hij de aangespoelde goederen kon jutten. Daarnaast schoot hij in een dronken bui een van zijn kapiteins dood. De bloedvlek zou nog in de vloer van zijn werkkamer zitten. Sindsdien spookt het in het gebouw. Regelmatig hoort men een onverklaarbaar gekraak van voetstappen en twee klusjesmannen hoorden eens gestommel van ruziemakende mannen uit dezelfde kamer… Een ander excentriek geval uit de familie was generaal Fyodorovich. Zijn bijnaam luidde de ‘Gestoorde Baron’ omdat hij er plezier in had zijn vijanden op de meest gruwelijke wijze te vermoorden, zoals via kruisiging.

Niet ver van de kerk ligt overigens een opgehoopte groep zwerfkeien. Onduidelijk is wat de betekenis hiervan is, maar men noemt ze de ‘contractstenen’: zeelieden zouden voor vertrek een steen hebben versjouwd in ruil voor een behouden vaart. Een contract met God dus. Meer zwerfkeien liggen ten westen van Kärdla, niet ver van boerderijmuseum Soera.

Noordelijk Hiiumaa

Kärdla is met ongeveer 4500 inwoners de grootste plaats op Hiiumaa. Bezienswaardigheden heeft het niet, of het moet het stenen hoofd van ‘Jüri’ zijn, gekscherend de laatst overgebleven sovjetsoldaat op het eiland genoemd. Je vindt hem bij het kruispunt als je het dorp binnenrijdt. Het dorp kan wel goed dienen als uitvalsbasis.

Op de hoofdweg richting Kõrgessaare ligt na 5 km aan je linkerhand een Kruisenheuvel, herinnerend aan de 1200 Zweedse inwoners die in 1781 naar Oekraïne waren gedeporteerd. De Russen poogden zo meer controle over het eiland te krijgen. Vlak voor vertrek hadden de Zweden op de heuvel een laatste kerkdienst gehouden, waarna een lokale boer de plek markeerde met een houten kruis. Tegenwoordig is het de gewoonte dat nieuwkomers op het eiland een eigen kruis plaatsen. Het resultaat is dat de zee aan kruisen steeds verder het bos inkruipt. Voel je vrij om wat hout bijeen te sprokkelen om de traditie voort te zetten.

Het schiereiland Tahkuna is een van de mooiere natuurgebieden op het eiland. Er zijn enkele wandelroutes door de bossen uitgestippeld. Niets doet je in eerste instantie vermoeden dat hier tijdens de Tweede Wereldoorlog hevige gevechten werden gevoerd, totdat je plotseling de oude sovjetbarakken tegenkomt. Je kunt ze van binnen bekijken, maar neem wel een zaklamp mee want het is er pikkedonker. Eveneens van binnen te bezichtigen is de vuurtoren op de punt van het schiereiland. Vraag de wachter om de sleutel. Het verhaal gaat dat een Russische soldaat tot op het laatste moment tegen de Duitsers bleef vechten en zichzelf uiteindelijk in de top ophing om niet in handen van de vijand te komen. Naast de vuurtoren is een bel gebouwd ter herinnering aan de slachtoffers van de Estonia (common1 pp. 5758). Saillant detail is dat deze alleen luidt als het even hard en uit dezelfde richting waait als tijdens de fatale nacht.

In Reigi staat een mooie stenen kerk die sinds de bouw in 1800 nauwelijks is veranderd. Er zit een triest verhaal aan vast: Gustav, een andere telg uit de Ungern-Sternbergfamilie, pleegde zelfmoord wegens gokschulden waarna zijn vader dit godshuis voor hem liet bouwen. Helaas kun je alleen tijdens diensten het prachtige interieur zien.

Westelijk Hiiumaa

De wandelroute (2 km) door de bossen vlak voor Kõpu is volgens de kenners de beste manier om Hiiumaa’s flora en fauna te leren kennen. Veel moeite is gedaan om de natuur niet te verstoren, zodat ook de schuwere dieren (elanden, herten en wilde zwijnen) zich hier thuis voelen. Het is het oudste gedeelte op het eiland (10.000 jaar) en daarom is er een grotere verscheidenheid aan planten, bloemen en mossen dan elders. Op de 63 m hoge heuvel halverwege het traject stond volgens een legende ooit een kapel.

De vuurtoren van Kõpu is de mooiste in het Balticum. Vanaf de top heb je een geweldig uitzicht over het eiland en de zee, al moet je daarvoor wel een fikse klim afleggen. Het is de op twee na oudste continu werkende vuurtoren ter wereld. Het onderste gedeelte dateert uit het begin van de 16de eeuw, de stenen toren werd er in 1845 opgezet. Overigens was de bouw ervan toentertijd voor de eilandbewoners een financiële strop, want ze verdienden goed met de aangespoelde goederen van de gestrande schepen. Ze zullen er daarom waarschijnlijk niet rouwig om geweest zijn dat het vuur (van hout) regelmatig door storm werd uitgeblazen.

Zuidelijk Hiiumaa

Het zuidelijke gedeelte van het eiland heeft weinig te bieden, behalve de haven van Sõru vanwaar een veerboot naar Saaremaa gaat. Ook levert de rotsachtige kust mooie plaatjes op, maar als je tijd wilt besparen dan kun je beter na Kõpu direct de weg richting Käina nemen. In het plaatsje staat een grotendeels geruïneerde 16de-eeuwse kerk. Het verhaal gaat dat de klokkentoren tijdens de Tweede Wereldoorlog werd gebruikt als controlepost en om de verveling tegen te gaan schoot de hier gestationeerde Russische soldaat soms op overvliegende Duitse vliegtuigen. Op zich had dit weinig om het lijf, maar op een dag besloot een Duitse piloot vernietigend terug te vuren. Later kreeg hij berouw en landde zijn vliegtuig in de nabijheid van de nog smeulende ruïne om vergiffenis te komen vragen bij de pastoor. Hoe deze hierop reageerde, is onbekend.

Het 8 km lange schiereiland Kassari is het mooiste wat Hiiumaa te bieden heeft. Het is dicht bezaaid met jeneverbessen en er groeien zeldzame planten. Watervogels voelen zich er erg op hun gemak. Bovendien kun je zonder veel moeite achter de bomen een afgelegen strandje vinden om te zwemmen en te kamperen. Het meest zuidelijke deel van het eiland is nog een echte wildernis, die voor auto’s onbegaanbaar is, maar met de voet goed te doen is. Het eindigt in de Sääre Tipp, een spectaculaire landtong van 3 km lang. Onderweg kom je langs het standbeeld van Leiger, de lokale reus die deze smalle strook land had gemaakt als brug naar Saaremaa, waar zijn broer Suur Tõll woonde.

Meer informatie over de geschiedenis van het eiland heeft het Hiiumaa Museum in een bijgebouw van het voormalige herenhuis van Kassari. Aan de oostkant van het schiereiland staat een pittoreske kapel met een rieten dak.

common HIIUMAA MUSEUM. Net van de hoofdweg ten westen van de afslag naar de zuidelijkste punt (Sääre Tipp). Geopend: ’s zomers dag. 10–17; ’s winters ma.–vr. 10–17 uur.

Muhu en Saaremaa

Saarlanders hebben de naam trotse mensen te zijn. Daar is alle reden toe, want Saaremaa en het nabijgelegen Muhu zijn twee prachtige eilanden. De schoonheid ligt vooral in hun eenvoud. Dit komt mede doordat de eilanden maar schaars bevolkt zijn, waardoor de natuur ongestoord haar gang kan gaan. Er is oneindig veel bos, afgewisseld met vlakke heides die begroeid zijn met de voor westelijk Estland typerende jeneverbessen. Kenmerkend zijn de grote veldkeien die al eeuwenlang onaangeroerd in de velden liggen. Duizenden vogels komen jaarlijks over om in de reservaten een broedplek te vinden. Een stil plekje is niet moeilijk te vinden.

De sereniteit vindt zijn weerslag op de inwoners. Ondanks het toenemende toerisme hebben de gehuchten hun dorpse karakter behouden. Er hangt een gemoedelijke sfeer en de hulpvaardigheid is groot. Bovendien hebben de eilanden de naam veilig te zijn; deuren worden vaak niet eens op slot gedaan. Prettig is ook dat het er in het verkeer een stuk rustiger aan toegaat dan op het vasteland: zelfs in Kuressaare (15.900 inwoners) kun je normaal oversteken zonder het gevaar te lopen door een auto te worden aangereden. Vanwege dit alles zegt men vaak dat je op de eilanden nog het Estland van voor de sovjettijd kunt zien: zelfs de traditionele paard-en-wagen wordt nog regelmatig van stal gehaald.

Geschiedenis van de Osilianen

Saaremaa’s rijke geschiedenis laat zich raden door de opvallend veel goed bewaard gebleven oude kerken en het schijnbaar onaangetaste kasteel van Kuressaare. Tot de komst van de Duitse kruisridders was het eiland het dichtst bevolkte gebied in de regio, mede door de afgelegen ligging. De Osilianen, zoals de eilandbewoners heetten, waren in de middeleeuwen beruchte piraten die de Scandinavische en Estse kust regelmatig onveilig maakten. Voor aanvallers was het eiland een moeilijk te nemen horde. Tekenend is dat een Deense aanval aan het begin van de 13de eeuw tot twee keer toe mislukte. Pas toen de Duitse kruisridders in de winter van 1227 een gigantisch leger het ijs overstuurden, gaven ze zich gewonnen. Het eiland kwam voor het grootste deel in handen van de bisschop van Haapsalu, terwijl de ridders het oostelijke gedeelte behielden. Rust kregen ze echter nooit en met de grote Sint-Gregoriusopstand (1343) werden ze zelfs van het eiland geschopt. Twee jaar later sloegen ze hard terug, maar de Osilianen wisten wel privileges af te dwingen.

In de 16de en 17de eeuw wisselden de Denen en Zweden elkaar af als machthebbers, totdat het eiland in de 18de eeuw in handen van de tsaar viel en het in de vergetelheid raakte. Gedurende de eerste periode van onafhankelijkheid kwam het weer tot leven toen Kuressaare zich ontwikkelde tot kuuroord. De Tweede Wereldoorlog en aansluitende sovjetbezetting maakten hier abrupt een einde aan. Het eiland was 45 jaar lang afgesloten van de buitenwereld, maar sinds de herwonnen onafhankelijkheid weten zowel Esten als buitenlanders de weg naar het eiland weer massaal te vinden.

Finnen naar Saaremaa?

Met gemengde gevoelens moeten de inwoners van Saaremaa toezien hoe hun eiland langzaam wordt overgenomen door toeristen, voornamelijk Finnen. Vijftien jaar geleden was dit ondenkbaar. Uit angst dat spionnen de sovjetbunkers en het verdedigingssysteem zouden komen inspecteren, was het voor buitenlanders absoluut verboden gebied, maar ook Estse vastelanders konden alleen met speciale toestemming op het eiland komen. Dan nog moest je bereid zijn om soms een nacht lang in de rij te staan met de auto alvorens alle documenten gecontroleerd waren. Erg vermoeiend allemaal, ook voor de Russische soldaten, zoals uit de volgende gebeurtenis blijkt. Op een nacht kwam een gezin uit Viljandi bij de controlepost om familie in Saaremaa te bezoeken. De soldaat, die blijkbaar niet goed bekend was met de topografie van Estland, schrok zich een hoedje: wat komen deze mensen uit ‘Finlandi’ hier in hemelsnaam doen? In paniek belde hij in het midden van de nacht zijn commandant op met de mededeling dat er Finnen in de bus zaten. De bevelhebber sprong zijn bed uit en kwam naar de haven. Toen hij, daar aangekomen, begreep dat het om een misverstand ging, werd hij zo kwaad dat de ongelukkige soldaat Viljandi nooit meer zou vergeten.

Klein maar fijn Muhu

In Muhu snappen ze niet waarom de meeste mensen alleen naar Saaremaa gaan: hun eiland is toch minstens zo mooi? Ze hebben volkomen gelijk. Het probleem is alleen dat het zo klein is: voor je er erg in hebt, zit je al op de brug naar de grotere buur. Blijf je er langer, dan zullen de mensen van Muhu je ongetwijfeld op de verschillen in tradities wijzen.

De hoofdweg vanaf Kuivastu snijdt dwars door het eiland. Centraal ligt in Liiva de stijlvolle witte Muhukerk uit de 13de eeuw. Bij het altaar zijn oude muurschilderingen van het Laatste Oordeel bewaard gebleven. Curieus is de grafsteen met erop afgebeeld een primitieve krijger en een hoorn. Men vermoedt dat deze uit de tijd van voor de kruisridders dateert.

Gesitueerd in een park met lindebomen ligt aan de zuidkust het riddergoed Pädaste. Het hoofdgebouw uit 1875 is tegenwoordig een luxueus hotel. Interessant zijn de gerestaureerde stallen en de oude voorraadschuren, opgebouwd uit veldstenen en dolomiet.

Het dorp Koguva in het westen van Muhu is een levend museum. Een gedeelte wordt namelijk nog gewoon bewoond en geeft je een goed beeld van het traditionele eilandleven en de architectuur uit de 18de en 19de eeuw.

In de noordelijke punt van Muhu ligt landinwaarts bij Nõmmkula de merkwaardige klif Üügu.

Vlak voor de brug naar Saaremaa liggen de ruïnes van het bolwerk van Muhu. Een stuk muur van 8 m hoog is alles wat er nog staat. De fortificatie was opgebouwd uit veldstenen, grind en afval en had een diameter van 100 m. Op Saaremaa tref je meer van dit soort verloren gegane vestingen aan.

Kerkentocht op Saaremaa

Saaremaa grossiert in prachtige oude kerken. Ze dateren voornamelijk uit de 13de en 14de eeuw, toen de godshuizen bepaald geen grote populariteit bij de Saarlanders hadden. Als toonbeeld van Duitse suprematie waren ze vaak het mikpunt bij opstanden, zodat de meeste versterkt zijn; sommige lijken op bunkers, zo hoekig en stevig zijn ze.

De natuur hielp de kruisridders en de bisschop een beetje door de aanwezigheid van veldstenen en dolomiet. Veelzeggend is dat voor de kerk van Valjala dezelfde stenen zijn gebruikt als voor het kasteel van Kuressaare. Als er een opstand was, konden de geestelijken in de toren van de kerk schuilen. Drie meter boven de begane grond zie je een deur: een losse trap werd tegen de muur geplaatst en vervolgens naar binnen getrokken, zodat ze veilig in de kamer boven de gewelven konden zitten.

De kerk van Valjala (1240) is de oudste op het eiland. Waarschijnlijk van dezelfde architect zijn die van Kihelkonna (1260) en Kaarma (1261): De overeenkomsten van het gotische interieur met de geribde gewelven zijn evident. Boven het voorportaal van de laatste hangt een stenen gedenkplaat die herinnert aan een verbouwing in 1407. Dit wordt beschouwd als de oudste Estische tekst. Binnen zijn nog enkele originele muurschilderingen te bezichtigen. De kerk van Kihelkonna bezit het oudste altaarstuk (1591) en orgel (1805) van Estland. De losstaande klokkentoren (1638) is iets wat je niet vaak in het Balticum ziet.

De kerk van Pöide (eind 13de eeuw) heeft van alle het meeste weg van een militair bouwwerk. Verscholen achter de bomen staat de kolos er nu wat eenzaam bij, maar ooit maakte deze deel uit van het hoofdkwartier van de Duitse orde. De rechttoe-rechtaanstijl dwingt respect af, nog eens versterkt door de scheur die als een diepe rimpel over de façade loopt.

Van een heel andere orde is de fijn gedecoreerde kerk van Karja (eind 13de eeuw). Vooral het gotische beeldhouwwerk is van een kwaliteit die je elders in Estland niet zo snel aantreft. Waarschijnlijk werd dit werk bekostigd met de gulle giften van pelgrims uit Scandinavië die hier een pauze inlasten op weg naar het zuiden. Een ongebruikelijke kamer met open haard lijkt voor hen bestemd te zijn geweest. De kerk zelf lijkt van binnen door de hoge gewelven groter dan hij in werkelijkheid is. Let op de kapitelen in de vorm van een mensengezicht. Eveneens opmerkelijk zijn de wandschilderingen in het koorgewelf die bedoeld lijken om demonen te verjagen. Ze hebben een heidense oorsprong. De gedetailleerde beeldengroepen aan de beide zijden van het koor zijn respectievelijk opgedragen aan Sint-Catharina en Sint-Nicolaas, de twee beschermheiligen van de kerk. Catharina staat centraal tussen engelen en de Romeinse keizerin Faustina met veldheer Porphyrius, die zij wist te bekeren tot het christendom. De ineengedoken figuur aan haar voeten is de heidense keizer Maxentius vergezeld van de duivel. Sint-Nicolaas is naast kinderheilige tevens beschermvader voor zeelieden en in die hoedanigheid is hij afgebeeld met een boot in zijn hand.

Omringd door lelijke sovjetflats staat in Kärla een andere mooie kerk, geroemd om een grafmonument uit 1591. Het is een van Estlands fijnste renaissancistische houtsnijwerken.

Over de brug

Direct over de brug ligt Orissaare. Na Kuressaare is dit de grootste plaats, maar alleen noemenswaardig vanwege de iets buiten het dorp gelegen ruïnes van het kasteel van Maasi. Van hieruit trachtten de kruisridders vanaf de 14de eeuw de orde te handhaven, nadat de oorspronkelijke vesting in Pöide tijdens een opstand was verwoest. Op het ogenblik is men bezig met reconstructiewerkzaamheden, maar je kunt erdoorheen klimmen en van het mooie uitzicht op Muhu genieten.

Meteorietkraters van Kaali

Saaremaa heeft iets met stenen. Veldstenen en dolomiet zijn immers aparte natuurfenomenen die je niet overal tegenkomt. Maar de meest bijzondere stenen liggen diep onder de grond bij Kaali: ongeveer 4000 jaar geleden trof een meteorietenregen hier de aarde. Negen kraters zijn het bewijs. De grootste heeft een diameter van 110 m en een diepte van 22 m. Wereldwijd gezien misschien niet erg groot, maar voor Europa wel degelijk en in tegenstelling tot de meeste andere goed zichtbaar en bereikbaar. De inslag en de vuurzee die ermee gepaard gingen, moeten enorm zijn geweest, want zowel in de Baltische als de Scandinavische mythologie wordt naar een mysterieuze ‘ondergang van de zon’ verwezen. Afhankelijk van de regenval en de tijd van het jaar is de kuil gevuld met water. Aan de rand stond in de bronstijd een nederzetting; het bassin zelf werd gebruikt voor heidense offerrituelen.

Bij de kerk van Kaarma (common1 pp. 119121) ligt een helling waarop een groot houten bolwerk stond. Het speelde een rol van betekenis tijdens een grote (mislukte) opstand in 1261. Tekenend voor de rijkdom van de Saarlanders is dat de kruisridders drie dagen bezig waren om alle bezittingen uit de ruïnes te slepen.

Kuressaare

Saaremaa’s hoofdstad is een van de meest romantische plaatsen in Estland. Het heeft veel terrasjes en het is er opmerkelijk rustig ondanks het grote aantal toeristen. In Kuressaare is veel te beleven zonder de hectische taferelen van een grote stad. Festiviteiten gaan er de hele zomer door. In het centrum staan tal van 18de-eeuwse classicistische huizen. Grote trekpleister is het bisschopsconvent, met stip het best bewaard gebleven kasteel in het Balticum.

Van handelscentrum tot kuuroord

In de 13de eeuw liet de bisschop van Haapsalu een vesting op het eiland bouwen die later zou uitgroeien tot het belangrijkste handelscentrum op het eiland. Desondanks bleef dit Arensburg, de oorspronkelijke Duitse naam van Kuressaare, lange tijd onbeduidend; pas toen de Denen en Zweden de controle in de 17de eeuw overnamen, werd het een belangrijke havenplaats. Er werd een aanzienlijke welvaart bereikt, maar deze werd in een klap weggevaagd toen het tsaristische leger in 1710 de stad binnenviel en hem in lichterlaaie zette. Een plaag in hetzelfde jaar leek de nekslag te geven, maar in de 19de eeuw krabbelde de stad toch weer op. Net als in Haapsalu en Pärnu was het de modder die nieuw perspectief bracht.

Tijdens de eerste periode van onafhankelijkheid had Kuressaare internationale bekendheid als kuuroord. Na de Tweede Wereldoorlog kwam de moddermachine echter volkomen stil te staan. Kuressaare kreeg de naam Kingissepa, vernoemd naar een Estse bolsjewiek, maar verder lieten de Sovjets het plaatsje met rust. Hierdoor is het classicistische centrum uit de 18de eeuw goed bewaard gebleven.

Stadswandeling

De meeste bezienswaardigheden en het uitgaansleven concentreren zich rondom het oude stadhuis (1670). Het barokke gebouw is een van de weinige die de grote brand van 1710 hebben overleefd. Let op de Zweedse leeuwen bij de entree. In de oorspronkelijke wijnkelder is nu een restaurant gevestigd.

Uit dezelfde tijd dateert de tegenovergelegen waag (1662), nu een gezellig eetcafé. Evenals het stadhuis heeft het een eenvoudige symmetrische architectuur.

Vanaf het plein kun je Lossi inlopen, de hoofdstraat, die zoals de naam aangeeft naar het kasteel leidt. Het monument dat je passeert, ontworpen door Adamson, herdenkt de eilandbewoners die tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog (1918–1920) sneuvelden. In Lossi staan enkele aardige classicistische gebouwen (nr. 1, 6 en 7). Loop je iets verder voorbij de orthodoxe Sint-Nikolaaskerk dan kun je het kasteel al ontwaren. Je moet daarvoor eerst door het kasteelpark (1861), waar zo’n 80 boomsoorten groeien. Daarnaast staan er enkele mooie houten gebouwen met als uitschieter de prachtige Kuursaal waar ’s zomers concerten worden gegeven.

Kasteel

Het kasteel dateert uit de tweede helft van de 14de eeuw toen Saaremaa definitief onder invloed van de bisschop van Ösel-Wiek (West-Estland) kwam te vallen. De bouw van het convent viel samen met de keuze voor Kuressaare als administratief centrum van het eiland en werd zodoende gebruikt voor vergaderingen en andere formele bijeenkomsten.

Arensburg, zoals de Duitsers het noemden, is het best bewaarde kasteel in het Balticum. Het is gebouwd in een laatgotische stijl die typerend is voor dit soort conventen: zakelijk en gericht op de verdediging. De muren zijn 43 m lang, met in de hoeken van de poortkant twee torens. De brede diende voor de verdediging; de hoge als uitkijkpost. Achter de kantelen loopt een weergang zodat de verdedigers zich gemakkelijk van de ene naar de andere hoek konden verplaatsen. Opmerkelijk is het kleine huisje rechts boven de poort: van hieruit werden aanstormende vijanden afgeweerd met stenen, pijlen, water en vuur. Boven de poort hangt het wapenschild van het kasteel. De bastions en de slotgracht werden tussen de 15de en 18de eeuw aan de verdediging toegevoegd.

Je betreedt het kasteel aan de linkerkant van de smalle binnenplaats via de kelderkamers. Hier zaten een fornuis, keuken en brouwerij. Een trappetje naar boven leidt naar een imponerende gewelfde galerij. Hoewel ook de hoofdzaal een mooi gewelfd plafond heeft, zijn de kamers over het algemeen sober gedecoreerd: zoals elders op Saaremaa werd er in eenvoud geleefd, ook door de geestelijken. Links van de hoofdzaal, waar alle belangrijke bijeenkomsten plaatsvonden, ligt een kapelletje; rechts de vertrekken van de bisschop. In de laatste hangen houten barokke familiewapens uit de tweede helft van de 17de eeuw. Naar aristocratisch gebruik in die tijd liet men deze voor een overledene vervaardigen. Hoe groter en exclusiever, hoe meer aanzien.

De kamers rondom de uitkijktoren dienden als slaapzalen; de kamer die aansluit op de verdedigingstoren als eetzaal. De toren zelf heeft veel te verduren gekregen in oorlogen en is regelmatig herbouwd. Helemaal in de top zit een café. Mis de wandeling langs de kantelen niet!

De uitkijktoren staat eigenlijk los van het kasteel, wat vooral goed te zien is vanaf de ophaalbrug die de toren met de burcht verbindt. In tijden van onrust was dit de laatste vluchtplaats. In de diepe schacht zouden wilde dieren gezeten hebben die gevoed werden met veroordeelde gevangen. Mochten de beesten hier niet genoeg aan hebben dan konden ze zich altijd nog ‘te goed’ doen aan de uitwerpselen van de kasteelbewoners, want drie primitieve toiletten (een nis met een gat in de grond) sloten hierop aan. De toren zelf werd gebruikt als opslagplaats en wellicht als gevangenis.

De gehele bovenste etage wordt in beslag genomen door een regionaal museum. Hoewel de inrichting gedateerd is, biedt het wel een schat aan informatie over de geschiedenis van Saaremaa.

common REGIONAAL MUSEUM. Geopend: ’s zomers dag. 10–18; ’s winters wo.–zo. 11–18 uur. Koop je kaartje bij de ingang van het convent.

Kasteeldrama van Kuressaare

Er bestaan vaak legendes rondom een kasteel, maar die van Arensburg zou wel eens op waarheid kunnen berusten. In een hoek op de binnenplaats zie je een keldertje met een namaakskelet. Het verhaal gaat dat een monnik in de 16de eeuw naar Saaremaa was gezonden om tegen het protestantisme te vechten. Hij raakte dit doel echter volledig uit het oog toen hij een plaatselijke schone ontmoette. De affaire was een doorn in het oog van de kerkleiding, die het even aanzag maar toen besloot er een einde aan te maken door het meisje ter dood te veroordelen. Als een echte ridder nam de ongelukkige monnik toen zelf de straf over om zo zijn teerbeminde te sparen. Zodoende werd hij zittend op een stoel met een bijbel en kaars in de muur gemetseld om een langzame dood te sterven.

Lange tijd dacht men dat dit slechts een legende was, totdat men in de 18de eeuw tijdens een verbouwing het lichaam van een ridder aantrof. Hoewel het lichaam na de blootlegging binnen enkele seconden tot stof was vergaan, lijkt dit drama dus wel degelijk te zijn gebeurd.

Andere bezienswaardigheden in Kuressaare

Terug in het centrum gaat Lossi over in Tallinna met in de hoek van het plein de Lutherse Sint-Laurenskerk (1630), een classicistisch gebouw met een ongebruikelijke barokke torenspits. Let binnen op de 15de-eeuwse doopvont die is gedecoreerd met merkwaardige beesten en demonen. Waarschijnlijk is deze afkomstig uit Gotland, een eiland aan de Zweedse kust.

Verder in Tallinna kom je nog meer classicisme tegen, zoals het vroegere gerechtsgebouw (1790) op nr. 19 en rechts daarvan het theater. Het laatste is een gedenkwaardig gebouw voor de Estse Republiek, want hier kwam de eerste Estse sociëteit bijeen die opvoeringen deed en vernieuwende ideeën publiekelijk maakte. Voor geïnteresseerden in de Estse linguïstiek van Johannes Aavik of de muziek van zijn neef Joosep is er een Aavik’s museum.

common AAVIK’S MUSEUM, Vallimaa 7. Geopend: wo.–zo. 11–18 uur.

Strand

Saaremaa’s populairste zandstrand vind je in Järve, verscholen achter de bomen, 8 km ten westen van Kuressaare. Doordat er geen golven zijn en het strand langzaam afloopt, is het ideaal voor jonge kinderen. Langs de weg liggen verscheidene campings.

Abruka en Vahase

Wie het ‘vasteland’ van Saaremaa wil ontvluchten, kan een boot nemen naar Abruka. Niet meer dan veertig mensen wonen op dit 10,6 km2 grote eiland dat vooral interessant is voor natuurliefhebbers, want eigenlijk is het één grote botanische tuin. Op het buureilandje Vahase liggen twee zwerfkeien die van ver al te zien zijn. De reus Tõll zou ze hiernaartoe hebben gegooid.

common BEREIKBAARHEID. Neem vanaf de haven van Roomassaare een boot die de 6 km naar Abruka overbrugt. Controleer zorgvuldig wanneer je weer terug kunt want de dienst is niet regelmatig. Er zijn slaapgelegenheden.

Sõrve

Het 32 km lange schiereiland Sõrve onder Kuressaare is een stil natuurgebied. Dit was een halve eeuw geleden wel anders toen de tanks en geweren van de nazi’s en sovjets hier een hels kabaal maakten. De meeste dorpjes werden weggevaagd en tegenwoordig zijn er meer oorlogsmonumenten dan mensen. Het grootste gedenkteken staat in Tehumardi, waar de bloedigste gevechten plaatsvonden. Bij toeval stuitten de vijandelijke troepen hier op elkaar en in het donker werd er man tegen man gevochten, zonder te weten wie vriend of vijand was. De zee was de volgende morgen roodgekleurd. Andere overblijfselen zijn de verlaten sovjetbunkers niet ver van de plaats des onheils en bij Sääre.

Dit alles buiten beschouwing gelaten is het een mooi natuurgebied, dus laat je er niet van weerhouden om met de auto of wellicht de fiets de kustlijn te verkennen. Vooral aan de westkust heb je mooie uitzichten. Helemaal in de punt bij Sääre’s vuurtoren kun je goed zien hoe de golven van de Oostzee en de Golf van Riga tegen elkaar botsen.

Noordwest-Saaremaa

Bossen domineren het eiland (85 procent) en dit zie je het beste vanaf de uitkijktoren van het natuurreservaat Viidumäe, gebouwd op het hoogste en oudste punt van het eiland (54 m). In het reservaat groeien 660 plantensoorten waaronder 57 beschermde. De oorzaak van deze verscheidenheid is het milde klimaat. Een botanisch museum en twee wandelroutes (2,2 km en 1,5 km) bij het administratief centrum laten er een aantal zien. Overigens is de open trap van de uitkijktoren voor mensen met hoogtevrees en klimangst wel even slikken.

common ADMINISTRATIEF CENTRUM. In het midden van het reservaat, 2,2 km van Viidu. Geopend: wo.–zo. 10–18 uur. De toren ligt op 2 km van Viidu langs een gravelweg.

Nederlands kolonialisme op Vilsandi

De Nederlandse overheid zou eens moeten overwegen een claim te leggen op Vilsandi, want de eerste bewoner van Estlands meest westelijk gelegen eiland was een Hollandse kapitein! Deze Johann Doll raakte in een storm verzeild en verloor zijn schip en bemanning vlak voor de kust van het eiland. Eenmaal aangespoeld haalde hij een vrouw van Saaremaa en vestigde zich voorgoed op het eilandje dat hij de naam ‘Felsland’ (Rotseiland) gaf. Tolli, de enige boerderij van formaat op Vilsandi, is naar hem vernoemd. In de eerste periode van onafhankelijkheid was het een cultplaats waar veel Estse schrijvers woonden. De bevolking liep op tot 169, maar de Tweede Wereldoorlog deed het aantal drastisch teruglopen. Nu zijn er nog ongeveer 20 permanente bewoners.

Vilsandi (9 km2) maakt deel uit van een gelijknamig nationaal park dat uit ongeveer honderd kleine eilandjes bestaat. Het reservaat heeft internationale faam bij vogelkenners. Jaarlijks zoeken meer dan 100 vogelsoorten hier een broedplaats, in totaal komen er ongeveer 8000 gevleugelde paartjes. Ze komen van heinde en verre. Ook zijn er geïmporteerde struisvogels op een voor hen ingerichte boerderij.

common BEREIKBAARHEID. Vanuit Kihelkonna is het 3,5 km naar de haven van Papisaare, van waaruit twee keer per dag een boot naar Vilsandi vertrekt (12 km). Bij zeer laag water is het mogelijk de oversteek met een speciale jeep te maken. Voor meer inlichtingen is er een informatiebureau in het herenhuis van Loona; daar kan men tevens accommodatie op het eiland voor je regelen.

Bij het plaatsje Viki staat het Mihkli Boerderijmuseum. Het complex dateert van halverwege de 19de eeuw en was tot aan de Tweede Wereldoorlog in gebruik. Met onder andere een smederij en molen was de boerderij geheel zelfvoorzienend.

Iets ten noorden van Kärla ligt Karujärv, het ‘Berenmeer’. Het dankt zijn naam aan een volksverhaal over zeven heftig vechtende beren die alleen gestopt konden worden door een gigantische regenstorm die ‘Grote vader in de lucht’ liet neerdalen. Een meer met zeven inhammen was het gevolg. Bij het meer is een camping met faciliteiten voor buitenactiviteiten.

Niet veel noordelijker in Pidula staat een herenhuis uit de 18de eeuw, door velen beschouwd als het mooiste barokke herenhuis van Estland. Tevens ligt er een goed onderhouden park.

De kliffen aan de noordkust bieden mooie uitzichten over de zee. Bijvoorbeeld in Ninase of Tagaranna, gelegen in de punt boven Mustjala. Let onderweg op de grappige windmolen in de gedaante van een vrouw. Dit is Piret, de vrouw van Saaremaa’s oppergod Tõll.

Vanuit Ninase kun je goed de rotswanden van het Pangaklif zien liggen. Je kunt deze ook van dichtbij bekijken, al zijn de wegen ernaartoe slecht. Het klif is met 21 m de steilste afgrond van het eiland en vandaar altijd de uitverkoren plek geweest voor offerrituelen: minder dan een eeuw geleden goten de vissers er nog bier en whisky over de rand om een goede vangst af te dwingen. In de lente en de herfst komen er veel watervogels om in de luwte uit te rusten. Hiertussen zitten honderden ooievaars.

Matsalu Natuurreservaat

Het Matsalu Natuurreservaat is een van de belangrijkste rust- en broedplaatsen voor watervogels in Europa. Jaarlijks passeren er in de lente zo’n twee miljoen, waaronder veel ganzen, zwanen, eenden en waadvogels. Ook worden hier beboste weides onderhouden. In een oud herenhuis in Penijõe is een bezoekerscentrum met een kleine tentoonstelling, diapresentatie en video. Tevens is daar informatie te krijgen over wandelroutes, uitkijktorens, excursies, boottochten en accommodatie.

common BEZOEKERSCENTRUM. Geopend: ’s zomers za.–do. 8–17 en vr. 8–16.45 uur.

Pärnu

Estlands zomerhoofdstad heeft de mooiste en best onderhouden zandstranden van het land. Tal van Esten verlaten in de vakantie hun stad of dorp om in Pärnu op het strand te gaan liggen, terwijl buitenlandse toeristen hun heil meestal in een van de grote kuurhotels aan zee zoeken.

Pärnu heeft een kalme uitstraling. Kleurrijke houten huizen domineren het straatbeeld. Auto’s zijn er relatief weinig, parken, fiets- en wandelpaden des te meer. De recente bouw van Estlands grootste concerthal en een moderne bibliotheek moeten van Pärnu tevens een vooruitstrevende culturele stad maken.

Geschiedenis

Er is archeologisch bewijs dat er al 11.000 jaar geleden een nederzetting was aan de rivier de Pärnu, waarmee het het oudste teken van menselijke aanwezigheid in Estland is. De naam Pärnu verscheen voor het eerst op een Arabische kaart uit de 12de eeuw. In eerste instantie waren er twee gescheiden plaatsen: Vanā-Pärnu aan de monding van de rivier Sauga en Uus-Pärnu op de linkeroever van de rivier Pärnu. De tweede groeide in de 14de eeuw uit tot een welvarende Hanzeplaats (Pernau). Meer voorspoed volgde onder Zweedse heerschappij, maar de Grote Noordse Oorlog maakte hier abrupt een eind aan. In 1710 ging de stad verloren aan de Russen. In 1838 werd een nieuwe richting ingeslagen met de bouw van een strandcomplex en tot op de dag van vandaag is toerisme de voornaamste inkomstenbron.

f0130-01

Pärnu
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting: linksboven, rechtsboven, linksonder en rechtsonder.

Het oude centrum

Ook Pärnu heeft zijn portie oorlog, plagen en branden gehad, waardoor er weinig echt oude gebouwen bewaard zijn gebleven. Van de voormalige stadsmuur is alleen de 15de-eeuwse Rode Toren (hij is tegenwoordig wit) bewaard gebleven. De toren, die ook dienst heeft gedaan als gevangenis, staat op een binnenplaats in een zijstraatje van de gezellige hoofdstraat Rüütli. Een blok verderop, in Pühavaimu, staan grote 17de-eeuwse woonhuizen. Het voormalige stadhuis staat weer iets westelijker in Uus: een neoclassicistisch bouwwerk uit 1797 met een later aangebouwde noordvleugel in Jugendstil.

Als je Uus uitloopt, kom je bij de kanariegele Sint-Katharinakerk (1768). Gefinancierd door keizerin Katharina de Grote is het een van de mooiere Russisch-orthodoxe kerken van Estland en zeker de rijkste. Ook de barokke Elizabethkerk (1747) werd gemaakt op kosten van een keizerin, namelijk Katharina’s dochter Elizabeth. Het altaarstuk (1854) in deze kerk is afkomstig uit het atelier van Van der Kann uit Rotterdam.

In de zuidwesthoek van de oude stad staat de Tallinnpoort uit de 17de eeuw. Het is de enige stadspoort uit de Zweedse periode die in het Balticum bewaard is gebleven. Eromheen liggen twee bastions en ook een deel van de verdedigingswal is nog te zien.

Symbool van de dageraad

Dat de Estse cultuur halverwege de 19de eeuw het licht begon te zien, was mede te danken aan het feit dat er tegelijkertijd enkele grote intellectuele persoonlijkheden opstonden. Figuren als Faelh-mann en Kreutzwald die aan de basis van Kalevipoeg stonden, of de gedichten van Juhan Liiv en het proza van Eduard Vilde die het verdriet van de onderdrukte natie verwoordden, of het journalistieke en politieke werk van C.R. Jakobson: het droeg allemaal bij aan de ontwikkeling van het Estse zelfbewustzijn.

Maar het grootste symbool van de Nationale Ontwaking was Lydia Koidula (1843–1886). Geboren als dochter van J.V. Janssen, de oprichter van de eerste krant in het Estisch (Pärnu Postimees), kwam ze snel in aanraking met verlichte ideeën van haar vader en al op jonge leeftijd kwam ze in de redactie van zijn krant. Ze begon eigen gedichten te schrijven, die (hoe kon het ook anders) bol stonden van vaderlandsliefde. Vandaar dat Jakobson haar de bijnaam Koidula gaf, wat zoiets als ‘meisje van de dageraad’ betekent.

Koidula’s poëzie is verzameld in de dichtbundel De Nachtegaal van de Emajõe (1867). Een deel hiervan is op muziek gezet, waaronder ‘Mijn Vaderland is Mijn Beminde’ dat tijdens de sovjetbezetting uitgroeide tot het officieuze volkslied. Ze schreef tevens De Neef van Saaremaa, het eerste Estse toneelstuk. Ook de correspondentie die Koidula onderhield met de veel oudere Kreutzwald is van literaire waarde.

Privē ging het allemaal veel minder. Na haar huwelijk in 1873 met een Letse legerdokter vertrok ze naar het marinestadje Kronstadt op een eilandje net buiten Sint-Petersburg. Gebrek aan geld, haar zwakke gezondheid, de dood van haar zoontje en bovenal heimwee naar Estland werden haar uiteindelijk te veel. Op 43-jarige leeftijd over-leed ze aan de gevolgen van borstkanker.

In haar oude school in Pärnu is een museum aan haar gewijd. Ook haar vader komt aan bod. Tevens is ze vereerd met een prachtige afbeelding op het bankbiljet van 100 kroon.

common LYDIA KOIDULA MUSEUM. Jannseni 37. Geopend: wo.–zo. 10–17 uur.

Functionalisme

Functionalisme is een bouwstijl uit het begin van de 20ste eeuw met als filosofie dat de architectuur vooral praktisch moet zijn. In Pärnu staan opvallend veel van dit soort gebouwen. Kenmerkend zijn de kubistische vormen. Functionalisme kwam in de jaren twintig overwaaien uit de rest van Europa. Juist in die tijd maakte Pärnu een groei door als kustplaats. De stadsarchitect was toen Olav Siinmaa en hij was een fervent aanhanger van de stijl. Zo ontwierp hij onder andere het strandpaviljoen Rannakohvik (1939; let op het balkon in de vorm van een paddenstoel), het Rannahotell (1935–1937) en in het centrum zijn eigen huis (1932–1933) op Rüütli 1a. Met de esthetische waarde van deze gebouwen zit het overigens wel goed: ze behoren tot de pronkstukken van de stad.

Modder en zand

De brede stranden kunnen vol zijn, zeker op dagen dat er concerten en andere evenementen plaatsvinden. Sinds 2001 wappert er de Blauwe Vlag. Bij de monding van de rivier liggen twee golfbrekers, vaak gebruikt als symbool van de stad. Ze hebben een lengte van 5 km. Bij laag water kun je tevens de restanten van de houten voorganger uit 1811 zien.

Een andere trekpleister zijn de modderbaden. Vooral Pärnu Mudaravila, een neoclassicistisch gebouw (1927) direct achter het strand, is erg populair. Maar er zijn er meer, verspreid in het met beeldhouwwerken versierde park achter de kustlijn.

Musea

Pärnu heeft een kleine dierentuin, althans in naam: de Mini Zoo. In werkelijkheid is het een reptielenhuis, onderhouden door de gedreven eigenaar Peetr die je met plezier een rondleiding geeft en je op een onbewaakt ogenblik een slang om je nek legt of je kennis laat maken met een van zijn grote spinnen. Tevens zorgt hij voor twee krokodillen die illegaal verhandeld werden als huisdier maar door de politie onderschept zijn en nergens in Estland terecht kunnen. Hij overweegt ze vrij te laten in de Oostzee...

In het gedateerde Pärnu Museum lijkt de tijd te hebben stilgestaan. Te zien zijn onder andere prehistorische kunstvoorwerpen, een model van een middeleeuws kasteel, oude landkaarten, munten en foto’s van tot de Tweede Wereldoorlog.

Een aparte verschijning is het Pärnu Nieuwe Kunstmuseum, gevestigd in een flatgebouw. Het museum geeft jonge kunstenaars de kans om hun experimentele werk aan het publiek te tonen.

common MINI ZOO, Akadeemia 1. Geopend: ’s zomers dag. 10–19; ’s winters ma.–vr. 10–18, za. en zo. 11–16 uur. De eigenaar heeft plannen om zijn dierentuin te verhuizen en het een andere naam te geven.

PÄRNU MUSEUM, Rüütli 53. Geopend: wo.–zo. 10–18 uur. De informatie is alleen in het Estisch en Russisch.

PÄRNU NIEUWE KUNSTMUSEUM, Esplanaadi 10. Geopend: dag. 9–21 uur.

Ongeveer 25 kilometer ten noordwesten van Pärnu in Lavassaare ligt het Spoorwegmuseum. Veel aandacht gaat uit naar het smalspoorsysteem dat dateert van rond 1900. Tegenwoordig wordt dit niet meer gebruikt, behalve voor het transport van turf die in de regio uit de moerassen wordt gegraven. Het museum heeft een groot aantal locomotieven en je kunt er een ritje over een smalspoor maken

common SPOORWEGMUSEUM. Geopend: za. 11–18 en zo. 10–15 uur.

Kihnu en Ruhnu

Eilanden zoals Kihnu (500 inwoners, 16,4 km2) zijn er niet veel. Vrouwen lopen er nog rond in hun traditionele rok, maar dit betekent niet dat zij ook braaf achter het spinnewiel zitten. Integendeel, zij rijden stoer rond op hun motor met zijspan (een houten bak) en dragen feitelijk het eiland: ze doen zowel de administratie als het landwerk. De mannen? Die vissen, als ze tenminste niet aan het drinken zijn. Er wordt gezegd dat er geen man op het eiland rondloopt die niet een ander in een dronken bui heeft vermoord. Nou is dit niet waar, maar feit is wel dat ze afstammen van criminelen die eeuwen geleden hiernaartoe waren verbannen. In latere tijden werden ze bekend als zeehondenjagers.

Nu afgeschrikt? Niet nodig, want het is een heerlijk vakantieeiland, vooral als je wilt niksen. Het biedt bossen, strand en zee, alles heel dicht bij elkaar. Fietsen kan er perfect, auto’s zijn er weinig. In het centrum van het eiland liggen een kerk en een museum, terwijl op de zuidpunt een vuurtoren staat.

Ruhnu (70 inwoners, 11,2 km2) ligt dichter bij de Letse dan Estse kust en wordt nauwelijks bezocht. Oorspronkelijk had het een Zweedse bevolking, maar zij lieten in 1944 huis en haard achter op de vlucht voor de Sovjets. Het is jammer dat het eiland zo afgelegen ligt en geen reguliere verbindingen heeft, want er staat een mooie houten kerk (1644), het oudste houten gebouw in Estland.

Kustlijn richting Letland

Tussen Pärnu en Riga ligt een lange, haast lijnrechte snelweg langs zee. Om de verveling te doorbreken, kun je bij Häädemeeste rechts afslaan richting de oude kustweg. Häädemeeste zelf is met 900 inwoners het grootste plaatsje in de regio. Het heeft een mooie Lutherse kerk die je hier niet zou verwachten. Het initiatief voor de bouw in 1874 kwam van rijke schippers die veel hadden verdiend in de zout-handel. Ze hoopten hiermee de populariteit van de orthodoxe kerk (een kilometer verderop) en daarmee de tsaar terug te dringen.

De weg vervolgend zie je nu en dan mooie stranden die het begrijpelijk maken waarom deze kustlijn populair is bij gezinnen die zich een dure vakantie in Pärnu niet kunnen veroorloven. Bij het binnenrijden van Kabli passeer je een observatietoren voor vogelspotters. Rijd je door tot aan de grens dan kom je in Ikla terecht. Iedereen op weg naar Riga passeert dit gehucht, maar dan even verderop aan de snelweg. De oorspronkelijke grenspost ligt echter aan de kust en bestaat slechts uit twee houten huisjes: één met een Estse vlag en één met een Letse. Alleen voetgangers mogen hier nog passeren.

Blijf je op de snelweg, dan zou je nog kunnen afbuigen naar het Nigula Natuurreservaat, een prachtig uitgestrekt moerasgebied. Bomen groeien er niet, behalve op vijf idyllische eilandjes die bedekt zijn met oerbossen. Er is een 6,8 km lang plankenpad uitgezet, beginnend iets ten zuiden van het informatiecentrum aan de oostkant van het gebied.