Proloog

De bel. O jee, dat was ik vergeten, de mevrouw van het uitzendbureau had met me afgesproken om mijn nieuwe hulp voor te stellen. Niet dat ik hulp nodig heb, die drie uurtjes zijn voor mij pure luxe en zelfbescherming. Ik voel de noodzaak om het huis aan kant te hebben voordat zij komt en als ik ziek word kan zij de bezem door de hut jagen en boodschappen doen, zodat ik nooit afhankelijk van mijn omgeving word. Het maakt mij eigenlijk niet uit welke hulp ik heb, zolang het maar geen stinkende, zwetende vod is.

Ik overpeins heel even hoe enorm ik geboft heb met die mooie, maffe, unieke Indonesische Yenny. Ik mis haar nu al, terwijl ze nog geen week weg is. Ze kon promotie krijgen met een vaste baan en wie ben ik om haar daarin te belemmeren. Ik hoor de lift stoppen, doe de deur uitnodigend open en kijk in twee grote, grijze stuiters van ogen.

‘Hallo, ik ben Deborah.’

‘Kom binnen.’

De mevrouw van het bureau friemelt wat aan haar handtas en gaat zichtbaar zenuwachtig op het puntje van de bank zitten.

‘Deborah is nieuw bij ons, denkt u dat het gaat lukken?’

‘Waarom niet? Ze kan wat mij betreft volgende week beginnen.’

Het is een heerlijke, warme lentedag. Deborah gaat zwijgend aan de slag. Zij is geen Yenny met haar vrolijke Engels-Nederlands-Indonesische gekwetter. Na een uurtje vraag ik haar of ze koffie of thee wil.

‘Thee is goed.’

Ik ga haar voor naar het terras waar we in stilte ons kopje thee drinken. Ik probeer het ijs te breken door voorzichtig te vragen:

‘Heb je er moeite mee om voor zo’n typische Nederlandse te werken?’

‘Nee, mijn ex-man is ook Nederlander.’

Voorzichtig vraag ik door, maar ik krijg weinig respons. Dat wordt vast niet de vertrouwensband die ik met Yenny had opgebouwd, stel ik spijtig vast.

De weken vliegen voorbij. We wennen langzaam aan elkaar, zitten weer op het terras en ik vraag:

‘Hoe vind je dit werk, wat heeft het er je toe gebracht om dit te gaan doen?’

‘Ik ben twee jaar op invaliditeit geweest wegens hartproblemen. Ik vond dat welletjes. Ik wil weer in het leven staan en werken. Met vier kinderen kan ik het me niet permitteren om helemaal zelfstandige te worden, daarom heb ik voor de combinatie met twintig uur werken met dienstencheques gekozen. Ik kan zo mijn eigen uren indelen.’

Ze kijkt me met haar grote ogen aan. Ik vraag voorzichtig welk zelfstandig beroep.

‘Therapeute, ik wil mensen met mijn opleidingen en levenservaring helpen.’

‘Zoals ik je nu heb leren kennen, kan ik me daar iets bij voorstellen.’

‘Zullen we vrijdag in De Kroon een glaasje wijn gaan drinken?’

Bij het weggaan zegt Deborah met een vrolijke, lieve lach: ‘Tot vrijdag.’

Meteen verdwijnt mijn twijfel helemaal.

Het is vrijdagavond en ik kom De Kroon binnen, Deborah zit al in de linkerhoek op een kruk. Bah, wat stinkt het hier, het staat blauw van de rook. Na een tijdje heb ik er geen erg meer in. Deborah vertelt mij haar levensverhaal en ik hang ademloos aan haar lippen. Het is inmiddels twee uur ’s nachts, we worden weggekeken. Op de parkeerplaats vertelt Deborah dat ze een boek over haar leven wil schrijven en dat er al veel in haar hoofd zit.

Spontaan zeg ik: ‘Ik kan je erbij helpen.’

Tegelijkertijd denk ik: nee, Annelike, dat doe je dus niet.

‘Geef me een weekje bedenktijd. Zullen we volgende week vrijdagmiddag in de Remise afspreken om het goed door te praten?’

De hele week kan ik aan niets anders denken. Ik ga in de schoenen van Deborah staan en stel een lijst van vragen samen.

Die volgende vrijdagmiddag zitten we in het zonnetje met een glas ice tea op een bankje buiten gehoorsafstand van de petanque spelende bejaarden. De vragen branden op mijn lippen: ‘Heb je aan de gevolgen voor je kinderen en je familie gedacht?’

‘Mijn familie en omgeving weten wie ik ben en de rest moeten ze maar niet lezen als ze dat niet willen. Ik ben nu een zuiver mens. Iemand afrekenen op verkeerde keuzes uit het verleden schept geen toekomstperspectief. Voor mijn kinderen zoek ik professionele begeleiding, hoe het hun te vertellen en hoe ermee om te gaan. Dat is altijd beter dan dat je jongens in de puberteit geconfronteerd worden door gefrustreerde vaders, die het ineens gaan hebben over “die hoer van een moeder van je”.’

Ahum, daar is over nagedacht en dat spreekt mij aan.

‘Het is niet niets, zouden er eventuele juridische consequenties kunnen zijn?’

‘Daar gaan we volgende week met mijn advocaat over praten.’

Zij legt haar hand op mijn arm, kijkt me doordringend aan ze zegt:

‘Je moet niet denken dat dit een onbezonnen opwelling van me is. Het speelt al jaren in mijn hoofd. Het was geen gemakkelijke keuze om uit de veiligheid van de ziekteverzekering te stappen en de verantwoordelijkheid voor de toekomst in eigen handen te nemen. Ik was bij een Russische paragnost en die had alleen maar de herhaaldelijke tekst: “You have to work.” De mevrouw van de dienstencheques is onderweg naar jou toe nog gestopt en heeft mij wantrouwig gevraagd: “Weet je zeker dat je dit wil gaan doen?” Ik heb het gevoel dat je niet voor niets op mijn pad bent geplaatst, Annelike.’

Ik ben overtuigd.

‘Ik doe het.’

Het boek is geboren.

Annelike, maart 2012

image