7. In de ban van Alin

Een van de vaste gasten bij Danieli was Alin. Hij was een grote, mooie man van Roemeense afkomst, al zag hij er niet buitenlands uit. Hij was rond de dertig, sprak Frans en was een goede vriend van de baas en was er kind aan huis. Hij was de gigolo van Marga, de 68-jarige vrouw van een diamantair. Vanaf het begin dat ik er werkte, maakte hij avances. Zijn gezelschap was meestal te dronken en te gevleid door zijn vermeende aandacht om daar erg in te hebben. Hij volgde mij overal met zijn mooie ogen.

Na heel veel maanden en heel veel aandringen was ik zijn gezeur beu en ging ik in op een uitnodiging voor een feestje. Het bleek een cokefeest à deux te zijn en wel bij mij thuis. Totaal overdonderd stemde ik toe. Ik dacht dat ik alles al had meegemaakt. We gingen coke basen, cocaïne roken. Dat kan alleen als de coke door een speciaal chemisch proces wordt verwerkt tot crack. Je gebruikt daarvoor speciale flessen, gevuld met water. Daarboven komt aluminiumfolie (met gaatjes erin geprikt) met daarbovenop as en het bolletje coke. De vlam erop en de cokedamp inhaleren door een inkeping in de fles. Het effect is onmiddellijk, heel heftig, maar van korte duur. Eenmaal uitgewerkt is het verlangen naar de volgende dosis onweerstaanbaar. Coke basen leidt tot een extreem risico voor verlies van zelfcontrole. Het vernielt je sociale leven en onafhankelijkheid. Het heeft de bijnaam: ‘drugs voor losers’, en het heeft een heel ander effect dan iedere andere vorm van drugsgebruik. Het was voor mij de eerste keer. Had ik het maar daarbij gelaten...

De volgende dag trok Alin met zijn hele hebben en houden (te weten: één plastic zak!) bij mij in. Hij bleek uiterst verslaafd. In een mum van tijd was ik verslingerd aan Alin en aan het basen. Het ging snel bergafwaarts en al snel verloederden we. Ik werkte nog wel.

Tijdens mijn afwezigheid verpandde Alin alles van mijn inboedel wat maar kon bewegen: juwelen, wasmachine, muziekinstallatie, elektrische toestellen: van de broodrooster over de fruitpers tot de stofzuiger. Mijn hele huishouden stond op een gegeven moment bij de negers in onderpand voor bolletjes coke. Dat alles onder het verhaal dat ik al mijn spullen terug zou krijgen zodra hij ‘de grote slag’ bij zijn Marga zou slaan. We hadden geen relatie, maar Alin wist mij te bespelen als een viool. Hij zat net zolang op zijn knieën te huilen tot ik bezweek en toegaf. Mijn nieuwe motor, mijn chopper waar ik zo trots op was, werd verpatst voor 30 gram coke, wat in één avond opging.

Alin kreeg het briljante idee om met mijn identiteitskaart een groot aantal gsm-toestellen met de bijbehorende abonnementen aan te schaffen. De gsm bestond toen net. Ik wist van niets, totdat ik de rekeningen gepresenteerd kreeg. Half dealend Antwerpen had op mijn kosten de hele wereld afgebeld.

Alin verdween soms dagenlang onder het mom van ‘eten halen’. Hij bleek op cokejacht te zijn. Als hij thuiskwam – zonder eten, met coke – liep hij rechtstreeks met een smile van oor tot oor naar het gasfornuis om coke te cleanen, met zijn jas nog aan. Ik deed maar mee. Het kon niet uitblijven, ik kreeg mijn ontslag.

Ik verzon allerlei smoezen om maar aan een beetje eten te komen. Ik ging naar het frietkot of naar de nachtwinkel en was dan per ongeluk mijn portemonnee ‘vergeten’. Altijd beloofde ik braaf dat ik het geld de volgende dag zou komen brengen. Alin kwam dagenlang niet naar huis en ik zat uitgehongerd te wachten. Als hij thuiskwam, liepen we kilometers door de stad. Urenlang op weg naar de dealer om te smeken voor coke. We raapten sigarettenpeuken van de grond om zo mogelijk nog één trekje te kunnen scoren of om as bij elkaar te rapen om te kunnen basen.

Wanneer mijn moeder belde, deed ik of er niks aan de hand was. Ik had mijn trots en durfde niets te zeggen. Ik vertelde haar dat ik het druk had met mijn nieuwe baan, zogezegd bij een IT-bedrijf, terwijl ik thuis zat te creperen van de honger. Vrienden heb ik nooit gebeld. Ik had geen cent om te bellen. Trouwens: Deborah had het altijd immers goed voor elkaar.

Hoe hij het gepresteerd heeft, begrijp ik nog steeds niet, maar Alin wist het hart van Josine te veroveren. Dit nieuwe vriendinnetje was directiesecretaresse bij KBC. Josine was een mooie, verstandige vrouw. Zij reed in een Saab Cabrio en stond op het punt om te gaan trouwen. In een mum van tijd was ook zij in de ban van Alin.

Alin zoog iedereen die op zijn pad kwam leeg. Het maakte voor hem niet uit of het mannelijk of vrouwelijk, zwak of sterk was. Als hij zijn kans schoon zag, ging je voor de bijl. Ik ken heel wat BV’s die nu nog altijd het angstzweet in hun handen krijgen als ze zijn naam horen.

Mijn huis was leeg, op een zetel, een tv en een bed na. Bankrekeningen stonden in het rood, de telefoon was afgesloten.

Alin werd paranoïde. Hij stond met het grootste mes van mijn hotelopleiding achter de deur. Ik mocht niet praten. Alle deuren en ramen ging op slot en de kat werd buiten opgesloten. Dagenlang keek Alin naar pornofilms, terwijl ik hem moest pijpen of aftrekken. Soms lag hij mij als een bezetene te neuken in de hoop klaar te komen. Dat laatste, wist ik inmiddels, ging toch niet lukken.

Het enige wat ik zelf nog had, was mijn auto. Op een avond nam ik een douche, waste mijn haar en kleedde mij aan. Mijn lange bruine krullen liet ik op natuurlijke wijze drogen, terwijl ik onderweg was om coke te scoren. Verder dan twee straten kwam ik niet. Ik reed met een behoorlijke snelheid een kruispunt op uit een straat waar je maar 50 mag rijden. Van rechts klapte er een auto in mijn kant. In een reflex gooide ik me naar beneden. Mijn auto draaide als een tol, maakte een smak tegen een boom om vervolgens tegen geparkeerde auto’s tot stilstand te komen. Voorzichtig keek ik om me heen. De deur zat tot in de helft van mijn stoel en er zat geen raam meer in de auto. Het regende en mijn haar zat vol bloed en glas. Ik keek omhoog en zag tientallen mensen rond de auto staan. Omstanders hadden al dekens door de vooruit aangegeven tegen de regen en de kou. Ik voelde het bloed over mijn gezicht lopen en durfde niet te voelen. Ziekenauto en brandweer waren snel ter plekke. De brandweer knipte de deur eruit. Ik hoorde iemand zeggen: ‘Haar benen zijn verbrijzeld.’

De ziekenwagen bracht mij naar het ziekenhuis. Ik had niets, slechts enkele schrammen en een hap uit mijn oor. De volgende dag lag ik van de shock met 41 graden koorts in bed. Ik kon me drie dagen niet bewegen. Als een oud vrouwtje kroop ik op mijn handen en voeten naar het toilet. Na een week ging ik mijn spullen uit de auto ophalen. Voorzichtig werd gevraagd of ik degene was die uit die Golf was gehaald. Ik beaamde dat en kreeg te horen: ‘Toen de auto op de takelwagen binnenkwam werden we stil, mevrouw.’

Alin wist de auto van Josine af te troggelen.

‘We hebben een probleempje,’ vertelde hij haar.

‘Deborah heeft een ongeluk met haar auto gehad en ik moet dringend een paar dagen naar familie in Frankrijk. Mag ik je auto even lenen?’

‘Oké, als ik hem het weekend maar weer terugkrijg, want dan heb ik hem zelf nodig.’

‘Kun je me ook wat geld lenen? Je krijgt het volgende week terug, want ik krijg nog geld van mijn oom.’

‘Momenteel heb ik niet zo veel, want het is het eind van de maand. Maar ik zal eens kijken wat ik kan missen.’

De volgende ochtend werd ik heel vroeg en heel ruw door Alin wakker gemaakt. Ik moest op stap met de cabrio van Josine. Hij gaf mij een papiertje met enkele hoofdsteden die ik moest volgen, een gsm (die bij de grens al niet meer werkte), een beetje geld (tot op de kilometer voor de benzine) en een telefoonnummer in Belgrado. Alin had mijn auto aan Joegoslaven verkocht en ik mocht hem af gaan leveren. Geen enkele naam, geen enkel adres.

Het begin van de reis verliep voorspoedig. Duitsland, Oostenrijk, geen enkel probleem. Ik was nuchter en had de radio keihard aan. De narigheid begon in Boedapest. Opeens stond alles in het Hongaars. Niets kwam overeen met mijn kaart van Europa. Na veel vragen (het duurde een halfuur voor ik iemand vond die een beetje Duits sprak) reed ik op de weg naar Szeged. Deze weg werd als snelweg aangegeven op de landkaart. Niets was minder waar. Het was een tweebaansweg dwars door de Poesta. De vrachtwagens hadden hier de overhand en je kon geen kilometer rijden zonder een hoer langs de weg aan te treffen. Ze vonden gretig aftrek bij de vrachtwagenchauffeurs, wat de gemiddelde snelheid van de karavaan niet bevorderde.

Voorbij Szeged werd het menens. De sfeer werd grimmig. Ik voelde me niet op mijn gemak, het geld voor de benzine was bijna op en ik wist niet hoe ver het nog rijden was naar Belgrado. De weg lag er verlaten bij, er was steeds minder verkeer op de weg. Na een tijdje kreeg ik het gevoel dat ik gevolgd werd. Twee auto’s met Joegoslavische nummerplaten, ieder met vier mannen erin, reden ofwel voor me ofwel achter me, maar bleven steeds dicht bij mij in de buurt. Ik werd alsmaar banger en wist niet of ik nog wel op de juiste weg zat.

Na een halfuur kreeg ik het echt op mijn zenuwen. Ik signaleerde met mijn lichten en met mijn richtingaanwijzer naar de twee auto’s die me aan het volgen waren, om te vragen aan de kant te gaan. Ik stopte bij een inham naast de weg, ook de twee auto’s deden dat. Acht mannen stapten bijna gelijktijdig uit. Ze kwamen op me af.

‘Deborah?’

Ik viel achterover van verbazing. Ik stond in ‘the middle of nowhere’, wist nauwelijks waar ik was en die mannen kenden mijn naam.

‘Yes,’ zei ik aarzelend.

‘You are the girl from Belgium with the Belgian car.’

Ondanks hun keiharde koppen bleken de heren een geschenk uit de hemel. Ze hadden autodeals in Hongarije gedaan en waren op weg naar huis. Via de tamtam hadden ze van mijn komst gehoord. Ze konden hun ogen niet geloven toen ze mij op hun terugtocht alleen zagen rijden. Levensgevaarlijk in die tijd onder die omstandigheden, met de oorlog in ex-Joegoslavië.

Ze hadden onderling afgesproken dat ze mij aan de grens zouden opvangen, omdat ze mij niet bang wilden maken. Ze reden al honderd kilometer achter mij en konden absoluut niet begrijpen dat ik het risico had genomen om hen te laten stoppen. Ik had geen halfuur later moeten stoppen, want de benzine was op, net als mijn geld. Een van de mannen nam het stuur over en voerde het woord bij de grens met Servië. Er werd wat smeergeld uitgedeeld en ik kreeg een belastingvignet plus een stempel met een autootje in mijn paspoort. Dit had ik alleen niet kunnen regelen.

Belgrado was luguber. Er was geen straat of er waren krijtlijnen waar lijken hadden gelegen. Overal zag je plassen bloed. Mijn gastheren waren super gentlemen, maar ook super onderwereld. Ik werd naar een mooi hotel gebracht en meegenomen naar de betere restaurants en naar het casino, terwijl zij de auto met de nieuwe eigenaar regelden. Niemand raakte me maar met een vinger aan, ik werd hoffelijk behandeld. Na twee dagen kreeg ik een pak Joegoslavisch geld en werd ik naar het vliegveld gebracht. Ik kneep hem als een oude dief: wat moest ik zeggen als ze naar de stempel van de auto in mijn paspoort vroegen? Ik kon de auto toch niet onder mijn armen hebben? Tot mijn grote opluchting werd er met geen woord over gerept. Ik denk dat ook hier sprake van smeergeld moet zijn geweest, het kan bijna niet anders. Het voelde goed om in het vliegtuig te zitten. Ik was heel blij, want we hadden nu immers geld.

Heel groot was mijn teleurstelling dat Alin niet de moeite had genomen om mij in Zaventem op te halen. Bij mijn thuiskomst pakte hij het geld gretig aan en verdween bliksemsnel om het te gaan wisselen. Twee uur later stond hij op de stoep. Zonder geld, een deel van zijn schulden afgelost. Ik dacht dat ik een hartinfarct kreeg.

We hadden geen geld, maar ook geen auto meer. Alin had een kulverhaal voor Josine, die zijn leugens gretig slikte. Hij vond het bovendien een goed plan om die auto als gestolen aan te geven in Amsterdam. Vanzelfsprekend rustte die taak op mijn schouders. Met net genoeg geld voor een treinticket naar Amsterdam en iets te eten, werd ik opnieuw weggestuurd. In Amsterdam ging ik naar een pizzeria en kwam al snel in gesprek met de kelner. Die avond gingen we met zijn vrienden op stap. In een drukke dancing ging iedereen uit zijn bol. Ik niet, want ik moest mijn hoofd koel houden. Ik moest nog een plannetje smeden en werd bij de gedachte alleen al radeloos. Dan maar alcohol. Ik belandde bij de kelner in bed en bleef er slapen.

De volgende ochtend werd ik wakker en maakte hem wijs dat ik met een goede vriend had afgesproken. Hij zette me netjes bij de Dam af. Zonder aarzeling vroeg ik de weg naar het dichtstbijzijnde politiebureau. Met kloppend hart ging ik naar binnen. Ik werd doorverwezen naar twee politieagenten, die mijn verklaring opnamen. Mijn verhaal luidde dat ik de voorgaande avond op stap was geweest naar een dancing met enkele vrienden. Natuurlijk wist ik de naam van de dancing: die waar we de nacht hadden doorgebracht, daar loog ik geen woord over.

Het was een waterdicht alibi, want ik was daar immers echt geweest? Ik vertelde verder dat mijn handtas in die dancing gestolen was, met de sleutels erin. Ik had de auto voor de deur geparkeerd en die was weg toen ik ’s morgens naar buiten kwam. Ze stelden enkele kritische vragen. Ik kon de antwoorden omzeilen omdat ik van de zenuwen spontaan begon te huilen. Met de nodige documenten voor de verzekering en voor Belgische politie ging ik met de trein naar huis.

Met Alin ging het ondertussen van kwaad tot erger. Het gebeurde dat hij thuiskwam en een of ander vriendje (met het nodige geld) bij zich had. We bleven dan thuis of we gingen naar een feestje, beide opties met veel coke uiteraard. Hij dwong mij om seks met die vriendjes te hebben en hij ontving er geld voor. Ondertussen ging hij met de auto van zijn vriendjes coke halen.

Soms liet hij mij dagenlang met die mannen achter. Een keertje had hij iemand bij zich die hij had leren kennen in een Joegoslavisch café. Alin liet die man bezopen en vol coke bij mij achter en verdween. Het was een verschrikkelijk vieze creep. Ik kon geen letter verstaan van wat hij lalde. Hij wilde mij overal betasten. Ik was zo bang dat ik hem in mijn kamer opsloot. Dat was niet moeilijk omdat hij stomdronken was. Tot mijn grote opluchting viel hij van zattigheid in slaap.