2. Huisje Weltevree

De middelbare school vond ik verschrikkelijk. Ik was altijd ziek, chronische bronchitis, blafte als een zeehond en maakte iedereen wakker, inclusief de buren. Uiteindelijk wist ik mijn moeder en de huisarts zo te bewerken dat mijn aanwezigheid op school niet meer werd gecontroleerd. De huisarts had een attest afgegeven met de verklaring dat ik wegens chronische ziekte geen afwezigheidbriefjes meer hoefde voor te leggen. Koren op mijn molen. Ik haatte de discipline van de school, mij konden ze daar toch niets leren, ik snakte naar vrijheid. Ik was de schoolpoort nog niet uit of ik rolde het rokje van mijn schooluniform op. Ik voelde me eigenlijk veel te volwassen om dat uniform nog te dragen. Ik was het beu, sinds mijn kleuterschooljaren bij de nonnen moest ik die afschuwelijke kleding dragen.

Na schooltijd ging ik vaak op bezoek bij Ida. Ze had een giftshop in de buurt van mijn school. Zij was midden twintig en beschouwde mij als een volwaardige vriendin. In die tijd was aids hét onderwerp van gesprek, wij konden er urenlang volwassen over babbelen.

De kerstdagen braken aan en ik kon mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen. Ik wist wat er in de pakjes voor Snor zat: snoepjes, speeltjes en catmilk. Stilletjes sloop ik naar beneden en maakte ik voorzichtig de cadeaus open voor mijn zusje en mij. Vaste prik waren de nachtponnetjes van Donaldson. Vond ik de kleur van die voor mijn zus mooier dan de mijne, dan verwisselde ik de namen op het pakje. Op kerst zelf zaten we knus rond de haard en genoot het hele gezin, het waren heerlijke huiselijke dagen.

Bij mijn moeder in de winkel vond ik het ook fijn. Tijdens de jaarlijkse modeshows trad ik met veel plezier op als mannequin. Soms mocht ik haar zelfs helpen door iets te verkopen. Mijn nieuwe sport was korfbal, ook daar ging ik volledig in op.

Op een dag kwam ik uit korfbal en trof ik de winkeldeur op slot. Er stond politie voor de deur en in de winkel.

‘Wat is er gebeurd, wat is er aan de hand?’ vroeg ik wanhopig, terwijl de politie mij in bedwang trachtte te houden. ‘Waar is mijn moeder?’

Er was een overval geweest. De overvallers waren naar binnen gekomen onder het mom dat ze een ballenbeschermer wilden kopen. Mijn moeder werd plots een mes op de keel gezet en de inhoud van de kassa werd opgeëist. Ze moest de deur op slot doen. Terwijl ze deed alsof ze daaraan gehoor gaf, rukte ze de deur open en trok de aandacht van enkele passanten. De overvallers vluchtten weg.

Dit is niet de enige keer dat mijn moeder zo moedig was. Jaren later, ik zal toen 21 geweest zijn, was ze filiaalhoudster van een bank in Merksem. Ze werkte alleen in een onbeveiligde ruimte zonder kogelvrij glas. Er kwam een eerste gemaskerde man naar binnen, snel gevolgd door een tweede en een derde. Nog voordat mijn moeder de alarmknop in werking kon stellen, had ze al een pistool op haar hoofd. Of mevrouw eventjes de kluis wilde openen. Ze had geen keus.

De overvallers deden de inhoud van de kluis in een plastic zak. Ze bonden mijn moeder met tyribs vast. Ze moest haar ringen afdoen en haar portemonnee werd geplunderd. Precies op dat moment belde ik haar. Mijn moeders wist met haar gebonden handen de haak van de telefoon te wippen. Ze riep hard in de hoorn: ‘Help, ik word overvallen!’

Als een haas gingen de overvallers ervandoor. Ik zei haar dat ze rustig moest blijven en dat ik de politie zou bellen. Die stond er binnen vijf minuten. De bankdirecteur kwam langs en de verzekering werd op de hoogte gesteld. Het schadebedrag van de bank stond vast. Wat er bij mijn moeder uit haar portemonnee was gestolen, deed er even niet toe, dat was in vergelijking met de inhoud van de kluis peanuts.

Nadat iedereen weg was, ging mijn moeder een kop thee zetten om van de schrik te bekomen. Op de tafel naast de kluis vond ze tot haar grote verbazing de plastic zak met het gestolen geld uit de kluis. De dieven hadden dus wel háár geld maar niet de grote buit meegenomen. Blijkbaar waren het amateuristische knoeiers. Niemand wist dat de zak met geld daar nog lag, de verzekering was al op de hoogte en zou uitbetalen. Wat was dat geld verleidelijk. Wat moest ze doen? Ze koos voor de eerlijkheid, maar die had een bittere nasmaak: de inhoud van haar portemonnee werd niet vergoed omdat ze het gestolen bedrag niet aan kon tonen.

Naast mijn moeders winkel bevond zich mijn nieuwe café, eigenlijk meer een taverne, 24/24 open, met dag en nacht de lekkerste snacks en maaltijden. Eigenaar Jasper runde ook een dancing, de taverne werd over het algemeen aan het personeel overgelaten. Deze kroeg was aanzienlijk groter dan mijn eerste café en er stonden veel gokkasten. Ik was er kind aan huis, hielp de dienstertjes en praatte met alle klanten. Veel oudere vrouwen waren mijn vriendin. Zo ook Bonita, de zeventienjarige dochter van de eigenaar, met wie ik regelmatig naar huis ging om te slapen. Op een ochtend werd ik wakker en begreep ik niet wat er aan de hand was. Pas toen ik helemaal wakker was, kreeg ik door dat Bonita me lag te vingeren.

Het was een koude woensdagmiddag toen ik Dave, een norse man van begin veertig, in het café tegenkwam. Hij zat alleen aan een tafeltje. Onbevangen stapte ik op hem af en binnen de kortste keren hadden we een leuk gesprek. Ik ging hem als mijn vriend beschouwen, wist van de prins geen kwaad en zat altijd bij hem aan zijn vaste tafel. Op een dag vroeg hij me om samen naar zijn huis te gaan. Gretig zei ik ‘ja’, want wat is er leuker dan in het domein van een nieuwe vriend rond te struinen?

We waren amper in zijn huis of de politie deed er een inval. Bij het café had iemand mij met hem zien vertrekken en had de politie gewaarschuwd. De politie was meteen gealarmeerd. Dave bleek een bekende delinquent te zijn en was al veelvuldig veroordeeld wegens verkrachtingen en zedenmisdrijven. Ik begreep er helemaal niets van en was woest op de politie. Zij hadden mijn vriend afgepakt, vond ik. Dat de politie naar mijn ouders ging, begreep ik niet: vrienden zijn immers vrienden, die laat je niet in de steek, laat staan afpakken.

Het was niet de enige verkrachter met wie ik op mijn twaalfde in aanraking kwam en ook niet de enige keer dat de politie eraan te pas kwam. We hadden met enkele vriendinnetjes van dezelfde leeftijd afgesproken dat we op zaterdagavond naar de dancing Fauna in Schilde zouden gaan. Vanzelfsprekend waren we elkaars alibi.

Het meest populaire slaapadres was dat van Anita. Dat kon geen kwaad want haar ouders waren schippers, daar werden we toch nooit gecontroleerd. Bovendien waren haar ouders moeilijk te traceren, gsm’s bestonden nog niet. Nadat we uitbundig gespat waren, belandden we bij een vriend, die al twintig was, met zijn drieën in bed.

Helaas bleek ons alibi toch niet waterdicht te zijn. Een van de ouders was ongerust geworden en had de politie verwittigd. Wij stonden als vermist geregistreerd. Mijn moeder kreeg een telefoontje van de politie: ‘Weet u waar uw dochter is?’

Ze had geen flauw benul, want ze was de naam van de vriendin bij wie ik zou slapen al vergeten. Verwarring alom en boze ouders bij onze thuiskomst. Enkele dagen later werd ik door de jeugdbescherming ondervraagd over onze gastheer. Zij vroegen een uitgebreide verklaring. Het bleek dat hij als verkrachter gesignaleerd stond. Toch was er die nacht met ons niets gebeurd. Dit zegt niets over de zedelijkheid van de twaalfjarige Anita. Enkele maanden later bleek ze zwanger te zijn, al was dat niet van de verkrachter.

Die winter gingen we samen met enkele gezinnen skiën in Oostenrijk. We huurden met elkaar enkele etages in een groot sporthotel. Mijn beste vriendin was Lilly, zeventien jaar. Van haar ouders mocht zij ’s avonds niet mee naar de discotheek. Bij mijn ouders kwam het niet in hun gedachten op dat zo’n uitspatting in mijn hoofd zou kunnen leven. Mijn ouders wisten niet beter dan dat ik elke avond braaf op tijd naar bed ging. Ze checkten of ik sliep als ze zelf naar bed gingen.

De ouders van Lilly niet, die kwamen ieder uur kijken of zij wel in haar bedje lag. Welnu, daar hadden wij wel iets op gevonden. Na het skiën waren we giechelend naar een winkel met carnavalsattributen gegaan. Lilly had er van haar laatste zakgeld een schitterende, bruine pruik gekocht. We leverden twee dagen de handdoeken niet in en ziezo: daar lag de nieuwe Lil ’s nachts op één oor in haar bed, terwijl wij dikke pret in de discotheek hadden. Geld hadden we niet nodig, we kregen meer rondjes dan ons lief was.

Iedereen hing de avond tevoren een briefje aan de deur met de bestelling voor het ontbijt van de volgende ochtend. Wat is er leuker dan deze te wijzigen. ‘Oh Lil, deze is van meneer Teveuren, hij is altijd zo gierig, er staat maar één kopje koffie en één broodje op, zullen we hem eens verwennen?’ De volgende ochtend werd meneer Teveuren wakker gemaakt met een half flesje champagne, verse jus d’orange, een driedubbel spiegelei met spek en zijn broodje met een kopje koffie. Hij was niet de enige. Na enkele dagen werden de briefjes aan de deur tijdelijk afgeschaft.

In het voorjaar ontmoette ik in het café Rolf, mijn eerste liefde. Rolf was 28 jaar, bijna twee meter lang, had stralend witte tanden en mooie krulletjes. Dat hij een vriendin had die aan ballet deed, deerde me niet. Ik was verliefd. O, wat was ik verliefd. Hij zag me als een klein grappig ding en nam me soms mee naar zijn ouders, waar ik dan mocht blijven eten. Ooit hebben we stiekem gekust, maar verder kwam het niet.

Tot op een zeker moment. Na vijf uur ’s nachts was er weinig meer te doen in het café. De vaste gasten gingen dan nog ergens anders naartoe en ik mocht mee. Op een avond was ook Rolf mee in ons gezelschap. We hadden dikke pret. Rolf was erg aangeschoten en ineens zat hij met zijn hand in mijn broekje. Ik voelde zijn vinger naar binnen glijden en dacht dat niemand iets in de gaten had. Tot overmaat van ramp keek ik recht in het gezicht van mijn turnlerares. Ze kwam de volgende dag op hoge poten naar mij toe: ‘Welk kind van twaalf zit tot ’s morgens vroeg in het café!’ Ik was me van geen kwaad bewust en lachte het weg.