21. Babyboom
Ondanks de belabberde omstandigheden was onze liefdesbaby meer dan welkom. Ik liep op een roze wolk, ook al verklaarde de hele wereld me voor gek. De situatie bleef onveranderd. De weekdagen waren voor mij, het weekend voor Hester. Met dat laatste was ik al snel heel blij, want in no time was ik te misselijk voor woorden. Kon ik even lekker alleen ziek zijn. Na twee maanden vond Midas het welletjes en vroeg hij om mee te gaan naar de zakelijke besprekingen in Luxemburg. Ik moest door die misselijkheid niet aan een autorit denken. Mijn huisarts schreef Primperan, een ‘onschuldig’ middeltje tegen de misselijkheid, voor.
De dag van vertrek brak aan en ik slikte braaf die pil. Onderweg was ik, ondanks de medicatie, toch misselijk. Ik werd paranoïde en kreeg ineens hallucinaties en stuiptrekkingen. Na een nachtje slapen ging het iets beter. De volgende dag was ik nog steeds misselijk en nam ik vlak voor de bespreking een tweede pil. De gevolgen waren niet te overzien, ik belandde in een psychose, totaal onverantwoord voor het ongeboren kind. Het was zo klaar als een klontje, ik had een overreactie op Primperan. Meteen gestopt om vervolgens nog twee maanden misselijk te zijn.
Het was mijn ideaal om een natuurlijke bevalling hebben, het liefst in een bad met warm water. Mijn droom spatte na drie maanden uiteen. De echo toonde een placenta previa, een voorliggende moederkoek. Gezien mijn voorgeschiedenis schreef de gynaecoloog mij mij rust, rust en nog eens rust voor. Het zou zeker een klinische bevalling met een keizersnede worden.
Een week voor de paasvakantie liet Midas mij weten dat hij die vakantie met Hester en de kinderen naar Marbella zou gaan. Dat zat me niet lekker en ik voelde me in de steek gelaten. Er ging een lampje branden. Wat Midas kon, kon ik ook. Het was geen verkeerd idee om voor de allerlaatste keer nog eens een vakantie ‘à trois’ met mijn jongens te vieren. We stapten op woensdagmiddag naar een reisbureau en zaten zaterdag in het vliegtuig naar Tunesië. Zon, zee en een kindvriendelijk hotel. De kinderen vonden het schitterend om in de late namiddag naar de soek te gaan. Plots tikte daar iemand op mijn schouder. Verbaasd keek ik om. Mijn gynaecoloog, die er een congres bezocht. ‘En, goed aan het rusten?’
‘Ja hoor,’ antwoordde ik met een uitgestreken gezicht.
Twee maanden later en twee bolle buikjes verder drong de realiteit langzaam tot Midas door. Hij kon er niet meer onderuit, hij ging twee dochters krijgen! Hij kreeg merkwaardig genoeg behoefte aan professionele hulp. Hij klopte aan bij een mannelijke psycholoog, bij wie hij nul op het rekest kreeg. ‘Ik wil en ik kan u niet helpen zolang u niet eerlijk bent tegen uw vrouw. Mocht u de behoefte krijgen haar alles te vertellen, doe dat dan in haar eigen veilige omgeving.’
Op hangende pootjes kwam hij naar mij met de boodschap dat hij alles aan Hester zou vertellen. Het duurde niet lang of hij verscheen op een doordeweekse dag bij de stomverbaasde Hester. ‘Wat kom jij hier doen, moet je niet werken?’
‘Ga zitten. Ik kom je iets vertellen waar je niet blij mee zal zijn.’
‘Ik zit in een penibele situatie, de quizmaster is ook zwanger. Ze wilde per se een kind van me en heeft me op D-dag geraffineerd verleid. Het was een eenmalige berekende actie.’
Hester reageerde furieus en wanhopig: ‘Geef dat kind dan maar aan mij. Ik wil niet dat je ooit nog iets met die bitch te maken hebt.’
Een uurtje later bracht hij mij het verslag van het ‘eerlijke’ gesprek uit. Ook ik was razend toen ik hoorde wat hij Hester op de mouw had gespeld. ‘Noem jij dat eerlijk? Dit is een glasharde ontkenning van ons liefdeskind!’
‘Lieve schat, maak je toch niet zo druk, je weet toch wat ik voor je voel. Ik zit toch hier bij jou?’
Inderdaad, hij was altijd bij me.
Inmiddels stond Hester op scherp. Ze wantrouwde Midas – en terecht! – en belde hem de hele dag op zijn gsm om te controleren waar hij was. Iedere avond belde zij hem op zijn huistelefoon, zodat hij pas na tien uur bij mij kon zijn.
Anouk gaf een groot concert in het sportpaleis in Antwerpen. Martine, Midas en ik wisten de beste kaartjes te bemachtigen. Voor de aanvang spraken we in een bekend restaurantje in de buurt af. Midas had Hester verteld dat hij met twee vrienden naar het concert zou gaan en ook waar ze vooraf zouden gaan eten.
Het restaurant kreeg om zeven uur een telefoontje: ‘Heeft Deborah van L. bij u een tafel geboekt?’
De onnozele, nieuwe bediende antwoordde bevestigend.
‘Dank u wel, dan weet ik genoeg.’
Met duizendmaal excuses kwam de eigenaar deze faux pas bij ons aan tafel melden. Martine en ik gingen naar het concert, hij naar zijn huis om er zich uit te kletsen.
Op de valreep – ik mocht nog net vliegen – gingen Midas en ik een paar dagen naar Spanje.
Superromantisch en super-de-luxe, kosten noch moeite werden gespaard. Samen weg uit de wereld van alledag, de wereld van het grote geld, de onrust, werkdruk en de grote spanningen. Het kwam tot filosofische gesprekken.
‘Waar gaat het allemaal over, wat vind je écht belangrijk?’
‘Wat ik echt zou willen, kan ik niet doen, ik heb te veel financiële verplichtingen.’
‘Kies je er voor om in deze harde financiële wereld te leven?’
‘Ik heb geen keus nadat Frits, mijn compagnon, me zo belazerd heeft. Ik kan nu nog niet alles loslaten.’
‘Maar ik wil niet in dat oppervlakkige wereldje leven waarin nanny’s mijn kinderen opvoeden.’
De tweede dag zag ik dat Midas enkele keren een oproep wegdrukte. Ik nam aan dat het Hester op de hysterische toer was. Midas dacht kennelijk hetzelfde, want hij besteedde er weinig aandacht aan. Tegen het eind van de middag zei hij: ‘Toch maar even checken wie mij zo dringend nodig heeft.’
Hij drukte het nummer in en kreeg een rechercheur van de Cel Witwas Internationaal aan de lijn. ‘Ik verzoek u langs te komen om dringend gehoord te worden.’
Midas trok lijkbleek weg. Stront aan de knikker.
Tot overmaat van ramp kreeg ik op de terugweg in het vliegtuig enorme buikpijn en bloedverlies. ’s Nachts ging ik meteen naar het ziekenhuis, waarop onmiddellijke opname volgde. Midas had hier wel vrede mee, beter gezegd: hij was blij dat ik onder controle werd gehouden. Het waren lange zomermaanden in het ziekenhuis. De jongens werden door mijn lieve buren fantastisch opgevangen. Mijn vader en zijn vrouw waren weer de trouwste bezoekers en Midas kwam iedere avond na het controlerende telefoontje van Hester gezellig bij mij in bed een filmpje kijken. De nachtverpleging wist soms niet waar ze moesten kijken. De grote, zware Midas en ik met mijn dikke buik in dat kleine ziekenhuisbedje. In het weekend zat mijn goede vriendin Petra als een waakhond naast het bed. Geen arts of verpleegster die iets zonder haar toestemming kon verrichten.
Hester was half september uitgerekend. Midas, de gynaecoloog en ik moesten een datum voor mijn bevalling gaan bepalen. Ik schoof die datum zo ver mogelijk naar voren als medisch verantwoord was. Uiteindelijk kwamen we op 28 augustus uit.
Twee weken voor die datum kwam Midas ongemakkelijk mijn ziekenhuiskamer binnen. Ik rook onraad. ‘Wat is er met Hester?’
‘De baby wil niet meer groeien, ze gaan haar waarschijnlijk eerder halen.’
‘Wanneer dan?’
‘De planning voor de inleiding is op 28 augustus, maar de situatie wordt dag voor dag geëvalueerd. Hester vroeg wanneer jij moest bevallen en ik heb gezegd dat ik dat niet wist omdat wij geen contact meer hebben.’
‘Dat wordt dan spannend voor je.’
Onze mooie dochter werd geheel volgens de planning op 28 augustus met een keizersnede geboren. Midas liep van trots naast zijn schoenen en zat die hele week bij mij in het ziekenhuis. Na die week ging het er totaal anders aan toe. Hij kwam ons uit het ziekenhuis halen en ik werd met baby en koffers thuis afgezet. Weg was de gelukkige vader, op naar de volgende bevalling. Hij bleef bijna een week weg omdat hij Hester na de bevalling ook enkele dagen wilde helpen. Gelukkig kon ik terugvallen op Martine, die me in die tijd enorm bijstond.
In die week moest Midas een dag terug naar België om met mij samen naar het gemeentehuis te gaan om onze dochter aan te geven. Dat bleek onmogelijk, omdat hij nog officieel getrouwd was. De Belgische wet staat dat wel toe, de Nederlandse wet niet. Onze hele omgeving zag ons en beschouwde ons als een gezin en er was niemand op de hoogte dat hij in Nederland een schaduwgezin had. We besloten een gerechtelijke procedure tot erkenning te starten, die houdt onder meer een DNA-test in.
Iedere drie á vier weken ging Midas voor een tattoosessie van vier uur naar de Needledoctor. Midas maakte zijn droom waar, een traditionele Japanse bodysuit. Ik raakte gefascineerd en tijdens de zwangerschap maakten we een schitterend ontwerp voor mij om na de zwangerschap te zetten. Midas ging onverstoord met zijn ontwerp verder. Op één keer na ging ik altijd met hem mee. Net die ene keer ging het mis. Na de sessie drukte Midas versuft met zijn zakentelefoon per ongeluk het nummer van Hester in, terwijl hij met mij op de Privélijn aan het bellen was.
‘Schatje, ik kom eraan.’
Hester was razend: ‘Wat is dit? Ik neem aan dat ‘Schatje’ Deborah is. Ik weet genoeg. Ik ga verder met mijn leven!’
Inmiddels was ik gestopt met de borstvoeding en had ik zelf ook twee tattoo sessies achter de rug. Ik was na de bevalling nog steeds niet ongesteld, maar besteedde daar geen aandacht aan. Ik dacht dat het, volgens de boekjes, door de borstvoeding kwam. Na de derde tattoosessie werd ik onwel en besefte ik dat de ongesteldheid wel erg lang uitbleef. Toch niet weer zwanger? Jawel! Het was te zot om waar te zijn. Mijn hart zei ‘ja,’ mijn gezonde verstand zei ‘nee’. Midas werd er depressief van en sloot zich van me af. Hij kon de situatie niet overzien en wilde met de relatie stoppen.
Het werd er niet beter op toen het gerecht, na de ondervragingen eerder dat jaar, beslag legde op de roerende goederen en hij van de villa naar een appartement moest verhuizen.
Ik maakte een afspraak voor een abortus. Ik was twaalf weken zwanger, het kon nog net. Midas kwam me halen en tijdens de hele autorit werd ik doodgezwegen. Op de stoep van dokter Dood begon hij plotseling te huilen. ‘Ik wil niet dat je mijn kind vermoord.’
Mijn afspraak was om twee uur, ondertussen was het halfdrie. We zaten nog steeds in de auto. Ik besefte dat ik de confrontatie met de echo van het ongeboren kind en de daarop volgende abortus niet zou aankunnen en keek Midas zwijgend aan. Hij beantwoordde mijn onuitgesproken vraag: ‘Ik zal er emotioneel, praktisch en financieel voor je zijn.’
We gingen niet naar binnen, maar ergens iets drinken. ‘Ik hou nog steeds heel veel van je, maar ik kan het niet aan,’ zei Midas.
De relatie stopte natuurlijk niet. Ik sleepte me door de zwangerschap en was nog maar net hersteld van de keizersnede. Er heerste griep, alle kinderen waren ziek en ik was kotsmisselijk van de zwangerschap. Dag en nacht was ik in de weer, brak van de nachtvoedingen en de zorg voor zieke kindjes. Ten einde raad belde ik Midas:
‘Kun je me alsjeblieft komen helpen? Ik heb je nodig, kan echt niet meer.’
‘Nee, ik kom niet, ik laat me niet onder druk zetten.’
Ik kon niet meer op mijn benen staan en kreeg meerdere keren per dag een aanval waarbij ik bijna bewusteloos op de grond lag. Tijdens zo’n aanval, ik was inmiddels vierenhalve maand zwanger, was mijn moeder bij me en ze drong erop aan dat ik naar het ziekenhuis zou gaan. ‘Dit is geen hyperventilatie!’
Diezelfde week kreeg ik in de auto weer een aanval. Ik reed in de straat van het ziekenhuis en kon me nog net bij de balie van de spoed melden, waar ik vervolgens ineenstortte. Paniek in de tent, ik werd op een brancard gelegd. Mijn hartslag schoot naar 200, en dat in rust. Zelfs na de injectie ging mijn hartslag nog omhoog. Ik zag de artsen naar elkaar kijken en hoorde: ‘Dat gaat hier niet goed, breng haar maar naar de reanimatie.’
Ik was in doodsnood. Het flitste door mijn hoofd: ‘Dit overleef ik niet! Baby in de buik, baby thuis. De kinderen hebben me nodig!’ Die gedachten maakten alles nog erger. Uiteindelijk stabiliseerde ik en werd ik 24 uur ter observatie opgenomen. Uit onderzoek bleek dat ik een aangeboren hartafwijking had die ernstige hartritmestoornissen veroorzaakte. Na de zwangerschap was een chirurgische ingreep noodzakelijk.
Een maand voor de bevalling ging mijn moeder mee op controle bij de cardioloog. Ik ontblootte nietsvermoedend mijn bovenlijf en zag mijn moeder ademloos naar mijn rug staren. Oh, jee, dit kon ik niet meer als plaktattoo verkopen.
‘Niet schrikken mama, dit is nog maar de helft.’
Mijn moeder, die een oorbel al als verminking van je lichaam beschouwt, vond het toch mooi.
De weeën begonnen op een zaterdagnacht. De gynaecoloog van wacht haalde met een spoedkeizersnede mijn kindje en steriliseerde me gelijktijdig. Dat waren welgeteld TWEE baby’s binnen EEN jaar.
Na drie maanden was Midas weer wat toegankelijker. We vonden het hoog tijd om na het turbulente jaar er samen even tussenuit te gaan. Ik vond een goede oppas, we zouden met de jongste baby een weekje naar Lanzarote gaan. De ochtend voor vertrek moest Midas nog even langs bij Cel Witwas, maar dat zou een wassen neus zijn. Ik ging intussen met de baby de laatste inkopen doen voor de vakantie. Ik ging zitten voor een kopje soep en liet het flesje verwarmen. Dat flesje heb ik nooit meer gezien, ik kreeg een brandende sms: ‘Huiszoeking, ook bij jou thuis.’
Ik schoot de auto in. Dit kon ik mijn kinderen niet aandoen. Pijlsnel bracht ik hen naar mijn moeder. Ik stond hijgend in de gang toen de bel ging. ‘Recherche, we hebben een huiszoekingsbevel.’ Een man en een vrouw doorzochten mijn huis, een andere man onderwierp me aan een verhoor. Hij vroeg van alles over het werk van Midas en over zijn financiën, waarop ik alleen maar uit kon brengen: ‘Dat weet ik toch allemaal niet, ik ben zijn vrouw niet.’
Na drie uur mocht ik de kinderen uit de opvang gaan halen. Ik vroeg aan de vrouwelijke rechercheur wat er met Midas zou gebeuren.
‘Dat bepaalt de onderzoeksrechter. Voorlopig blijft hij aangehouden.’
De volgende dag bracht ik de kinderen naar school. Bij het uitstappen van de oudste viel mijn blik op een tas met gsmtoestellen die tussen de voor- en achterbank lag. Hier wilde ik niets mee te maken hebben, dit hoorde niet in mijn auto. Thuis lag er niets van Midas, nog geen onderbroek. Wat moest ik hiermee doen? Het enige wat mij zo snel te binnen schoot waren de kluisjes van het Centraal Station. Ik stopte de tas in een kluisje, nam er het ticketje uit en vroeg aan iemand die daar liep: ‘Na hoeveel dagen worden de kluisjes leeggemaakt?’
‘Ik dacht na ongeveer een maand.’
Ik wist genoeg, dacht ik.
Drie keer per week ging ik met de jongste baby Midas bezoeken. Op woensdagmiddag, kinderbezoek, ging ik met de twee baby’s. Je moest drie kwartier van te voren aanwezig zijn. Bij het binnenkomen kreeg iedere bezoeker een stempel met blacklight op zijn hand, die je bij het weggaan weer moest tonen. Als je een minuutje te laat was, mocht je niet meer naar binnen. Als er te veel bezoekers waren, mocht je ook niet naar binnen en moest je drie uur in de hal wachten tot het volgende bezoekuur. Je kreeg een locker voor je persoonlijke bezittingen, want je mocht niets mee naar binnen nemen.
De cipiers leken te genieten van alle veiligheidsprocedures. Het alarm van de metaaldetector ging om de kleinste futiliteit af, van de beugels van je bh tot iedere drukknoop. Je moest net zo lang terug totdat het apparaat niet meer piepte. Deze tijd werd van de bezoektijd afgetrokken, tot grote frustratie van alle partijen. De maxi-cosy mocht niet mee en werd door een smerig ding van de gevangenis vervangen. Het was voor mij een kwelling om iedere keer mijn pasgeboren baby af te geven. Ik moest de baby wakker maken, uitkleden en aan wildvreemden geven om zelf door de detector te gaan. Na verloop van tijd kreeg ik er behendigheid in om de luier zo te vouwen dat de baby nergens mee in aanraking kwam. Per baby mocht je één pamper en één vochtig doekje meenemen. Je kreeg een tafelnummer op een kaartje waar je moest gaan zitten, vrije keus voor een tafel was er niet bij. Als alle bezoekers plaatsgenomen hadden, gingen de deuren dicht en werden de gevangenen uit hun cel gehaald. Persoonlijk contact was verboden.
Midas was superlief en begripvol. Op zijn verzoek zocht ik contact met Hester. Dat deed ik op mijn manier en kort nadien stond ik met mijn twee baby’s bij haar op de stoep. Vreemd genoeg konden we het goed met elkaar vinden. We hingen nadien soms uren met elkaar aan de telefoon en de gesprekken gingen niet alleen over Midas en de kinderen, we begrepen elkaar. Ze vroeg om een keer mijn bezoekrecht aan haar af te staan. Natuurlijk had ik daar geen problemen mee. Zij ging bij Midas op bezoek, had weinig goede woorden voor hem en vroeg ter plekke de scheiding aan.
Na een week ging ik met drie kinderen een middagje naar een vriendin. Ik besloot eerst langs het station te rijden om de tas op te halen. Zoals gewoonlijk viel er geen parkeerplek te bemachtigen. Ten einde raad parkeerde ik mijn auto op de uitstapstrook, zette ‘ping ping’ de noodsignalering aan, deed de deuren op slot en snelde de stationshal binnen. Ik kreeg haast een hartverlamming toen ik bij het kluisje kwam: de deur stond open! Wie zou dat gedaan kunnen hebben, er stonden immers overal volop camera’s in het station.
Ik rende naar het dichtstbijzijnde loket en vroeg aan de vrouw achter de kassa: ‘Na hoeveel dagen worden de kluizen opengemaakt?’
‘Normaal na zeven dagen.’
Ze bekeek me nauwlettend en vroeg: ‘Bent u misschien iets kwijt?’
‘Ik heb daar vorige week een tas achtergelaten.’
‘Was dat soms die tas van Midas?’
Ik schrok me dood, hoe kon zij die naam weten? In een reflex draaide ik me om en liep ik voor mijn leven. Ik gebaarde mijn oudste om de deuren te openen en reed met gierende banden weg, te overstuur om nog leuk bij mijn vriendin op bezoek te gaan.
Thuis ben ik in het donker gaan koken. De kinderen mochten niet spreken en ik durfde het licht niet aan te doen. Ik was in een complete shock en liep te ijsberen. Het was bijna zeven uur en ik wachtte op het dagelijkse telefoontje van Midas. In de buurt waarin ik woon had ik nog nooit een politieauto gezien of gehoord. Die avond wel, om tien voor zeven, in de verte loeiende sirenes en zwaailichten. Ik keek naar de krijtwitte gezichtjes van de kinderen. ‘Mama, is dat voor ons?’
De politieauto reed aan ons huis voorbij. Voor de zekerheid besloot ik een advocaat te bellen om te informeren in hoeverre ik medeplichtig kon zijn en wat de consequenties voor de kinderen waren. De kinderen wisten niet beter dan dat Midas op zakenreis was, ik kon ze kwalijk vertellen dat hij in de gevangenis zat.
Die avond was ik zo van streek, dat ik geen lief woordje over mijn lippen kreeg: ‘Ik kom morgen niet, want ik ben ziek.’ Het bleef doodstil aan de andere kant van de lijn. Op de achtergrond hoorde ik de medegevangenen. Na een minuut verbrak Midas de stilte.
‘Daar kan ik me iets bij indenken, word snel beter,’ en hij verbrak de verbinding. Ik hoopte vurig dat hij me terug zou bellen, maar die avond ging de telefoon niet meer.
De volgende dag kreeg ik wel een dwingend telefoontje van de recherche. ‘Wij zouden u morgen graag ondervragen. We verzoeken u de kinderen thuis te laten en er rekening mee te houden dat het een langdurige kwestie gaat worden.’
Er zat niets anders op dan mijn moeder te bellen: ‘Mam, kun je morgen op de kinderen passen, ik weet niet voor hoe lang.’ Met een uitgebreide instructielijst en een bezwaard hart zwaaide mijn moeder me de volgende dag uit.
Klokslag negen uur meldde ik me bij de receptie. Ik werd naar een kaal kamertje gebracht waar de deur demonstratief op slot ging. ‘U bent gearresteerd.’
Ze hadden álle gegevens van me! De bankkaarten, de bankrekeningen (ook die van de kinderen) en stapels foto’s van mij in dure, exclusieve sportauto’s, op exotische vakantiebestemmingen, winkelend in de meest mondaine winkels en oorden. Slik!
Ze hadden lijsten met vragen, waaronder in welke auto welke reis gemaakt was en waar naartoe. Ik kon me de helft niet meer herinneren. Niet alleen door de shock van de confrontatie, maar vooral omdat Midas en ik zulke turbulente jaren achter de rug hadden met het heen en weer gaan naar Hester en drie kindertjes binnen een jaar. Ik gaf eerlijk antwoord op wat ik me nog duidelijk wist te herinneren, maar moest vaak een antwoord schuldig blijven.
Na een paar uur kwam de onvermijdelijke vraag over de tas in de kluis van het station. Ik wond er geen doekjes om: ‘Die tas had ik op de bodem van de auto zien liggen op de dag dat Midas voor verhoor was opgepakt. Ik zag dat er alleen onbekende gsm’s in zaten en wist niet wat ik ermee moest doen, ik wilde er ook niets mee te maken hebben en ik wilde daar zeker mijn kinderen er niet mee confronteren. In paniek heb ik de tas in een kluis op het station gestopt. Toen ik hem op ging halen stond de kluis open en was de tas verdwenen.’
De ene vraag volgde de andere op. De onderzoekers trachtten me duidelijk in de war te brengen of mezelf te laten tegenspreken. Ook zetten ze me onder druk met opmerkingen als: ‘Wilt u thuis zijn met kerst, dan moet u wel goed uw medewerking verlenen.’ Ik had niets meer te vertellen, want ik wist niets meer. Uiteindelijk verdwenen ze om te overleggen met de onderzoeksrechter. Drie kwartier later kwam de oudste, een dikke kale man, alleen terug.
‘Allez, ge hebt chance voor deze keer. U kunt gaan.’
Het volgende bezoekuur kreeg Midas het voor zijn kiezen: ‘Zo’n leven wil ik niet meer, dit moet veranderen. Ik heb de verantwoordelijkheid voor vier kinderen. Het verleden heeft me al ellende genoeg bezorgd. Ik ben alle afgeluisterde telefoontjes en ondervragingen spuugzat. De rest van mijn leven wil ik rust!’
‘Maak je niet zo druk. Het is maar een onderzoek,’ was zijn antwoord.
‘Dat maakt me niets uit, het feit dat je in de gevangenis zit, zegt genoeg. Ik sta op het punt van crashen.’
‘Hoe zit het dan met je gevoel?’
‘Gevoel, welk gevoel?’
Ik voelde helemaal niets meer en zat als een dood vogeltje voor hem. Al het gevoel dat ik de laatste jaren zo zorgvuldig had opgebouwd, was in één klap vernietigd. Met de beste wil van de wereld kon ik niet meer in mijn gevoel komen.