6

 

 

Jade begon te huilen toen ze naar boven liep om naar bed te gaan. Ik stond onder aan de trap en wilde mijn dochter dolgraag troosten, maar voelde de ogen van de maatschappelijk werkster prikken.

‘Wat is er, lieverd?’ vroeg ik toen ze op een tree bleef staan.

‘Ik wil dat Matthew terugkomt,’ zei ze snikkend. ‘Ik moet huilen omdat ik verdrietig ben om Matthew.’

‘Kom eens, Jadey,’ zei ik zacht.

Ze rende de trap af en stortte zich in mijn armen.

‘Papa en ik hebben ook heel veel verdriet. Soms moeten we huilen omdat hij er niet meer is. Maar we weten dat hij in de hemel is en over ons waakt. Je kunt hem niet zien, maar hij is wel bij je. Hij past op je.’

‘Ja, mama?’ Jade keek me aan. De tranen stroomden over haar wangen. ‘Ik wil bij jou zijn. Bij jou en bij papa. En bij niemand anders. Ik vind die mensen van de bakkerij niet aardig. Wanneer kom je naar huis?’

‘Dat duurt niet lang meer,’ zei ik. ‘Ik moet nog even werken, maar ik kom snel weer naar je toe.’

Ik viel stil toen Jade zich omdraaide en naar boven liep. Terry zou haar instoppen, ik niet.

Het was de zomer van 2000 en de stress van de voorafgaande acht maanden begon zijn tol te eisen. Ik was bang dat de wonden die ons gezin had opgelopen misschien nooit meer zouden helen.

We probeerden omwille van Jade zo gewoon mogelijk te doen. Ze was in januari vier geworden en merkte het dus al goed als we verdrietig waren. Kinderen kunnen op die leeftijd misschien nog niet goed verwoorden wat ze voelen, maar ze beschikken over een bepaalde intuïtie die volwassenen moeten ontberen.

We waren een gezin dat altijd één oog op de klok gericht hield, ons heel erg bewust van de tijd die we samen hadden. Het was alsof we een langeafstandsrelatie hadden en in de schaarse minuten samen zo gelukkig mogelijk probeerden te zijn. We konden ons niet laten meevoeren door het ritme van het gewone leven – waarin je soms goede en soms slechte dagen hebt – maar probeerden voortdurend in heel korte tijd zo lief mogelijk tegen elkaar te doen, hoe geforceerd dat ook aanvoelde.

Er was een kloof tussen ons ontstaan omdat we niet goed om Matthew hadden kunnen rouwen. Omdat Terry en ik niet bij elkaar woonden, konden we geen steun bij elkaar zoeken, zoals we na de dood van Gemma en Jason hadden gedaan. Het enige wat Jade wist, was dat haar ouders opgewekt liepen te glimlachen sinds haar broertje was verdwenen. Ik wist dat dat verwarrend voor haar moest zijn, maar ik had geen idee wat we anders moesten doen. Mijn tijd met haar was zo beperkt dat ik van elk moment een blij moment wilde maken. Dat kan geen enkele ouder, maar in mijn relatie met Jade ontbrak een belangrijk element waarover andere ouders wel beschikten: tijd. Daarom probeerde ik in die paar uurtjes per week een supermoeder voor haar te zijn.

In het begin gedroeg Jade zich tijdens onze uren samen voorbeeldig, maar in de loop der maanden werd steeds duidelijker dat ze er soms maar weinig van begreep. Ik raakte altijd van streek als een bezoek moeilijk verliep en ze humeurig was of zich juist aan me vastklampte wanneer ik moest gaan.

Tijd was niet het enige wat onze levens beheerste. Hetzelfde gold voor het maatschappelijk werk. Op dat moment wisten we nog niet dat tijdens de tweeënhalf jaar tussen de dood van Matthew en mijn proces maar liefst tien verschillende maatschappelijk werkers toezicht op Jade en mij zouden houden. De meesten waren heel redelijk, maar toch blijf je altijd afkeer voelen jegens iemand die erop moet toezien dat je je kind niets aandoet.

Het grootste probleem dat Terry en ik met het maatschappelijk werk hadden, was de absurde logica die aan hun beslissingen ten grondslag lag. Elk besluit kwam voort uit de gedachte dat ik een moeder was die mogelijk drie kinderen had vermoord en daarom scherp in de gaten moest worden gehouden om te voorkomen dat ze haar enige nog levende kind ook zou doden. Het gekke was alleen dat we met kerst wel samen mochten zijn zonder dat er een maatschappelijk werker bij was, als we de overeenkomst maar tekenden. Kon een stukje papier soms op magische wijze voorkomen dat ik Jade zou aanvallen? Zouden mijn familieleden, die tijdens al die jaren waarin ik drie kinderen had ‘vermoord’ niets hadden gedaan, me nu opeens wel tegenhouden? De manier waarop we werden behandeld, raakte soms dus kant noch wal, maar als Terry en ik daar iets over zeiden, kregen we geen reactie.

Een van onze grootste frustraties betrof Ellen Paterson-Russell, die door de rechtbank was aangewezen om de juridische belangen van Jade te vertegenwoordigen. We kregen te horen dat zij de invloedrijkste persoon van allemaal was omdat ze ons kon verbieden contact te hebben met onze dochter. Ze liet ons echter nooit merken hoe ze over iets dacht. Tijdens hoorzittingen en besprekingen met de kinderbescherming of maatschappelijk werk zat ze alleen maar te luisteren, zonder iets te zeggen.

Na verloop van tijd deden de maatschappelijk werkers steeds minder gespannen tijdens mijn bezoeken aan Jade – vooral als ze me wat beter hadden leren kennen – en mocht ik alleen met haar spelen zonder dat ze meteen in mijn nek stonden te hijgen. Ik was dolblij dat ik af en toe even alleen met Jade kon zijn, maar de voortdurende spanning die rond elk samenzijn hing, vrat aan me. Ik werd van moord verdacht, maar mijn moordzuchtige neigingen verdwenen blijkbaar als bij toverslag wanneer zich binnen een straal van twintig meter een maatschappelijk werker bevond of wanneer ik een overeenkomst in mijn handen had.

‘Dit is gewoon bespottelijk,’ zei Terry soms tegen degene die toezicht hield wanneer Jade en ik even weg waren. ‘Ik weet niet eens wat ze aan het doen zijn, dus hoe kun jij het dan weten?’

Maar dan glimlachte de maatschappelijk werker alleen maar en ging door met tv-kijken of een boek lezen.

Tony Luscott was de enige die zich keurig aan de regels hield. Hij bleef onder aan de trap dralen wanneer Jade en ik naar boven liepen om daar te gaan spelen, zichtbaar twijfelend of hij ons achterna zou gaan of niet. Wanneer we langer dan een paar minuten wegbleven, dook hij schijnbaar toevallig op om te zien of het kappertje of schooltje spelen niet plotseling in een tragedie was veranderd.

Hij leek me van allemaal nog het meest te wantrouwen. Als Jade even buiten ging spelen, begon hij vaak over het onderzoek of merkte hij op dat mijn zaak zo‘ongewoon’ was omdat ik al drie kinderen had verloren. Ik had steeds vaker het gevoel dat hij het met de politie eens was en, zoals vele anderen, van mening was dat ik eigenlijk geen tijd met mijn dochter zou mogen doorbrengen. Dat stoorde me; het was niet aan hem om een oordeel over me te vellen.

Ik was niet de enige die de situatie ondraaglijk vond. Ook Jade zag in dat onze tijd samen heel kostbaar was. Op een dag, toen ze per se wilde dat ik haar in bad deed, ving ik een glimp op van de vastberadenheid waardoor mijn kind dit allemaal zou overleven.

Ik wist dat ik ‘geen persoonlijke verzorging’ mocht bieden, maar toen mijn dochtertje heel onschuldig naar me opkeek en vroeg of ik haar in bad wilde doen, had ik moeite om me aan die regels te houden. De kille beperkingen van wettelijke overeenkomsten vormden een wereld van verschil met een gewoon gezinsleven.

‘Kom mama, dan gaan we naar boven,’ zei Jade, terwijl ik heen en weer werd geslingerd tussen het besef dat ik me aan de regels moest houden en het verlangen om een echte moeder te zijn.

Vlieg toch op met je regels, dacht ik bij mezelf. Ik ga haar echt geen nee verkopen. Als Tony ons wil tegenhouden, dan doet hij dat maar.

We liepen naar boven en lieten het bad vollopen. Omdat ik heel goed wist dat ik iets deed wat niet mocht, liet ik met opzet de deur op een kier staan, maar Jade deed hem weer dicht voordat ze in bad stapte. Ik wist dat Tony woedend zou worden.

‘Dat mag niet,Angela,’ riep hij van beneden.‘Je kent de regels.’

Jade wil dat haar mama haar in bad doet, een knappe jongen die me tegenhoudt, dacht ik toen ik haar zag spetteren.

Ik gaf Tony geen antwoord en probeerde niet te denken hoe ik me voelde: vernederd omdat hij me als een stout kind op de vingers tikte, en schuldig omdat Terry hiervoor misschien de prijs zou moeten betalen.

Een paar maanden later nam een andere maatschappelijk werker de plaats van Tony in, maar soms denk ik nog wel eens aan hem en vraag me af wat er van hem is geworden. Hij is een van de weinige mensen uit die tijd met wie ik graag nog eens een hartig woordje zou wisselen. Ik erger me nog steeds aan het feit dat hij zich zo strikt aan de regels hield. Ik zou hem dolgraag willen vragen waarom hij dat deed als hij toch ook duidelijk moeten hebben gezien dat ons gezinsleven eronder leed.

Weken werden maanden. Toen Terry en ik al bijna een jaar van elkaar gescheiden woonden, wist ik dat we Jade meer over de situatie moesten gaan vertellen. Ze stelde steeds meer vragen over de vriendinnen van mama uit de bakkerij die er tijdens al mijn bezoeken aan haar ook bij waren, maar mijn hart brak bij de gedachte dat we haar van haar onschuldige gebrek aan argwaan zouden beroven.

Een van de moeilijkste dingen die ik ooit zou moeten doen, was mijn kleine meid vertellen dat er mensen waren die dachten dat ik haar zus en broertjes kwaad had gedaan. Maar ik had geen keuze, ik moest wel, en daarom besloot ik kort voordat ze in september 2000 naar de kleuterschool ging open kaart te spelen.

‘Er zijn mensen die denken dat mama lelijk heeft gedaan tegen Gem-ma, Jason en Matthew,’ zei ik tegen haar.‘En van die mensen mag ik niet hier wonen omdat ze bang zijn dat ik jou ook pijn zal doen. Daarom woon ik nu niet hier, Jade, maar ik hoop dat ik snel weer naar huis mag komen. Ik mis je heel erg.’

‘Maar mama,’ zei ze ernstig, ‘je kan me geen pijn doen want je bent mijn mama en je vindt me lief. Je vond Gemma en Jason en Matthew ook lief. Je hebt ze toch geen pijn gedaan?’

‘Nee, lieverd.’

Vanaf dat moment noemde Jade de politie en de maatschappelijk werkers de ‘nare mensen’. Terry en ik deden ons uiterste best om haar niet te beïnvloeden omdat we haar niet nog onzekerder wilden maken, maar Jade had die term zelf verzonnen voor degenen die haar wereldje kapot hadden gemaakt.

Een paar weken later liep ik hand in hand met Jade haar nieuwe school in. Mijn hart bonsde in mijn keel. Dit had een van de grote mijlpalen in haar leven moeten worden, maar voor mij was het een vreselijk moment. Ik had die ochtend al vroeg naar haar toe willen gaan om haar te helpen zich voor te bereiden, maar omdat er geen maatschappelijk werker beschikbaar was, moest ik bij het hek van de school op haar wachten.

‘Hebben ze kleurboeken en puzzels, mama?’ vroeg Jade toen we in het zonnetje het plein overstaken.

‘Dat denk ik wel, lieverd,’ antwoordde ik. Terry volgde ons met zijn videocamera, en ik keek vol afgunst naar de andere moeders die hun kinderen naar school brachten.

Ik verlangde hevig naar een doodgewoon leven. Ik wilde niet dat er maatschappelijk werkers voor de school stonden, ik wilde geen veelbetekenende blikken zien wanneer ik Jade naar het lokaal bracht, en ik wilde vooral niet langer doodmoe zijn omdat ik voortdurend mijn gevoelens moest onderdrukken terwijl ik eigenlijk het liefst eens een lekker potje wilde janken.

Na verloop van tijd werd het steeds duidelijker dat Terry heel anders met de situatie omging dan ik. Ooit hadden we samen om onze kinderen gerouwd en het verlies met elkaar gedeeld, maar nu moesten we dat ieder voor zich doen. Ik leed vooral onder het gebrek aan tijd samen met Jade, maar Terry bracht bijna elke minuut van de dag met haar door. Ik voelde me vooral overdag eenzaam omdat iedereen dan aan het werk was, maar hij was vooral ’s avonds op zichzelf aangewezen.

Hij was van een man die zestig uur per week had gewerkt en leiding had gegeven aan een drukke afdeling veranderd in een vader die de hele dag thuisbleef om voor zijn kind te zorgen. Nu pas besefte hij hoe zwaar het was om er als ouder alleen voor te staan.

‘Ik zag haar vandaag voor de spiegel staan en hoorde haar zeggen dat ze naar mama wilde,’ zei hij op een avond gespannen aan de telefoon.‘Ik weet gewoon niet meer wat ik moet doen.’

‘Stel haar gerust,’ zei ik tegen hem.‘Ze is gewoon bang. Ze is net zo in de war als wij en weet niet wat er allemaal aan de hand is.’

‘Maar toen ik naar haar toe liep, sloeg ze me, Ange. Ze gaf me echt een klap.’

Daar schrok ik heel erg van. Jade was nooit een agressief kind geweest. Het was verontrustend dat ze nu opeens wel zo reageerde.

‘Je moet haar duidelijk maken dat dat echt niet kan, Terry. Dat mag je niet toestaan. Zeg tegen haar dat ze papa niet mag slaan.’

‘Ik kan het gewoon niet over mijn hart verkrijgen om haar te straffen,’ antwoordde hij. ‘Ze heeft al zoveel meegemaakt en ik wil het niet nog erger maken.’

Terry was nooit echt streng geweest voor Jade. Voordat de hele zaak rond Matthew speelde, liet hij haar al samen met hem voor de tv in slaap vallen wanneer ik ’s avonds aan het werk was. Maar mijn hart brak toen ik dit hoorde. Ik zat aan de andere kant van lijn, niet bij machte mijn rol als moeder te vervullen, en hij moest het helemaal alleen doen.

Er speelden ook nog andere dingen: ik wist dat er thuis helemaal geen vast ritme was en dat hij en Jade een vrij ongeregeld leven leidden. Terry had thuis altijd iemand gehad die voor hem zorgde en dacht dat overhemden zichzelf streken en eten als bij toverslag op borden verscheen. Het kostte hem moeite om het huishouden in goede banen te leiden: ze aten nooit op vaste tijden en Jade snoepte meer dan dat ze een volwaardige maaltijd binnenkreeg; bij kil weer liep ze soms nog in veel te zomerse kleren; het huis was niet zo schoon meer als vroeger; en op tijd naar bed gaan was iets uit het verleden. Jade en Terry zaten vaak ’s avonds tot een uur of negen tv te kijken, waarna hij haar boven in haar bedje stopte. Vaak viel hij samen met haar in slaap omdat ze niet wilde dat hij haar alleen liet.

Ik verweet Terry echter nooit dat hij iets verkeerd deed. Ik wist dat hij zich in een situatie bevond waarin de meeste mannen het niet zouden bolwerken en maakte er zelden ruzie over. Heel af en toe ergerde ik me wanneer Jade vertelde dat ze met chocoladekoekjes had ontbeten, maar ik wilde dat niet aan Terry laten merken. Ik wist dat hij zijn best deed.

Ik hield mezelf voor dat het onredelijk zou zijn als ik hem zou verwijten de dingen anders aan te pakken dan ik. Hij was degene die er dag en nacht voor Jade was. Bovendien had ik gewoon geen puf meer om ook nog te gaan lopen zeuren tegen Terry. De strijd die ons gezin moest leveren, was al uitputtend genoeg.

Ik wist ook dat hij degene was die Jades reacties moest incasseren. Hij was degene die haar handen moest vasthouden wanneer ze hem wilde slaan of haar tranen moest drogen nadat ik weg was gegaan. Hij deed zijn uiterste best om haar af te leiden. Ze dwaalden samen uren door elektronicazaken of gingen naar het station om naar de treinen te kijken omdat felle lichten en harde geluiden Jade altijd voor even wisten af te leiden.

In februari 2000 waren we gedwongen ons huis aan Waterloo Road te verkopen omdat Terry zijn baan had opgezegd om voor Jade te kunnen zorgen. We wisten dat de ene ouder die ze nog overhad haar alle mogelijke aandacht moest geven, maar zonder baan konden we onmogelijk de lasten van de hypotheek en de verzekeringen opbrengen, die in totaal zo’n vijfhonderd pond per maand bedroegen. De extra druk om elke maand de eindjes aan elkaar te moeten knopen, was wel het laatste wat Terry erbij kon hebben, en bovendien wilde hij graag weg omdat hij het idee had dat de politie alle hoeken en gaten van ons huis had bezoedeld.

Mijn man en dochter waren officieel dakloos en moesten verhuizen naar een huis van een woningbouwvereniging dat in een buurt stond waar kinderen op straat plasten en de hele nacht luide muziek te horen was. Dat was wederom een ingrijpende verandering voor hen.

Terry en ik moesten ook voor de eerste keer in ons leven een uitkering aanvragen. Dat vond hij vreselijk; hij was van de oude stempel en vond dat hij als man brood op de plank moest brengen en voor zijn gezin moest zorgen. Omdat we altijd hadden gewerkt en altijd onze rekeningen hadden betaald, was het voor Terry een enorme vernedering om zijn hand bij de staat te moeten ophouden. We waren ook gedwongen al het geld op te eten dat we hadden gespaard. Langzaam maar zeker kregen we het steeds minder breed.

Ik denk dat Terry dat allemaal nog wel had kunnen verdragen als de gevolgen beperkt waren gebleven tot ‘mama spelen’ en minder te besteden hebben. Wat hem echt kapot had gemaakt, was het feit dat hij binnen een paar uur na de dood van zijn zoon geen zeggenschap meer had over zijn eigen leven. Tot dan toe was hij gezinshoofd geweest en had hij zijn lot in eigen hand gehad, maar het onderzoek van de politie had daar een abrupt einde aan gemaakt.

Gedurende de tweeënhalf jaar die aan mijn proces voorafging, werd Terry’s leven door anderen bepaald. Hij voelde zich volkomen machteloos omdat hij naar het pijpen van de kinderbescherming, het maatschappelijk werk, de politie en de advocaten moest dansen. Dat knaagde aan zijn zelfbeeld, dat vrat aan zijn eigenwaarde als man – en ik kon alleen maar machteloos toekijken. Alle zekerheden die hij in zijn leven had gekend – zijn baan, huis, vrouw, kinderen, financiën, plaats in de maatschappij, vertrouwen in de politie, justitie en de medische stand – verdwenen als sneeuw voor de zon. Daarvan raakte hij behoorlijk van streek. We hadden na de dood van onze twee kinderen moeten vechten om erbovenop te komen, maar na de dood van Matthew werd alles anders.

‘Weet je, Ange, ze gaan jou hetzelfde aandoen als ze Sally Clark hebben aangedaan,’ zei hij vaak tegen me.

Ik wist natuurlijk dat Sally Clark nog voor de dood van Matthew was veroordeeld wegens de moord op haar twee kleine kindjes. De plaatselijke krant had er veel over geschreven omdat ze in Salisbury voor de rechter had moeten verschijnen. Ik had er geen seconde bij stilgestaan dat mij hetzelfde kon overkomen. Ik had in de krant dingen gelezen die haar zaak heel anders maakten dan de mijne.

Terry had echter vanaf het allereerste moment dat de politie ons leven binnendrong al gevreesd dat ik schuldig zou worden bevonden en bleef maar zeggen dat ze mij net zo zouden aanpakken als haar.

‘Ze zullen blijven graven. Ook al vinden ze niks, ze gaan door. Zie je dat dan niet, Ange? Ze zijn niet op zoek naar de waarheid. Ze zijn op zoek naar iets wat ze tegen je kunnen gebruiken.’

Mijn vechtlust was door de beschuldigingen weliswaar gewekt, maar ik was er nog steeds van overtuigd dat het gezonde verstand zou zegevieren en had er geen idee van dat Terry zo bang was. Op dat moment, en nog maanden daarna, wilde ik gewoon niet geloven dat ik ooit zou worden veroordeeld. Ik had niets gedaan. Ik had de waarheid verteld.

Natuurlijk overlegde ik regelmatig met Bill en Jacqui, meldde me op het politiebureau wanneer dat moest en woonde hoorzittingen bij, maar het was altijd alsof het over iemand anders ging. Ik was me ervan bewust dat de ene deskundige na de andere zijn of haar mening gaf over het lot dat Matthew had getroffen en dat de zaak steeds ingewikkelder werd. Maar toen het einde van 2000 naderde, wilde ik er nog steeds niet aan. Terry en Jade eisten al mijn aandacht op.

Het eerste half jaar nadat ik mijn gezin had verlaten, mocht ik elk weekend naar huis en ging Jade bij Jenny logeren. In zekere zin genoot ik van elke minuut. Eindelijk kon ik de rol van de vrouw des huizes vervullen. De geluidjes van mijn dode kinderen achtervolgden me wanneer ik schoonmaakte, een was draaide of stond te strijken, maar ik probeerde altijd mijn stempel op het huis te drukken, al was het maar met een simpel gebaar als Jades kleren voor haar op haar bed leggen, zodat ze me niet zou vergeten.

Ik was me er echter ook van bewust dat ik heel erg de rol van moeder speelde, dat ik deed alsof, en ik werd steeds bozer op mezelf omdat ik zo dankbaar was dat ik het mocht doen. Dat was gewoon zielig. Door de gebeurtenissen was ik veranderd in een onzichtbare moeder die haar aanwezigheid alleen kenbaar kon maken door zinloze handelingen in een huis dat ze gedwongen had moeten verlaten. Dat vond ik vreselijk.

In dat eerste jaar heb ik zeeën aan tranen vergoten. Sinds de dood van Matthew gebruikte ik slaappillen, maar al snel kreeg ik ook antidepressiva voorgeschreven. Die had ik nooit eerder gebruikt, zelfs niet na het verlies van mijn twee andere baby’s. Nu moest ik mezelf echter urenlang moed inspreken voordat ik Claires woning durfde te verlaten en tegenover de buitenwereld een lachend masker kon opzetten. Ik wilde Jade niet van streek maken door te huilen of tegenover de kinderbescherming enige zwakheid te tonen, maar dat betekende wel dat ik alleen in de beslotenheid van Claires huis mezelf kon zijn. Ik huilde mezelf elke avond in slaap en zocht keer op keer troost bij mijn zusje.

‘Ik word gewoon zo wanhopig van wat ze ons allemaal aandoen,’ zei ik ’s avonds huilend. ‘Waarom doen ze dat toch? Ik snap gewoon niet waarom het allemaal zo lang duurt.’

‘Het zijn klootzakken,’ zei Claire dan.‘Maar ze zullen uiteindelijk wel inzien dat het nergens op slaat. Je moet gewoon volhouden.’

‘Maar het is zo’n inbreuk op ons leven,’ zei ik snikkend. ‘Zij bepalen hoe we moeten leven. Ik kan niet eens om Matthew rouwen. Ik weet niet hoe lang ik dit nog volhoud.’

‘We zullen je steunen, Ange. Je bent niet alleen.’

Ik had me tijdens onze jeugd altijd om Claire bekommerd, maar nu werd zij mijn belangrijkste steun en toeverlaat. Ik besefte heel goed dat dit ook een grote invloed op haar leven had en deed mijn best om haar zoveel mogelijk te helpen. Tijdens de lange uren die ik in mijn eentje in haar huis doorbracht, deed ik het huishouden of maakte het eten klaar. Ik dwong mezelf om bepaalde concrete elementen in mijn leven, zoals mijn dagelijkse bezoeken aan Jade of de weekenden met Terry, tot het middelpunt van mijn ‘tijdelijke’ bestaan te maken. Ik zag Terry bijna elke dag wanneer Jade op school zat, maar dan hadden we het bijna alleen maar over het onderzoek. Verder bracht ik overdag, wanneer alle anderen op hun werk zaten, uren in het park door, of op het plein voor de kathedraal van Salisbury. Dan spookte er maar één vraag door mijn hoofd, de vraag die me sinds de allereerste dag had geplaagd: waarom?

Soms paste ik ’s avonds op de kinderen van vrienden, en ik was ook vaak bij mijn moeder en Brian, Stephen en Kellie, mijn vader en Kathe rine, Tina, Andrew en Ally, Steve Grant, Steve Crouch en hun gezinnen, maar ze hadden allemaal hun eigen leven. De tijd tikte door. Ik zag mijn moeder minder vaak sinds ze met Brian getrouwd was, maar ik was blij dat ze een tweede kans had gekregen. Tina was getrouwd, Andrew had het druk met zijn eigen leven, en Stephen en Kellie hadden nog twee kinderen gekregen: Brandon in 1998 en Shayleigh in 2000. Een jaar later werd Shauna-Esme geboren. Mijn vader en Katherine kregen in 2000 een zoontje, Joshua. Ik kon niet van anderen verlangen dat ze hun leven in de wacht zouden zetten, alleen maar omdat ik daartoe gedwongen was.

Ik trok me langzaam steeds meer in mezelf terug en was niet langer de vrolijke meid van vroeger. Ik merkte dat ik steeds vaker alleen maar een beetje voor me uit zat te staren, murw gebeukt door alles wat ons was overkomen. Ooit had ik het druk gehad met van alles en nog wat, maar nu voelde ik me alleen maar nog vermoeider worden wanneer ik tegen mijn verdriet probeerde te vechten.

Het was vreselijk inspannend om me altijd maar in te moeten houden, en soms had ik gewoon zin om heel hard te gaan brullen tijdens een gesprek met de kinderbescherming of iemand van de politie omdat het allemaal zo vreselijk onrechtvaardig was. Veel ouders zullen misschien zeggen dat zij in zo’n situatie zouden vechten totdat ze erbij neer zouden vallen, maar iedereen is anders, en ik was opgevoed met het idee dat je respect moet tonen voor de autoriteiten. Dat verander je niet zomaar. Ook was ik doodsbang dat ik iemand tegen me in het harnas zou jagen en de situatie alleen maar erger zou maken. Net als Terry had ik het gevoel dat we de kinderbescherming niet de minste aanleiding moesten geven om Jade van ons af te pakken, en ik was bang dat tegen hen ingaan de kans daarop alleen maar zou vergroten. Daarom dwong ik mezelf het spelletje mee te spelen en vertrouwde erop dat Bill hun op het absurde van de situatie zou wijzen.

Ik betaalde wel een hoge prijs voor de zelfbeheersing waartoe ik mezelf dwong. Ik veranderde in een toneelspeelster die van de ene rol op de andere overschakelde. Ik moest mezelf dwingen sterk te zijn en werd stukje bij beetje steeds ijziger vanbinnen.

Terry leerde ook rollen te spelen, en mede daardoor had ik de indruk dat we na zestien jaar liefde en vriendschap uit elkaar dreigden te groeien.

‘Ik weet niet hoe lang ik dit nog aankan,’ zei hij vaak.

Nadat hij me kort na het begin van het onderzoek maandenlang moed had ingesproken, was het nu mijn beurt om zacht te antwoorden: ‘Het is overleven of eraan onderdoor gaan, Terry.’ Ik voelde een enorme droefheid wanneer ik hem zo zag.

‘Je bent mijn zielsverwant, Angela. Dat ze jou van me afpakken, voelt gewoon als doodgaan. Ik heb het gevoel dat ik een dubbelleven leid: voor Jade moet ik de hele tijd vrolijk zijn, maar als zij in bed ligt, zit ik in mijn eentje te huilen. En als ik bij jou ben, kan ik het gewoon niet aan. Het is zo moeilijk, ik kan helemaal niets doen om je te helpen. Alles is me uit handen genomen, en daar kan ik helemaal niets aan veranderen.’

‘We komen er wel doorheen,’ zei ik tegen hem. ‘Vroeg of laat zijn we weer bij elkaar. Dit kan zo niet doorgaan, want op een gegeven moment ziet iemand wel in hoe bespottelijk het is. Dat moet je niet vergeten, Terry: er zal een einde aan komen.’

We probeerden tijdens de weekenden samen van onze tijd te genieten, en in het begin was ons liefdesleven een grote troost voor me. We hadden altijd een gezond seksleven gehad, en toen we pas van elkaar waren gescheiden, hadden we dat nog steeds, al was het minder heftig en regelmatig dan voorheen. Maar we konden nog steeds elkaar lichamelijke troost bieden.

Toen Terry besloot dat het voor Jenny te zwaar werd om elk weekend op Jade te passen – ze had per slot van rekening zelf ook nog een gezin – moesten we een soort rooster gaan opstellen. De politie moest vijf gezinnen – dat van mijn moeder en Brian, Terry en Gill Chambers, mijn vader en Katherine, Stephen en Kellie, en Claire en Kevin – tegen het licht houden en goedkeuren voordat ze op Jade mochten passen. Maar het was een nachtmerrie om aan ieders wensen te voldoen. Het voelde soms alsof we het ene stel op onze knieën moesten smeken of het alsjeblieft met het andere wilde ruilen omdat er opeens iets tussen was gekomen. Voor mij als moeder was het enorm kwetsend dat sommige mensen niet eens tijd wilden vrijmaken om voor mijn dochter te zorgen terwijl andere haar zo graag wilden hebben.

Jade kreeg dit alles steeds meer in de gaten. Toen ze nog bij Jenny logeerde, had ze weleens moeilijk gedaan of niet willen eten, maar nu liet ze steeds vaker merken dat ze liever niet van huis weg wilde. De onrust die onze scheiding bij haar teweegbracht, werd nog versterkt doordat ze aanvoelde dat sommigen haar niet wilden, en we moesten keer op keer liegen om haar toch de deur uit te krijgen. Terry en ik maakten telkens ruzie over de problemen die ontstonden en de mogelijke oplossingen. Uiteindelijk waren we gedwongen het rooster vaarwel te zeggen en moesten we het met een paar steelse momenten samen doen. Maar het is moeilijk om een echt stel te zijn als je niet bij elkaar kunt zijn.

In de zomer van 2000 moest ik machteloos toezien hoe Terry steeds neerslachtiger werd. Angst was een andere emotie waarmee hij worstelde. Vanaf het moment dat de kinderbescherming en het maatschappelijk werk een rol in ons leven gingen spelen, was het duidelijk dat de kleinste misstap ons Jade kon kosten. We wisten ook dat Terry verdacht werd; het was niet duidelijk of hij een rol had gespeeld bij de ‘mishandeling’ van onze kinderen. Naarmate de relatie tussen hem en mij steeds breekbaarder werd, richtte hij zich steeds meer op Jade.

Soms was het bijna ondraaglijk om de regels op te volgen die voor ons waren uitgeschreven. Ik werd voor bezoeken bijna altijd opgehaald en gebracht door een maatschappelijk werker, maar niemand controleerde of we elkaar op andere momenten ontmoetten. Telkens als ik de deur van Claires woning opendeed, wilde ik me het liefst meteen weer omdraaien en terug naar huis rennen, maar Terry en ik wisten dat we ons geen enkele fout konden permitteren.

Soms belde hij om te zeggen dat hij even met Jade de stad in ging, zodat we elkaar niet per ongeluk tegen zouden komen en de regels zouden schenden. Ook zorgde hij ervoor dat hij geen druppel te veel dronk wanneer hij bij vrienden op bezoek ging omdat daar blijven slapen in verband met Jade geen optie was. Iedereen die wel eens op Jade paste, werd door de politie nagetrokken, en Terry kon dus nooit bij een vriend blijven slapen die niet was gecontroleerd.

Dat betekende dat hij zich nooit echt kon ontspannen: of hij zat thuis, waar hij werd herinnerd aan alles wat hij had verloren, of hij zat bij vrienden, zich er akelig van bewust dat hij weer snel naar huis moest. Langzaam maar zeker begon hij van steeds meer vrienden en bekenden te vervreemden.

Toch waren er ook lichtpuntjes in die bureaucratische duisternis: Chris Howard Jones van Slachtofferhulp toonde zich een onmisbare vriendin voor Terry. Hij belde haar elke dag, en niets was haar te veel. Chris heeft van alles voor mijn gezin gedaan: ze wist het geld terug te krijgen dat we voor de dood van Matthew hadden aanbetaald voor een vakantie met het hele gezin, ze hielp Terry met het zoeken naar een nieuw huis en zorgde ervoor dat Jade lid werd van de padvinderij. Ze was geweldig, en daarvoor zullen we haar eeuwig dankbaar zijn.

Terry had het grootste deel van de tijd het gevoel dat iedereen die meer macht had dan hij tegen hem was. Dat gevoel werd nog versterkt door de opmerkingen van de maatschappelijk werkers, die vooral uit leken te zijn op het zaaien van angst.

‘Je zou die pillen niet zomaar moeten laten slingeren,’ zeiden ze bijvoorbeeld, wijzend op een flesje paracetamol dat boven op de koelkast stond. Natuurlijk deden ze dat bij voorkeur op vrijdag, zodat Terry zich het hele weekend zorgen zat te maken.

‘Ik kan het niet meer aan,’ zei hij.‘Ik weet dat het raar klinkt, maar de angst dat ik Jade kan kwijtraken, is bijna nog erger dan het verlies van Gemma, Jason en Matthew. Hen hebben we verloren, maar daar hebben we ons doorheen weten te slepen. Als we ook nog het enige kind zouden kwijtraken dat we nog hebben, zou ik het niet overleven.’

Meer dan twee jaar lang vreesde Terry dat onze dochter hem zou worden afgenomen, en dat maakte hem helemaal murw. Hij was zo bang dat er iets mis zou gaan dat hij altijd met vierhonderd pond in zijn achterzak rondliep, zodat hij via de achterdeur kon ontsnappen als op een dag de kinderbescherming op de stoep stond. Hoe krap hij ook zat, hij raakte dat geld nooit aan omdat het zijn vangnet was: genoeg geld om samen met zijn dochter te kunnen vluchten. Gelukkig is dat nooit nodig geweest omdat we ons maand na maand keurig aan de regeltjes hielden en niemand een reden gaven om Jade te komen halen.

In een poging om het allemaal te verwerken begon Terry steeds meer te drinken. Tot aan de dood van Matthew waren we vooral weekenddrinkers geweest, die een fles wijn opentrokken bij een afhaalmaaltijd of als er echt iets te vieren was. Maar nu greep hij naar de fles om de demonen te verdrijven die hem steeds vaker wakker hielden. Tijdens stille nachten waarin hij de slaap niet kon vatten dronk hij steeds meer om te kunnen vergeten.

Ik wist wel dat hij meer dronk dan normaal, maar besefte niet hoe erg het was. Aan het einde van de zomer had hij voortdurend alcohol nodig om de dag door te komen en sloeg hij elke avond vier bier en een kwart fles cognac achterover.

Tegen die tijd was Jade het enige wat hem nog op de been hield. Ze was de enige constante in alle chaos en ik vraag me nu wel eens af hoe hij zonder haar zou zijn geëindigd. Ze was een lichtpuntje in de duisternis van wanhoop waarin hij steeds verder wegzakte.

Ik zat voor de spiegel en dacht aan de eerste regels van de overeenkomst. ‘Het doel van deze overeenkomst is Jade in staat te stellen samen met haar familie op zaterdag 4 november 2000 de bruiloft van haar tante bij te wonen, tijdens welke ze de rol van bruidsmeisje zal vervullen.’

Wat een mop, dacht ik bij mezelf, kwaad omdat wederom een gedenkwaardige dag voor onze familie was teruggebracht tot een zeven punten tellende overeenkomst met de kinderbescherming. Ik dwong mezelf echter om mijn negatieve gevoelens te onderdrukken en glimlachte naar de kapster die bezig was mijn doorgaans zo onhandelbare haar netjes op te steken. Claire, Tina en twee andere bruidsmeisjes zaten vlak naast me te praten en te lachen, vol opwinding over de dag die ons te wachten stond.

Het was een georganiseerde chaos. De bruiloft van Claire en Kevin vond plaats in de kerk in Lower Bemerton, en mijn familie was bezig de feestzaal in het centrum van de stad voor de receptie te versieren. Wat Claire niet wist, was dat er grote paniek heerste: de receptie was al over een paar uur, maar de tafels waren nog niet gedekt en een groot deel van de versieringen moest nog worden aangebracht.

‘Alles goed?’ had Claire gevraagd toen ik binnen was gelopen, klaar om tot bruidsmeisje te worden omgetoverd.

‘Ja hoor,’ had ik gelogen. Ik zag het beeld voor me van Kevin en zijn getuige die hun uiterste best deden om nog snel een stel ballonnen op te blazen.‘Het gaat allemaal prima. De zaal ziet er prachtig uit. Je zult hem niet meer terug kennen.’

Voor mij zou het weer zo’n dag met gemengde gevoelens worden. Ik was erg blij voor Claire omdat ze ging trouwen en stond te popelen om Jade in haar bruidsmeisjesjurk te zien, maar zoals altijd kon ik niet volledig opgaan in de feestvreugde.

‘Mam, vergeet niet dat Jade met een andere auto dan ik mee moet rijden, dus jullie moeten eerder dan ik weg. We mogen niet met elkaar meerijden,’ zei ik toen we weer bij Claire thuis waren en ik Jades jurk over haar hoofd trok.

‘Wat een onzin,’ merkte mijn moeder op, die net binnen kwam lopen.‘Het is volslagen belachelijk, en dat ga ik zeggen ook, tegen de eerste de beste maatschappelijk werkster die ik tegenkom.’

Ik vocht tegen mijn tranen toen ik naar Jade keek. Haar jurk had een bovenstukje van blauw satijn, met eronder een wijd uitlopende witte rok. De haarband die ze droeg, was met blauwe en witte bloemen versierd.

‘Lijk ik op een prinses, mama?’ vroeg ze, terwijl ze opgewonden naar haar jurk keek.

‘Ja, lieverd,’ fluisterde ik.

Kort voor twee uur troffen we Terry voor de kerk. Ik wist dat het voor hem ook een zware dag zou worden. De depressie die maandenlang als een donkere wolk boven zijn hoofd had gehangen, was een paar weken eerder in alle hevigheid losgebarsten. Het was een van onze zeldzame weekenden samen geweest, en ik had me op zaterdagavond al verbaasd omdat Terry in huilen was uitgebarsten omdat hij een dekbed niet goed in een hoes had weten te krijgen.

‘Ik kan het niet, Ange. Ik kan het gewoon niet,’ had hij keer op keer gezegd. Hij liet zich op de grond zakken en ik had geen idee wat ik moest doen. De angst dat er iets mis was met de sterke, onafhankelijke man die me ooit tegen van alles had kunnen beschermen, had me verlamd, maar ik wist toch neer te hurken en mijn armen om hem heen te slaan. Ik vond het eng om Terry te zien instorten en besefte dat onze ooit zo sterke relatie scheuren begon te vertonen. Ik wist gewoon niet wat ik moest zeggen om hem ervan te overtuigen dat hij hulp nodig had. Hij zat opgesloten in een wereld waartoe ik niet wist door te dringen. Nu ik hem zo zag huilen vanwege een dekbedhoes kon ik het wel uitschreeuwen van angst.

Die avond wilde hij er verder niet over praten en ging hij zonder iets te zeggen naar bed. Toen ik de volgende morgen beneden kwam, lag hij daar onbeheerst te huilen, opgerold op de grond, als een gewond dier.

‘Ik kan het niet meer aan,’ zei hij snikkend.‘Ik kan het niet,Ange. Het enige waaraan ik kan denken, is dat ik een einde aan deze pijn wil maken.’

Terwijl hij smeekte of hij kon worden opgenomen, belde ik een dokter, die meteen kwam, Terry valium toediende en zei dat dit een reactie op de spanning was. Twee dagen later werden hem na een psychisch onderzoek twee verschillende antidepressiva voorgeschreven. Vanaf dat moment werd hij elke dag bezocht door verpleegkundigen van de plaatselijke dienst voor de geestelijke gezondheidszorg, en die bezoeken vormden een reddingsboei voor hem. Terry wist dat hij Jade zeker zou verliezen als hij helemaal zou instorten en dwong zichzelf dus om vol te houden.

Toen we voor de kerk stonden, leek het net alsof al het licht in hem was gedoofd. Hij had een uitdrukkingsloos gezicht en ik wist dat hij liever niet had willen komen.

‘Toe, Terry,’ zei ik.‘We moeten er vandaag iets van maken. Het is voor Claire een belangrijke dag. Laten we in elk geval doen alsof we blij zijn.’

‘Laat maar,’ zei hij. ‘Ik ben er, is dat niet genoeg? Ik weet dat jij kan doen alsof, maar mij lukt dat niet. Ik kan dit gewoon niet aan. Ik kan niet doen alsof we een gelukkig gezinnetje zijn. Het is bijna een jaar geleden dat Matthew overleed en ik heb genoeg van die poppenkast.’

Hij liep weg om een sigaret te gaan roken.

Mijn vader kwam naar me toe.‘Gaat het, lieverd?’ vroeg hij.

‘Nee, niet echt,’ antwoordde ik.‘Maar we moeten blijven lachen, pap. Dat is het enige wat we kunnen doen.’

Ik was me er heel erg van bewust dat de rollen voor Terry en mij nu waren omgedraaid. Aanvankelijk was ik degene geweest die zich in ontkenning had teruggetrokken en was hij sterk geweest, maar nu had maandenlange stress hem van zijn emotionele reserves beroofd en was ik degene die niet van plan was om me gewonnen te geven. Soms schrok ik zelf van mijn vastberadenheid om mijn gezin niet ten onder te laten gaan, maar ik hield meer van hen dan van wie dan ook en wilde hen niet verliezen. Langzaam maar zeker was ik degene geworden die sterk was.

Op een foto die die middag voor de kerk in het zachte zonlicht is genomen, is goed te zien hoe ongelukkig wij drieën toen waren. Het is een groepsfoto: Terry staat achteraan, met gefronste wenkbrauwen en een mislukte glimlach, en ik vooraan naast de bruid en bruidegom, met een verstarde blik. Jade staat tegen me aangedrukt, met een droevige, verwarde uitdrukking op haar kinderlijke gezicht. Iedereen lacht, maar de camera wist heel even ons verdriet te vangen en het voor altijd vast te leggen.

Die dag draaide het echter om Claire, en zoals bij zoveel gelegenheden vermande ik me, vergat een paar korte uren wat er allemaal gaande was in ons leven en richtte me op het geluk van degenen van wie ik hield. Naarmate de middag verstreek, werd Jade steeds zelfverzekerder. Aanvankelijk hadden al die pratende en lachende mensen haar verlegen gemaakt, maar tegen het einde van het diner liep ze van tafel naar tafel om met iedereen een praatje te maken.

Rond een uur of negen ’s avonds sloeg bij mij de stress weer toe. Volgens de regels van de overeenkomst moest Jade over een uur samen met Jenny vertrekken, en ik vroeg me af hoe we haar zover moesten krijgen. Ze was buiten zinnen van vreugde en ik wist dat ze van streek zou raken als we zouden zeggen dat het tijd was om te gaan. Als alles normaal was geweest, hadden we haar gewoon mee naar huis kunnen nemen en haar kunnen kalmeren als ze had tegengestribbeld, maar nu ging dat niet. Ze zou het vreselijk vinden dat ze weg moest, juist omdat ze het zo naar haar zin had.

Kort voor tienen liep ik de zaal in, waar de muziek op volle sterkte stond, en trok Jade in mijn armen.

‘Kom eens, lieverd,’ zei ik. ‘Tante Jenny staat al op je te wachten. Je gaat met haar mee naar huis.’

Ze probeerde zich meteen uit mijn omhelzing te rukken en deed een wanhopige poging om te ontkomen. Ik greep haar steviger vast en vocht tegen mijn tranen toen ik haar naar buiten droeg.

‘Ik wil hier blijven!’ gilde ze.‘Ik wil papa! Mama, ik wil hier blijven!’

Ik liep bijna strompelend naar Jenny toe, die Jade uit mijn armen tilde en zich toen omdraaide en snel het donker in liep. Het enige wat ik kon horen, was het gegil van Jade, maar ik kon niets voor haar doen.

‘Terry is al weg,’ hoorde ik iemand zeggen toen ik probeerde mijn tranen te bedwingen.

Ik nam snel afscheid van Claire en rende de zaal uit. Buiten was het steenkoud, maar ik trok toch mijn schoenen uit, zodat ik kon rennen. Ik wilde Terry zo snel mogelijk vinden.

Ik trof hem in de auto aan, waar hij zat te snikken, en ging zonder iets te zeggen naast hem zitten. We zeiden geen van beiden iets toen ik naar huis reed.

Terry was overweldigd door wanhoop, maar ik voelde slechts één emotie: woede.

Stelletje klootzakken, schreeuwde een stem in mijn hoofd. Wat geeft jullie het recht om ons dit aan te doen?