7. Kunstschilderes Vera

Vera is al lang voor de wekker op haar telefoon begint te piepen wakker. Ze gaat uit bed en gluurt tussen de overgordijnen door. De lucht is opnieuw strakblauw. Ze heeft geen zin meer om weer terug in bed te kruipen en kleedt zich aan.

Het duurt nog anderhalf uur voordat de rest uit bed komt. Omdat ze geen zin heeft om te gaan zitten niksen in de tussentijd, besluit Vera een wandeling langs de Saas te maken. Als ze het appartement weer binnenkomt, botst ze bijna tegen haar verbaasde moeder op.

‘Wat doe jij al zo vroeg in de kleren?’ vraagt moeder.

‘O, ik had genoeg geslapen en dacht: laat ik eens lekker een stukje gaan lopen’, antwoordt Vera nuchter.

‘Volgens mij ben je best een beetje nerveus’, zegt moeder. ‘Anders ben je nooit zo vroeg wakker.’

‘Nee hoor’, antwoordt Vera. ‘Ik heb er gewoon heel veel zin in. Een echt schilderij maken, ma …’

‘Ja, een beetje jaloers ben ik wel …’ geeft moeder toe.

‘Misschien kunt u wel mee om te schilderen’, oppert Vera.

‘Nee joh. Ik bak er helemaal niks van. Ga jij maar lekker met Marjolein mee. Ik ben erg benieuwd waar je mee thuiskomt, kunstenaartje’, lacht moeder.

 

Even voor halftien verlaten vader en moeder met Vera de doorgaande weg in Saas-Grund en slaan linksaf naar het dalstation. Vera heeft haar hond, Tim, ook meegenomen. Ze zien Marjolein in de verte al staan. Deze ziet hen ook aankomen en zwaait.

Dichterbij gekomen, zien ze dat Marjolein twee veldezels bij zich heeft en een grote rugtas, waar ongetwijfeld het een en ander in zit.

‘Goeiemorgen’, groet Marjolein. ‘We treffen het opnieuw bijzonder. Prachtig weer. Blijft de hele dag zo, als de voorspellingen kloppen.’

‘Da’s mooi’, zegt moeder. ‘Misschien dat we vanmiddag ook nog wel even naar boven komen.’

‘Ma is gewoon heel nieuwsgierig’, lacht vader.

‘En ze wilde eigenlijk ook graag mee gaan schilderen’, vult Vera aan.

‘Nee hoor’, wimpelt moeder Vera’s opmerking weg. ‘Ik bak er echt helemaal niets van. Gaan jullie maar lekker met z’n tweeën. We komen jullie straks wel opzoeken.’

‘Oké’, zegt Marjolein en ze wijst naar Tim. ‘Leuk hondje heb je daar. Gaat-ie ook mee?’

‘Mag dat?’ zegt Vera.

‘Ik vind het prima. Zullen we dan maar gaan? Heb je je pasje bij je?’

‘O, wacht’, roept vader gehaast. ‘Dat zit nog in m’n portemonnee.’

‘Als er geen vaders waren …’ grijnst Vera.

‘Waar gaan jullie precies zitten? Wel handig om te weten als we nog even langs willen komen.’

‘Op Hohsaas is een korte route die je in een halfuur tot drie kwartier kunt lopen. Op die route zie je ons wel ergens zitten’, zegt Marjolein.

‘Oké, nou, veel plezier en maak er iets moois van’, zegt vader.

‘Gaat vast lukken’, lacht Marjolein en ze pakt haar spullen op. ‘Als jij nu ook een ezel draagt …’ zegt ze tegen Vera.

Samen lopen ze het dalstation binnen en nemen ze plaats in een gondel. Tim is al in de gondel gesprongen.

‘Grappig beestje. Hoe heet-ie?’

‘Tim’, antwoordt Vera.

Marjolein aait Tim even over z’n kop.

De deuren sluiten en dan begint de gondel aan de klim naar boven.

‘Heb je weleens vaker met olieverf gewerkt?’ vraagt Marjolein.

‘Ik heb eens een setje gehad voor m’n verjaardag en het ook weleens uitgeprobeerd’, antwoordt Vera.

‘Mooi, dat is dan niet helemaal nieuw voor je’, concludeert Marjolein. ‘Als jij het ook leuk vindt, wil ik samen met jou die bergreeks achter ons op het doek zetten.’

Marjolein draait zich wat om en wijst naar de bergen achter Saas-Fee.

‘Dat zijn een aantal toppen die horen bij de Mischabelgruppe: Allalinhorn, Alphubel, Täschhorn, Dom, Lenzspitze enzovoorts.’

‘Ja, lijkt me leuk. Maar eh … wat ik eigenlijk nog wilde vragen, u hebt het nogal druk, begrepen wij gisteren … Hebt u wel tijd om dit met mij te doen?’ vraagt Vera een beetje verlegen.

‘Klopt, ik ben best druk met allerlei dingen, maar zoals ik al zei: ik ben jullie nog steeds erg dankbaar voor het terugbrengen van de Compton-schilderijen afgelopen winter toen jullie ook hier waren en dat wil ik graag op deze manier belonen. Daarbij komt dat ik bezig ben met het maken van een aantal schilderijen van bergen uit deze omgeving voor een expositie. Zo vang ik dus twee vliegen in één klap.’

‘Gaat u echt exposeren met schilderijen van bergen?’ vraagt Vera.

‘Gaaf!’ vindt Vera.

 

De gondel arriveert bij het tussenstation Kreuzboden waar ze moeten overstappen.

De laatste etappe is aanmerkelijk korter. Nu zijn er geen bossen of grashellingen meer onder hen, maar kale rotsen en steengruis.

Op Hohsaas stappen ze uit en ze volgen de route die Vera herkent van afgelopen zaterdag.

‘We zoeken een mooi plekje waar je goed overzicht hebt op de Mischabelgruppe met wat leuke rotsen op de voorgrond’, zegt Marjolein en ze loopt voor Vera uit.

Als ze het hoogste punt zijn gepasseerd gaat Marjolein nog verder. ‘Een stukje verderop is een nog mooier plekje. Daar zijn de rotsen ook roestbruin en ligt er nog wat sneeuw hier en daar. Interessant voor op de voorgrond van ons schilderij.’

Ze steken eerst een stukje sneeuw over. Er zijn niet heel veel mensen, maar degenen die er lopen, kijken Marjolein en Vera met hun ezels regelmatig onderzoekend na.

Een stukje verder wijken ze van het pad af en klauteren over een aantal rotsen.

‘Ja, hier is het. Dit plekje bedoel ik. Het is er lekker rustig. Er komen normaal geen mensen langs, zodat we ongestoord kunnen werken.’ Ze legt de veldezel neer en laat de grote rugtas van haar schouders glijden.

‘Zo, dan gaan we eerst de boel maar even neerzetten.’

Vera kijkt belangstellend toe om erachter te komen hoe ze haar veldezel uit moet klappen.

‘Wacht, ik zal je zo even helpen’, zegt Marjolein. Als haar ezel staat, klemt ze er een schildersdoek op. ‘Ziezo, nu die van jou.’

Niet veel later staan er twee ezels met doek te wachten, klaar om beschilderd te worden. Beide ezels staan voor een grote steen opgesteld, zodat de dames eventueel kunnen zitten tijdens het werken. Marjolein pakt twee handdoeken uit haar rugtas en legt die opgevouwen op de stenen. ‘Kun je af en toe even uitrusten als je wilt, dit zit wat lekkerder.’

‘U hebt ook overal aan gedacht’, zegt Vera.

‘Ach ja, ik heb al vaker buiten geschilderd. Zo, nu zullen we eerst even ons palet klaarmaken. Ik heb daar een beetje m’n vaste kleuren voor. Je weet vast wel dat je met weinig kleuren een heleboel andere kunt maken. Ik heb doorgaans kleuren als titaanwit, ultramarijn, sienna en eventueel wat geel en rood op m’n palet.’

Marjolein diept van alles uit haar rugtas op, van potlood tot penselen en van medium tot een paar stukken stof waar de penselen mee afgeveegd kunnen worden.

Als alles klaarstaat, zegt Marjolein: ‘Nou meid, het echte werk kan gaan beginnen. Ik begin altijd eerst met een potlood wat te schetsen om alles wat ik op het doek wil hebben alvast een plaatsje te geven. Hier heb je ook een potlood … en een gum. Ook handig.’

Vera pakt het potlood en gum aan en begint voorzichtig wat lijntjes op het doek te zetten. Daarbij let ze nauwkeurig op de lijnen van de bergen aan de overzijde van het dal.

Stiekem werpt ze af en toe een blik op het doek van Marjolein. Ze is zo ingespannen bezig dat het puntje van haar tong tussen haar lippen verschijnt.

Soms doet Vera een paar stappen achteruit en bekijkt van een afstand of het nog wel allemaal klopt.

Marjolein houdt haar een beetje in de gaten. ‘Het gaat goed, volgens mij’, zegt ze.

Vera knikt en loopt weer terug naar het doek om de volgende top te schetsen.

Intussen heeft Marjolein haar palet, een penseel en het medium gepakt en zet de eerste streken verf op het doek.

Vera wil niet achterblijven en pakt ook haar palet. Voorzichtig mengt ze wat ultramarijn met Van Dijckbruin en strijkt over een paar potloodlijnen. Na enige tijd verdwijnt die voorzichtigheid en gaat Vera wat voortvarender te werk met de olieverf.

Voor de lucht moet ze een lichte, blauwe tint mengen. Het blauw uit de tube is veel te donker. Bovendien moet de lucht mooi egaal blauw worden.

‘Dan moet je dus voldoende verf mengen op je palet om de hele lucht op het doek te kunnen bestrijken, zodat het een mooi egaal geheel wordt’, adviseert Marjolein. ‘En er is nog iets belangrijks. Kijk eens goed naar de lucht … hoog en kort aan de horizon’, helpt Marjolein.

Vera tuurt schuin omhoog. Ineens valt haar inderdaad iets op. ‘Bedoelt u dat de lucht vlak bij de horizon lichter blauw is dan er recht boven?’

‘Precies. Dat heb je goed gezien.’

‘Daar heb ik eigenlijk nooit bij stilgestaan’, zegt Vera.

‘Dat komt’, legt Marjolein uit, ‘omdat je vlak boven de horizon, in dit geval vlak boven de toppen, onder een andere hoek door de dampkring, en dus een dikkere laag, het heelal in kijkt dan recht boven ons. Wacht, we nemen eerst even pauze met een sinaasappel en dan leg ik het je ondertussen verder uit.’

Marjolein staat op, pakt twee sinaasappels uit haar rugtas en geeft er een aan Vera.

Beiden pellen de sinaasappel af en eten ’m op. Als-ie op is, neemt Marjolein een groot stuk gebogen schil.

‘Kijk, dit is de dampkring – je weet wel wat dat is.’

Vera knikt en maakt met haar armen een wijd gebaar naar boven.

‘Precies. Stel je voor dat ik nu met iets scherps door een sinaasappelschil heen prik … Wacht …’ Marjolein pakt een penseel en zet de achterkant op de schil. Terwijl ze het penseel van stand laat wisselen legt ze uit: ‘Als ik heel schuin door de schil prik, moet dit penseel veel meer schil passeren dan wanneer ik er loodrecht doorheen prik. Snap je? Simpel gezegd: vlak boven de horizon moeten wij door veel meer dampkring het diepblauwe heelal in kijken en zien we dus minder van dat diepblauw. Vandaar dat de lucht naar de horizon toe lichter wordt.’

‘Ik snap het’, zegt Vera. ‘Eigenlijk is het heel eenvoudig, maar daar sta je normaal nooit bij stil.’

‘Zo is het’, beaamt Marjolein. ‘Heel veel dingen zijn zo gewoon voor ons. Voor een kunstschilder is goed kijken, en er ook nog eens over nadenken, heel belangrijk. Goed kijken is de helft van schilderen, zeg ik altijd. Zullen we weer verdergaan? Je hebt een mooi begin gemaakt.’

image

‘Is goed’, antwoordt Vera.

Dan hoort ze stemmen achter zich. Vera kijkt om en ziet een grote groep jongeren en lang niet iedereen volgt het pad. In plaats daarvan klauteren ze kriskras over de rotsen. Vera herkent er meteen een paar van de vorige dag. Die blauwe rugtas is er ook weer, denkt ze. Ze doet net of ze hen niet in de gaten heeft.

Een paar komen even wat dichterbij en kijken nieuwsgierig naar wat Vera en Marjolein aan het doen zijn. Er wordt wat in het Duits gemompeld en gegniffeld, maar Vera kan het niet verstaan. Dan gaan de jongelui weer verder. Vera zucht een keer diep.

Marjolein kijkt haar even met een glimlach aan. ‘Je hebt het, volgens mij, niet zo erg op pottenkijkers.’

Vera knikt.